Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2013, nr. 538303 tot wijziging van de Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2017 in verband met de verlenging van de aanvraagtermijn, de wijziging van de voorwaarden voor subsidieverlening en de verlichting van het verantwoordingsregime ten aanzien van de subsidie voor studieverlof

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, jo. artikel 4, tweede lid, van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt ‘Bevoegd gezag’ vervangen door: bevoegd gezag.

2. In onderdeel l wordt voor ‘artikel 80, eerste lid, onderdeel b, onder 3, van de Wet voortgezet onderwijs BES ’ ingevoegd: artikel 3, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van de Wet primair onderwijs BES,.

B

In artikel 9, eerste lid, wordt ‘15 mei’ vervangen door: 14 juni.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid dat luidt ‘3. Indien een van de budgetten, bedoeld in het tweede lid, niet volledig wordt benut, wordt het restbedrag naar evenredigheid verdeeld over de overige doelgroepen.’ wordt vernummerd tot vierde lid.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘tweede lid’ vervangen door: derde lid.

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de minister een subsidie toekennen indien de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling voor een korte opleiding.

E

Artikel 18a komt te luiden:

Artikel 18a. Niet-bestede middelen

Onverminderd artikel 19 kan de subsidie studieverlof worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

F

Na artikel 18a wordt een nieuw artikel ingevoegd dat komt te luiden:

Artikel 18b Verantwoording subsidie studieverlof

De verantwoording door het bevoegd gezag van de subsidie studieverlof geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat, in het geval bedoeld in artikel 18a, tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

I. Algemeen

Inleiding en doel

Met de onderhavige regeling wordt de Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009-2017 (hierna: regeling) op een aantal onderdelen gewijzigd. De regeling bevat twee subsidies: de lerarenbeurs, bestaande uit een subsidie voor studiekosten en een subsidie voor studieverlof, en de subsidie zij-instroom. De lerarenbeurs stelt leraren in staat om met subsidie een opleiding te volgen die leidt tot een hogere kwalificatie. Daarmee wordt bijgedragen aan de professionele ontwikkeling van de leraar: één van de onderwijsambities van het kabinet. De zij-instroomsubsidie stelt onderwijswerkgevers in staat om een zij-instromer te begeleiden en te laten opleiden en bevordert op die manier dat personen van buiten het onderwijs met een hoger onderwijsachtergrond op een snelle en effectieve manier kunnen instromen.

Na afloop van de aanvraagtermijn voor de lerarenbeurs van 2013, was het beschikbare budget nog niet uitgeput. Om het volledige budget te benutten werd de aanvraagtermijn, die liep van 1 april tot en met 15 mei, verlengd tot en met 14 juni zodat leraren meer tijd hadden om een lerarenbeurs aan te vragen. Tevens werd aan leraren die eerder een korte opleiding gevolgd hebben met behulp van de lerarenbeurs, de mogelijkheid geboden opnieuw een lerarenbeurs aan te vragen, maar dan voor een bachelor- of masteropleiding. Die mogelijkheid was bij een eerdere wijziging van de regeling uitgesloten.

Daarnaast wordt het verantwoordingsregime van de subsidie zij-instroom aangepast en wordt de definitie van het begrip zij-instromer gecorrigeerd.

Deze wijzigingen worden met de onderhavige wijzigingsregeling met terugwerkende kracht in de Regeling lerarenbeurs opgenomen. Zij hebben daarmee effect voor zowel de subsidieronde van 2013 als de subsidierondes voor de komende jaren.

Van de gelegenheid is tevens gebruikgemaakt om enkele verschrijvingen in de regeling te corrigeren.

Administratieve lasten

Met deze wijzigingsregeling worden geen extra informatieverplichtingen opgelegd aan de subsidieontvangers. De administratieve lasten blijven daarom ongewijzigd.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 1)

Met het toegankelijk maken van de lerarenbeurs voor leraren uit Caribisch Nederland (Stcrt. 2012, 3917) is abusievelijk de BES leraar zij-instromer niet in de definitiebepaling meegenomen. Deze leraren, die met een geschiktheidsverklaring op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 3 van de Wet primair onderwijs BES bevoegd zijn tot het geven van schoolonderwijs, worden nu alsnog opgenomen in de definitie.

Onderdeel D (artikel 11)

Leraren die al eerder een lerarenbeurs hebben ontvangen voor een andere opleiding, komen op grond van artikel 11, eerste lid, van de regeling, niet opnieuw voor subsidie onder de lerarenbeurs in aanmerking. Deze uitsluiting wordt echter te rigide bevonden voor die leraren die in het verleden een lerarenbeurs hebben ontvangen voor een korte opleiding. Met subsidie voor korte opleidingen wordt bedoeld subsidie die is verleend op grond van artikel 3, tweede lid, onderdeel c, van de regeling zoals die gold voor 2 maart 2012. De korte opleidingen waarvoor op basis van dat artikel subsidie werd verleend waren opleidingen die geen bachelor- of masteropleiding waren en gericht waren op het verwerven van extra bekwaamheden voor het beroep van leraar, een minimale studielast kenden van 200 uren (waarvan tenminste 40 contacturen), korter duurden dan 1 jaar, werden afgesloten met een bewijs van deelname. Met deze wijziging wordt dat voor die groep aangepast.

Onderdeel E (artikel 18a)

Met een eerdere wijziging van de regeling in mei 2013 (Stcrt. 2013, 9081) is de verantwoording met betrekking tot de besteding van de gelden voor het studieverlof aangescherpt doordat er een artikel is opgenomen (artikel 18a) dat voorschrijft dat om de besteding van de subsidie inzichtelijk te maken, het bevoegd gezag deze dient te verantwoorden aan de hand van een verrekeningsclausule. Uit nader onderzoek van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is gebleken dat deze aanscherping zou leiden tot aanzienlijk meer administratieve lasten dan was voorzien. De aanscherping wordt daarom teruggedraaid. Op grond van het nieuwe artikel 18a kan het bevoegd gezag, mits het studieverlof is verleend, de subsidie vrij besteden. De verantwoording van de subsidie is voortaan geregeld in een nieuw artikel: artikel 18b (zie onderdeel F).

Onderdeel F (artikel 18b (nieuw))

Na onderhavige wijziging hoeft het bevoegd gezag geen verantwoording af te leggen via het model G, behorende bij de richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Omdat de verkregen subsidie niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden besteed in verband met het verlenen van verlof (vervanging van de leraar die het verlof krijgt), hoeft de instellingsaccountant geen financiële controle uit te voeren met betrekking tot de besteding van de subsidie. Wel zal hij moeten controleren of het studieverlof is verleend aan de leraar die de lerarenbeurs ontvangt. Het bevoegd gezag moet – net als voorheen – kunnen aantonen dat het verlof daadwerkelijk is verleend via de verlofadministratie die het bevoegd gezag moet bijhouden. Is dat niet het geval dan kan, zoals dit ook vóór de onderhavige wijzigingsregeling het geval was, op grond van artikel 19 de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven