Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen | Staatscourant 2014, 6743 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen | Staatscourant 2014, 6743 | beleidsregel |
De normbedragen voor voorzieningen, als bedoeld in:
– artikelen 34a en 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
– artikelen 2:22 en 2:23 van de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten,
– artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies,
– artikelen 3, 5, 6, 7, 13, 14, 15,15a, 15b en 18 van het Reïntegratiebesluit,
– artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 van het Uitvoeringsbesluit onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap,
worden vastgesteld op de bedragen, genoemd in de bijlage bij dit Besluit.
In dit besluit wordt verstaan onder:
een middel of dienst waarmee wordt beoogd om de gevolgen van ziekten en gebreken voor het vinden en verrichten van inkomensvormende arbeid of het deelnemen aan regulier onderwijs zoveel mogelijk weg te nemen.
de maximale vergoeding die voor de verstrekking van een dienst of middel wordt betaald.
een werknemer in de zin van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
een werkgever in de zin van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen:
de natuurlijke persoon in de zin van artikel 2.3 of 3.2 van de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten.
de persoon die, anders dan in dienstbetrekking, arbeid in eigen beroep of bedrijf gaat verrichten of recentelijk is gaan verrichten, teneinde daarmee inkomen te verwerven.
de personen die zijn omschreven in artikel 19a lid 1 van de Wet Overige OCW Subsidies.
beperkingen ten gevolge van ziekten of gebreken die de gevraagde voorziening noodzakelijk maken en die naar verwachting tenminste een jaar tot belemmeringen bij het verrichten van inkomensvormende arbeid zullen leiden.
ziekten en gebreken die er toe leiden dat een leerling of student van het regulier onderwijs naar verwachting ten minste drie maanden belemmeringen zal ondervinden bij het deelnemen aan onderwijs.
1. De kilometervergoedingen volgens de normbedragen C221, C25-I en C25-V worden verstrekt op basis van de woon- werkafstand of woon-schoolafstand, volgens de ANWB-routeplanner ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis afgerond naar boven.
2. De aftrek van de eigen bijdrage, genoemd in de normbedragen C26-I en C26-II, wordt op dezelfde wijze vastgesteld als in het eerste lid.
1. Vergoeding volgens het normbedrag C31 wordt verstrekt als de cliënt niet meer dan 100 meter kan lopen en voor iedere verplaatsing buitenshuis gebruik moet maken van een taxi.
2. De combinatievergoeding volgens het normbedrag C34 wordt verstrekt als de cliënt voor het leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op een taxi, maar voor een deel ook gebruik kan maken van ander en goedkoper vervoer.
1. De uurvergoeding volgens de normbedragen E17-I en E17-III wordt uitsluitend verstrekt voor feitelijke dienstverlening en bij een minimale inzet van:
a. één lesuur in onderwijssituaties tussen 08:00 en 18:00 uur op basis van de werkelijke lengte in minuten, of
b. één kwartier in alle overige voorkomende situaties.
Afronding van de te vergoeden getolkte tijd vindt per opdracht en locatie per etmaal plaats naar boven op hele kwartieren.
2. De in het eerste lid bedoelde uurvergoeding wordt als volgt verhoogd in geval van buitengewone werktijden:
|
Maandag t/m vrijdag: |
0.00 uur tot 6.00 uur: |
140% |
|
6.00 uur tot 8.00 uur: |
120% |
|
|
8.00 uur tot 18.00 uur: |
100% |
|
|
18.00 uur tot 22.00 uur: |
120% |
|
|
22.00 uur tot 24.00 uur: |
140% |
|
|
Zaterdag: |
0.00 uur tot 6.00 uur: |
140% |
|
6.00 uur tot 22.00 uur: |
130% |
|
|
22.00 uur tot 24.00 uur: |
140% |
|
|
Zondag/feestdag: |
0.00 uur tot 24.00 uur: |
145% |
|
Opdrachten buitenland: |
alle dagen,uren en tijdstippen: |
100% |
1. Voor opdrachten in het onderwijs wordt de uurvergoeding als volgt gedifferentieerd in percentages van de normbedragen E17-I en E17-III.
a. in wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs: 105%
b. in het middelbaar (beroeps) onderwijs: 100%
c. in het lager onderwijs: 95%
2. De in het eerste lid genoemde percentages worden alleen gewijzigd na overleg met het ministerie van OCW.
1. Onder reisvergoeding wordt verstaan de vergoeding van de gereden kilometers, die als werktijd van de dienstverlener wordt beschouwd, tezamen met de fiscaal toegestane norm onkostenvergoeding per kilometer.
2. De reisvergoedingen volgens de normbedragen E17-A1 en E17-A3 worden verstrekt op basis van de aantallen werkelijk gereisde kilometers, verkregen volgens de ANWB-routeplanner ‘snelste route’, op basis van volledige postcodes en per enkele reis afgerond naar boven.
3. De vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt verstrekt bij een reisafstand op basis van minimaal één verschil in postcode en van maximaal 80 kilometer per enkele reis.
4. In afwijking van het derde lid worden meer kilometers dan 80 kilometer per enkele reis vergoed indien wordt aangetoond dat van het benodigde type tolk er te weinig op redelijke afstand van de opdrachtlocatie woonachtig zijn. Indien de opdracht in een van de gebieden met de met name in de toelichting genoemde postcodes plaatsvindt, kan een reisvergoeding op basis van maximaal 110 kilometer per enkele reis worden toegekend.
5. Ten aanzien van cliënten, die doof en blind of doof en zeer slechtziend zijn, geldt geen maximum voor het aantal te reizen kilometers. Het is toegestaan dat de dienstverlener binnen redelijke grenzen extra kilometers rijdt voor het ophalen en/of thuisbrengen van deze cliënt.
1. Voor groepsgewijze toepassingen en opdrachten in het buitenland wordt afgeweken van de vergoedingen als bedoeld in artikel 5 eerste en tweede lid, en artikel 7 en wordt op basis van maatwerk een passende vergoeding verstrekt.
2. Indien er sprake is van teamtolken, waarbij maximaal twee tolken tegelijkertijd voor één cliënt optreden, wordt tot 150% van het geldende normbedrag per team vergoed, uit te keren als 75% per tolk.
De voorwaarden hiervoor zijn:
a. de opdrachtduur is langer dan twee klokuren;
b. van tevoren staat vast dat gedurende de opdracht geen (tolk)pauzes mogelijk zijn;
c. van tevoren staat vast dat het achtereenvolgens inzetten van verschillende tolken niet mogelijk is;
d. de opdrachtduur wordt niet onderbroken door lunchpauzes of koffiepauzes (de laatste van een kwartier of langer);
e. informatie over de aard van de opdracht bij de aanvraag wordt gevoegd om verificatie mogelijk te maken.
3. Voor opdrachten, die in het buitenland plaatsvinden, wordt geen teamtolkvergoeding verstrekt.
4. Een aanvraag voor vergoeding van tolkopdrachten als bedoeld in het eerste en tweede lid dient zo vroeg mogelijk en in ieder geval uiterlijk drie weken voorafgaand aan de datum van uitvoering te zijn ingediend.
5. Lid 1 t/m 4 zijn niet van toepassing op de tolkdiensten die worden verleend aan de personen die doof en blind of doof en slechtziend zijn als bedoeld in artikel 7, vijfde lid.
6. Onder tolk op afstand wordt verstaan de gediplomeerde tolk die vanuit een eigen werklocatie tolkdiensten verleent aan een gebruiker, die op zijn eigen locatie dan wel op een derde locatie van de tolkdiensten gebruik maakt.
7. Voor de tolk op afstand als bedoeld in het zesde lid wordt de uurvergoeding E 17-I gehanteerd. Een extra vergoeding van 30% boven de uurvergoeding E 17-1 voor voorbereiding en afronding van de opdracht wordt in aanvulling op de uurvergoeding verstrekt. De tolk op afstand kan naast de uurvergoeding E 17-I ook de reisvergoeding E17-AI in rekening brengen. Beide aanvullende vergoedingen naast de uurvergoeding E 17-1 worden niet verstrekt.
1. Een opdracht, die aantoonbaar binnen 24 uur voor het afgesproken tijdstip van uitvoering wordt geannuleerd, wordt voor 50% van de geldende norm vergoed.
2. Indien de oorzaak van de annulering aan de tolk moet worden toegeschreven, wordt geen vergoeding verstrekt.
3. Onder geannuleerde tijd wordt ook verstaan de tijd die de opdracht korter heeft geduurd dan oorspronkelijk was geboekt. Dit verschil moet tenminste vijftien minuten hebben bedragen. Verrekening vindt plaats in hele kwartieren. Het totaal van getolkte tijd en geannuleerde tijd mag de oorspronkelijk overeengekomen duur van de opdracht, te bepalen volgens artikel 5 eerste lid, niet overtreffen.
4. De reisvergoeding van volledig geannuleerde opdrachten wordt niet verstrekt. Deze regel geldt ook in de situatie dat het bericht van de annulering de tolk te laat of in het geheel niet heeft bereikt.
Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.
Amsterdam, 20 december 2013
B.J. Bruins, Voorzitter Raad van Bestuur UWV.
|
Code |
Beschrijving |
Toelichting |
t/m |
Vanaf |
Werk* |
Onderwijs** |
|---|---|---|---|---|---|---|
|
31-12-2013 |
1-1-2014 |
|||||
|
ALGEMENE NORMBEDRAGEN |
||||||
|
Drempelbedrag voorzieningen |
||||||
|
B11 |
Drempelbedrag waar beneden geen vergoeding wordt verleend. |
Voorzieningen die minder dan dit bedrag kosten, worden niet vergoed. Meerdere aangevraagde voorzieningen die ieder minder kosten dan het drempelbedrag kunnen worden opgeteld en vergoed. |
€ 128,00 |
€ 129,00 |
X |
X |
|
(kostenbedrag inclusief BTW) |
€ 128,00 geldt vanaf 1-7-2013 |
|||||
|
Referentieauto |
||||||
|
C18-II |
Normbedrag referentieauto |
Een referentieauto is een gemiddeld type auto standaard voorzien van faciliteiten. |
€ 21.500,00 |
€ 21.500,00 |
X |
X |
|
(aanschafbedrag inclusief BTW) |
||||||
|
C18-III |
Eigen bijdrage verzekeringskosten bij noodzakelijke aanschaf van een auto boven de kosten van de referentieauto |
Dit maandelijkse bedrag wordt op de feitelijke maandelijkse kosten in mindering gebracht (eigen bijdrage). |
€ 93,25 |
€ 94,30 |
X |
X |
|
C18-IV |
Eigen bijdrage motorrijtuigenbelasting bij noodzakelijke aanschaf van een auto boven de kosten van een referentieauto |
Dit maandelijkse bedrag wordt op de feitelijke maandelijkse kosten in mindering gebracht (eigen bijdrage). |
€ 32,85 |
€ 33,25 |
X |
X |
|
Inkomensgrenzen voor vervoersvoorzieningen voor het woon- werk en het privé vervoer |
||||||
|
C20-I |
Inkomensgrens woon- werk en privé vervoer |
Deze inkomensgrens geldt niet voor het woon- schoolvervoer. Boven deze inkomensgrens is geen vergoeding mogelijk behalve voor (rolstoel)taxi. Hiervoor is soms vergoeding mogelijk. |
€ 36.000,00 |
€ 36.400,00 |
X |
X |
|
C20-III |
Inkomensgrens woon- werk en privé vervoer als in één gezin meer vervoersvoorzieningen nodig zijn |
Deze inkomensgrens geldt niet voor het woon- schoolvervoer. |
€ 54.000,00 |
€ 54.600,00 |
X |
X |
|
Kilometervergoeding bruikleenauto van Welzorg |
||||||
|
C22 |
Kilometervergoeding bruikleenauto |
Deze vergoeding is bedoeld voor de brandstofkosten van een auto. De eigen bijdrage gaat hier nog wel vanaf. |
€ 0,13 |
€ 0,13 |
X |
X |
|
Kilometervergoeding voor auto’s in eigen bezit |
||||||
|
C25-I |
Personenauto |
Dit is een vergoeding voor het bezit en gebruik van een eigen auto. De eigen bijdrage gaat hier nog wel vanaf. |
€ 0,47 |
€ 0,48 |
X |
X |
|
C25-V |
Bestelauto/busje |
Dit is een vergoeding voor het bezit en gebruik van een eigen bestelauto of busje. De eigen bijdrage gaat hier nog wel vanaf. |
€ 0,59 |
€ 0,60 |
X |
X |
|
Algemeen gebruikelijke kosten woon-werkvervoer per kilometer |
|
|||||
|
C26-I |
Algemeen gebruikelijke kosten woon- werkvervoer per kilometer |
Gemiddelde kosten van één kilometer openbaar vervoer in Nederland die op het woon- werkvergoeding in mindering wordt gebracht. Dit bedrag is de eigen bijdrage. |
€ 0,14 |
€ 0,14 |
X |
|
|
C26-II |
Algemeen gebruikelijke kosten woon- werkvervoer per kilometer boven de inkomensgrens C20-I en C20-III |
De kosten zijn gelijk aan de kosten van het bezit en gebruik van een eigen auto. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de (rolstoel) taxikosten of de kosten van speciale auto's |
€ 0,47 |
€ 0,48 |
X |
|
|
Vervoerskostenvergoeding voor privé-kilometers |
||||||
|
C31 |
Taxikostenvergoeding |
Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werkvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag. |
€ 3.855,00 |
€ 3.900,00 |
X |
X |
|
C32 |
Vergoeding voor visueel gehandicapten |
Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werkvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag. |
€ 1.927,00 |
€ 1.948,00 |
X |
X |
|
C33 |
Rolstoeltaxikostenvergoeding |
Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werkvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag. |
€ 4.713,00 |
€ 4.765,00 |
X |
X |
|
C34 |
Combinatievergoeding (taxi + overig vervoer) |
Indien ook een vergoeding is gegeven voor het woon- werkvervoer. De vergoeding kan niet separaat worden aangevraagd. Het betreft een vast jaarlijks bedrag. |
€ 1.718,00 |
€ 1.737,00 |
X |
X |
|
Begeleidingskosten |
||||||
|
C71 |
Vergoeding reiskosten begeleider per jaar |
Jaarlijkse vergoeding als de arbeidsgehandicapte klant niet zelf kan reizen en de begeleider een deel niet samen kan reizen (bijv. de terugweg). |
€ 833,00 |
€ 842,00 |
X |
X |
|
VOORZIENINGEN VOOR INTERMEDIAIRE DIENSTVERLENING |
||||||
|
E17-I |
Uurvergoeding geregistreerde tolk gebarentaal of schrijftolk (bedrag exclusief BTW) |
Registratie van tolk op www.stichtingrtg.nl |
€ 51,48 |
€ 52,05 |
X |
X |
|
E17-III |
Uurvergoeding communicatieassistent en overige intermediaire dienstverlener (bedrag exclusief BTW |
Bedrag verhoogd naar € 19.05 op 1 juli 2013 |
€ 19,05 |
€ 19,15 |
X |
X |
|
E17-A1 |
Reisvergoeding geregistreerde doventolk per kilometer (bedrag exclusief BTW) |
€ 0,67 |
€ 0,68 |
X |
X |
|
|
E17-A3 |
Reisvergoeding communicatieassistent en overige intermediaire dienstverlener per kilometer (bedrag exclusief BTW |
Inclusief vergoeding voor gereisde werktijd; reisvergoeding voor student-tolk is vervallen. |
€ 0,30 |
€ 0,30 |
X |
X |
|
MEENEEMBARE VOORZIENINGEN |
||||||
|
G22-I |
Computer/laptop/tablet (één maal per 4 jaar) (bedrag inclusief BTW) |
De vergoeding is gericht op een middel zonder aanpassingen. |
€ 750,00 |
€ 783,00; afwijkingen mogelijk |
X |
X |
|
BRUIKLEENVERSTREKKING |
||||||
|
I12 |
Een voorziening wordt in bruikleen verstrekt als deze meer kost dan het vastgestelde bedrag. |
In geval van bruikleen kunnen additionele kosten als onderhoud en reparatie door UWV worden vergoed. |
€ 3.477,00 |
€ 3.515,00 Contractuele uitzonderingen mogelijk |
X |
X |
|
(beneden dit bedrag verstrekking in eigendom) |
||||||
|
JOBCOACHING/PERSOONLIJKE ONDERSTEUNING (alleen werkvoorziening) |
||||||
|
Q1 |
Uurvergoeding voor jobcoaching/ persoonlijke ondersteuning |
Voor vergoedingen die zijn toegekend vóór 1-9-2012 geldt tot 1-3-2013 een bedrag van € 78,70 per uur. |
€ 73,30 |
€ 74,11 |
X |
|
|
(Bedrag exclusief BTW) |
||||||
|
NORMBEDRAGEN VOOR STARTENDE ZELFSTANDIGEN |
||||||
|
Z1 |
Inkomensgrens startende zelfstandigen 3 jaar na de start. |
Op basis van het gemiddelde jaarinkomen van de voorgaande drie arbeidsjaren wordt vastgesteld of de zelfstandige nog in aanmerking komt voor vergoeding van voorzieningen. Het gemiddelde jaarinkomen mag dan niet hoger zijn dan het normbedrag Z1. |
€ 80.478,00 |
€ 81.122,00 |
X |
|
|
Z2 |
Vergoeding kosten begeleiding startende zelfstandigen vóór en ná de start. |
€ 3.621,00 |
€ 3.650,00 |
X |
||
|
(bedrag vergoeding incl.BTW) |
||||||
|
Z3 |
Voorbereidingskrediet startende zelfstandige |
Dit bedrag is bestemd voor oriënterende activiteiten van de starter zoals netwerkcontacten en vakbeurzen. De indexering van het bedrag Z3 volgt de jaarlijkse indexering van het starterskrediet door SZW. |
€ 2.832,00 |
€ 2.855,00 |
X |
|
|
(bedrag vergoeding incl.BTW) |
||||||
Het Besluit beleidsregels UWV normbedragen 2014 (Normbedragenbesluit 2014) bevat uitsluitend de regels die verband houden met de vaststelling en wijziging van normbedragen inzake de verstrekking van voorzieningen. Regels met een algemeen beleidsmatig karakter – zoals de vergoeding van dienstverlening van tolken gebarentaal, schrijftolken en communicatie-assistenten – worden opgenomen in het UWV-besluit intermediaire activiteiten waarvan in begin 2014 een nieuwe versie wordt gepresenteerd.
Op grond van de in artikel 1 van het Normbedragenbesluit 2014 genoemde wetsartikelen is UWV bevoegd voorzieningen te verstrekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid.
Voor de verstrekking van de voorzieningen worden normbedragen gehanteerd die periodiek worden vastgesteld. In dit besluit zijn de normbedragen opgenomen, zoals deze gelden met ingang van 1 januari 2014.
In de praktijk moet ervan worden uitgegaan dat periodieke vergoedingen van voorzieningen niet gedurende het hele jaar nodig zijn.
Voor werkvoorzieningen moet ervan worden uitgegaan dat de voorziening, rekening houdend met vakantie en ander verzuim, maximaal 48 weken per jaar nodig is (bij een full-time dienstverband).
Voor onderwijsvoorzieningen gaan we ervan uit dat de voorziening maximaal 40 weken per jaar nodig is (voor een volledig schooljaar).
Ten overvloede wordt er op gewezen dat, bijvoorbeeld ingeval van een dienstverband voor een beperkt aantal uren, de vergoeding naar rato van dit aantal uren wordt vastgesteld.
De indexering van de normvergoedingen heeft als volgt plaatsgevonden:
– Op basis van de meest recente definitieve CBS-prijsindex (september 2013) zijn de meeste bedragen met een index van 1,011 verhoogd.
– Het drempelbedrag (B 11) en de lage uurvergoeding voor intermediaire dienstverlening
– (E 17-III) zijn op basis van de stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2014 verhoogd met een index 1,005
– De bedragen voor voorzieningen van startende zelfstandigen (de Z-bedragen) zijn met een index van 1,008 verhoogd. Hiermee volgt UWV het maximale bedrag van het starterkrediet dat voor het jaar 2014 door het ministerie van SZW is vastgesteld op € 35.130,– (dit was in 2013 maximaal € 34.816,–).
– De referentieauto is c.f. afspraak eind 2012 voor vijf jaar vastgesteld op het huidige bedrag C 18-II.
Aanpassing van de normbedragen, met uitzondering van de normen die zijn gebaseerd op het wettelijk minimumloon, is geen automatisme, maar een beleidsmatige keuze van UWV, binnen de context van kostenbeheersing en het doelmatige gebruik van voorzieningen.
De positie van Menzis als uitvoerder van de AWBZ-regeling
Het zorgkantoor van Menzis in Enschede voert namens de gezamenlijke uitvoerders van de AWBZ de regeling voor de vergoeding van tolken gebarentaal en schrijftolken uit. Hiervoor is een speciaal team doventolken ingericht dat landelijk alle aanvragen in de leefsfeer in behandeling neemt.
Menzis en UWV zijn overeengekomen dat de normbedragen en bepalingen in dit besluit inzake de vergoeding van tolken gebarentaal en schrijftolken voor beide organisaties van toepassing zijn. Uit hoofde van het contract dat Menzis jaarlijks met de tolken sluit zijn er enkele verschillen in beleid tussen UWV en Menzis. Deze komen ook in het hanteren van de normbedragen tot uitdrukking.
In dit artikel is een aantal begrippen opgenomen die van belang zijn voor het vaststellen van de aanspraak op voorzieningen. Voor het merendeel is voor deze begrippen verwezen naar de desbetreffende definities in met name de Wet Werk en Inkomen en Inkomen naar Arbeidsverwmogen en de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten.
Geconstateerd is dat gebruik van de ANWB-routeplanner niet altijd hetzelfde resultaat geeft.
Om verschil van oordeel te voorkomen is besloten dat een tweede check plaatsvindt op basis van route.nl, het systeem van Falke. Indien beide systemen geen noemenswaardige verschillen tonen wordt de uitkomst van de ANWB-routeplanner gevolgd.
De genormeerde vergoedingen voor he leefvervoer volgens de normbedragen C31 t/m C33 zijn, op basis van jurisprudentie, per 1 januari 2011 aangepast en worden sindsdien jaarlijks geïndexeerd. Conform jurisprudentie wordt voor het leefvervoer een vergoeding verstrekt waarmee daadwerkelijk een afstand kan worden overbrugd tussen de 1500 en 2000 kilometer op jaarbasis. Het normbedrag C31 wordt verstrekt als men niet meer dan 100 meter kan lopen en voor iedere verplaatsing buitenshuis gebruik moet maken van een taxi.
De combinatievergoeding volgens normbedrag C34 wordt verstrekt als men voor het leefvervoer niet uitsluitend is aangewezen op een taxi. Men kan dus voor het leefvervoer ook gebruik maken van ander, goedkoper, vervoer zoals een belbus of buurttaxi.
Voor de normvergoedingen E17-I en E17-III geldt dat deze uitsluitend mogen worden gedeclareerd over tijd, waarin daadwerkelijk de gevraagde dienstverlening heeft plaatsgevonden.
Het begrip feitelijke tolkactiviteit wordt omschreven in het UWV-besluit beleidsregels intermediaire activiteiten.
Tot de tijd, waarin de dienstverlening heeft plaats gevonden, behoren met name niet:
– de lunch- en eventuele dinerpauzes,
– de ingeroosterde tussenuren en studie-uren in het onderwijs
– (geplande) koffie- en theepauzes van langer dan een kwartier.
De werkelijk geleverde tijd is zoveel mogelijk gerelateerd aan objectieve criteria.
Werkelijk geleverde tijd is niet altijd gelijk aan de geboekte of geplande tijd. Duurt de opdracht korter, dan is de kortere tijd volgens de norm declarabel. Het niet gerealiseerde deel is mogelijk declarabel als gedeeltelijk geannuleerde opdracht. Dit geldt ook als de opdracht op een later tijdstip dan met de tolk was afgesproken is begonnen.
Daarentegen is bij het uitlopen van de opdracht de langere tijd declarabel volgens de norm. Deze uitgelopen tijd wordt bij de duur van de oorspronkelijke opdracht opgeteld.
De normbedragen E17-III en E17-A3 zijn van toepassing op de communicatie-assistent en de intermediaire dienstverlener.
Om in aanmerking te kunnen komen voor de hoge vergoeding E17-I dient de tolk gebarentaal of schrijftolk geregistreerd te zijn in het register van de Stichting Register Tolken Gebarentaal.
Er mogen naast deze uurvergoeding geen kosten afzonderlijk worden vergoed, tenzij in dit besluit anders is bepaald.
De vergoedingen per getolkt uur volgens de normbedragen E17-I en E17-III zijn vastgesteld inclusief een overhead- en risico-opslag van 43% van het loon- of inkomensgedeelte in de norm.
Deze opslag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten, die de werkgever van de dienstverlener cq.de zelfstandig werkende dienstverlener moeten maken zoals onder meer:
(totaal 43 procentpunten):
– registratie en onderhoud deskundigheid (8);
– werkgeverslasten en verzekeringen (7);
– ondernemersrisico en acquisitie opdrachten (8);
– kantoor- en administratiekosten (7);
– inconveniënte tijd, onder meer: pauzes en wachttijd tijdens en tussen opdrachten, alsmede de vrijval als gevolg van te laat geannuleerde opdrachten (totaal 13, inclusief 8 voor annuleringsschade);
– en voor schrijftolken bovendien: kosten apparatuur, incl. opbouw- en afbraaktijd (maakt onderdeel uit van het inkomensgedeelte van de norm).
Geen vergoeding wordt verstrekt voor onder meer pauzes, tussenuren, studie-uren etc.
Het doorwerken tijdens pauzes komt niet voor vergoeding in aanmerking. Vergoeding kan wel plaatsvinden als de les, vergadering etc. zodanig uitloopt dat een deel van de pauze komt te vervallen.
Als afrondingsregel voor de vergoeding geldt:
– in onderwijssituaties: het lesuur. Hieronder wordt verstaan de op de desbetreffende onderwijsinstelling geldende (vaak korter dan een klokuur durende) lengte van de leseenheid.
– De declaratie van lestijd over één etmaal in één onderwijsinstelling mag over het totaal worden afgerond naar boven op het eerstvolgende hele kwartier.
– in alle overige situaties: per tolkopdracht naar boven op het eerstvolgende hele kwartier.
Voor de bepaling van de verhoging van de uurvergoeding in geval van buitengewone werktijden is aansluiting gezocht bij de CAO Welzijn. Deze verhoging is uitsluitend van toepassing op de normbedragen E-17-I en E17-III en uitsluitend voor opdrachten binnen Nederland.
Met betrekking tot de vraag welke feestdagen voor een toeslag in aanmerking komen worden de maatschappelijke ontwikkelingen gevolgd.
Een variant op de normale regeling is de zogenaamde achterwachtregeling. Deze regeling, die door de bemiddelaar wordt beheerd, houdt in dat de bemiddelaar voor bijzondere situaties, meestal op ongewone tijdstippen, een tolk regelt. Indien een tolk niet binnen een afstand van 80 c.q. 110 kilometer kan worden gevonden, mag aan de gevonden tolk een reisvergoeding op basis van het werkelijk gereden aantal kilometers worden verstrekt. De uurvergoeding vindt plaats op basis van het percentage, dat voor het desbetreffende tijdstip geldt. (zie artikel 5 lid 2). Van de achterwachtregeling wordt vooral in de leefsfeer maar steeds vaker ook in de werk- en onderwijssfeer gebruik gemaakt.
Aannemelijk is dat in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs de intensiteit van het onderwijs hoger is dan in alle overige vormen van onderwijs. In overleg met het ministerie van OCW is daarom besloten om voor vergoedingen van opdrachten in het HBO en WO een hogere factor te hanteren dan voor overige vormen van onderwijs.
De moeilijkheidsgraad van opdrachten is bij de vaststelling van deze factoren buiten aanmerking gelaten.
De vastgestelde percentages worden gehandhaafd zolang zij overeenstemmen met de onderwijspraktijk. Als er signalen zijn dat deze overeenstemming er niet meer is, zullen de genoemde percentages in overleg met het ministerie van OCW worden heroverwogen. Naar verwachting is het niet noodzakelijk dat deze heroverweging jaarlijks plaatsvindt.
De reisvergoeding doventolken (E 17-A1 en E17-A3) en de kilometervergoedingen (C22, C25-I en C25-V) kunnen worden beïnvloed door verschillende uitkomsten van de ANWB-routeplanner op eenzelfde route. Om verschil van oordeel te voorkomen is besloten dat een tweede check plaatsvindt op basis van route.nl, het systeem van Falke. Indien beide systemen geen noemenswaardige verschillen tonen wordt de uitkomst van de ANWB-routeplanner gevolgd.
Het minimum voor de reisvergoeding wordt bepaald door de postcodes van vertrek en aankomst. Dit betekent dat wanneer vertrek en aankomst in hetzelfde postcodegebied gelegen zijn (volgens de volledige postcode van zes posities) er geen vergoeding wordt verstrekt.
De reisvergoeding wordt met ingang van 1 januari 2012 verstrekt tot maximaal 160 km vice versa per opdracht. Bij samengestelde opdrachten geldt 80 km per enkele opdracht (de reis naar de opdracht) en voor de laatste opdracht van de dag: maximaal 80 km voor de aanreis en maximaal 80 km voor de thuisreis.
In de loop van 2012 bleek dat het in sommige regio’s moeilijk was om een tolk te krijgen die voor het bereiken van de opdrachtlocatie hooguit 80 kilometer (enkele reis) nodig had. Met name bleek dit probleem te bestaan voor het inschakelen van een schrijftolk, een type tolk dat relatief zeldzaam is.
In overleg met Menzis en de tolkenorganisaties is besloten om voor een aantal regio’s een maximum afstand van 2 x 110 kilometer te hanteren. De postcode van de opdrachtlocatie is hierbij bepalend.
Voor schrijftolken en tolken gebarentaal geldt voor de reisvergoeding een afstand van maximaal 2 x 110 kilometer voor opdrachten in regios met een van de volgende postcodes: (de groene zone)
1790 t/m 1799
4300 t/m 4699
5900 t/m 6499
7800 t/m 7899
8400 t/m 9900
Voor alleen schrijftolken geldt voor de reisvergoeding een afstand van maximaal 2 x 110 kilometer voor opdrachten in regio’s met een van de volgende postcode (de blauwe zone)
1600 t/m 1699 (m.i.v. 1 november 2012)
1700 t/m 1799 (m.i.v. 1 november 2012)
7500 t/m 7700
7900 t/m 7999
8300 t/m 8399
Indien – gezien de ligging van de opdrachtsituatie – bovenstaande regels van toepassing zijn, behoeft voor een reisafstand tot maximaal 2 X 110 kilometer niet toestemming vooraf te worden gevraagd.
Op de websites van UWV, Menzis en de verschillende tolkenorganisaties is een landkaart van Naderland met de genoemde zones en postcodes opgenomen.
Personen die naast een ernstige auditieve handicap ook een ernstige visuele handicap hebben waren tot voor kort weinig aanwezig in de werk- of onderwijssfeer. Menzis en UWV leggen geen beperkingen op aan het aantal kilometers dat de dienstverlener ten behoeve van de doofblinde cliënt moet rijden.
In geval van een opdracht voor een doofblinde cliënt is een maximum aantal kilometers niet van toepassing. Bovendien mag de dienstverlener voor een doofblinde tegen vergoeding op basis van de geldende normvergoeding omrijden om hem op te halen en/of terug naar huis te brengen. Voorwaarde is dat de cliënt zelf deze dienstverlening van de dienstverlener vraagt.
Voor groepsgewijze toepassingen en opdrachten in het buitenland kunnen speciale afspraken worden gemaakt. Bij toekenning van een vergoeding kan, onder meer op basis van het uitgangspunt “goedkoopst en adequaat”, naar beneden worden afgeweken van de bepalingen in dit besluit. Voorafgaande toestemming van UWV cq Menzis is een vereiste.
Ook kan ingeval van een groepstoepassing een op de situatie toegesneden vergoeding worden afgesproken voor de werkelijke reis- en verblijfkosten. Dit is een afwijking van de hoofdregel volgens welke reis- en verblijfkosten van de tolk in het buitenland niet worden vergoed,
Aan de bemiddelaar kan worden verzocht om, op basis van de samenstelling van de groep, een aantal tolken van de benodigde typen vast te stellen.
Tolkdiensten in het buitenland hebben vaak een gemengd karakter van onderwijs- en/of werk- en/of leefvoorziening. Daarom hebben Menzis als uitvoerder voor de leefvoorziening en UWV als uitvoerder voor de onderwijs- en de werkvoorziening nadere afspraken gemaakt voor de vergoeding van communicatiediensten in het buitenland. Deze afspraken luiden als volgt:
– per dag wordt voor iedere benodigde doventolk een vergoeding verstrekt voor het daadwerkelijk benodigde aantal tolkuren, met een maximum van acht. Deze vergoeding wordt door UWV en het zorgkantoor van Menzis indien van toepassing gezamenlijk verstrekt.
– reis- en verblijfkosten van de tolk, voor zover deze betrekking hebben op het buitenland, worden in het geheel niet vergoed. Uitzonderingen zijn er voor groepsgewijze toepassingen, waarbij als uitgangspunt geldt de werkelijke reis- en verblijfskosten, op basis van een groepsarrangement.
UWV wil bevorderen dat voor een tijdelijk verblijf in het buitenland zoveel mogelijk van ter plaatse beschikbare dienstverlening gebruik wordt gemaakt. Hiervoor kan een vergoeding worden verstrekt ten behoeve van een dienstverlener ter plaatse, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit. Ingeval van een opdracht waarin ook een leefcomponent is past UWV zich aan aan de regels van Menzis.
De inzet van teamtolken kan in uitzonderlijke gevallen worden toegestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan. Bij de aanvrage die drie weken vòòr de opdracht moet worden ingediend moet voldoende informatie worden meegezonden om verificatie mogelijk te maken.
Deze informatie dient met name betrekking te hebben op:
– de nadere omschrijving van de opdracht
– de reden waarom teamtolken wordt aangevraagd
– bereikbaarheidsgegevens, inclusief contactpersoon, van de organisatie van het evenement, waarbinnen de tolkopdracht plaatsvindt.
Met ingang van 1 januari 2012 is de teamtolkvergoeding verlaagd tot 150%, uit te keren als 75% per tolk. Een eventuele andere verdeling van dit bedrag is een aangelegenheid van de tolken die gezamenlijk deze opdracht uitvoeren.
Menzis vergoedt sinds 1 januari 2013 de inzet van teamtolken 2013 weer op basis van 2 x 100%. UWV houdt, uit hoofde van beheersing van de uitgaven, vast aan de vergoeding van 2 x 75%. In geval van een doofblinde cliënt verstrekt UWV in ieder geval een vergoeding van 2 x 100%. In alle overige gevallen worden aanvragen voor de inzet van teamtolken door het UWV-panel teamtolken behandeld.
De tolk op afstand is niet een specifieke functie. Men kan voor de ene opdracht als een tolk op locatie werken en voor een andere opdracht als tolk op afstand. Per opdracht moeten beide hoedanigheden strikt worden gescheiden. Eind 2012 is een pilot gestart naar de kwaliteitsnormen waaraan de tolkdienstverlening op afstand zou moeten voldoen. Deze pilot is in september 2013 beëindigd maar niet tijdig genoeg geëvalueerd om in het normbedragenbesluit 2014 te kunnen worden opgenomen.
In afwachting van een definitieve normvergoeding kan de tolk op afstand naast de normvergoeding E 17-I een toeslag van 30% krijgen op deze normvergoeding of de reisvergoeding. Vergoeding van beide aanvullingen op de normvergoeding E 17-I ten behoeve van een en dezelfde opdracht is niet toegestaan.
Deze regeling van de tarieven van tolken op afstand geldt voor het jaar 2014. in de loop van 2014 wordt op basis van ervaringen uit de pilot een definitieve vergoeding vastgesteld. Indien nodig zal een bijstelling van de huidige vergoeding plaatsvinden.
In 2010 is besloten om in geval van verhindering de tolk voor een vergoeding van 50% van de normvergoeding over de gederfde uren in aanmerking te brengen. Deze vergoeding geldt in de onderwijssfeer, de werksfeer en de leefsfeer. Aanspraak op deze vergoeding bestaat uitsluitend wanneer aantoonbaar de annulering plaatsvindt binnen 24 uur vòòr aanvang van de opdracht
Voor geannuleerde opdrachten wordt geen reisvergoeding verstrekt. Ook de eigenlijke reiskosten (€ 0,19) worden niet vergoed.
De reisvergoeding wordt wel verstrekt als de annulering betrekking heeft op een kortere opdracht dan oorspronkelijk was afgesproken. De reisvergoeding moet in deze situatie worden toegeschreven aan het deel van de opdracht dat wel is uitgevoerd.
Naast deze annuleringsvergoeding is de vergoeding, die hiervoor is opgenomen in de overheadopslag in stand gebleven. (Zie de toelichting op artikel 5, tweede lid).
De motorinvalidenwagens (zowel in bruikleen verstrekt als in eigendom) worden zelden tot nooit meer aangevraagd en verstrekt. Tegenwoordig kiest men in het gros van de gevallen een brommobiel of een scoot(er)mobiel. Daarnaast zijn de kilometervergoedingen voor deze voorzieningen gelijk aan de kilometervergoeding voor een bruikleenauto (C22) en de kilometervergoeding voor auto’s in eigen bezit (C25-I). Gezien het vorenstaande zijn daarom deze bedragen uit het normenschema verwijderd.
Het normbedrag van de referentieauto wordt eens per vijf jaar herzien en weer marktconform gemaakt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de uitgave ‘Mobiliteit in cijfers’ van de stichting Bovag-RAI.
Voor het bedrag van de referentie-auto is gekozen voor een gemiddelde van de auto’s, die in de voorgaande periode in Nederland zijn gekocht. Er kan niet worden verwezen naar specifieke autos, omdat de prijs daarvan altijd van het vastgestelde gemiddelde zal afwijken. Mede om deze reden zijn er geen voorbeelden in dit besluit genoemd. Het vastgestelde bedrag is op € 500,– naar boven afgerond.
De kosten van deze eigen bijdrage zijn afgeleid van een (vol) casco verzekering die hoort bij een auto met een aanschafwaarde gelijk aan de referentieauto en met een no claim van 50% zoals deze berekend zijn door de ANWB.
De kosten van deze eigen bijdrage zijn gebaseerd op de gemiddelde kosten van de motorrijtuigenbelasting in Nederland voor een personenauto die op benzine rijdt en 975 kg zwaar is. Het gewicht is ontleend aan de uitgave “Mobiliteit in cijfers” van de stichting Bovag-RAI.
Het is het gemiddelde gewicht van een auto in Nederland.
De kilometerkosten van een auto, of die nu op benzine rijdt of op diesel rijdt verschillen niet dermate dat voor iedere brandstof een aparte vergoeding moet gelden. Hetzelfde is ook het geval voor het onderscheid handgeschakeld of een automatische transmissie. Daarom zijn de drie oude kilometervergoedingen C22BA, C22BS en C22D nu vervangen door één bedrag namelijk C22.
De in 2014 te verwachten wijzigingen in het vaststellen van het inkomen zijn niet van zodanige aard en omvang dat de bedragen C 31 en C 33 grondig moeten worden herzien.
Computers in het onderwijs en ten behoeve van het maken van huiswerk zijn de laatste jaren steeds meer algemeen gebruikelijk geworden, UWV heeft in 2012 besloten om voor een aantal onderwijsvormen het bezit en gebruik van een computer als algemeen gebruikelijk te beschouwen.
Deze regels zijn opgenomen in het UWV-besluit “Beleidsregels UWV vergoeding computers in het regulier onderwijs”. (Staatscourant 2012 18 december 2012, nr. 26156).
Daarnaast is besloten dat de aanvraag slechts op één type computer betrekking kan hebben. De aanvrager kan dus niet tegelijkertijd of kort achtereenvolgens voor een personal computer, een laptop en een tablet in aanmerking worden gebracht.
Ook is besloten dat de verstrekkingsduur wordt verhoogd van drie naar vier jaar. Dit betekent dat de aanvrager, behoudens calamiteiten, geacht wordt ten minste vier jaar met het verstrekte middel te doen. Dit is overgenomen in de huidige contracten tussen UWV en leveranciers van compueters c.a.
Het normbedrag G22-1 geldt als maximumbedrag voor de eenvoudige computer voor de lees-en schrijffunctie. Voor alle computers geldt dat de aanvrager deze niet zelf mag aanschaffen maar dat aankoop via de centrale inkoopfunctie van UWV moet plaatsvinden.
Het bedrag I 12 is van oudsher bepalend geweest voor de keuze of een voorziening door UWV in bruikleen dan wel in eigendom wordt gegeven. Voorzieningen met een lagere aanschafprijs worden in principe in eigendom gegeven aan de cliënt; kosten van onderhoud en verzekering komen in deze situatie voor rekening van de cliënt. Voorzieningen waarvan de aanschafprijs hoger is dan bedrag I 12 worden in bruikleen of lease aan de cliënt gegeven. Kosten van onderhoud en verzekering komen in deze situatie voor rekening van UWV of van de bruikleen/lease-verstrekker.
In 2013 is zijn voor een groot aantal voorzieningen, veelal na aanbesteding, afspraken gemaakt inzake levering, nazorg en onderhoud van de voorziening. Deze afspraken gelden, ongeacht de kostprijs van de voorziening.
Dit betekent dat het onderscheid op basis van bedrag I12 alleen nog geldt ten aanzien van voorzieningen waarvoor UWV geen vaste afspraken met aangewezen leveranciers heeft gemaakt.
De vergoeding voor job coach betreft een all-in tarief. Reistijd, reiskosten etc. maken onderdeel uit van dit tarief.
Met ingang van 1 januari 2010 geldt een wettelijke inkomensgrens ten aanzien van de voorzieningen die aan startende zelfstandigen zijn toegekend. Volgens de bedoeling van de wetgever zal deze inkomensgrens moeten worden gehanteerd nadat de eerste drie jaar van de zelfstandige vestiging zijn verstreken. Op grond van het overgangsrecht geldt deze inkomensgrens ook ten aanzien van zelfstandigen aan wie reeds vóór 1 januari 2010 een voorziening is toegekend.
De inkomensgrens geldt voor de voorzieningen die op grond van de artikelen 14 en 15a van het Reïntegratiebesluit aan startende zelfstandigen worden verstrekt; dit betreft dus de meeneembare voorzieningen, de aanpassingen aan de bedrijfsruimte en de intermediaire activiteiten die door de startende zelfstandige worden aangevraagd. De inkomensgrens geldt dus niet voor het starterskrediet en de bijbehorende instrumenten. Voor vervoersvoorzieningen geldt vanaf het eerste moment alleen de specifieke inkomensgrenzen C 31 en C 33 voor vervoersvoorzieningen, die ook voor werknemers en werkzoekenden gelden. De formule voor de inkomensgrens is opgenomen in artikel 15 b van het per 1 januari 2010 gewijzigde Reïntegratiebesluit (Staatsblad 2009, 591). De wijzigingen in het vaststellen van het inkomen zijn niet van zodanige aard en omvang dat de bedragen C31 en C33 grondig moeten worden herzien.
Om te voorkomen dat een eenmalige piek in het inkomen van de pas gestarte zelfstandige tot een afwijzing of intrekking van voorzieningen leidt, worden de vastgestelde inkomens van de laatste drie jaren gemiddeld. Hiermee kunnen eenmalige uitschieters in het inkomen van de zelfstandige worden genivelleerd (Reïntegratiebesluit, artikel 15b, tweede lid).
Gevestigde (niet-startende) zelfstandigen komen niet in aanmerking voor de voorzieningen van de Wet WIA. De enige uitzondering op deze regel betreft de zelfstandigen die onder toepassing van de toenmalige Wet Rea een voorziening hebben gekregen en die thans een verzoek indienen tot voortzetting of vervanging van deze voorziening.
De kosten van begeleiding voor en na de start kunnen op grond van artikel 15, tweede lid van het Reïntegratiebesluit als voorziening in de zin van art. 34a Wet WIA worden vergoed. Deze vergoeding kan worden verstrekt aan alle personen die naar het oordeel van UWV structurele functionele beperkingen hebben en die een zelfstandig beroep of bedrijf willen starten. Bovendien kan deze begeleiding worden verstrekt aan personen, die bij UWV een aanvraag hebben ingediend voor een starterskrediet als bedoeld in artikel 15 van het Reïntegratiebesluit.
Begeleiding voor de start is in het bijzonder gericht op de voltooiing van het ondernemersplan, waarvoor de startende zelfstandige zelf een eerste aanzet moet leveren.
Begeleiding na de start is in het bijzonder gericht op de versterking van de ondernemersvaardigheden bijvoorbeeld het opstellen van de jaarrekening, de BTW-afdracht en de belastingaangifte. Voor elk van beide vormen van begeleiding kan een vergoeding tot het maximale bedrag van normbedrag Z2 worden verstrekt.
Om voor deze begeleiding in aanmerking te komen geldt als voorwaarde dat de startende zelfstandige niet tegelijkertijd in aanmerking is gebracht voor een re-integratietraject of IRO.
Met ingang van 1 januari 2010 heeft de wetgever besloten om de vaststelling van het bedrag aan de gemeenten en aan UWV over te laten, ieder voor hun eigen populatie.
Begeleiding vóór en na de start staat los van het voorbereidingskrediet (zie onder Z3).
Het voorbereidingskrediet is bestemd voor de bekostiging van marketing-, netwerk- en overige voorbereidingsactiviteiten van de startende zelfstandige. UWV stelt de maximum vergoeding van het voorbereidingskrediet vast op basis van dezelfde factor, waarmee het ministerie van SZW het bedrag van het eigenlijke starterskrediet indexeert. Het laatstgenoemde bedrag wordt jaarlijks in december in de Reïntegratieregeling gepubliceerd. Het voorbereidingskrediet wordt, na toekenning van het eigenlijke starterskrediet, bij dit krediet opgeteld en dient op gelijke wijze onder betaling van het geldende rentepercentage te worden afgelost. Indien de aanvrager zelf besluit om van het eigenlijke starterskrediet af te zien, geldt voor het bedrag van het voorbereidingskrediet een aflossingstermijn van maximaal twee jaar.
In geval van afwijzing door UWV van de eigenlijke aanvraag starterskrediet behoeft het inmiddels verkregen bedrag van het voorbereidingskrediet niet te worden terugbetaald. UWV sluit hiermee aan op de uitvoeringspraktijk van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen.
B.J. Bruins, Voorzitter Raad van Bestuur UWV.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-6743.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.