Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 februari 2014, nummer 486428, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdvijfentwintigste wijziging)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 8.29, eerste lid, 8.30, tweede lid, 8.32, eerste lid, 8.34, eerste en derde lid en 8.36, onderdeel d en e, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 7.1d wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De vernietiging van de gezichtsopnames en vingerafdrukken na afloop van de bewaartermijn, bedoeld in artikel 8.35 van het Besluit, en de verwijdering en de vernietiging van de gezichtsopname en vingerafdrukken op verzoek van de vreemdeling, op grond dat deze de hoedanigheid heeft gekregen van gemeenschapsonderdaan anders dan door verkrijging van het Nederlanderschap, geschiedt op de wijze als voorgeschreven in artikel 8 van de WPB-regeling Basisvoorziening vreemdelingen en paragraaf 8.2 van het Protocol Identificatie en Labeling.

B

Na artikel 7.1h worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.1i

Als bestand in de vreemdelingenadministratie, bedoeld in artikel 8.29, eerste lid, van het Besluit, is aangewezen de Basisvoorziening vreemdelingen.

Artikel 7.1j

De vreemdeling van wie is vastgesteld dat de vingers niet blijvend fysiek beschadigd zijn, wordt uitgenodigd om op een tijdstip, gelegen uiterlijk binnen een jaar na de vaststelling, opnieuw zijn vingerafdrukken te laten afnemen.

Artikel 7.1k

Als documenten, bedoeld in artikel 8.32, eerste lid, van het Besluit, zijn aangewezen de documenten, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid.

Artikel 7.1l

  • 1. Als gemachtigden, bedoeld in artikel 8.34, eerste lid, van het Besluit, zijn aangewezen de ambtenaren, bedoeld in artikel 9 van de WPB-regeling Basisvoorziening vreemdelingen.

  • 2. Als gemachtigden, bedoeld in artikel 8.34, derde lid, van het Besluit, zijn aangewezen de ambtenaar of medewerker van de ketenpartners, bedoeld in hoofdstuk 2.2 van het Protocol Identificatie en Labeling die uit hoofde van hun functie de verificatie van persoonsgegevens uitvoeren.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 februari 2014

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijzigingsregeling bevat nadere regels ter uitvoering van het Besluit van 21 januari 2014 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (Stb. 2014, 44).

Het Besluit van 21 januari 2014 geeft regels ter uitvoering van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (Stb. 2014, 2).

In genoemde wet is de bevoegdheid voor de Minister van Veiligheid en Justitie, de ambtenaren belast met de grensbewaking, de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen en de Minister van Buitenlandse Zaken opgenomen om een gezichtsopname te maken en tien vingerafdrukken af te nemen en te verwerken voor het vaststellen van de identiteit of de verificatie daarvan met het oog op de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000. Tevens is bepaald dat deze biometrische gegevens worden opgeslagen in de vreemdelingenadministratie en voor welk doel. Tot slot zijn regels gegeven over de bevoegdheid tot het verstrekken van die gegevens aan derden en de bewaartermijn.

Het systeem van vaste verandermomenten (VVM) is in dit geval niet van toepassing, omdat de voorbereiding van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (Stb. 2014, 2), waarop deze regeling berust, is gestart in 2007.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 7.1d)

Op grond van artikel 8.36, onderdeel d en e, van het Vreemdelingenbesluit 2000 worden nadere regels gesteld over de vernietiging van de gezichtsopnames en vingerafdrukken na afloop van de bewaartermijn, bedoeld in artikel 8.35 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Voorts worden regels gesteld omtrent de verwijdering en vernietiging van de gezichtsopname en vingerafdrukken op verzoek van de vreemdeling, op grond dat deze de hoedanigheid heeft verkregen van gemeenschapsonderdaan anders dan door verkrijging van het Nederlanderschap. In artikel 8 van de WPB-regeling Basisvoorziening vreemdelingen en paragraaf 8.2 van het Protocol Identificatie en Labeling zijn richtlijnen omtrent de verwijdering en vernietiging van de bijzondere persoonsgegevens opgenomen.

Onderdeel B
artikel 7.1i

De opslag van de biometrische gegevens bij de identiteitsvaststelling is geregeld in artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000. Daarbij zijn tevens regels gegeven over het doel van verwerking, de verstrekking aan derden en de bewaartermijn. In artikel 8.29, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is bepaald dat de vingerafdrukken die zijn afgenomen voor het vaststellen van de identiteit worden opgeslagen in een daartoe door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen bestand in de vreemdelingenadministratie. Dat is de Basisvoorziening vreemdelingen waarin een apart biometrieregister is ingericht waarin al langer de vingerafdrukken van asielzoekers en ongedocumenteerden worden opgeslagen.

artikel 7.1j

Voor de gevallen waarin er sprake is van een fysieke verhindering om vingerafdrukken af te nemen, is gedeeltelijk aangesloten bij de regeling die voor de paspoorten geldt in artikel 28a van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland. Voor de vreemdeling van wie de vingers niet blijvend fysiek beschadigd zijn, geldt dat zij op een later moment alsnog vingerafdrukken zullen moeten laten afnemen. Daarbij is aangesloten bij de bestaande procedures. De vreemdeling wordt uitgenodigd om uiterlijk binnen een jaar na de vaststelling opnieuw zijn vingerafdrukken te laten afnemen.

artikel 7.1k

Voor de biometrische kenmerken op de verblijfsdocumenten van onderdanen van derde landen geldt het bepaalde bij of krachtens Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002. Artikel 8.32 van het Vreemdelingenbesluit 2000 voorziet er in dat de Minister van Veiligheid en Justitie documenten kan aanwijzen waarop op eenzelfde wijze biometrische kenmerken worden opgenomen als op de verblijfsdocumenten van onderdanen van derde landen. De vingerafdrukken en de gezichtsopname en de opname ervan op het document voldoen eveneens aan de technische specificaties die zijn gesteld bij of krachtens Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002. De documenten die in het onderhavig artikel zijn aangewezen zijn de zogenaamde W- en W2-documenten. De stickers verblijfsaantekeningen, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onder e en f, zijn daarbij niet aangewezen.

artikel 7.1l

De Minister van Veiligheid en Justitie is op grond van artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000 de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens met betrekking tot de vreemdelingenadministratie. Deze verantwoordelijkheid wordt voor hem uitgeoefend door de directeur-generaal Vreemdelingenzaken als beheerder van deze administratie. In artikel 8.34 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is geregeld dat alleen ambtenaren die het beheer voeren over de vreemdelingenadministratie rechtstreekse toegang hebben tot de gezichtsopnames en vingerafdrukken, voor zover zij die toegang nodig hebben voor een goede vervulling van hun taak en de Minister van Veiligheid en Justitie hen daartoe heeft gemachtigd. Alleen deze gemachtigden zijn bevoegd alle handelingen met betrekking tot de biometrische gegevens uit te voeren, zoals het invoeren, wijzigen en vernietigen van gegevens. Deze beperking van personen die rechtstreeks toegang hebben tot de biometrische gegevens is mede noodzakelijk vanuit veiligheidsoverwegingen. Ook voor de verstrekking van biometrische gegevens aan derden is een autorisatie nodig. Deze laatste handeling wordt uitgevoerd door een zeer beperkt aantal ambtenaren. In het eerste lid van artikel 7.1l zijn daartoe gemachtigd de ambtenaren, bedoeld in artikel 9 van de WPB-regeling Basisvoorziening vreemdelingen.

De ambtenaren die met de uitvoering van de wet zijn belast en voor een goede vervulling van hun taak rechtstreeks langs geautomatiseerde weg de biometrische gegevens moeten kunnen raadplegen, kunnen dit, op grond van artikel 8.34, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 slechts indien zij daartoe gemachtigd zijn. Zij zijn, anders dan de daartoe in het eerste lid gemachtigde ambtenaren, niet bevoegd handelingen uit te voeren met betrekking tot de biometrische gegevens. In het tweede lid van artikel 7.1l zijn met het oog op de raadpleging van de gegevens gemachtigd de ambtenaar of medewerker van de ketenpartners als bedoeld in hoofdstuk 2.2 van het Protocol Identificatie en Labeling die uit hoofde van hun functie de verificatie van persoonsgegevens uitvoeren.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven