De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op de artikelen 8.29, eerste lid, 8.30, tweede lid, 8.32, eerste lid, 8.34,
eerste en derde lid en 8.36, onderdeel d en e, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
Besluit:
TOELICHTING
Algemeen
Deze wijzigingsregeling bevat nadere regels ter uitvoering van het Besluit van 21 januari
2014 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitbreiding
van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met
het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (Stb. 2014, 44).
Het Besluit van 21 januari 2014 geeft regels ter uitvoering van de Wet van 11 december
2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van
het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het
verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (Stb. 2014, 2).
In genoemde wet is de bevoegdheid voor de Minister van Veiligheid en Justitie, de
ambtenaren belast met de grensbewaking, de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen
en de Minister van Buitenlandse Zaken opgenomen om een gezichtsopname te maken en
tien vingerafdrukken af te nemen en te verwerken voor het vaststellen van de identiteit
of de verificatie daarvan met het oog op de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000.
Tevens is bepaald dat deze biometrische gegevens worden opgeslagen in de vreemdelingenadministratie
en voor welk doel. Tot slot zijn regels gegeven over de bevoegdheid tot het verstrekken
van die gegevens aan derden en de bewaartermijn.
Het systeem van vaste verandermomenten (VVM) is in dit geval niet van toepassing,
omdat de voorbereiding van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet
2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de
vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van
de vreemdeling (Stb. 2014, 2), waarop deze regeling berust, is gestart in 2007.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A (artikel 7.1d)
Op grond van artikel 8.36, onderdeel d en e, van het Vreemdelingenbesluit 2000 worden
nadere regels gesteld over de vernietiging van de gezichtsopnames en vingerafdrukken
na afloop van de bewaartermijn, bedoeld in artikel 8.35 van het Vreemdelingenbesluit
2000. Voorts worden regels gesteld omtrent de verwijdering en vernietiging van de
gezichtsopname en vingerafdrukken op verzoek van de vreemdeling, op grond dat deze
de hoedanigheid heeft verkregen van gemeenschapsonderdaan anders dan door verkrijging
van het Nederlanderschap. In artikel 8 van de WPB-regeling Basisvoorziening vreemdelingen
en paragraaf 8.2 van het Protocol Identificatie en Labeling zijn richtlijnen omtrent
de verwijdering en vernietiging van de bijzondere persoonsgegevens opgenomen.
Onderdeel B
artikel 7.1i
De opslag van de biometrische gegevens bij de identiteitsvaststelling is geregeld
in artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000. Daarbij zijn tevens regels gegeven over
het doel van verwerking, de verstrekking aan derden en de bewaartermijn. In artikel
8.29, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is bepaald dat de vingerafdrukken
die zijn afgenomen voor het vaststellen van de identiteit worden opgeslagen in een
daartoe door de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen bestand in de vreemdelingenadministratie.
Dat is de Basisvoorziening vreemdelingen waarin een apart biometrieregister is ingericht
waarin al langer de vingerafdrukken van asielzoekers en ongedocumenteerden worden
opgeslagen.
artikel 7.1j
Voor de gevallen waarin er sprake is van een fysieke verhindering om vingerafdrukken
af te nemen, is gedeeltelijk aangesloten bij de regeling die voor de paspoorten geldt
in artikel 28a van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland. Voor de vreemdeling van
wie de vingers niet blijvend fysiek beschadigd zijn, geldt dat zij op een later moment
alsnog vingerafdrukken zullen moeten laten afnemen. Daarbij is aangesloten bij de
bestaande procedures. De vreemdeling wordt uitgenodigd om uiterlijk binnen een jaar
na de vaststelling opnieuw zijn vingerafdrukken te laten afnemen.
artikel 7.1k
Voor de biometrische kenmerken op de verblijfsdocumenten van onderdanen van derde
landen geldt het bepaalde bij of krachtens Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad
van de Europese Unie van 13 juni 2002. Artikel 8.32 van het Vreemdelingenbesluit 2000
voorziet er in dat de Minister van Veiligheid en Justitie documenten kan aanwijzen
waarop op eenzelfde wijze biometrische kenmerken worden opgenomen als op de verblijfsdocumenten
van onderdanen van derde landen. De vingerafdrukken en de gezichtsopname en de opname
ervan op het document voldoen eveneens aan de technische specificaties die zijn gesteld
bij of krachtens Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van de Europese Unie van
13 juni 2002. De documenten die in het onderhavig artikel zijn aangewezen zijn de
zogenaamde W- en W2-documenten. De stickers verblijfsaantekeningen, bedoeld in artikel
3.3, eerste lid, onder e en f, zijn daarbij niet aangewezen.
artikel 7.1l
De Minister van Veiligheid en Justitie is op grond van artikel 107 van de Vreemdelingenwet
2000 de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens met betrekking
tot de vreemdelingenadministratie. Deze verantwoordelijkheid wordt voor hem uitgeoefend
door de directeur-generaal Vreemdelingenzaken als beheerder van deze administratie.
In artikel 8.34 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is geregeld dat alleen ambtenaren
die het beheer voeren over de vreemdelingenadministratie rechtstreekse toegang hebben
tot de gezichtsopnames en vingerafdrukken, voor zover zij die toegang nodig hebben
voor een goede vervulling van hun taak en de Minister van Veiligheid en Justitie hen
daartoe heeft gemachtigd. Alleen deze gemachtigden zijn bevoegd alle handelingen met
betrekking tot de biometrische gegevens uit te voeren, zoals het invoeren, wijzigen
en vernietigen van gegevens. Deze beperking van personen die rechtstreeks toegang
hebben tot de biometrische gegevens is mede noodzakelijk vanuit veiligheidsoverwegingen.
Ook voor de verstrekking van biometrische gegevens aan derden is een autorisatie nodig.
Deze laatste handeling wordt uitgevoerd door een zeer beperkt aantal ambtenaren. In
het eerste lid van artikel 7.1l zijn daartoe gemachtigd de ambtenaren, bedoeld in
artikel 9 van de WPB-regeling Basisvoorziening vreemdelingen.
De ambtenaren die met de uitvoering van de wet zijn belast en voor een goede vervulling
van hun taak rechtstreeks langs geautomatiseerde weg de biometrische gegevens moeten
kunnen raadplegen, kunnen dit, op grond van artikel 8.34, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit
2000 slechts indien zij daartoe gemachtigd zijn. Zij zijn, anders dan de daartoe in
het eerste lid gemachtigde ambtenaren, niet bevoegd handelingen uit te voeren met
betrekking tot de biometrische gegevens. In het tweede lid van artikel 7.1l zijn met
het oog op de raadpleging van de gegevens gemachtigd de ambtenaar of medewerker van
de ketenpartners als bedoeld in hoofdstuk 2.2 van het Protocol Identificatie en Labeling
die uit hoofde van hun functie de verificatie van persoonsgegevens uitvoeren.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven