Beleidsregels Protocol Scholing 2012

20 september 2012

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Besluit:

Artikel 1

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het beoordelen van cliënten voor het volgen van een scholing het protocol als weergegeven in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het Besluit Protocol Scholing 2008, gepubliceerd in de Staatscourant van 1 juli 2008, nummer 154 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels Protocol Scholing 2012

Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 20 september 2012

B. J. Bruins, voorzitter Raad van bestuur UWV.

BIJLAGE

Protocol Scholing

1. Definitie van scholing

Voor het Protocol wordt de volgende definitie van scholing gehanteerd:

‘Opleiding of scholing is het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak, functie of (zelfstandig) beroep onder begeleiding van daartoe aangestelde docenten. Het dient zowel voor het uitoefenen als het verkrijgen van één of meerdere (deel)kwalificatie(s) voor een taak, functie of beroep’.

In dit Protocol worden onder het begrip scholing alle kwalificerende instrumenten begrepen, die een werkzoekende dient te volgen om zijn (toekomstige) functie uit te kunnen oefenen.

2. Toepassing Protocol

Het Protocol Scholing is van toepassing op alle werkzoekenden met een AG- of ZW- uitkering en een WW-uitkering. In de toepassing dient het volgende onderscheid te worden aangebracht:

  • voor de werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering wordt bepaald op basis van dit Protocol of scholing onderdeel uit dient te maken van de (door UWV) te financieren re-integratieactiviteiten;

  • voor werkzoekenden met een WW-uitkering wordt op basis van dit Protocol bepaald of scholing noodzakelijk is en zij daarmee vrijgesteld zijn van de sollicitatieplicht (artikel 76 WW). Voor hen financiert UWV geen re-integratieactiviteiten w.o. scholing.

Voordat het Protocol Scholing wordt toegepast, heeft de daartoe bevoegde functionaris van UWV vastgesteld dat re-integratie mogelijk is en dat de werkzoekende gemotiveerd is. Toepassing van het Protocol Scholing gebeurt altijd in relatie met de vraag van een concrete werkgever dan wel met het oog op beschikbare vacatures op de lokale/regionale arbeidsmarkt.

3. Beoordeling op indicatoren

Het Protocol Scholing bestaat uit drie onderdelen:

  • A. Het bepalen van de noodzaak van scholing;

  • B. Het toetsen van de scholing op basis van de regelgeving

    en

  • C. Het beoordelen van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering.

Werkzoekenden met een WW-uitkering

Benadrukt wordt dat UWV niet overgaat tot het beoordelen van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een WW-uitkering. Dit houdt verband met het feit dat UWV vanaf 1 januari 2012 niet langer de beschikking heeft over een re-integratiebudget WW om scholing in te kopen. UWV betaalt de kosten voor een noodzakelijke scholing voor WW-gerechtigden dus niet. De rol van UWV ten aanzien van werkzoekenden met een WW-uitkering is daardoor beperkt tot het bepalen van de noodzaak van de scholing. De schoolbaarheid van deze werkzoekenden wordt vastgesteld door de instantie die de scholing inzet. Onderdeel C is dan ook niet van toepassing op werkzoekenden met een WW-uitkering.

In onderdeel A wordt bepaald of scholing noodzakelijk is. De stappen, die hierbij doorlopen worden, zijn opgenomen in paragraaf 4. Uitgangspunt is de vraaggerichte benadering op de regionale arbeidsmarkt. Daarvan is in eerste instantie sprake, indien er een concrete vacature bij een werkgever in zicht is ten aanzien van de functie of beroep, waarvoor geschoold wordt. Is dit laatste niet het geval, dan dient er in ieder geval sprake te zijn van aanwezigheid van vacatures voor de betreffende functie/beroep op de regionale arbeidsmarkt. De relatie tussen de inzet van scholing en het beschikbaar zijn van concrete vacatures op de arbeidsmarkt wordt hierdoor verstevigd (vraaggerichte re-integratie).

Na toepassing van onderdeel A van het Protocol, zijn de volgende uitkomsten mogelijk:

  • Scholing is niet noodzakelijk;

  • Scholing is noodzakelijk.

  • UWV heeft extern advies nodig om de beroepskeuze van de werkzoekende te bepalen, uitsluitend van toepassing voor werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering.

Wanneer wordt vastgesteld dat scholing noodzakelijk is en welke scholing dat dan is, wordt onderdeel B van het Protocol gevolgd. De te volgen stappen, zijn beschreven in paragraaf 5. Hierin wordt getoetst of de benodigde scholing voldoet aan het wettelijk kader1. Wanneer deze vraag negatief wordt beantwoord, is een andere functie de meest voor de hand liggende keuze. Onderdeel A vanaf stap 3 of 4 moet weer worden doorlopen. Wanneer de vraag met ja wordt beantwoord, staat voor de werkzoekende met een WW-uitkering vast dat de scholing noodzakelijk is en dat hij vrijgesteld is van sollicitatieplicht. Voor de categorie werkzoekenden met een WW-uitkering houdt hierbij de bemoeienis van UWV op.

Werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering

Voor de categorie werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering is naast de onderdelen A en B ook onderdeel C van toepassing. Onderdeel C is aan de orde indien uit de in onderdeel B bedoelde toetsing blijkt dat de benodigde scholing voldoet aan het wettelijk kader.

In onderdeel C van het Protocol wordt bepaald of de benodigde scholing haalbaar is voor de werkzoekende.

De stappen, die aan de orde zijn om de schoolbaarheid van een werkzoekende te bepalen, zijn uitgewerkt in paragraaf 6. Dit onderdeel van het Protocol resulteert in een vaststelling van de mate van schoolbaarheid van de werkzoekende en welke gevolgen dat heeft voor de mogelijke inzet van scholing. De volgende uitkomsten zijn mogelijk:

  • scholing is mogelijk,

  • scholingen met aanpassingen is mogelijk,

  • alleen scholing door bijzondere scholingsinstellingen is mogelijk of

  • er is geen scholing mogelijk.

Uitzonderingen

In uitzonderingsgevallen kan worden afgeweken van het Protocol. Dit moet wel gemotiveerd worden. Alvorens tot afwijking over te gaan dient een second opinion-procedure te worden opgesteld. Pas indien ook na een second opinion tot hetzelfde oordeel wordt gekomen, kan worden afgeweken van het Protocol.

4. Onderdeel A: De beoordeling van noodzaak van scholing

Aan de hand van de stappen 1 tot en met 5 kan worden vastgesteld of een werkzoekende scholing nodig heeft om via de kortste weg terug te kunnen keren op de arbeidsmarkt. Hieronder worden de stappen toegelicht.

Stap 1:

Uitgangspunt is de kortste weg naar werk. Daarbij is het principe van Lerend Werken, waarbij een werkzoekende gecombineerd werkt en leert, van evident belang.

Als de werkzoekende echter in de eigen functie kan worden herplaatst zonder scholing, is dat de aangewezen weg. In het geval dat het een werkzoekende betreft met een AG- of ZW-uitkering zal aan de orde komen of hij herplaatst kan worden bij zijn werkgever in een andere functie, indien hij niet meer geschikt is voor de eigen functie.

Stap 2:

Mogelijk heeft de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering met het oog op herplaatsing in de eigen functie behoefte aan ondersteuning in de vorm van een kwalificerende interventie. Het kan immers zijn, dat hij op grond van zijn oorspronkelijke opleiding wel over een principiële geschiktheid beschikt, maar bv. al enige tijd afwezig is uit het arbeidsproces en/of niet beschikt over nadien vereiste kwalificaties voor het uitoefenen van die functie. Uiteraard moet er dan wel sprake zijn van een vacature. Voor werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering zijn eventuele aanpassingen aan de eigen werkplek nodig.

Stap 3:

Indien alleen andere functies passend zijn, kan een meer intensieve kwalificerende interventie nodig zijn in de vorm van scholing. Deze wordt alleen ingezet, indien er een concrete vacature in zicht is bij een werkgever, maar de werkzoekende met het oog op de aangewezen functie geschoold moet worden.

Stap 4:

Indien er geen concrete vacature bij een werkgever in zicht is, kan scholing aan de orde komen bij aanwezigheid van vacatures op de regionale arbeidsmarkt in de beoogde functie of beroep. Indien er twijfel bestaat over passende functies op de regionale arbeidsmarkt en heroriëntatie noodzakelijk is, kan het voorkomen dat UWV daarbij extern advies nodig heeft. UWV zal uitsluitend extern advies inwinnen voor werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering; klanten voor wie UWV ook daadwerkelijk zelf scholing inzet.

Stap 5:

Alleen indien er scholing conform de voorgaande stappen noodzakelijk is, volgt onderdeel B van het Protocol: de toets van de scholing.

5. Onderdeel B: Toets scholing

In dit onderdeel van het Protocol wordt vastgesteld of de noodzakelijke scholing voldoet aan de regelgeving (stap 6).

Stap 6:

De scholing die UWV inzet ten behoeve van haar werkzoekenden moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen2:

  • De scholing moet noodzakelijk zijn en moet bestaan uit het systematisch verwerven van kennis dan wel vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis en vaardigheden worden getoetst;

  • Scholing moet gericht zijn op functies of beroepen in de regio, waarvoor vacatures bestaan;

  • Een opleiding of scholing als bedoeld in art 76 WW duurt maximaal één jaar voor de werkzoekenden met een WW-uitkering. UWV kan in individuele gevallen een scholing van een langere duur toestaan, doch niet meer dan twee jaar;

  • De scholing bestaat in overwegende mate uit het verrichten van activiteiten, die niet productie als doel hebben.

Geen betaling van scholingskosten door UWV voor werkzoekenden met een WW-uitkering

Voor werkzoekenden met een WW-uitkering stopt het Protocol na de stap 6. Als de noodzaak van de scholing vaststaat, is de werkzoekende vrijgesteld van de sollicitatieplicht. UWV financiert geen re-integratieactiviteiten voor hen. Hiertoe behoort ook de noodzakelijk geachte scholing.

6. Onderdeel C: De beoordeling van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering

Indien is vastgesteld dat de noodzakelijke scholing voldoet aan het wettelijk kader, moet vervolgens worden beoordeeld of deze scholing ook haalbaar is voor de werkzoekende.

De beoordeling van de schoolbaarheid leidt tot de volgende mogelijke uitkomsten:

  • De werkzoekende is schoolbaar; er kan scholing worden ingezet.

  • De werkzoekende is alleen schoolbaar met de inzet van een aangepaste scholing.

  • De werkzoekende is alleen met de inzet van een bijzondere scholingsinstelling schoolbaar.

  • De werkzoekende is niet schoolbaar voor de specifieke scholing, die op basis van het Protocol Scholing noodzakelijk wordt geacht. Dan moet gekeken worden of er andere functies/beroepen mogelijk zijn, waarvoor geen scholing nodig is of scholing nodig is, die wel haalbaar is voor de betreffende werkzoekende.

  • De werkzoekende is in het geheel niet schoolbaar. Scholing is voor de betreffende werkzoekende niet mogelijk.

  • UWV heeft extern advies nodig bij het vaststellen van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering, wat vervolgens weer kan leiden tot de hierboven genoemde uitkomsten.

Bij het vaststellen van de schoolbaarheid worden drie indicatoren onderscheiden: de motivatie voor de scholing, de cognitieve vaardigheden van de werkzoekende, en persoonlijke belemmeringen. Hieronder worden deze indicatoren nader besproken.

Stap 7, indicator 1: Motivatie

Motivatie is erg belangrijk voor het welslagen van een scholing. Indien de werkzoekende niet gemotiveerd is voor het volgen van scholing, heeft scholing geen zin. Er zal dan eerst aandacht moeten zijn voor de motivatie.

Overigens speelt dit aspect natuurlijk ook al aan het begin van de re-integratiefase.

Stap 7, indicator 2: Cognitieve vaardigheden

Vastgesteld moet worden of de opleiding aansluit bij de cognitieve vaardigheden van de werkzoekende. Hierbij moet ook gecheckt worden of voldaan wordt aan de formele instroomeisen van de opleiding. Op basis van de capaciteiten van de werkzoekende kan gekozen worden voor theoretisch of meer praktijkgericht onderwijs. Indien er onzekerheid bestaat over de cognitieve vaardigheden, kan hiervoor extern advies worden ingezet. Dit externe advies is uitsluitend in te zetten voor een werkzoekende voor wie UWV de scholing ook inkoopt, in dit geval dus met een AG- of ZW-uitkering.

Bij het vaststellen van de cognitieve vaardigheden wordt ook gekeken worden naar de opleidingen, die de werkzoekende in het recente verleden heeft gevolgd. Het niet afronden van opleidingen is mogelijk een signaal voor belemmeringen in de persoonlijke situatie, die het risico op uitval vergroten. Deze belemmeringen zijn nader uitgewerkt onder indicator 3.

Stap 7, indicator 3: Belemmeringen in de persoonlijke situatie

De persoonlijke belemmeringen, die hieronder worden onderscheiden, zijn ontleend aan het Protocol Zeer Moeilijk Plaatsbaar (ZMP). De belemmeringen, die gelden voor ZMP, waardoor de werkzoekenden moeilijk plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt, vormen vaak ook belemmeringen om succesvol een scholing te volgen. Het benoemen van de belemmeringen in het kader van schoolbaarheid heeft echter een andere functie: wanneer een belemmering wordt geconstateerd, moet bekeken worden of door middel van aanpassingen in de inrichting van de opleiding, scholing toch tot de mogelijkheden behoort. Het gaat hierbij onder meer om de volgende mogelijke aanpassingen:

  • Aanpassingen in het aantal dagdelen of duur van het traject3.

  • Aanpassingen in de wijze waarop onderwijs wordt gegeven.

  • Extra begeleiding gedurende de scholing.

  • Psychische begeleiding.

In complexe gevallen heeft UWV de optie om extern advies in te zetten, om de schoolbaarheid vast te stellen voor werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering.

a. Medische beperkingen (fysiek en/of psychisch) en de beleving daarvan door de werkzoekende
  • Aanwezigheid van objectief vaststelbare medische beperkingen, waardoor het volgen van een onderwijstraject lastig is (bijvoorbeeld auditief/visuele beperkingen). Bekeken moet worden of met aanpassingen tijdens de scholing (bijvoorbeeld een doventolk, aantal dagdelen) wel onderwijs gevolgd kan worden.

  • Aanwezigheid van medische beperkingen, die in de beleving van de werkzoekende onderwijs volgen moeilijk maakt. Het gaat hierbij vooral om werkzoekenden, die zich door de jaren heen zo vereenzelvigd hebben met hun (op enig moment wel aanwezige) belemmeringen/beperkingen, dat zij het in de huidige situatie

  • heel moeilijk vinden om oog te hebben voor wat zij nog wel kunnen.

  • Aanwezigheid van een negatieve prognose voor de ontwikkeling van de medische aandoening, waarmee rekening dient te worden gehouden.

  • Aanwezigheid van een ernstige verslavingsproblematiek. Met deze problematiek moet mogelijk voorafgaand of tijdens de scholing rekening worden gehouden.

b. Rolidentificatie in uitkeringssituatie

Binnen de uitkeringssituatie heeft de werkzoekende zijn eigen zinvolle bezigheden/daginvulling opgebouwd:

  • zorg voor gezinshuishouden;

  • mantelzorg;

  • vrijwilligerswerk.

Om succesvol deel te kunnen nemen aan scholing zal de werkzoekende bereid moeten zijn om tijd vrij te maken, zodat de scholing gevolgd kan worden en huiswerk gemaakt kan worden. Eventueel kan extra begeleiding worden ingezet.

c. Schuldenproblematiek

Het gaat hier om werkzoekenden, die te maken hebben met een dusdanige schuldenproblematiek, dat zij moeilijkheden ondervinden om zich te concentreren op en/of te motiveren voor het volgen van een scholing. De werkzoekende zal eerst of gelijktijdig een schuldsaneringtraject moeten volgen, wil scholing succesvol kunnen zijn.

d. Problemen in de sociale situatie en de beleving daarvan door de werkzoekende.
  • Sociale druk vanuit de omgeving van de werkzoekende om geen activiteiten te ontplooien, die kunnen leiden tot werk. De omgeving kan betrekking hebben op de familie en vriendenkring, maar ook op de directe buurt waarin iemand woont.

  • Een thuissituatie, die het succesvol volgen van een opleiding belemmert. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van kleine kinderen of inwonende familieleden.

  • De belemmeringen kunnen mogelijk verholpen worden door extra begeleiding tijdens de scholing.

e. Problemen in de relatie werkzoekende en scholing/gedragsfactoren.
  • Problemen met sociale vaardigheden in werk- en scholingssituaties (gezagsverhoudingen, zelfstandig werken).

  • Realiteitsprobleem in verwachtingenpatroon van eigen functioneren op het werk (te hoge of juist te lage ambities en verwachtingen).

Door het inzetten van kwalificerende interventies kunnen deze belemmeringen mogelijk worden opgeheven. UWV financiert uitsluitend kwalificerende interventies voor werkzoekenden voor wie het ook scholing inkoopt, dus met een AG- of ZW-uitkering.

BESLISBOOM SCHOLING

A. Bepaling noodzakelijke scholing

B. Toets scholing

TOELICHTING

Voor de beoordeling van cliënten voor het volgen van een scholing heeft UWV – in 2005 – in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in nauwe samenwerking met OVAL (tot 1 juli 2012 Boaborea, een brancheorganisatie van re-integratiebedrijven), de Landelijk Cliëntenraad en de Rea-scholingsinstituten het Protocol Scholing ontwikkeld. Dit Protocol is in 2008 aangepast op onder meer het vraaggericht inzetten (gericht op de vervulling van een vacature) van de scholing.

Het Protocol Scholing bestaat uit drie onderdelen:

Het bepalen van de noodzakelijkheid van scholing.

Het toetsen van de scholing op basis van de regelgeving.

Het beoordelen van de schoolbaarheid van de uitkeringsgerechtigde cliënt met een ZW/WAO/Wet WIA/Wajong.

UWV beschikt met ingang van 1 januari 2012 niet langer over re-integratiebudget om voor cliënten met een WW-uitkering scholingen in te kopen. Het Protocol Scholing is in deze zin aangepast. Mocht een scholing noodzakelijk zijn, dan bestaat de mogelijkheid voor de cliënt WW om vrijstelling te krijgen van de sollicitatieplicht (artikel 76 WW). Uitsluitend nog de vrijstelling van de sollicitatieplicht wordt voor cliënten met een WW-uitkering op basis van het Protocol Scholing bepaald.

B. J. Bruins, voorzitter Raad van bestuur UWV.


X Noot
1

Het betreft de regeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 augustus 2004, Directie Sociale Verzekeringen, nr. 04/57292 houdende vaststelling van regels over de noodzakelijke opleiding of scholing als bedoeld in art. 76 Werkloosheidswet (Scholingsregeling WW).

X Noot
2

Zie scholingsregeling WW (artikel 76).

X Noot
3

Sommige werkzoekenden hebben een medische duurbeperking ten aanzien van arbeid. Dit hoeft echter niet te betekenen, dat ook slechts voor een aantal dagen per week scholing gevolgd kan worden. In overleg tussen de arbeidsdeskundige, de verzekeringsarts van UWV en de werkzoekende kan een oplossing worden gezocht.

Naar boven