Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 december 2014, houdende aanwijzing van vormen van zorg als forensische zorg in de zin van het Interimbesluit forensische zorg (Interimregeling aanwijzing forensische zorg)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3, vierde lid, van het Interimbesluit forensische zorg;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. begeleiding:

het bieden van activiteiten aan een forensische patiënt, wel of niet in combinatie met verblijf in een instelling forensische zorg, die zijn gericht op bevordering of behoud van de zelfredzaamheid dan wel op compensatie van een tekort daaraan;

b. beschermd wonen:

het wonen in een zorginstelling forensische zorg met samenhangende zorg bestaande uit persoonlijke verzorging, begeleiding, verpleging of behandeling van een forensische patiënt, noodzakelijkerwijs gepaard gaande met een beschermende woonomgeving, een therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht;

c. persoonlijke verzorging:

het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging van een forensische patiënt, die zijn gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid.

Artikel 2

Forensische zorg, als bedoeld in artikel 2 van het Interimbesluit forensische zorg, omvat tevens:

  • a. begeleiding, waaronder ambulante begeleiding en dagactiviteiten;

  • b. beschermd wonen;

  • c. behandeling van aanpassingsstoornissen;

  • d. behandeling van toestanden die worden aangeduid met: andere aandoeningen en problemen die een reden voor zorg kunnen zijn;

  • e. psychoanalyse;

  • f. transcraniële magnetische stimulatie.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Interimregeling aanwijzing forensische zorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Forensische zorg, de geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg die in het kader van een strafrechtelijke titel aan een justitiabele kan worden opgelegd, is in het Interimbesluit forensische zorg, dat van toepassing is in afwachting van de Wet forensische zorg, gedefinieerd als zorg zoals omschreven in het Besluit zorgaanspraken AWBZ (op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten, hierna: AWBZ) of in het Besluit zorgverzekering (op grond van de Zorgverzekeringswet, hierna: Zvw). De forensische zorg is ingevolge deze definitie gelijkgesteld aan het pakket verzekerde zorg op grond van de AWBZ of de Zvw.

Met ingang van 1 januari 2015 is de AWBZ vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz) die, tot de Wet forensische zorg in werking zal treden, de vervangende grondslag zal bieden voor het Interimbesluit forensische zorg. Voor zover de AWBZ-zorg niet is overgeheveld naar de Wlz of naar de Zvw, valt deze voormalige AWBZ-zorg met ingang van 1 januari 2015 buiten de wettelijk verzekerde aanspraken op grond van de Wlz en de Zvw. Als gevolg daarvan vallen die vormen van zorg, zonder nadere regeling, niet meer onder de definitie van forensische zorg. Hetzelfde geldt voor de zorg die door wijzigingen in de verplicht verzekerde zorg op grond van de Zvw niet meer onder de definitie valt van forensische zorg.

Om deze zorg wel als zodanig beschikbaar te houden voor de inkoop van forensische zorg, zijn die vormen van zorg in deze regeling apart aangemerkt als forensische zorg. Artikel 3, vierde lid, van het Interimbesluit forensische zorg biedt hiervoor de grondslag. Hiermee is beoogd dat die zorg ook na 1 januari 2015 ten behoeve van justitiabelen kan worden ingekocht, op basis van de prestatie-beschrijvingen en tarieven die daartoe voor de forensische zorg worden vastgesteld door de Nederlandse zorgautoriteit (hierna: zorgautoriteit).

Artikel 1

De aanspraken op begeleiding, beschermd wonen en persoonlijke verzorging op grond van het Besluit zorgaanspraken AWBZ zijn komen te vervallen, behoudens bestaande AWBZ-aanspraken in het kader van een overgangsregeling, en in enigszins aangepaste vorm overgeheveld naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Om deze zorgvormen na 1 januari 2015 in ongewijzigde vorm beschikbaar te houden als forensische zorg, is voor de definiëring van deze begrippen zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de definities in het Besluit zorgaanspraken AWBZ zoals dat luidde vóór 1 januari 2015.

Artikel 2, onder a en b

Begeleiding en beschermd wonen worden op basis van de aanwijzing in dit artikel aangemerkt als forensische zorg. Persoonlijke verzorging is hier niet apart als forensische zorg aangewezen, omdat deze zorgvorm niet als zelfstandige forensische zorg zal worden ingekocht. Persoonlijke verzorging kan wel deel uitmaken van een door de zorgautoriteit vastgesteld zorgzwaartepakket, in de beleidsregels van de zorgautoriteit aangeduid als ZZP, een volledig pakket van zorg dat aansluit op de kenmerken van de forensische patiënt en de soort zorg die hij nodig heeft.

Artikel 2, onder c tot en met f

De vormen van zorg onder c tot en met f behoorden voorheen tot de verplicht verzekerde zorg op grond van de Zvw (het basispakket Zvw), maar zijn door wijzigingen in het Besluit zorgverzekering en de Regeling zorgverzekering, alsmede ten gevolge van de standpunten van het Zorginstituut Nederland (hierna Zorginstituut, voorheen het College voor zorgverzekeringen, hierna: CVZ) daarvan uitgesloten.

De behandeling van aanpassingsstoornissen is in artikel 2.1 van de Regeling zorgverzekering uitgezonderd van de te verzekeren prestaties1. Dit blijkt ook uit het overzicht van wel- en niet verzekerde zorg met betrekking tot aandoeningen uit de DSM-IV-classificatie, opgenomen in het Advies Geneeskundige Geestelijke Gezondheidszorg deel 2 dat het CVZ op 11 juli 2013 heeft uitgebracht.2

De behandeling van ‘andere aandoeningen en problemen die reden voor zorg kunnen zijn’, in het voornoemde overzicht van DSM-IV-classificaties aangeduid onder nummer 16, behoort evenmin tot de verzekerde zorg, conform het Advies Geneeskundige Gezondheidszorg, deel 1, dat het CVZ op 6 april 2012 heeft uitgebracht.3 Het gaat hierbij om ‘toestanden’ (‘conditions’4) ten gevolge van bijvoorbeeld psychosociale- en omgevingsproblemen, huiselijk geweld, seksueel misbruik of verwaarlozing. Deze kunnen niet als hoofddiagnose worden gedeclareerd, maar wel bij een andere DSM-classificatie worden gecodeerd bijvoorbeeld op een zogeheten V-code (een mogelijkheid binnen de DSM-IV classificatie om aanvullende informatie te geven).

Ingevolge het standpunt van het Zorginstituut is voorts geen sprake van verzekerde zorg bij de psychologische interventies ‘psychoanalyse’ en ‘transcraniële magnetische stimulatie’.

Om de genoemde behandelingen beschikbaar te houden als forensische zorg zijn deze behandelingen in deze regeling aangewezen als forensische zorg.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
2

Kamerstukken II 2012–2013, 29 689, nr. 470

X Noot
3

Kamerstukken II 2011–2012, 29 689, nr. 394

X Noot
4

De oorspronkelijke Engelse benaming van deze categorie in het DSM-handboek luidt: ‘other ‘conditions’ that may be a focus of clinical attention’.

Naar boven