Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 juli 2011, nr. Z/VU-3073017, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering in verband met aanpassing van de te verzekeren prestaties en eigen bijdragen daarvoor en vervanging van bijlage 9

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 2.1, 2.4, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10 2.12, 2.14, 2.16 en 3a.1 van het Besluit zorgverzekering;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling zorgverzekering wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2.1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. behandeling van aanpassingsstoornissen.

B

Na artikel 2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.2

De zorg, bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering, omvat tot 1 januari 2016 tevens behandeling van chronische aspecifieke lage rugklachten met toepassing van radiofrequente denervatie, indien de indicatie en de behandeling van de verzekerde overeenkomstig de voorwaarden zijn die opgenomen zijn in het onderzoeksvoorstel dat door ZonMw wordt gefinancierd;.

C

Artikel 2.3 komt te luiden:

Artikel 2.3

  • 1. Voor eerstelijnspsychologische zorg betaalt de verzekerde een eigen bijdrage van:

    • a. € 20 per zitting;

    • b. € 50 voor een internetbehandeltraject.

  • 2. De verzekerde van achttien jaar of ouder betaalt een eigen bijdrage voor zorg zoals psychiaters of klinisch-psychologen die plegen te bieden, die hij in een kalenderjaar heeft ontvangen, van:

    • a. € 100 voor een dbc tot honderd minuten;

    • b. € 200 voor een dbc vanaf honderd minuten.

  • 3. De zorg, bedoeld in het tweede lid, geldt als ontvangen op de datum waarop de dbc is geopend.

  • 4. De verzekerde betaalt over een kalenderjaar aan eigen bijdragen, bedoeld in het tweede lid, niet meer dan € 200.

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing op:

    • a. een dbc voor indirecte tijd;

    • b. een dbc voor crisis;

    • c. zorg zoals psychiaters of klinisch-psychologen die plegen te bieden aan een verzekerde die, met toepassing van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van die wet.

D

Artikel 2.4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor zorg als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering betaalt de verzekerde van achttien jaar of ouder, voor zover het gaat om zorg die niet rechtstreeks in verband staat met de indicatie voor bijzondere tandheelkundige hulp, een bijdrage ter grootte van het bedrag dat bij de desbetreffende verzekerde in rekening zou worden gebracht indien artikel 2.7, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering niet van toepassing is.

E

Artikel 2.6 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. uitwendige hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de visuele functie als omschreven in artikel 2.13;.

2. Voor onderdeel t wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • s. uitwendige hulpmiddelen gerelateerd aan en ter compensatie van beperkingen in het spreken;.

3. De onderdelen x, bb en cc vervallen.

F

In artikel 2.8, tweede lid, wordt ‘€ 386,50’ vervangen door: € 393.

G

Artikel 2.12, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 136,50’ vervangen door: € 139.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 68,50’ vervangen door: € 69,50.

H

Artikel 2.13 komt te luiden:

Artikel 2.13

  • 1. Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel f, omvatten:

    • a. hulpmiddelen ter correctie van stoornissen in de visuele functie van het oog en van functies van aan het oog verwante structuren;

    • b. hulpmiddelen ter compensatie van beperkingen;

      • 1°. in het lezen, schrijven of gebruik van telecommunicatieapparatuur;

      • 2°. bij het om obstakels heenlopen of bij de oriëntatie.

  • 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, omvat niet:

    • a. brillenglazen of filterglazen inclusief montuur;

    • b. eenvoudige hulpmiddelen voor lezen en schrijven.

  • 3. In het geval van lenzen dient de stoornis het gevolg te zijn van een medische aandoening of een trauma, waarbij lenzen tot een grotere verbetering in de functies gezichtsscherpte of kwaliteit van visus leiden dan brillenglazen.

  • 4. Voor lenzen betaalt de verzekerde:

    • a. een eigen bijdrage van € 52,50 per lens als sprake is van lenzen met een gebruiksduur langer dan een jaar;

    • b. een eigen bijdrage van € 105 per kalenderjaar als sprake is van lenzen met een gebruiksduur korter dan een jaar. Ingeval slechts één oog dient te worden gecorrigeerd geldt een eigen bijdrage van € 52,50 per kalenderjaar.

  • 5. Voor blindengeleidehonden geldt dat een tegemoetkoming kan worden verleend in de redelijk te achten gebruikskosten.

I

Artikel 2.14 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt ‘€ 501,50’ vervangen door: € 509,50.

2. In het vierde lid wordt ‘€ 592’ vervangen door: € 600,50.

3. In het vijfde lid wordt ‘€ 683’ vervangen door: € 691.

4. In het zesde lid wordt ‘€ 65’ vervangen door: € 66.

J

Artikel 2.17, onderdeel c, vervalt.

K

Artikel 2.23 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 143,50’ vervangen door: € 146.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘€ 136,50’ vervangen door ‘€ 139’ en wordt ‘€ 323,50’ vervangen door: € 329.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 68,50’ vervangen door ‘€ 69,50’ en wordt ‘€ 255,50’ vervangen door: € 259,50.

L

In artikel 2.24, eerste lid, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt, onderdeel d.

M

Artikel 2.26 wordt gewijzigd als volgt:

1. De onderdelen c en e vervallen.

2. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. opname- en voorleesapparatuur, zijnde daisy-spelers of daisy-programmatuur voor dyslectici en motorisch beperkten;.

3. Onderdeel i vervalt.

N

De artikelen 2.30 en 2.31 vervallen.

O

Artikel 2.34, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Hulpmiddelen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel ff, omvatten hulphonden die een substantiële bijdrage leveren aan de mobiliteit en de algemene of huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen van een verzekerde die volledig doof is of die als gevolg van blijvende ernstige lichamelijke functiebeperkingen aangewezen is op hulp bij die mobiliteit of bij algemene of huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen, waardoor zijn zelfstandigheid wordt vergroot en het beroep op zorgondersteuning vermindert.

P

Na artikel 2.36 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1.4a. Verblijf

Artikel 2.36a
  • 1. De verzekerde van achttien jaar of ouder betaalt voor verblijf dat noodzakelijk is in verband met zorg zoals psychiaters of klinisch-psychologen die plegen te bieden een eigen bijdrage van € 145 per maand, met dien verstande dat geen bijdrage verschuldigd is gedurende de eerste eenendertig dagen van dat verblijf.

  • 2. Een onderbreking van ten hoogste zeven dagen wordt niet als onderbreking beschouwd, maar deze dagen tellen niet mee voor de berekening van de eenendertig dagen.

  • 3. Over een gedeelte van een maand is de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, gelijk aan het bedrag per maand, vermenigvuldigd met twaalf maal het aantal dagen waarover die bijdrage binnen die maand verschuldigd is en gedeeld door 365.

Q

Artikel 2.37 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 3,90’ vervangen door: € 4.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 15,50’ vervangen door ‘€ 16’ en wordt ‘€ 111,50’ vervangen door: € 112,50.

R

Artikel 2.38 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 0,27’ vervangen door: € 0,30.

2. in het tweede lid wordt ‘€ 92’ vervangen door: € 93.

S

In bijlage 2 wordt na onderdeel 70 een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 71. Maagzuurremmers, inclusief combinatiepreparaten die een maagzuurremmer bevatten

    Voorwaarde:

    uitsluitend voor een verzekerde die blijkens het voorschrift langer dan zes maanden op het geneesmiddel is aangewezen en voor wie het geneesmiddel is voorgeschreven ter behandeling van een chronische aandoening, tenzij het betreft een voor de verzekerde nieuwe medicatie.

T

Bijlage 9 wordt vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlage 9.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt inwerking met ingang van 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.

BIJLAGE 9 VAN REGELING ZORGVERZEKERING

Bijlage behorende bij artikel 8.3, eerste lid, onderdeel a

CER grp

ATC-code (in 2010)

stofnaam/omschrijving ATC-code

DDD-waarde (standaard dagdosering, in 2010) per toedieningsweg/opmerkingen

   

O

oraal

O (aer)

oraal aerosol

 
   

P

parenteraal

P (depot)

parenteraal depot

 
   

R

rectaal

     
   

INH

inhalatie

INH (aer)

inhalatie aerosol

 
       

INH (pdr)

inhalatie poeder

 
       

INH (opl)

inhalatie oplossing

 
   

TD

transdermaal

   
   

SL

sublinguaal

   
   

OCU

oculair

     
       

VS

voorschrift/receptregel

(1 voorschrift = 181 DDDs)

       

mcg

microgram

 
       

mg

milligram

 
       

g

gram

 
       

ml

milliliter

 
       

IE

internationale eenheid

       

miljE

miljoen internationale eenheden

       

do

dosis

 
       

tabl

tablet

 
       

caps

capsule

 
Tabel 1
   

Aandoeningen van hersenen en ruggemerg

O

P

           

NMA

M03BX01

BACLOFEN

50 mg

0,55 mg

           

NMA

L03AX13

GLATIRAMEER

 

20 mg

           

NMA

L03AB07

INTERFERON BETA-1A

 

4,3 mcg

           

NMA

L03AB08

INTERFERON BETA-1B

 

4 miljE

           

NMA

N07XX02

RILUZOL

0,1 g

             
Tabel 2
   

Astma/COPD

O

P

R

INH (aer)

INH (pdr)

INH(opl)

   

CAR

R03BA01

BECLOMETASON

     

0,8 mg

0,8 mg

1,5 mg

   

CAR

R03BA02

BUDESONIDE

     

0,8 mg

0,8 mg

1,5 mg

   

CAR

R03BA08

CICLESONIDE

     

0,16 mg

       

CAR

R03BC01

CROMOGLICINEZUUR

     

40 mg

80 mg

80 mg

   

CAR

R03AK03

FENOTEROL met andere ASTMA/COPD-middelen

     

6 do

3 patroon

     

CAR

R03BA05

FLUTICASON

     

0,6 mg

0,6 mg

1,5 mg

   

CAR

R03AC13

FORMOTEROL

     

24 mcg

24 mcg

     

CAR

R03AK07

FORMOTEROL met andere ASTMA/COPD-middelen

   

4 do

24 mcg

     

CAR

R03AC18

INDACATEROL

       

150 mcg

     

CAR

R03BB01

IPRATROPIUM

     

0,12 mg

0,12 mg

0,3 mg

   

CAR

R03DC03

MONTELUKAST

10 mg

             

CAR

R03BC03

NEDOCROMIL

     

8 mg

       

CAR

R03AC02

SALBUTAMOL

     

0,8 mg

0,8 mg

10 mg

   

CAR

R03CC02

SALBUTAMOL

12 mg

12 mg

           

CAR

R03AK04

SALBUTAMOL met andere ASTMA/COPD-middelen

   

6 do

 

7,5 ml

   

CAR

R03AC12

SALMETEROL

     

0,1 mg

0,1 mg

     

CAR

R03AK06

SALMETEROL met andere ASTMA/COPD-middelen

     

4 do

2 do

     

CAR

R03AC03

TERBUTALINE

     

2 mg

2 mg

20 mg

   

CAR

R03DA04

THEOFYLLINE

0,4 g

0,4 g

0,4 g

         

CAR

R03BB04

TIOTROPIUM

       

18 mcg

5 mcg

   
Tabel 3
   

Cystic fibrosis/pancreas

O

 

INH(opl)

         

CFP

R05CB13

DORNASE ALFA

   

2,5 mg

         

CFP

A09AA02

MULTI-ENZYMEN

4–6 tabl/caps

           
Tabel 4
   

Diabetes, type I en type II

O

P

INH

         

DIA

A10BF01

ACARBOSE

0,3 g

             

DIA

A10BX04

EXENATIDE

 

15 mcg

           

DIA

A10BB01

GLIBENCLAMIDE

10 mg

             

DIA

A10BB09

GLICLAZIDE

0,16 g

             

DIA

A10BB12

GLIMEPIRIDE

2 mg

             

DIA

A10BD04

GLIMEPIRIDE met ROSIGLITAZON

1 tabl

             

DIA

A10AB01

INSULINE (humaan)

 

40 IE

           

DIA

A10AC01

INSULINE (humaan)

 

40 IE

           

DIA

A10AD01

INSULINE (humaan)

 

40 IE

           

DIA

A10AB05

INSULINE, ASPART

 

40 IE

           

DIA

A10AD05

INSULINE, ASPART

 

40 IE

           

DIA

A10AE05

INSULINE, DETEMIR

 

40 IE

           

DIA

A10AE04

INSULINE, GLARGINE

 

40 IE

           

DIA

A10AB06

INSULINE, GLULISINE

 

40 IE

           

DIA

A10AB04

INSULINE, LISPRO

 

40 IE

           

DIA

A10AD04

INSULINE, LISPRO

 

40 IE

           

DIA

A10BX07

LIRAGLUTIDE

 

1,2 mg

           

DIA

A10BA02

METFORMINE

2 g

             

DIA

A10BD05

METFORMINE met PIOGLITAZON

2 tabl

             

DIA

A10BD03

METFORMINE met ROSIGLITAZON

2 tabl

             

DIA

A10BD07

METFORMINE met SITAGLIPTINE

2 tabl

             

DIA

A10BD02

METFORMINE met SULFONYLUREUMDERIVATEN

2 tabl

             

DIA

A10BD08

METFORMINE met VILDAGLIPTINE

2 tabl

             

DIA

A10BG03

PIOGLITAZON

30 mg

             

DIA

A10BX02

REPAGLINIDE

4 mg

             

DIA

A10BG02

ROSIGLITAZON

6 mg

             

DIA

A10BH03

SAXAGLIPTINE

5 mg

             

DIA

A10BH01

SITAGLIPTINE

0,1 g

             

DIA

A10BB03

TOLBUTAMIDE

1,5 g

             

DIA

A10BH02

VILDAGLIPTINE

0,1 g

             
Tabel 5
   

Epilepsie

O

P

R

         

EPI

N03AF01

CARBAMAZEPINE

1 g

 

1 g

         

EPI

N03AD01

ETHOSUXIMIDE

1,25 g

             

EPI

N03AX10

FELBAMAAT

2,4 g

             

EPI

N03AA02

FENOBARBITAL

0,1 g

0,1 g

           

EPI

N03AB02

FENYTOINE

0,3 g

0,3 g

           

EPI

N03AX18

LACOSAMIDE

0,3 g

0,3 g

           

EPI

N03AX09

LAMOTRIGINE

0,3 g

             

EPI

N03AX14

LEVETIRACETAM

1,5 g

1,5 g

           

EPI

N03AF02

OXCARBAZEPINE

1 g

             

EPI

N03AA03

PRIMIDON

1,25 g

             

EPI

N03AX17

STIRIPENTOL

1 g

             

EPI

N03AX03

SULTIAM

0,4 g

             

EPI

N03AX11

TOPIRAMAAT

0,3 g

             

EPI

N03AG01

VALPROINEZUUR

1,5 g

1,5 g

1,5 g

         

EPI

N03AG04

VIGABATRINE

2 g

             
Tabel 6
   

Glaucoom

O

P

OCU

         

GLA

S01EC01

ACETAZOLAMIDE

0,75 g

0,75 g

           

GLA

S01EA03

APRACLONIDINE

   

0,3 ml

         

GLA

S01ED02

BETAXOLOL

   

0,2 ml

         

GLA

S01EE03

BIMATOPROST

   

0,1 ml

         

GLA

S01EA05

BRIMONIDINE

   

0,2 ml

         

GLA

S01EC04

BRINZOLAMIDE

   

0,2 ml

         

GLA

S01ED05

CARTEOLOL

   

0,2 ml

         

GLA

S01EA02

DIPIVEFRINE

   

0,2 ml

         

GLA

S01EC03

DORZOLAMIDE

   

0,3 ml

         

GLA

S01EE01

LATANOPROST

   

0,1 ml

         

GLA

S01ED03

LEVOBUNOLOL

   

0,2 ml

         

GLA

S01ED04

METIPRANOLOL

   

0,2 ml

         

GLA

S01ED54

METIPRANOLOL, COMBINATIES

   

0,3 ml

         

GLA

S01EB01

PILOCARPINE

   

0,4 ml/40 mg

       

GLA

S01EE05

TAFLUPROST

   

0,3 ml

         

GLA

S01ED01

TIMOLOL

   

0,2 ml

         

GLA

S01ED51

TIMOLOL, COMBINATIES

   

0,2 ml/0,1 ml

       

GLA

S01EE04

TRAVOPROST

   

0,1 ml

         
Tabel 7
   

Groeihormonen

 

P

           

GRO

H01AC03

MECASERMINE

 

2 mg

           

GRO

H01AC01

SOMATROPINE

 

2 IE

           
Tabel 8
   

Hartaandoeningen

O

O (aer)

P

SL

TD

     

HAR

C01BD01

AMIODARON

0,2 g

 

0,2 g

         

HAR

C03CA02

BUMETANIDE

1 mg

 

1 mg

         

HAR

C01AA05

DIGOXINE

0,25 mg

 

0,25 mg

         

HAR

C01BA03

DISOPYRAMIDE

0,4 g

 

0,4 g

         

HAR

C01CE03

ENOXIMON

   

1 g

         

HAR

C01BC04

FLECAINIDE

0,2 g

 

0,2 g

         

HAR

C03CA01

FUROSEMIDE

40 mg

 

40 mg

         

HAR

C01CA16

IBOPAMINE

0,3 g

             

HAR

C01EB03

INDOMETACINE

   

1 mg

         

HAR

C01CA02

ISOPRENALINE

90 mg

 

90 mg

         

HAR

C01DA08

ISOSORBIDE DINITRAAT

60 mg

20 mg

10 mg

20 mg

0,1 g

     

HAR

C01DA14

ISOSORBIDE MONONITRAAT

40 mg

             

HAR

C01EB17

IVABRADINE

10 mg

             

HAR

C01BA01

KINIDINE

1,2 g

             

HAR

C01BB01

LIDOCAINE

   

3 g

         

HAR

C01CE02

MILRINON

   

50 mg

         

HAR

C01DX16

NICORANDIL

40 mg

             

HAR

C01DA02

NITROGLYCERINE

5 mg

2,5 mg

10 mg

2,5 mg

5 mg

     

HAR

C01BC03

PROPAFENON

0,3 g

 

0,3 g

         
Tabel 9
   

HIV/AIDS

O

P

           

HIV

J05AF06

ABACAVIR

0,6 g

             

HIV

J05AE05

AMPRENAVIR

1,2 g

             

HIV

J05AE08

ATAZANAVIR

0,3 g

             

HIV

J05AE10

DARUNAVIR

1,2 g

             

HIV

J05AF02

DIDANOSINE

0,4 g

             

HIV

J05AG03

EFAVIRENZ

0,6 g

             

HIV

J05AF09

EMTRICITABINE

0,2 g

             

HIV

J05AR06

EMTRICITABINE met TENOFOVIR met EFAVIRENZ

1 tabl

             

HIV

J05AX07

ENFUVIRTIDE

 

0,18 g

           

HIV

J05AG04

ETRAVIRINE

0,4 g

             

HIV

J05AE07

FOSAMPRENAVIR

1,4 g

             

HIV

J05AD01

FOSCARNET

 

6,5 g

           

HIV

J05AB06

GANCICLOVIR

3 g

0,5 g

           

HIV

J05AE02

INDINAVIR

2,4 g

             

HIV

J05AF05

LAMIVUDINE

0,3 g

             

HIV

J05AR02

LAMIVUDINE met ABACAVIR

1 tabl

             

HIV

J05AE06

LOPINAVIR

0,8 g

             

HIV

J05AX09

MARAVIROC

0,6 g

             

HIV

J05AE04

NELFINAVIR

2,25 g

             

HIV

J05AG01

NEVIRAPINE

0,4 g

             

HIV

J05AX08

RALTEGRAVIR

0,8 g

             

HIV

J05AE03

RITONAVIR

1,2 g

             

HIV

J05AE01

SAQUINAVIR

1,8 g

             

HIV

J05AF04

STAVUDINE

80 mg

             

HIV

J05AF07

TENOFOVIR DISOPROXIL

0,245 g

             

HIV

J05AR03

TENOFOVIR DISOPROXIL met EMTRICITABINE

1 tabl

             

HIV

J05AE09

TIPRANAVIR

1 g

             

HIV

J05AB14

VALGANCICLOVIR

0,9 g

             

HIV

J05AF01

ZIDOVUDINE

0,6 g

0,6 g

           

HIV

J05AR01

ZIDOVUDINE met LAMIVUDINE

2 tabl

             

HIV

J05AR04

ZIDOVUDINE met LAMIVUDINE met ABACAVIR

2 tabl

             
Tabel 10
   

Kanker

O

P

           

KAN

L03AC01

ALDESLEUKINE

 

0,2 mg

           

KAN

L01XX01

AMSACRINE

 

1 VS

           

KAN

L01XX25

BEXAROTEEN

1 VS

             

KAN

L01DC01

BLEOMYCINE

 

1 VS

           

KAN

L01XX32

BORTEZOMIB

 

1 VS

           

KAN

L01AB01

BUSULFAN

1 VS

             

KAN

L01BC06

CAPECITABINE

1 VS

             

KAN

L01AA02

CHLOORAMBUCIL

1 VS

             

KAN

L01XA01

CISPLATINE

 

1 VS

           

KAN

L01AA01

CYCLOFOSFAMIDE

1 VS

1 VS

           

KAN

L01BC01

CYTARABINE

 

1 VS

           

KAN

L01AX04

DACARBAZINE

 

1 VS

           

KAN

L01DA01

DACTINOMYCINE

 

1 VS

           

KAN

L01XE06

DASATINIB

1 VS

             

KAN

L01DB02

DAUNORUBICINE

 

1 VS

           

KAN

L01DB03

EPIRUBICINE

 

1 VS

           

KAN

L01XE03

ERLOTINIB

1 VS

             

KAN

L01XX11

ESTRAMUSTINE

1 VS

             

KAN

L01CB01

ETOPOSIDE

1 VS

1 VS

           

KAN

L01XE10

EVEROLIMUS

1 VS

             

KAN

L03AA02

FILGRASTIM

 

0,35 mg

           

KAN

L01BB05

FLUDARABINE

1 VS

             

KAN

L01BC02

FLUOROURACIL

 

1 VS

           

KAN

L01XE02

GEFITINIB

 

1 VS

           

KAN

L01XX05

HYDROXYCARBAMIDE

1 VS

             

KAN

L01DB06

IDARUBICINE

 

1 VS

           

KAN

L01XE01

IMATINIB

1 VS

             

KAN

L01XE07

LAPATINIB

1 VS

             

KAN

L04AX04

LENALIDOMIDE

10 mg

             

KAN

L03AA10

LENOGRASTIM

 

0,35 mg

           

KAN

L01AD02

LOMUSTINE

1 VS

             

KAN

L01AA03

MELFALAN

1 VS

1 VS

           

KAN

L01BB02

MERCAPTOPURINE

1 VS

             

KAN

L01DC03

MITOMYCINE

 

1 VS

           

KAN

L01XX23

MITOTAAN

1 VS

             

KAN

L01DB07

MITOXANTRON

 

1 VS

           

KAN

L01XE08

NILOTINIB

1 VS

             

KAN

L03AA13

PEGFILGRASTIM

 

0,3 mg

           

KAN

L01XB01

PROCARBAZINE

1 VS

             

KAN

L01XE05

SORAFENIB

1 VS

             

KAN

L01XE04

SUNITINIB

1 VS

             

KAN

L01BC53

TEGAFUR, COMBINATIES

1 VS

             

KAN

L01AX03

TEMOZOLOMIDE

1 VS

             

KAN

L01CB02

TENIPOSIDE

 

1 VS

           

KAN

L01AC01

THIOTEPA

 

1 VS

           

KAN

L01BB03

TIOGUANINE

1 VS

             

KAN

L01XX17

TOPOTECAN

1 VS

             

KAN

L01XX14

TRETINOINE

1 VS

             

KAN

L01CA01

VINBLASTINE

 

1 VS

           

KAN

L01CA02

VINCRISTINE

 

1 VS

           
Tabel 11
   

Nieraandoeningen

O

P

           

NIE

B03XA02

DARBEPOETINE ALFA

 

4,5 mcg

           

NIE

B03XA01

EPOETINE

 

1000 IE

           

NIE

V03AE03

LANTHAANCARBONAAT

2,25 g

             

NIE

B03XA03

METHOXYPOLYETHYLEENGLYCOL EPOETINE BETA

 

4 mcg

           

NIE

V03AE01

POLYSTYREENSULFONZUUR

45 mg

             

NIE

V03AE02

SEVELAMER

6,4 g

             
Tabel 12
   

Ziekte van Parkinson

O

P

TD

         

PAR

N04BB01

AMANTADINE

0,2 g

             

PAR

N04BC07

APOMORFINE

 

20 mg

           

PAR

N04BC01

BROMOCRIPTINE

40 mg

             

PAR

N04BX02

ENTACAPON

1 g

             

PAR

N04BA03

LEVODOPA met DECARBOXYLASE- en COMT-REMMER

0,45 g

             

PAR

N04BA02

LEVODOPA met DECARBOXYLASEREMMER

0,6 g

             

PAR

N04BC02

PERGOLIDE

3 mg

             

PAR

N04BC05

PRAMIPEXOL

2,5 mg

             

PAR

N04BD02

RASAGILINE

1 mg

             

PAR

N04BC04

ROPINIROL

6 mg

             

PAR

N04BC09

ROTIGOTINE

   

6 mg

         

PAR

N04BD01

SELEGILINE

5 mg

             

PAR

N04BX01

TOLCAPON

0,45 g

             
Tabel 13
   

Psychische aandoeningen

O

P

P (depot)

R

TD

SL

   

GGZ

N07BB03

ACAMPROSAAT

2 g

             

GGZ

N06AX22

AGOMELATINE

25 mg

             

GGZ

N06AA09

AMITRIPTYLINE

75 mg

75 mg

           

GGZ

N05AX12

ARIPIPRAZOL

15 mg

15 mg

           

GGZ

N06BA09

ATOMOXETINE

80 mg

             

GGZ

N05AD07

BENPERIDOL

1,5 mg

             

GGZ

N05AD06

BROOMPERIDOL

10 mg

10 mg

3,3 mg

         

GGZ

N07BC01

BUPRENORFINE

         

8 mg

   

GGZ

N07BC51

BUPRENORFINE, COMBINATIES

         

8 mg

   

GGZ

N06AX12

BUPROPION

0,3 g

     

exclusief (genees)middelen bij stoppen met roken

GGZ

N05BE01

BUSPIRON

30 mg

             

GGZ

N05AA01

CHLOORPROMAZINE

0,3 g

0,1 g

 

0,3 g

       

GGZ

N05AF03

CHLOORPROTIXEEN

0,3 g

50 mg

           

GGZ

N05CC01

CHLORALHYDRAAT

1 g

   

1 g

       

GGZ

N06AB04

CITALOPRAM

20 mg

20 mg

           

GGZ

N06AA04

CLOMIPRAMINE

0,1 g

0,1 g

           

GGZ

N05AH02

CLOZAPINE

0,3 g

0,3 g

           

GGZ

N07BB01

DISULFIRAM

0,2 g

             

GGZ

N06AA16

DOSULEPINE

0,15 g

             

GGZ

N06AA12

DOXEPINE

0,1 g

0,1 g

           

GGZ

N06AX21

DULOXETINE

60 mg

             

GGZ

N06AB10

ESCITALOPRAM

10 mg

             

GGZ

N06AF03

FENELZINE

60 mg

             

GGZ

N05AB02

FLUFENAZINE

10 mg

 

1 mg

         

GGZ

N06AB03

FLUOXETINE

20 mg

             

GGZ

N05AF01

FLUPENTIXOL

6 mg

 

4 mg

         

GGZ

N05AG01

FLUSPIRILEEN

   

0,7 mg

         

GGZ

N06AB08

FLUVOXAMINE

0,1 g

             

GGZ

N06DA04

GALANTAMINE

16 mg

             

GGZ

N05AD01

HALOPERIDOL

8 mg

8 mg

3,3 mg

         

GGZ

N05BB01

HYDROXYZINE

75 mg

75 mg

           

GGZ

N06AA02

IMIPRAMINE

0,1 g

0,1 g

           

GGZ

N05AN01

LITHIUM

24 mmol

             

GGZ

N06AA21

MAPROTILINE

0,1 g

0,1 g

           

GGZ

N06DX01

MEMANTINE

20 mg

             

GGZ

N07BC02

METHADON

25 mg

25 mg

           

GGZ

N06BA04

METHYLFENIDAAT

30 mg

             

GGZ

N06AX03

MIANSERINE

60 mg

             

GGZ

N06AX11

MIRTAZAPINE

30 mg

             

GGZ

N06AG02

MOCLOBEMIDE

0,3 g

             

GGZ

N07BB04

NALTREXON

50 mg

             

GGZ

N06AA10

NORTRIPTYLINE

75 mg

30 mg

           

GGZ

N05AH03

OLANZAPINE

10 mg

10 mg

10 mg

         

GGZ

N05AX13

PALIPERIDON

6 mg

 

2,5 mg

         

GGZ

N06AB05

PAROXETINE

20 mg

             

GGZ

N05AG03

PENFLURIDOL

6 mg

             

GGZ

N05AB03

PERFENAZINE

30 mg

10 mg

7 mg

16 mg

       

GGZ

N05AC01

PERICIAZINE

50 mg

20 mg

           

GGZ

N05AG02

PIMOZIDE

4 mg

             

GGZ

N05AD05

PIPAMPERON

0,2 g

             

GGZ

N05AH04

QUETIAPINE

0,4 g

             

GGZ

N05AX08

RISPERIDON

5 mg

 

2,7 mg

         

GGZ

N06DA03

RIVASTIGMINE

9 mg

     

9,5 mg

     

GGZ

N05AE03

SERTINDOL

16 mg

             

GGZ

N06AB06

SERTRALINE

50 mg

             

GGZ

N05AL01

SULPIRIDE

0,8 g

0,8 g

           

GGZ

N06AF04

TRANYLCYPROMINE

10 mg

             

GGZ

N06AX05

TRAZODON

0,3 g

             

GGZ

N06AX16

VENLAFAXINE

0,1 g

             

GGZ

N05AF05

ZUCLOPENTIXOL

30 mg

30 mg

15 mg

         
Tabel 14
   

Reuma

O

P

R

         

REU

L04AB04

ADALIMUMAB

 

2,9 mg

           

REU

L04AC03

ANAKINRA

 

0,1 g

           

REU

M01CB03

AURANOFINE

6 mg

             

REU

M01CB01

AUROTHIOBARNSTEENZUUR

 

2,4 mg

           

REU

L04AB05

CERTOLIZUMAB PEGOL

 

14 mg

           

REU

L04AB01

ETANERCEPT

 

7 mg

           

REU

L04AB06

GOLIMUMAB

 

1,66 mg

           

REU

P01BA02

HYDROXYCHLOROQUINE

516 mg1

             

REU

L04AB02

INFLIXIMAB

 

3,75 mg

           

REU

L04AA13

LEFLUNOMIDE

20 mg

             

REU

L01BA01

METHOTREXAAT

 

3,571 mg

           

REU

L04AX03

METHOTREXAAT

2,5 mg

             

REU

A07EC01

SULFASALAZINE

2 g

 

2 g

         
X Noot
1

WHO DDD-waarde is 516 mg (base), is gelijk aan 666mg (sulfaat) vlgns Z-index.

Tabel 15
   

Schildklieraandoeningen

O

P

           

THY

H03BB01

CARBIMAZOL

15 mg

             

THY

H03AA01

LEVOTHYROXINE

0,15 mg

0,15 mg

           

THY

H03AA02

LIOTHYRONINE

60 mcg

60 mcg

           

THY

H03BA02

PROPYLTHIOURACIL

0,1 g

             

THY

H03AA05

SCHILDKLIER PREPARATEN

150 mg

             

THY

H03BB02

THIAMAZOL

10 mg

             
Tabel 16
   

Transplantaties

O

P

           

TRA

L04AX01

AZATHIOPRINE

0,15 g

0,15 g

           

TRA

L04AD01

CICLOSPORINE

0,25 g

0,25 g

           

TRA

L04AA18

EVEROLIMUS

1,5 mg

             

TRA

L04AA06

MYCOFENOLZUUR

2 g

2 g

           

TRA

L04AA10

SIROLIMUS

3 mg

             

TRA

L04AD02

TACROLIMUS

5 mg

5 mg

           
Tabel 17
   

Ziekte van Crohn/colitis ulcerosa

O

R

           

CRO

A07EA04

BETAMETHASON

 

100 ml

           

CRO

A07EA06

BUDESONIDE

9 mg

1 tabl

           

CRO

A07EC02

MESALAZINE

1,5 g

1,5 g

           

CRO

A07EC03

OLSALAZINE

1 g

             

TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze regeling is de Regeling zorgverzekering (Rzv) gewijzigd in verband met:

  • a. het uitsluiten van de behandeling van aanpassingsstoornissen uit de te verzekeren prestaties op grond van de Zorgverzekeringswet (verder te noemen: Zvw-pakket);

  • b. het aanwijzen van zorg die voorwaardelijk wordt toegelaten tot het Zvw-pakket;

  • c. het verhogen van de eigen bijdrage voor eerstelijnspsychologische zorg (elp-zorg) die ook voor verzekerden onder de achttien jaar geldt;

  • d. het invoeren van een eigen bijdrage voor tweedelijnsgeestelijke gezondheidszorg (tweedelijns-ggz) voor verzekerden van achttien jaar en ouder;

  • e. het logischer regelen van de eigen bijdrage voor bijzondere tandheelkunde;

  • f. het functiegericht omschrijven van de hulpmiddelen in verband met stoornissen in de visuele functie en hulpmidddelen in verband met beperkingen in het spreken, zoals het College voor zorgverzekeringen heeft geadviseerd op 14 februari 2011 (Uitgave CVZ, nr. 296-a).

  • g. het invoeren van een eigen bijdrage voor verblijf dat noodzakelijk is in verband met tweedelijns-ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder;

  • h. het indexeren van de eigen bijdragen Zvw zoals dat jaarlijks geschiedt;

  • i. het beperken van de aanspraak op maagzuurremmers;

  • j. het vervangen van bijlage 9 door een nieuwe bijlage 9.

De getroffen maatregelen, genoemd onder a, c, d, g, en i, zijn noodzakelijk vanwege de budgettaire problematiek in 2011 van circa € 1,1 miljard (Kamerstukken II 2010/11, 32780-XVI, nr. 3). Deze problematiek heeft een structureel karakter.

Met de maatregel genoemd in onderdeel f wordt een volgende stap gezet in het functiegericht omschrijven van de hulpmiddelenzorg, een traject dat met ingang van 1 januari 2009 in gang is gezet. Met het functiegericht omschrijven kunnen innovaties makkelijker instromen en hebben zorgverzekeraars meer mogelijkheden voor zorg op maat. Bovendien wordt zo onnodige regelgeving vermeden.

In de artikelsgewijze toelichting wordt op de maatregelen verder ingegaan.

2. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Vanwege pakketmaatregelen is het van belang dat de Zvw-aanspraken op het terrein van de ggz scherper worden geformuleerd. Dit kan bijvoorbeeld door daar waar dit wenselijk is behandelingen voor bepaalde eenduidig omschreven indicaties van het pakket uit te sluiten, zoals bijvoorbeeld bij plastische chirurgie ook is geregeld. Daartoe is uiterlijk eind 2012 advies van het CVZ voor een scherpere pakketafbakening in de ggz noodzakelijk. Voor de korte termijn biedt dit geen oplossing voor de budgettaire problematiek. Op korte termijn is het wél haalbaar om de behandeling van complete stoornissen uit het pakket te verwijderen. Vandaar dat – vooruitlopend op het CVZ-advies – ervoor is gekozen om per 2012 de behandeling van aanpassingsstoornissen uit het pakket te verwijderen. Deze aandoening (met symptomen die verwant zijn aan depressieve- of angstsymptomen) is niet van dien aard dat ze een specifieke diagnose ‘angststoornis’ of ‘depressie’ rechtvaardigt. Gezien de aard van de klachten is de aandoening aanpassingsstoornis een relatief lichte DSM-IV diagnose. Deze uitsluiting is door toevoeging van een nieuw onderdeel aan artikel 2.1 van de Rzv geregeld.

Onderdeel B

In het nieuwe artikel 2.2 is behandeling van chronische aspecifieke lage rugklachten met toepassing van radiofrequente denervatie tot 1 januari 2016 voorwaardelijk tot het pakket toegelaten. Deze behandeling komt ten laste van de zorgverzekering indien de indicatie en de behandeling van de verzekerde overeenkomstig de voorwaarden zijn die zijn opgenomen in het onderzoeksvoorstel dat door ZonMw wordt gefinancierd. Het onderzoek strekt ertoe om dusdanige gegevens te verzamelen dat, aan de hand van advies van het CVZ op basis van de onderzoeksresultaten, in 2015 kan worden besloten of de behandeling per 1 januari 2016 onvoorwaardelijk tot het Zvw-pakket wordt toegelaten.

Onderdeel C

Het nieuwe artikel 2.3 van de Rzv regelt de eigen bijdrage voor behandeling in de ggz voor verzekerden van achttien jaar en ouder.

In het eerste lid van artikel 2.3 is de eigen bijdrage voor elp-zorg geregeld. Deze eigen bijdrage is per 1 januari 2012 verhoogd van € 10 naar € 20 per zitting.

Voor een internetbehandeltraject is een eigen bijdrage van € 50 geregeld.

Met het tweede lid zijn de nieuwe eigen bijdragen voor de tweedelijns-ggz geregeld. Deze bedraagt € 100 voor een diagnose behandeling combinatie (dbc) tot honderd minuten en € 200 voor een dbc vanaf honderd minuten.

In het derde lid is geregeld dat daarvoor geldt dat de zorg is ontvangen op de datum waarop de dbc is geopend. De declaratie wordt immers toegerekend aan de datum van openen van de dbc (Kamerstukken II 2004/05, 29 763, nr. 8). Indien een verzekerde in een kalenderjaar achttien jaar wordt, is hij de eigen bijdrage verschuldigd als de dbc wordt geopend nadat hij deze leeftijd bereikt heeft. Wordt de dbc geopend voordat hij achttien jaar is, dan is hij geen eigen bijdrage verschuldigd.

In het vierde lid is geregeld dat de bijdragen voor dbc’s niet meer bedraagt dan € 200 per kalenderjaar.

In het vijfde lid is geregeld dat geen eigen bijdrage geldt indien er sprake is van een dbc voor indirecte tijd of een dbc voor crisis dan wel indien ggz wordt verleend aan een verzekerde, die met toepassing van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van die wet. In laatstbedoelde bepaling is het begrip psychiatrisch ziekenhuis gedefinieerd als een door Onze Minister als psychiatrisch ziekenhuis, verpleeginrichting dan wel zwakzinnigeninrichting aangemerkte zorginstelling of afdeling daarvan, gericht op behandeling, verpleging en verblijf van personen die gestoord zijn in hun geestesvermogens en mede geschikt is voor de desbetreffende categorie van met toepassing van hoofdstuk VI, § 1, of hoofdstuk VIII van de Wet Bopz opgenomen personen.

Onderdeel D

Met het wijzigen van artikel 2.4, eerste lid, van de Rzv is uitvoering gegeven aan advies van het CVZ van 1 juni 20101.

Binnen de bijzondere tandheelkunde zijn verschillende patiëntengroepen aan te merken:

  • ‘tandheelkundig gehandicapten’ (artikel 2.7, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit zorgverzekering);

  • ‘niet-tandheelkundige lichamelijk of geestelijk gehandicapten’ waaronder begrepen ‘angstpatiënten’ (artikel 2.7, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit zorgverzekering);

  • ‘medisch gecompromitteerden’ (artikel 2.7, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit zorgverzekering).

Bij het invoeren van de bijdrage in geval van bijzondere tandheelkunde was uitgangspunt dat verzekerden met een ‘tandheelkundige handicap’ financieel niet bevoordeeld mochten worden ten opzichte van patiënten zonder die aandoening.

Het uitgangspunt ten aanzien van verzekerden met een niet-tandheelkundige lichamelijke of geestelijke handicap was dat deze verzekerden deze aandoening niet aangerekend kon worden en dat het daarom ook niet redelijk is deze verzekerden een bijdrage te laten betalen voor de met deze aandoening samenhangende tandheelkundige zorg.

De opsomming van behandelingen waarvoor een bijdrage verschuldigd is, dateert uit 1995 en is sinds die tijd aangevuld met behandelingen die (buiten de ‘bijzondere tandheelkunde’) niet langer meer tot de aanspraken/verzekerde prestatie worden gerekend (preventief onderzoek, incidenteel consult en extractie). Het verdient daarom aanbeveling het criterium voor de bijdrage niet langer te stoelen op de aard van de behandeling, maar op de relatie tot de indicatie voor bijzondere tandheelkundige hulp.

Met inachtneming van de hiervoor genoemde uitgangspunten is de bepaling gewijzigd.

De gewijzigde bepaling houdt in dat verzekerden een bijdrage zijn verschuldigd wanneer er geen rechtstreeks verband is tussen de indicatie voor een tandheelkundige behandeling en de indicatie voor bijzondere tandheelkunde. Verzekerden zijn geen bijdrage verschuldigd wanneer er een rechtstreeks verband is tussen de indicatie voor een tandheelkundige behandeling en de indicatie voor bijzondere tandheelkunde.

De effecten van de wijziging voor de verschillende patiënten beschreven zijn als volgt te benoemen:

Tandheelkundig gehandicapten

  • Schisis (indicatie voor bijzondere tandheelkunde) patiënten zijn geen bijdrage verschuldigd voor een frameprothese ter overbrugging van schisis. Deze patiënten zijn bijvoorbeeld wel een bijdrage verschuldigd voor de behandeling van een gaatje (geen indicatie voor bijzonder tandheelkunde) in de onderkaak.

Niet-tandheelkundige lichamelijk of geestelijk gehandicapten

  • Epilepsie (indicatie voor bijzondere tandheelkunde) patiënten zijn geen bijdrage verschuldigd als de behandeling in relatie staat tot de indicatie voor bijzondere tandheelkunde (schade aan het gebit door een epileptische aanval). Voor andere tandheelkundige benadelingen betalen zij wel een bijdrage.

  • Patiënten met bepaalde stoornissen aan het bewegingapparaat (indicatie voor bijzondere tandheelkunde), die door middel van met de mond te bedienen apparatuur hun handicap kunnen compenseren betalen geen bijdrage voor tandheelkundige hulp die nodig is om de bediening van de apparatuur mogelijk te maken. Voor andere tandheelkundige benadelingen betalen zij wel een bijdrage.

Angstpatiënten

  • Angstpatiënten hebben vanwege hun angst recht op bijzondere tandheelkundige hulp maar betalen wel een bijdrage omdat de indicatie voor bijzondere tandheelkunde (de angst) niet in relatie staat tot de indicatie voor een tandheelkundige behandeling.

Medisch gecompromitteerden

  • Oncologie (indicatie voor bijzondere tandheelkunde) patiënten zijn bijvoorbeeld geen bijdrage verschuldigd voor het herstel van de tandheelkundige functie.

Onderdeel E, M (voor zover het artikel 2.26, onderdeel i, betreft) en N (voor zover het artikel 2.31 betreft)

Artikel 2.6 is gewijzigd ten einde functiegerichte omschrijvingen in te voeren van de hulpmiddelen in verband met stoornissen in de visuele functie (onderdeel f, zie voor een nadere toelichting hierop de toelichting op de onderdelen H, J, I, M en N), en in verband met beperkingen in het spreken (onderdeel s).

Onder de in onderdeel s opgenomen functiegerichte omschrijving vallen onder andere de spraakvervangende hulpmiddelen zoals de letter- of symbolensets en -borden, (draagbare) communicatieapparatuur (zowel tekst- als plaatjessystemen) en apparatuur voor synthetische spraak. Het kan hierbij echter ook gaan om softwaretoepassingen voor een computer of een ander systeem.

Verzekerden die hiervoor in aanmerking kunnen komen, zijn mensen met ernstige taal-/spraakstoornissen die nauwelijks tot niet meer kunnen spreken. Dit communicatieprobleem kan het gevolg zijn van stoornissen in de functie stem en spraak of van stoornissen in een mentale functie gerelateerd aan taalexpressie.

Hulpmiddelen ter correctie van de vloeiendheid van spreken (stotteren) vallen niet onder deze functiegerichte omschrijving, omdat deze hulpmiddelen in termen van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF-classificatie) de functiestoornis ‘vloeiendheid van spreken’ corrigeren en niet een beperking in het spreken compenseren. Op deze wijze is door middel van de ICF-classificatie een onderscheid gemaakt tussen ‘gezondheidsgerelateerde hulpmiddelen’ en ‘welzijnsgerelateerde hulpmiddelen’. Hulpmiddelen die ingrijpen op een stoornisniveau vallen onder de eerste categorie (classificatie functies en anatomische eigenschappen in de ICF) en hulpmiddelen die een compensatie bieden aan een beperking vallen onder de tweede categorie (classificatie activiteiten en participatie in de ICF).

In de functiegerichte omschrijving is opgenomen dat het hulpmiddel ‘gerelateerd’ moet zijn aan beperkingen in het spreken. Dit ‘gerelateerd aan’ heeft tot doel om algemeen gebruikelijke voorzieningen niet onder de te verzekeren prestatie te laten vallen. Gerelateerd aan houdt in dat er een relatie moet zijn tussen specifieke functionaliteiten waarover een hulpmiddel beschikt en de functiestoornis. Bij algemeen gebruikelijke hulpmiddelen is de relatie tussen de stoornis en het hulpmiddel niet één op één aanwezig. Een voorbeeld hiervan is een computer. Dit hulpmiddel beschikt niet over specifieke functionaliteiten. De aanschaf van een computer is voor mensen zonder beperkingen dan ook een normale zaak. Specifieke software met spraakuitvoer kan daarentegen wel gerelateerd zijn aan beperkingen in het spreken en komt om die reden mogelijk voor vergoeding in aanmerking. Indien een verzekerde kan volstaan met een algemeen gebruikelijk hulpmiddel, is een verzekerde redelijkerwijs niet aangewezen op een hulpmiddel op grond van de Regeling zorgverzekering.

Artikel 2.26, onderdeel i, waarin tot 2012 de spraakvervangende hulpmiddelen waren opgenomen, vervalt met de invoering van deze functiegerichte omschrijving.

De onderdelen x en bb van artikel 2.6 vervallen vanwege de functiegerichte omschrijving van hulpmiddelen in verband met stoornissen in de visuele functie.

Artikel 2.6, onderdeel cc, en artikel 2.31 vervallen omdat de Bone Anchored Hearing Aid (BAHA) per 1 januari 2012 geheel onder de dbc-financiering is gebracht en daarmee geheel onder de medisch-specialistische zorg valt. Daarmee kan het uit de hulpmiddelenzorg worden verwijderd. De operatie en het aanbrengen van de eerste BAHA viel al onder de medisch-specialistische zorg.

Onderdelen F, G, H (voor zover het de aanpassing van de bedragen betreft), I, K, Q en R

De in deze bepalingen genoemde bedragen worden jaarlijks trendmatig aangepast. De aanpassingen in deze regeling betreffen de aanpassingen voor 2012, zoals op 30 mei 2011, ZA/201154126, geadviseerd door het CVZ.

Onderdelen H, J, M (voor zover het artikel 2.26, onderdelen c, e en g betreft), N (voor zover het artikel 2.30 betreft) en O

In artikel 2.13 is de functiegerichte omschrijving van hulpmiddelen gerelateerd aan stoornissen in de visuele functie nader vormgegeven. Uit de nieuwe omschrijving in artikel 2.6, onderdeel f, blijkt dat er een relatie moet bestaan tussen de aangevraagde voorziening en de stoornis in de visuele functie. Deze relatie moet blijken uit de specifieke functionaliteiten waarover een hulpmiddel beschikt. Hulpmiddelen die over deze functionaliteiten beschikken schaffen mensen zonder visuele beperking in het algemeen niet aan.

Bij algemeen gebruikelijke hulpmiddelen is de relatie tussen de stoornis en het hulpmiddel niet één op één aanwezig. Ook mensen zonder stoornis in de visuele functie schaffen dergelijke hulpmiddelen aan. Algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen dan ook niet onder deze te verzekeren prestatie.

Uitgaande van de ICF-classificatie kan een splitsing worden gemaakt tussen de hulpmiddelen ter correctie van stoornissen in de visuele functie (classificatie functies) en hulpmiddelen die een compensatie bieden voor de beperkingen die een persoon met een visuele beperking ondervindt bij het uitoefenen van bepaalde activiteiten (classificatie activiteiten en participatie).

Deze splitsing is tot uitdrukking gebracht in de onderdelen a en b van het eerste lid.

Onder de functiegerichte omschrijving in het eerste lid, onderdeel a, vallen hulpmiddelen die dienen om de stoornis in de visuele functie te verbeteren. Het gaat om de groep hulpmiddelen die in voorgaande regelgeving werd aangeduid als ‘gezichtshulpmiddelen’. Deze hulpmiddelen kunnen globaal in drie groepen worden verdeeld te weten: brillen, contactlenzen en bijzondere optische hulpmiddelen.

Op grond van het tweede lid, onderdeel a, en het derde lid vallen gewone brillen en contactlenzen zonder medische indicatie niet onder de te verzekeren prestatie. Lenzen vallen onder de te verzekeren prestaties voor zover er sprake is van een medische indicatie. Bij lenzen kan het gaan om verschillende typen lenzen die de gezichtsscherpte corrigeren; zoals corneale lenzen, sclerale lenzen en bandagelenzen met visuscorrectie. Voorwaarde is dat met de lenzen meer verbetering kan worden bereikt in de gezichtsscherpte of de kwaliteit van de visus dan met brillenglazen.

Onder de bijzondere optische hulpmiddelen vallen voorzieningen als telescoopbrillen, verrekijkerloepen etc. Voor dergelijke hulpmiddelen komt een verzekerde in aanmerking als redelijkerwijs niet kan worden volstaan met een bril of contactlenzen.

Ook ptosisbrillen en kappenbrillen vallen onder te verzekeren prestatie. Het gaat daarbij om hulpmiddelen die compensatie bieden voor functieverlies van het ooglid respectievelijk de traanklieren (functies van aan het oog verwante structuren).

Kunsttranen worden op grond van de Medev (juli 2001) – een Europese richtlijn over hulpmiddelen – beschouwd als geneesmiddel. Deze middelen vallen daarmee niet onder de hulpmiddelenzorg.

In het derde lid is het indicatiegebied voor lenzen omschreven. Veel voorkomende medische indicaties bij lenzen zijn:

  • een hoge refractieafwijking (> 10 dioptrie);

  • grote verschillen (>4 dioptrie) in sterkte tussen linker- en rechteroog (anisometropie);

  • sterke cilindervorming (hoog astigmatisme) (>4 dioptrie);

  • keratoconus en hoornvliestransplantatie.

Ook zijn er indicaties waarbij een gekleurde of ingekleurde contactlens een aanzienlijke verbetering in het gezichtsvermogen dan wel een optimale benutting van de kwaliteit van de restvisus kan opleveren in vergelijking met filterglazen. Het gaat daarbij onder meer om aandoeningen als achromatopsie, albinisme of personen met irisaandoeningen (aniridie, iriscoloboma).

Een sclerale lens is aangewezen wanneer een corneale lens niet past of de visus niet te corrigeren is met een corneale lens. Ook kan het zijn dat er klachten of intoleranties optreden bij gebruik van een corneale lens. In het vierde lid is de eigen bijdrage voor lenzen geregeld.

Ook afdekpleisters ter behandeling van amblyopie (lui oog) dienen ter correctie van stoornissen in de visuele functie en vallen daarmee onder deze te verzekeren prestatie.

Onder de functiegerichte omschrijving in het eerste lid, onderdeel b, vallen twee soorten hulpmiddelen, te weten:

  • hulpmiddelen ter compensatie van beperkingen in het lezen, schrijven of gebruik van telecommuncatieapparatuur;

  • hulpmiddelen ter compensatie in beperkingen bij het om obstakels heenlopen of bij de oriëntatie.

Bij de eerste categorie hulpmiddelen gaat het om een groot scala aan hulpmiddelen die mensen met een visuele beperking gebruiken voor hun communicatie en informatievoorziening. Hieronder vallen voorzieningen zoals in- en uitvoerapparatuur voor computers, grootlettersoftware, spraaksoftware voor mobiele telefoons, beeldschermloepen en voorleesapparatuur/-programmatuur waaronder apparatuur voor het voorlezen van Daisy-lectuur en TV-ondertiteling. Van belang is dat deze hulpmiddelen compenseren bij beperkingen in het lezen en/of schrijven van teksten en gebruik van telecommunicatieapparatuur, waarbij er een relatie moet bestaan tussen het specifieke hulpmiddel en de visuele stoornis. Een dergelijke relatie is bij een computer of mobiele telefoon (waaronder smartphone) niet aanwezig, maar wel bij de specifiek voor blinden en slechtzienden op de markt gebrachte hulpmiddelen – bijvoorbeeld een brailleleesregel of spraaksoftware – die de computer of mobiele telefoon toegankelijk maakt voor mensen met een visuele beperking.

Uitgangspunt bij de hulpmiddelenzorg is dat het gaat om functionerende hulpmiddelen. Dit betekent dat hulpmiddelen gebruiksklaar worden afgeleverd zodat de verzekerde ermee aan de slag kan. Onder het gebruiksklaar afleveren van deze apparatuur valt onder meer de programmatuur die nodig is om de apparatuur te laten werken, de noodzakelijke updates en upgrades, installatie, instructie en nazorg.

Op grond van het tweede lid, onderdeel b, vallen eenvoudige hulpmiddelen voor lezen en schrijven niet onder de te verzekeren prestatie. Het gaat daarbij om eenvoudige, relatief goedkope hulpmiddelen, zoals een reglette met prikpen, braillelettertang of -schijf, braillefolie, -labels en -papier, handschriftgeleiders, agenda’s en kalenders in grootletterschrift, notitieblokken, toetsenbordstickers, eenvoudige hand- en standloepen en leeslinialen.

Ook grootletter- en luisterboeken vallen hieronder. Dergelijke lectuur kan zonder meerkosten geleend worden bij openbare of anderslezenbibliotheken.

Bij de tweede categorie gaat het om hulpmiddelen voor de oriëntatie en/of het omzeilen van obstakels, waarmee de mensen met een visuele beperking in staat zijn de weg te verkennen en zich veilig, adequaat en zelfstandig te kunnen verplaatsen in het verkeer. Het gaat daarbij om hulpmiddelen zoals de blindentaststok en blindengeleidehond.

Een verzekerde is redelijkerwijs aangewezen op een blindengeleidehond, indien deze hond een substantiële bijdrage levert aan de mobiliteit of oriëntatie in het maatschappelijk verkeer van een verzekerde die blind is of dusdanig slechtziend dat hij hierop is aangewezen.

Omdat blindentaststokken, blindengeleidehonden en tactielleesapparaten vallen onder de functiegerichte omschrijving zoals die in het nieuwe artikel 2.13 is geregeld, zijn artikel 2.17, onderdeel c, artikel 2.30 en artikel 2.34, eerste lid, onderdeel a, vervallen. Dit laatste geldt ook voor een aantal in artikel 2.26 opgenomen communicatiehulpmiddelen voor zover specifiek bedoeld voor visueel beperkten.

Onderdeel L

Zoals het CVZ voorstelt zijn de eetapparaten, conform de ICF-classificatie, vanaf 1 januari 2012 geschaard onder artikel 2.35 van de Rzv. Hierdoor kan artikel 2.24, eerste lid, onderdeel d, per 1 januari 2012 vervallen.

Onderdeel P

In de nieuwe paragraaf 1.4a en het daarin opgenomen nieuwe artikel 2.36a, is voor verzekerden van achttien jaar en ouder de eigen bijdrage voor verblijf dat noodzakelijk is in verband met ggz geregeld. De hoogte van deze eigen bijdrage voor ggz-verblijf is € 145 per maand. Het bedrag van € 145 komt overeen met de eigen bijdrage die de laagste inkomensgroep bij verblijf in een AWBZ-instelling moet betalen indien een eigen bijdrage op grond van artikel 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is.

Besloten is deze bijdrage niet te heffen gedurende de eerste maand van verblijf. Omdat een maand niet altijd even veel dagen heeft, is geregeld dat geen bijdrage verschuldigd is gedurende de eerste eenendertig dagen van verblijf. Voor de berekening van de eenendertig dagen telt, ingevolge het tweede lid, een onderbreking van ten hoogste zeven dagen niet mee. Na die onderbreking loopt de telling gewoon door. De dagen van onderbreking zelf tellen niet mee voor de berekening van de eigen bijdrage. Bijvoorbeeld als de verzekerde op dag twintig wordt ontslagen en na vier dagen weer wordt opgenomen, is die eerste dag voor de eigen bijdrage dag eenentwintig.

Indien de verzekerde een gedeelte van de maand is opgenomen, wordt het bedrag naar rato verlaagd. De berekening daarvoor is dat de maandbijdrage van € 145 wordt vermenigvuldigd met twaalf maal het aantal dagen waarover die bijdrage is verschuldigd, gedeeld door 365.

De eigen bijdrage voor verblijf is verschuldigd naast de eigen bijdrage die op grond van artikel 2.3 voor de behandel-dbc waar ook verblijf aan is gekoppeld, betaald moet worden.

De uitzonderingen die geregeld zijn in artikel 2.3, tweede lid, zijn niet van toepassing op de eigen bijdrage voor verblijf. Met andere woorden verzekerden van achttien jaar en ouder die een dbc voor indirecte tijd of een dbc voor crisis ontvangen of die met toepassing van Wet bopz voor rekening van de Zvw zijn opgenomen, zijn na een verblijf van meer dan eenendertig dagen een eigen bijdrage van € 145 per maand verschuldigd.

Een verblijf langer dan 365 dagen komt ten laste van de AWBZ. Vanaf dat moment betaalt de verzekerde voor dat verblijf met de daarbij behorende zorg, de AWBZ-bijdrage.

Onderdeel S

Het belang van het gebruik van maagzuurremmers wordt niet in twijfel getrokken. Omdat echter bij kortdurend gebruik de maagzuurremmers doorgaans gebruikt worden voor aandoeningen met lage ziektelast en de kosten voor de patiënt zeer beperkt zijn, is tot deze maatregel besloten. Omdat bij langdurig gebruik doorgaans zowel wat betreft ziektelast als wat betreft de kosten de situatie anders is, is besloten om een uitzondering te maken voor patiënten die deze middelen chronisch gebruiken. Als de maagzuurremmers worden voorgeschreven voor een chronische aandoening, en het te verwachten gebruik langer zal duren dan zes maanden, worden de maagzuurremmers nog wel vergoed, behalve voor het allereerste recept. Het allereerste recept moet dan wel door de patiënt zelf betaald worden.

Onderdeel T

De compensatieregeling voor het eigen risico wordt jaarlijks geactualiseerd. De CER-groepen zoals gedefinieerd voor de CER 2010 zijn uitgebreid met nieuwe werkzame stoffen/ATC-codes, die in 2010 voor het eerst in de G-Standaard van Z-Index voorkomen.

Voorts is de vormgeving van de DDD-waarde voor de CER-groep Kanker gelijkgeschakeld met de gewijzigde uitvoering van de uitkering op grond van de Wet tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten. Dat betekent dat de DDD-waarde gelijk is aan één voorschrift, ongeacht de afgeleverde hoeveelheid of sterkte van het betreffende geneesmiddel. Praktisch betekent dat, dat in het DDD-referentiebestand de DDD-factor een vaste waarde van 181 krijgt.

De DDD-waarde van de parenterale toediening van methothrexaat (ATC-code L01BA01) in de CER-groep Reuma is gewijzigd van 10 mg per dag in 25 mg per week (dat is omgerekend 3,571 mg per dag).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers.


X Noot
1

Signalement Mondzorg 2010, publicatie CVZ, volgnummer: 29075178.

Naar boven