TOELICHTING
Algemeen
Op grond van deze regeling kunnen subsidies worden verstrekt ten behoeve van eerstelijns
verblijf. Dit is medisch noodzakelijk kortdurend verblijf in verband met geneeskundige
zorg zoals huisartsen de plegen te bieden, waarbij 24-uurs toezicht of zorg in de
nabijheid aanwezig is, al dan niet gepaard gaande met verpleging, verzorging of paramedische
zorg.
In het algemeen gedeelte van deze toelichting wordt eerst de achtergrond geschetst
van deze subsidiëring. Daarna worden de hoofdlijnen van de subsidiesystematiek uiteen
gezet. Tot slot worden de fraudeaspecten en de administratieve lasten beschreven.
In de artikelsgewijze toelichting wordt waar nodig ingegaan op de afzonderlijke bepalingen
van deze regeling.
Achtergrond
In de praktijk wordt eerstelijns verblijf tot en met 2014 bekostigd op grond van de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De AWBZ wordt met ingang van 1 januari
2015 vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz; Kamerstukken I 2014/15, 33 891, nr. C). In de Wlz is er alleen toegang voor verzekerden die een blijvende behoefte hebben
aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eerstelijns verblijf
is er nu juist gericht op verzekerden die tijdelijk verblijf nodig hebben, in het
vooruitzicht daarna weer thuis te kunnen wonen. Vanaf 2015 is het dus niet meer mogelijk
om eerstelijns verblijf te ontvangen op basis van de Wlz, waar dit voorheen in de
AWBZ wel mogelijk was.
Zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 30 juni 2014 (Kamerstukken II
2013/14, 33 597, nr. 459) valt eerstelijns verblijf onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Verblijf onder de
Zvw omvat immers al het verblijf dat medisch noodzakelijk is in verband met geneeskundige
zorg, al dan niet gepaard gaande met verpleging, verzorging of paramedische zorg.
Dit verblijf vindt plaats als onderdeel van het gehele spectrum aan zorg in de Zvw.
Het is dan ook tijdelijk van aard en gericht op cure.
Actiz, de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
(NVZ), Verenso, V&VN en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben begin september 2014
onderschreven dat eerstelijns verblijf in principe thuis hoort in de Zvw. Zij hebben
wel ten behoeve van een zorgvuldige transitie aangedrongen om de overheveling van
de AWBZ naar de Zvw uit te stellen tot 1 januari 2016 en eerstelijns verblijf met
één jaar te continueren binnen de Wlz. Tijdens de behandeling van de Wlz in de Tweede
Kamer is een amendement van mevrouw Dik-Faber (CU) ingediend dat beoogt het eerstelijns
verblijf in 2015 door middel van een subsidie op grond van de Wlz te financieren (Kamerstukken
II 2014/15, 33 891, nr. 132). In de Wlz is dat artikel 11.1.5 geworden. Indiener van het amendement is ervan
uitgegaan dat de hier geregelde subsidie slechts in 2015 bestaat en dat het eerstelijns
verblijf daarna alsnog deel gaat uitmaken van de dekking van de zorgverzekering.
In 2015 wordt bezien op welke wijze eerstelijns verblijf onder de dekking van de Zvw
gebracht kan worden. Hiervoor is nodig een heldere afbakening van eerstelijns verblijf,
(de implementatie van) een afwegingsinstrument voor de toegang tot eerstelijns verblijf
en de doorontwikkeling van de bekostiging van eerstelijns verblijf. Bij deze vormgeving
gaat de aandacht onder meer uit naar de afbakening van de werkzaamheden en de regiefunctie
van de huisarts en de specialist oudergeneeskunde, in het bijzonder wat betreft de
verwijsfunctie voor eerstelijns verblijf. Ten tweede speelt de vraag om duidelijkheid
over de behandelcomponent van eerstelijns verblijf in relatie tot de toepassing van
de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Het Zorginstituut zal begin 2015 een duiding
uitbrengen over eerstelijns verblijf in de Zvw. Nadere uitwerking en verdere afbakening
van prestaties en tarieven voor 2016 zal plaatsvinden door de Nza.
Aan de wijze waarop eerstelijns verblijf in 2015 wordt bekostigd kunnen dan ook geen
verwachtingen ontleend worden voor de vormgeving van deze zorg onder de Zvw per 2016.
Voor de subsidiëring van eerstelijns verblijf in 2015 is er in overleg met betrokken
organisaties voor gekozen aan te sluiten bij de huidige uitvoeringspraktijk waarbij
allerlei varianten in regiefunctie voorkomen en er lokale afspraken zijn gemaakt.
Subsidiesystematiek
De wettelijke basis voor de subsidieregeling is neergelegd in artikel 11.1.5 van de
Wlz. Op grond van die bepaling is het Zorginstituut bevoegd om tijdelijk subsidies
te vertrekken voor onder meer eerstelijns verblijf. Bij ministeriële regeling kunnen
hierover voorschriften gesteld worden (artikel 11.1.5, eerste lid, onderdeel c, Wlz).
De subsidie wordt verstrekt aan de Wlz-uitvoerders die op grond van artikel 4.2.4
van de Wlz zijn aangewezen als zorgkantoor. Indien een Wlz-uitvoerder voor meerdere
regio's als zorgkantoor is aangewezen, wordt de subsidie niet per regio verstrekt,
maar voor alle regio's tezamen. Op deze wijze wordt de subsidie verstrekt op het hoogste
aggregatieniveau. Het is mogelijk dat een Wlz-uitvoerder die voor meerdere regio’s
als zorgkantoor is aangewezen, middelen tussen regio’s substitueert. De subsidies
worden verleend, bevoorschot, verantwoord en ten slotte vastgesteld. De vaststelling
geschiedt op basis van het eerstelijns verblijf dat de Wlz-uitvoerder heeft doen verlenen.
Per type eerstelijns verblijf wordt een bepaald subsidiebedrag per dag gehanteerd.
De Wlz-uitvoerders contracteren zorgaanbieders voor het verlenen van eerstelijns verblijf.
Deze zorg wordt verleend aan verzekerden die daar naar het oordeel van het CIZ voor
in aanmerking komen. Dit is een aanvullende taak van het CIZ die voortvloeit uit artikel
5.2.1 van het Besluit langdurige zorg (Blz). De verzekerden zijn een eigen bijdrage
verschuldigd voor eerstelijns verblijf. De wettelijke basis hiervoor is neergelegd
in artikel 11.1.5, derde lid, van de Wlz. Het betalingsverkeer tussen Wlz-uitvoerders
en zorgaanbieders loopt via het CAK; daarom worden de voorschotten op de subsidie
ook uitgekeerd aan het CAK. Het CAK int tevens de eigen bijdragen die de verzekerden
verschuldigd zijn voor eerstelijns verblijf.
Het budget voor deze subsidieregeling bedraagt € 96 miljoen. Dit bedrag was aanvankelijk
als apart kader voor 2015 in het budget van de Zvw opgenomen. Het budget wordt in
twee stappen verdeeld over de Wlz-uitvoerders. Bij de eerste stap wordt € 86 miljoen
verdeeld op basis van recente productieafspraken. Voor de tweede stap is € 10 miljoen
beschikbaar. Op basis van het eerstelijns verblijf dat in de eerste vier maanden van
2015 is verleend, wordt bezien of de subsidie van een Wlz-uitvoerder verhoogd dient
te worden.
Fraudetoets
Deze regeling geldt alleen voor 2015 en het budget bedraagt maximaal € 96 miljoen.
In overleg met het Zorginstituut en het CIZ is de subsidieregeling getoetst op fraudegevoeligheid.
Door de wijze waarop de toegang en bekostiging voor 2015 is ingericht is de kans aanwezig
dat verzekerden instromen waarvoor de subsidieregeling strikt genomen niet bedoeld
is. Het betreft dan verzekerden waarvoor andere oplossingen (via Wmo 2015 of Zvw)
niet beschikbaar of moeilijk toegankelijk zijn. Te denken is aan respijtzorg uit het
gemeentelijk domein of geriatrische revalidatiezorg uit de Zvw. Hierdoor bestaat er
een risico op afwenteling vanuit Wmo 2015 of vanuit Zvw naar de subsidieregeling.
Er wordt geen onbedoelde instroom in de Wlz voorzien vanuit de subsidieregeling. De
instroom van verzekerden in gesubsidieerd eerstelijns verblijf wordt nauwlettend gemonitord.
De indicaties voor eerstelijns verblijf zijn onderscheidend en worden op gebruikelijke
wijze digitaal in de zorginformatieketen (AZR) uitgewisseld waardoor monitoring van
indicaties en zorggebruik mogelijk is.
De inrichting van de subsidiesystematiek in 2015 beperkt de fraudegevoeligheid. De
subsidiëring zich zal beperken tot de Wlz-uitvoerders. Er loopt geen rechtstreekse
geldstroom van de Wlz-uitvoerder naar de zorgaanbieders. De Wlz-uitvoerder kan slechts
betaalopdrachten geven aan het CAK op basis van elektronische declaraties van gecontracteerde
zorgaanbieders. De subsidieregeling is in hoge mate afhankelijk van de betrouwbaarheid
van de registratie van de subsidieontvanger. Om dit te ondervangen zijn vereisten
voor registratie vastgelegd in de subsidieregeling.
Administratieve lasten
In overleg met het Zorginstituut en het CIZ zijn de administratieve lasten getoetst.
Het lag in de bedoeling om de nu in de subsidieregeling ondergebrachte zorg per 2015
onder te brengen in de Zvw. Het onderbrengen van deze zorg in de Zvw vergt echter
meer voorbereidingstijd dan nu beschikbaar was. Om die reden is er voor gekozen om
deze zorg in 2015 nog onder te brengen in deze tijdelijke subsidieregeling. In zijn
algemeenheid is het ongewenst dat een nieuwe subsidieregeling in het leven wordt geroepen.
Het is dan ook nadrukkelijk de bedoeling dat het een tijdelijke subsidieregeling voor
het jaar 2015 betreft, waarna de zorg in 2016 in de Zvw wordt gepositioneerd.
De subsidieregeling betekent een lastenverzwaring voor de Wlz-uitvoerders en de zorgaanbieders.
Het onder de subsidieregeling vallende eerstelijns verblijf dient immers apart gecontracteerd,
geregistreerd, gedeclareerd en verantwoord te worden. Het feit dat sprake is van een
afzonderlijke subsidieregeling betekent in 2015 tijdelijk een toename van administratieve
lasten. Daarbinnen zijn de administratieve lasten echter beperkt door aan te sluiten
bij de al bestaande uitvoeringspraktijk. Op het gebied van indicatiestelling wordt
een verlichting van administratieve lasten bereikt.
De toegenomen administratieve lasten worden zoveel mogelijk beperkt door de wijze
van uitvoering in 2015:
-
– het aantal prestaties wordt gereduceerd van zeven naar drie;
-
– de regeling bevat vaste subsidiebedragen per prestaties;
-
– voor indicatiestelling wordt gewerkt met één uniforme aanvraagprocedure met één aanvraagformulier;
-
– de indicatiebesluiten van het CIZ worden net als in 2014 via AZR gecommuniceerd;
-
– het declaratieverkeer verloopt op de voor Wlz-uitvoerders en zorgaanbieders bekende
wijze;
-
– de geldstroom verloopt op de bekende wijze via het CAK.
Specifieke toelichting behoeft de gewijzigde indicatiestelling in 2015. Door uniformering
van de procedures in combinatie met een beperkt aantal vragen op het aanvraagformulier
zullen de administratieve lasten verminderen ten opzichte van de huidige werkwijze.
In de AWBZ waren er afhankelijk van de aangevraagde prestatie en de leeftijd van de
verzekerde verschillende procedures aan de orde waarbij soms sprake was van mandaatverlening
aan zorgaanbieders (de procedure 'indicatiemelding ZZP verzekerden 80 jaar of ouder').
Met inwerkingtreding van deze regeling komt er één uniforme aanvraagprocedure (zonder
mandaatverlening) met één aanvraagformulier.
Artikelsgewijs
Artikel 1.1
In artikel 1.1 zijn begripsbepalingen opgenomen, waarvan de meeste voor zich spreken.
Ter toelichting op de definitie van eerstelijns verblijf, het volgende. Het gaat in
deze subsidieregeling om medisch noodzakelijk kortdurend verblijf in verband met geneeskundige
zorg zoals huisartsen die plegen te bieden, waarbij 24-uurs toezicht of zorg in de
nabijheid aanwezig is, al dan niet gepaard gaande met verpleging, verzorging of paramedische
zorg.
Zorg zoals huisartsen die plegen te bieden omvat het professionele arsenaal van de
huisartsen, zoals de beroepsgroep dit beschreven heeft in bijvoorbeeld richtlijnen,
standaarden, beroepsvisies of deskundigheidsgebieden. Dit betekent dat tijdens het
verblijf dit arsenaal van de huisarts wordt inzet. Dit omvat een verscheidenheid aan
activiteiten, bijvoorbeeld observeren, bewaken, diagnosticeren, medicatie toedienen,
huisartsgeneeskundige verrichting doen. Uit observeren en diagnosticeren volgt dat
er nog geen sprake hoeft te zijn van een medische diagnose. De zinsnede betekent ook
dat de huisarts de (eind)verantwoordelijkheid heeft voor de verzekerde tijdens het
verblijf. Hij kan deze overdragen aan een andere arts, bijvoorbeeld een specialist
ouderengeneeskunde, die tijdens het verblijf wordt ingeschakeld.
Belangrijk is de voorwaarde dat het verblijf medisch noodzakelijk is. In principe
wordt huisartsenzorg op de praktijk van de huisarts geleverd of in de eigen omgeving
van de cliënt. Als de zorg daar niet verantwoord en adequaat geleverd kan worden en
toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is, kan de huisarts besluiten
dat er reden is voor een tijdelijke opname.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat uit bovenstaande beschrijving ook volgt dat
geriatrische revalidatiezorg niet wordt aangemerkt als eerstelijns verblijf.
Het oordeel van het CIZ is geregeld in het Blz. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt
dat het oordeel van het CIZ of een verzekerde al dan niet in aanmerking komt voor
eerstelijns verblijf een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Tegen het oordeel van het CIZ staat derhalve bezwaar en beroep open.
Dit oordeel van het CIZ over eerstelijns verblijf dient te worden onderscheiden van
het indicatiebesluit. Een indicatiebesluit wordt ook genomen door het CIZ, maar dat
gaat over het recht op zorg in de zin van de Wlz. Het indicatiebesluit is geregeld
in de Wlz zelf.
Artikel 1.2
Ingevolge het eerste lid wordt de subsidie verstrekt aan de Wlz-uitvoerder die is
aangewezen als zorgkantoor. De Wlz-uitvoerder laat eerstelijns verblijf verlenen.
Daartoe sluit de Wlz-uitvoerder contracten met de zorgaanbieders in zijn regio of
regio's.
In het tweede lid zijn de drie prestaties opgenomen waarvoor subsidie wordt verstrekt.
Het betreft eerstelijns verblijf basis, eerstelijns verblijf intensief en eerstelijns
verblijf palliatief terminaal. Hiermee wordt een reductie bewerkstelligd ten opzichte
van het aantal prestaties die tot en met 2014 werden gebruikt. Onder de AWBZ werden
er voor deze zorg in totaal zeven prestaties gebruikt, namelijk ZZP VV3, ZZP VV4,
ZZP 5, ZZP VV 6, ZZP VV 7, ZZP VV8 en ZZP VV10. Het betrof hier zorgzwaartepakketten
die oorspronkelijk ontworpen zijn voor langdurig verblijf (wonen) in een instelling,
maar die in de praktijk ook als prestaties voor verblijf gedurende een korte periode
werden gebruikt. Eerstelijns verblijf basis is daarom afgeleid van ZZP VV3, eerstelijns
verblijf intensief van ZZP VV6 en eerstelijns verblijf palliatief terminaal van ZZP
VV10.
Alle vormen van eerstelijns verblijf -zijnde medisch noodzakelijk kortdurend verblijf
in verband met geneeskundige zorg zoals huisartsen de plegen te bieden, al dan niet
gepaard gaande met verpleging, verzorging of paramedische zorg- worden gekenmerkt
door de beschikbaarheid van 24-uurs toezicht of zorg in de nabijheid.
Bij eerstelijns verblijf basis krijgt de cliënt hulp bij binnenhuis verplaatsen en
transfers. Verder krijgt de cliënt hulp bij ten minste wassen, kleden en toiletgang.
Er is geen overname van dergelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen nodig.
Bij eerstelijns verblijf intensief heeft de cliënt ernstige beperkingen bij binnenhuis
verplaatsen en transfers. Verder is de cliënt ook niet meer met hulp in staat zich
te wassen, te kleden en naar de toilet te gaan. Dergelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen
worden dan ook overgenomen. De cliënt heeft een zwaardere zorgbehoefte, waardoor de
benodigde inzet van verpleging, verzorging en paramedische zorg groter is dan bij
eerstelijns verblijf basis. Daarbij is vanwege de complexe problematiek substantiële
coördinatie, regie en supervisie van een multidisciplinair team noodzakelijk.
Bij eerstelijns verblijf palliatief heeft een arts verklaard dat sprake is van een
levensbedreigende ziekte en dat de levensverwachting niet langer dan drie maanden
bedraagt. Daarbij is beoordeeld dat het onverantwoord is dat de cliënt zonder toezicht
alleen thuis is op de momenten dat de (professionele) zorgverlener er niet is. Indien
nodig worden mobiliteit en algemene dagelijkse levensverrichtingen overgenomen. De
geneeskundige zorg, verpleging, verzorging en paramedische zorg is afgestemd op de
levensbedreigende ziekte of aandoening waardoor de cliënt een levensverwachting van
niet langer dan drie maanden heeft.
In het derde en vierde lid wordt afgebakend voor welke verzekerden eerstelijns verblijf
gesubsidieerd wordt. Het CIZ besluit of een verzekerde in aanmerking komt voor eerstelijns
verblijf. Dit wordt verder geregeld bij of krachtens het Blz, waar hier kortheidshalve
naar verwezen wordt.
Verder strekt het eerstelijns verblijf ertoe om de cliënt weer op korte termijn te
laten terugkeren naar zijn eigen omgeving. Een Wlz-indicatie is derhalve een contra-indicatie
voor deze zorg. Bovendien worden op grond van het overgangsrecht van de Wlz op 31 december
2014 geldige indicatiebesluiten voor de zorgzwaartepakketten sector Verpleging en
Verzorging ten laste van het budgettaire kader voor de Wlz gefinancierd.
Een en ander betekent dat eerstelijns verblijf alleen voor subsidie in aanmerking
komt op basis van beoordelingen van het CIZ vanaf 1 januari 2015.
Zekerheidshalve is tevens bepaald dat eerstelijns verblijf niet subsidiabel is als
het zorg betreft die onder de Zvw bekostigd wordt aan de hand van prestatiebeschrijvingen
van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Bijvoorbeeld wanneer de cliënt verblijft
ten behoeve van medisch-specialistische zorg of ten behoeve van geriatrische revalidatiezorg
in plaats van zorg zoals huisartsen die plegen te bieden. Eerstelijns verblijf vormt
een belangrijke aanvulling op andere varianten van verblijf in de Zvw. Met het amendement
Dik-Faber is nadrukkelijk beoogd geen verandering te brengen in de huidige financiering
van opname voor medisch-specialistische zorg in een ziekenhuis en voor de geriatrische
revalidatiezorg. Ook zorg of diensten die anderszins gefinancierd kunnen worden op
grond van een andere wettelijk voorschrift, zoals de Tijdelijke subsidieregeling extramurale
behandeling of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, valt buiten de subsidie.
In de brief aan de Tweede Kamer van 21 november 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 33 578, nr. 13) is uitvoerig ingegaan op de afbakening van kortdurende zorg met verblijf in het
gemeentelijk domein (Jeugdwet en Wmo 2015), in de Zvw en in de Wlz
In het vijfde lid is bepaald dat slechts subsidiabel is eerstelijns verblijf in een
instelling met een toelating voor verblijf. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige
praktijk in de AWBZ en de beoogde praktijk in de Zvw. Wanneer Wlz-uitvoerders andere
instellingen inschakelen, ontvangen zij daarvoor geen subsidie. De inhoud van het
verblijf waarvoor een toelating is verkregen is overigens meeromvattend dan de prestaties
eerstelijns verblijf. Met het oog op 2016 zal in 2015 nader worden gekeken naar de
behandelcomponent van eerstelijns verblijf ook in relatie tot de toepassing van de
Wet toelating zorginstellingen (WTZi).
Artikel 1.3
De bedragen per regio zijn gebaseerd op gegevens van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) over de door de desbetreffende zorgkantoren gemaakte productieafspraken voor
ZZP VV3, VV6 en VV10 uit 2013 (inclusief herschikking).
Per Wlz-uitvoerder wordt één subsidie verstrekt. Indien een Wlz-uitvoerder voor twee
of meer regio's als zorgkantoor is aangewezen, wordt de subsidie niet per regio toegekend
en afgerekend. Het is mogelijk dat een Wlz-uitvoerder die voor meerdere regio’s als
zorgkantoor is aangewezen middelen tussen regio’s substitueert. De bedragen die bij
de regio's van de Wlz-uitvoerder staan vermeld, worden bij elkaar opgeteld. Op die
manier ontstaat één maximaal te verlenen subsidiebedrag voor alle regio's van de Wlz-uitvoerder
tezamen. In totaal wordt zo € 86 miljoen euro verdeeld.
Artikelen 2.1 en 2.2
Om subsidie te kunnen ontvangen, dient de Wlz-uitvoerder een aanvraag in bij het Zorginstituut.
Dat kan tot vier weken na de publicatie van deze regeling in de Staatscourant. Deze
termijn is korter en eindigt later dan gebruikelijk bij het aanvragen van subsidies.
De Wlz-uitvoerders en het Zorginstituut zijn echter nauw betrokken geweest bij het
vormgeven van deze regeling. Zij treffen al de nodige voorbereidingen voor een snelle
uitvoering. Zo zijn Wlz-uitvoerders gestart met het contracteren van zorgaanbieders.
Een en ander onder voorbehoud van de inwerkingtreding van de Wlz per 1 januari 2015.
Meer informatie over de aanvraagprocedure, zoals het aanvraagformulier, is te verkrijgen
bij het Zorginstituut. Het Zorginstituut kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) naar aanleiding van de aanvraag nadere gegevens verlangen over (de vertegenwoordiging
van) de Wlz-uitvoerder.
Artikelen 3.1 en 3.2
De beslistermijn van acht weken is korter dan gebruikelijk bij het verlenen van subsidies.
Desondanks streeft het Zorginstituut ernaar al eerder te beslissen op een aanvraag.
De reden hiervoor is zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de subsidie
voor 2015. Toch zal waarschijnlijk niet eerder dan begin 2015 de subsidie verleend
kunnen worden.
In de subsidieverlening staat het maximum bedrag dat aan subsidie wordt verstrekt.
Bij de vaststelling zal dat bedrag niet overschreden worden.
Artikel 4.1
Indien dat – ondanks de voortvarendheid waarmee het Zorginstituut voornemens is deze
regeling uit te voeren – nodig is, kan het Zorginstituut na ontvangst van de aanvraag
en voorafgaand aan de verlening van de subsidie reeds een voorschot verstrekken. In
ieder geval bij het besluit tot verlening van de subsidie verleent het Zorginstituut
voorschotten. Aangezien het CAK uit hoofde van artikel 6.1.2 Wlz verantwoordelijk
is voor de betaling aan zorgaanbieders namens de Wlz-uitvoerders, worden de voorschotten
uitbetaald aan het CAK. Dat geschiedt maandelijks op declaratiebasis.
Artikel 4.2
De verzekerde is een eigen bijdrage verschuldigd voor eerstelijns verblijf. De wettelijke
basis hiervoor is neergelegd in artikel 11.1.5, derde lid, van de Wlz. Deze heffing
zal plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen bij of krachtens het Blz. In de praktijk
betekent dit dat voor eerstelijns verblijf (met een korte looptijd dan zes maanden)
de lage intramurale eigen bijdrage zal worden geheven.
Artikel 4.3
Deze bepaling bevat een algemeen geformuleerde verplichting van de subsidieontvanger.
De subsidieontvanger wordt geacht doeltreffend en doelmatig te werk te gaan. Voor
doeltreffend en doelmatig opereren is het nodig de activiteiten weloverwogen aan te
sturen en de personele, materiële en financiële middelen verstandig in te zetten.
Voor de subsidiëring van eerstelijns verblijf betekent dit dat de Wlz-uitvoerder weloverwogen
contracten aangaat met zorgaanbieders waarin voldoende waarborgen zijn opgenomen omtrent
het verlenen van subsidiabel eerstelijns verblijf en waarin adequate afspraken zijn
gemaakt over de prestatie en de tarieven. De omvang van de gecontracteerde zorg is,
rekening houdend met het beschikbare budget, afgestemd op de behoefte in de regio
of regio's van de Wlz-uitvoerder.
Artikel 4.4
De subsidieontvanger dient in ieder geval de gegevens bij te houden op basis waarvan
uiteindelijk de subsidie wordt bevoorschot en vastgesteld. Dit zijn de verrichte betalingen
en prestaties. Uit de administratie dient onder meer aan de hand van contracten en
facturen de opbouw van de subsidiedeclaratie te herleiden te zijn. Nagegaan moet kunnen
worden of de verrichte betalingen en prestaties aan de eisen voor subsidiëring voldoen.
Artikel 4.5
Deze bepaling schrijft in drie situaties een meldingsplicht voor. Ten eerste is de
subsidieontvanger verplicht te melden wanneer de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend niet, niet tijdig of niet geheel worden verricht. Ten tweede geldt een
meldingsplicht indien niet, niet tijdig of niet geheel wordt voldaan aan de aan de
subsidie verbonden verplichtingen. Ten derde kunnen zich, los van de activiteiten
en verplichtingen, ook andere wijzigingen in de omstandigheden voordoen die van belang
zijn voor de subsidieverstrekking en daarom gemeld dienen te worden. Een evident voorbeeld
doet zich voor indien de subsidieontvanger in surseance van betaling is geraakt of
haar faillissement wordt aangevraagd of uitgesproken. Ook een statutenwijziging of
een fusie kan tot een zodanige meldingsplicht leiden.
Het voldoen aan de meldingsplicht is van groot belang. Op basis van tijdige informatie
van de subsidieontvanger kan de subsidie immers nog lopende de subsidieperiode worden
aangepast. Deze mogelijkheid tot bijsturing bestaat niet meer na afloop van de subsidieperiode.
Artikel 4.6
Zoals in de algemene toelichting vermeld, is eerstelijns verblijf in 2015 nog volop
aan ontwikkeling onderhevig. Het is dan ook van belang om inzicht te kunnen verkrijgen
in de praktijk. Aan de hand van dat inzicht kan de toekomstige vormgeving van eerstelijns
verblijf verder vorm gegeven worden. Subsidieontvangers zijn derhalve verplicht om
mee te werken aan onderzoek daarnaar.
Verder kan nader onderzoek ook nodig zijn voor een beslissing over het verstrekken
van een subsidie.
Artikel 4.7
Op voorhand dienen zich geen verdere verplichtingen voor de subsidieontvanger aan.
Het is evenwel niet uitgesloten dat het Zorginstituut naar aanleiding van een aanvraag
van subsidie het toch opportuun acht een verplichting op te leggen. Deze mogelijkheid
is beperkt tot verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel
van de subsidie.
Artikel 5.1
Deze bepaling regelt de bevoegdheid dat het Zorginstituut op aanvraag van de Wlz-uitvoerder
de verleende subsidiebedragen kan verhogen. Dit gebeurt op basis van de daadwerkelijke
betalingen voor verrichte prestaties over de eerste vier maanden van 2015. Een verhoging
kan aan de orde zijn als op basis van de betalingsgegevens over de eerste vier maanden
aannemelijk is dat de verleende subsidie ontoereikend zal zijn voor het uitvoering
geven aan het verrichten van prestaties gedurende het gehele subsidiejaar 2015.
Artikel 5.2
Uitgangspunt is dat de subsidie wordt verhoogd op basis van de toetsing van de aanvragen
tot verhoging. De verhoging per subsidieontvanger is niet bij voorbaat bepaald. Het
beschikbare budget voor verhoging van de verleende subsidies is € 10 miljoen. Dat
budget mag niet overschreden worden. Als dat toch zou gebeuren, wordt de verhoging
voor de subsidieontvanger die daarom verzocht heeft wel gelimiteerd. De verdeling
van het budget wordt dan bepaald aan de hand van het bedrag dat de Wlz-uitvoerder
over de eerste vier maanden van 2015 heeft betaald voor verrichte prestaties ten opzichte
van het totale bedrag van de betalingen van alle Wlz-uitvoerders waarvan de verleende
subsidie wordt verhoogd.
Artikel 5.3
In verband met de mogelijke toepassing van het subsidieplafond voor de verhoging van
de verleende subsidies, geldt er een fatale termijn voor het indienen van de aanvragen.
Om de verhogingen te kunnen verstrekken, moet vaststaan welke Wlz-uitvoerders voor
een verhoging in aanmerking komen. Een aanvraag die te laat wordt ontvangen, wordt
afgewezen.
Artikel 5.5
Bij onjuiste of onvolledige aanvragen tot verhoging van de verleende subsidie wordt
eenmaal de gelegenheid geboden om de aanvraag te completeren. Wordt deze gelegenheid
niet, niet tijdig of niet genoegzaam benut, dan wordt de aanvraag buiten behandeling
gesteld. Het fatale karakter van deze termijn is nodig in verband met het subsidieplafond
voor de verhoging van de verleende subsidies.
Artikel 6.3
De subsidie wordt achteraf vastgesteld. Daarbij worden alle regio's van de Wlz-uitvoerder
samengenomen. De subsidie wordt vastgesteld op basis van de prestaties die de Wlz-uitvoerder
in al zijn regio's tezamen heeft doen verrichten. De subsidie wordt derhalve niet
vastgesteld op basis van de prestaties per regio. De verantwoording van de verrichte
prestaties betreft het aantal dagen eerstelijns verblijf basis, intensief en palliatief
terminaal. Elke categorie prestatie wordt daarbij uitgesplitst in eerstelijns verblijf
waarbij de geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden, wordt verleend
door een huisarts of door een specialist ouderengeneeskunde. De verhouding tussen
deze vormen van eerstelijns verblijf is niet vooraf bepaald. Alleen het maximum bedrag
van de subsidie is in de beschikking tot verlening vastgelegd.
Artikel 6.4
Bij subsidies als de onderhavige die volgens een zogenaamd p*q-arrangement worden
verstrekt, wordt een assurancerapport van een accountant verlangd met betrekking tot
het aantal verrichte prestaties alsmede een rapport van feitelijke bevindingen over
de naleving van de subsidieverplichtingen. Aan de hand van deze rapporten kan zekerheid
verkregen worden omtrent de betrouwbaarheid van niet-financiële informatie. Voor de
rapporten stelt het Zorginstituut modellen op. De rapporten worden opgemaakt aan de
hand van daartoe bestemde protocollen.
Artikel 6.5
De subsidie per prestatie is een vast bedrag per dag. Zoals eerder toegelicht zijn
er in 2015 drie prestaties, te weten eerstelijns verblijf basis, eerstelijns verblijf
intensief en eerstelijns verblijf palliatief. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen
eerstelijns verblijf waarbij de geneeskundige zorg wordt verleend door een huisarts
of door een specialist ouderengeneeskunde. Dat levert zes subsidiebedragen op.
In overleg met partijen is gekozen voor vaste subsidiebedragen. In tegenstelling tot
de situatie onder de AWBZ en de aanvankelijk voor 2015 voorgenomen situatie onder
de Zvw wordt niet gewerkt met een maximumbedrag. Belangrijkste reden daarvoor is dat
de Wlz-uitvoerders en de brancheorganisaties hebben aangegeven dat het aan tijd ontbreekt
om te onderhandelen over tarieven. Naar verwachting zullen de vaste subsidiebedragen
als tarief gehanteerd worden in de contracten tussen Wlz-uitvoerders en zorgaanbieders.
De vaste subsidiebedragen zijn bepaald op 98% van de maximum beleidsregelwaarden van
ZZPVV3, 6 en 10 uit de Beleidsregels BR-1507a en BR-1512 van de NZa voor 2015. In
de vaste subsidiebedragen is ook 98% van de bedragen voor de normatieve huisvestingscomponent
en de normatieve inventariscomponent voor ZZPVV3, 6 en 10 uit de Beleidsregel BR-1512
van de NZa voor 2015 meegenomen.
Artikel 7.1
Deze regeling geldt alleen voor 2015. Daarna gaat eerstelijns verblijf op nader te
bepalen wijze alsnog deel uitmaken van de dekking van de Zvw.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn