Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland

Bedrijfstakeigenregelingen 2014/2015

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 maart 2014 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen

UAW Nr. 11537

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) ter ener zijde: de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in de Schilders-, Onderhouds-, Metaalconservering-, en Glasbranche FOSAG;

Partij(en) ter andere zijde: FNV Bouw en CNV Vakmensen.

Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door: Liebregts Schilderwerken BV;

Deze bedenkingen kunnen in essentie als volgt worden samengevat. Naar mening van bedenkinghebbende wordt niet voldaan aan het meerderheidsvereiste. Verder voert bedenkinghebbende aan dat aw beperkend werkt op de mededinging van Nederlandse bedrijven op de Europese markt. Een Nederlands schildersbedrijf dat in andere lidstaten werkzaamheden wil verrichten, zou worden geconfronteerd met de hogere lasten van het thuisland Nederland ten opzichte van het land waar men zou willen gaan werken.

Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:

Cao-bepalingen waarop het verzoek tot aw betrekking heeft, moeten reeds gelden voor een naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen (artikel 2, eerste lid, van de Wet AVV).

Deze belangrijke meerderheid moet blijken uit een opgave van het aantal werkgevers lid van werkgeversvereniging(en) die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst en onderscheidenlijk het aantal werkgevers dat naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst kan worden gerekend alsmede het aantal personen werkzaam bij werkgevers die lid zijn van de werkgeversvereniging(en) die partij zijn bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, onderscheidenlijk het aantal personen werkzaam bij werkgevers die naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst gerekend kunnen worden. Deze opgave dient voorzien te worden van een toelichting op de wijze van verzameling van de gegevens als bedoeld in art. 2:2, eerste lid, sub d van het Besluit aanmelding en van collectieve arbeidsovereenkomsten en het aanvragen van avv.

Uit de aangeleverde representativiteitsgegevens behorende bij het besluit tot aw van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake bedrijfstakeigenregelingen van 28 januari 2011 (Stcrt. 2011, nr. 1932 ; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 februari 2013 (Stcrt. 2013, nr. 2707)) waarin een toelichting wordt gegeven op de gehanteerde onderzoeksmethode, de gebruikte bronnen, de wijze van meting, de relatie tot de werkingssfeer en de actualiteit van de cijfers, volgt een representativiteit die ruimschoots voldoet aan het meerderheidsvereiste.

Bedenkingen tegen de representativiteit kunnen worden ingediend voor de toepasselijke werkingssfeerbepalingen die bij een verzoek tot aw worden ingediend. Nu er enkel sprake is van wijzigingen van het reeds genomen moederbesluit niet zijnde een werkingssfeerwijziging, vormen de ingebrachte bedenkingen geen beletsel om tot aw van de daarvoor in aanmerking komende bepalingen over te gaan.

De arbeidsvoorwaarden op bedrijfstakniveau worden door sociale partners gezamenlijk bepaald. De belangrijkste doelstelling van het systeem van aw is de bevordering van de stabiliteit van de arbeidsverhoudingen door concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Onderdeel van de kostprijs van een product of dienst zijn de kosten die de arbeidsvoorwaarden met zich meebrengen. In die zin is sprake van een factor die bij internationale concurrentieverhoudingen een rol speelt. Dat is evenwel inherent aan de systematiek van aw.

Op grond van het bovenstaande concludeer ik dat bovenstaande bedenkingen geen beletsel vormen om tot avv over te gaan.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Schilders- en Onderhoudsbedrijf in Nederland inzake Bedrijfstakeigenregelingen1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:

A

De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:

HOOFDSTUK 3 O&O-FONDS

Artikel 8 lid 5 komt te luiden:

  • ‘5. De bijdragen zijn als volgt vastgesteld:

    Doel

    Per dag

    Over het PRIS-loon

    Over het loon Wfsv

       

    Werkgever

    Werknemer

    Werkgever

    Werknemer

    O&O regelingen

             

    met ingang van week 1 van 2014

         

    1,05%

     

    Aanvullingsregelingen

             

    met ingang van week 1 van 2014

         

    1,5%

    Individuele budgetrekening

             

    met ingang van week 1 van 2014

     

    0,0%

         

    Collectieve ongevallen verzekering

    € 0,15 (ook voor UTA)

           

HOOFDSTUK 4 VAKANTIEFONDS

Artikel 10 lid 5 komt te luiden:

  • ‘5. Het bestuur stelt – na overleg met cao-partijen – de hoogte vast van de door de werkgever verschuldigde bijdrage in de administratiekosten van het Vakantiefonds en van de bijdrage ter financiering van het extra verlof oudere werknemers. Met ingang van week 1 van 2014 zijn de bedragen als volgt vastgesteld:

    • administratiekosten € 2,00 per werknemer per dag;

    • extra verlof oudere werknemers € 2,82 per werknemer per dag.

    Deze bijdragen zijn niet meer verschuldigd vanaf het moment dat de werknemer gedurende 52 weken als gevolg van arbeidsongeschiktheid zijn werk niet heeft verricht. Daarbij worden perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld als ze elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.’

I-c - Reglement Aanvullingsregelingen

HOOFDSTUK 3 JAARAANVULLING

ARTIKEL 3 lid 2 sub b komt te luiden:

  • ‘2.

    • b. De hoogte van de jaaraanvulling bedraagt met ingang van 2014 bij een arbeidsongeschiktheid van:

      80–100 % € 544,– bruto

      65–80 % € 394,– bruto

      55–65 % € 326,– bruto

      45–55 % € 272,– bruto

      35–45 % € 218,– bruto’

HOOFDSTUK 4 UITKERINGEN WERKLOZEN

Artikel 4 lid 1 komt te luiden:

  • ‘1. De werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de twee jaren voor de werkloosheid 280 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de cao heeft bij ontstaan van recht op een WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering. Met ingang van 2014 bedraagt deze eenmalige uitkering € 239,– bruto.’

Artikel 5 lid 1 komt te luiden:

  • ‘1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de twee jaren voor de werkloosheid 280 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de cao en die als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op betaling van vakantietoeslag, heeft bij ontstaan van recht op een WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag bij het ontstaan van recht op een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering jegens het fonds recht op betaling van een aanvulling op de vakantietoeslag in de WW/ZW-uitkering in de vorm van een éénmalige uitkering . Met ingang van 2014 bedraagt deze eenmalige uitkering € 107,– bruto.’

Artikel 6 lid 1 komt te luiden:

  • ‘1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 die in de twee jaren voor de werkloosheid 280 dagen werkzaam is geweest in een dienstverband vallend onder de cao en die, als hij niet werkloos zou zijn geworden, jegens zijn werkgever recht zou hebben gehad op een vakantiewaarde, heeft jegens het fonds recht op betaling van een vast bedrag bij aanvang van de werkloosheid. Met ingang van 2014 bedraagt deze eenmalige uitkering € 79,– bruto.

    Indien de werknemer vervolgens 8 weken onafgebroken werkloos blijft heeft de werknemer jegens het fonds recht op een vast bedrag . Met ingang van 2014 bedraagt dit vaste bedrag € 157,50,– bruto.’

Artikel 7 lid 1 en lid 3 komen te luiden:

  • ‘1. Een werkloze werknemer als bedoeld in artikel 1 heeft jegens het fonds over elke dag dat hij een WW uitkering of ingeval van ziekte op de eerste werkloosheidsdag een ZW-uitkering in plaats van deze WW-uitkering heeft gedurende maximaal een half jaar recht op financiering van voortzetting van zijn pensioenopbouw door het fonds. Met ingang van 2014 wordt de pensioenopbouw voortgezet voor 60%.

  • 3. Indien de WW uitkering van een werknemer binnen de sector binnen 28 dagen na beëindiging van het recht op premievrije voortzetting herleeft, heeft de werkloze werknemer recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw over maximaal 130 dagen minus het aantal dagen dat de werknemer tijdens de eerdere ww perioden reeds heeft genoten.’

Dictum II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 13 maart 2014

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes


X Noot
1

Stcrt.2011, nr. 1932 ; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 25 februari 2013 (Stcrt. 2013, nr. 2707)

Naar boven