De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 6, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945;
Besluit:
ARTIKEL I
In bijlage C, onderdeel 1, onder b, van het Ontslagbesluit vervalt: in de gehandicaptenzorg
of de jeugdzorg,.
ARTIKEL II
De Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 november 2014,
tot wijziging van het Ontslagbesluit in verband met het stellen van regels voor het
bepalen van de ontslagvolgorde in de zorg (Stcrt. 2014, 31718) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel II wordt ‘de datum van inwerkingtreding van deze regeling’ vervangen door:
1 juli 2015.
B
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
In artikel II wordt ‘jeugdzorg’ vervangen door: jeugdhulp.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, onderdeel
B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2015.
Den Haag, 10 december 2014
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher
TOELICHTING
Met de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 november
2014, tot wijziging van het Ontslagbesluit in verband met het stellen van regels voor
het bepalen van de ontslagvolgorde in de zorg (Stcrt. 2014, 31718)(hierna: de wijzigingsregeling) is met ingang van 11 november 2014 een wijziging
in het Ontslagbesluit doorgevoerd met betrekking tot de regels voor het bepalen van
de ontslagvolgorde bij het vervallen van arbeidsplaatsen binnen categorieën uitwisselbare
functies die worden vervuld op het terrein van de zorg. De bijzondere regels houden
in dat voor de toepassing van het afspiegelingsbeginsel niet wordt uitgegaan van de
bedrijfsvestiging maar van de gemeente waar de werkzaamheden worden verricht. Tegelijkertijd
wordt voorzien in een uitzondering op deze regeling voor de gehandicaptenzorg en de
jeugdzorg, als een werkgever aannemelijk kan maken dat vanwege de wijze waarop de
werkzaamheden zijn georganiseerd, toch moet worden uitgegaan van de bedrijfsvestiging.
Inmiddels is in de praktijk gebleken dat deze uitzondering te beperkt is en dat ook
buiten de hiervoor genoemde sectoren behoefte bestaat om hiervan gebruik te kunnen
maken, ook om onredelijke uitkomsten van toepassing van de hoofdregel te voorkomen.
Het is aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om te beoordelen, aan
de hand van de specifieke omstandigheden van het geval, of een werkgever terecht gebruik
maakt van deze uitzonderingsmogelijkheid.
Op grond van het overgangsrecht dat is opgenomen in de wijzigingsregeling geldt dat
de wijziging van toepassing is op verzoeken gedaan na de datum van inwerkingtreding
van de wijzigingsregeling, alsmede op eerder ingediende verzoeken die in overeenstemming
zijn met de gewijzigde regels. Ook voor dit overgangsrecht geldt dat inmiddels in
de praktijk is gebleken dat onvoldoende rekening is gehouden met al langer lopende
reorganisaties waarbij voor het bepalen van de ontslagvolgorde uitgegaan is van de
regels zoals die golden voor 11 november 2014, maar nog geen verzoeken om toestemming
tot opzegging van de arbeidsverhoudingen zijn gedaan. Vaak zijn de werknemers dan
al geïnformeerd over het feit dat zij al dan niet voor ontslag in aanmerking komen,
dan wel herplaatst zullen worden naar een andere functie. Om te voorkomen dat een
werkgever als gevolg van de wijziging van het Ontslagbesluit moet gaan bezien wie
volgens de nieuwe regels voor ontslag in aanmerking komt, wat ook tot onzekerheid
onder werknemers leidt, wordt het toepassingsbereik van het overgangsrecht uitgebreid
tot ontslagaanvragen die tot 1 juli 2015 worden gedaan. Daardoor blijven de oude regels
tijdelijk van toepassing, met dien verstande dat bijlage C wel van toepassing is,
als het verzoek in kwestie daarmee in overeenstemming is. In situaties waarop bijlage
C van toepassing is kan de werkgever dus tijdelijk kiezen om ofwel de ontslagaanvraag
in overeenstemming te brengen met bijlage C, ofwel om de oude regels van toepassing
te laten zijn.
Op 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet (Stb2014, 105) in werking. In deze wet wordt het begrip ‘jeugdhulp’ gebruikt in plaats van het
huidige begrip ‘jeugdzorg’. Artikel IIIa voorziet in aanpassing van Artikel II van
de wijzigingsregeling aan de nieuwe terminologie.
Gelet op het spoedeisend karakter van deze wijziging is afgeweken van de systematiek
van vaste verandermomenten (artikel II).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher