De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 6, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945;
Besluit:
ARTIKEL I
Het Ontslagbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4:2, derde lid, komt te luiden:
-
3. In afwijking van het eerste en tweede lid is op een verzoek om toestemming tot opzegging
van een arbeidsverhouding in de schoonmaaksector, bijlage A, van een uitzendovereenkomst
als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bijlage B, en van
een arbeidsverhouding in de thuiszorg, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, met
een verpleeg- of een verzorgingshuis, of in de gehandicaptenzorg of de jeugdzorg,
bijlage C, bij deze regeling van toepassing.
B
Er wordt een bijlage C aan het Ontslagbesluit toegevoegd, luidende:
BIJLAGE C ONTSLAGEN IN DE ZORG
-
1. Gelet op de bijzondere situatie van de dienstverlening in de zorg wordt voor het bepalen
van de ontslagvolgorde van werknemers die een arbeidsverhouding hebben met een werkgever
in de thuiszorg, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, met een verpleeg- of verzorgingshuis,
of in de gehandicaptenzorg of de jeugdzorg, bij de toepassing van artikel 4:2, eerste
lid, niet uitgegaan van de bedrijfsvestiging van de werkgever maar van de gemeente
waarbinnen werkzaamheden komen te vervallen, tenzij een werkgever:
-
a. binnen de betreffende gemeente beschikt over meerdere bedrijfsvestigingen, in welk
geval bij de toepassing van artikel 4:2, eerste lid, wordt uitgegaan van die bedrijfsvestigingen;
of
-
b. in de gehandicaptenzorg of de jeugdzorg, aannemelijk maakt dat vanwege de wijze waarop
de werkzaamheden zijn georganiseerd, uitgegaan moet worden van de bedrijfsvestiging.
-
2. Indien een werknemer als bedoeld onder 1, aanhef, zijn werkzaamheden in meerdere gemeenten
uitvoert, of heeft uitgevoerd, wordt voor de toepassing van deze bijlage uitgegaan
van de gemeente waar de werknemer het meest werkzaam is, of geweest is, te rekenen
over een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het indienen van het verzoek
om toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding. De periode van twaalf maanden
wordt naar rato toegepast indien de duur van de arbeidsverhouding korter is dan twaalf
maanden.
ARTIKEL II
Artikel 4:2, eerste en tweede lid, van het Ontslagbesluit blijft van toepassing op
verzoeken om toestemming tot opzegging van de arbeidsverhouding van werknemers in
dienst van werkgevers in de thuiszorg, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, met
een verpleeg- of verzorgingshuis, of in de gehandicaptenzorg of de jeugdzorg, gedaan
voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling, tenzij een dergelijk verzoek
in overeenstemming is met Bijlage C van het Ontslagbesluit.
ARTIKEL III
In artikel 4:2, derde lid, en bijlage C van het Ontslagbesluit, wordt ‘jeugdzorg’
telkens vervangen door: jeugdhulp.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel III dat
in werking treedt met ingang van 1 januari 2015.
Den Haag, 3 november 2014
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher
TOELICHTING
Met deze regeling wordt een wijziging in het Ontslagbesluit doorgevoerd met betrekking
tot de regels voor het bepalen van de ontslagvolgorde bij het vervallen van arbeidsplaatsen
binnen categorieën uitwisselbare functies die worden vervuld op het terrein van de
zorg. Voor deze bijzondere regels is gekozen omdat onverkorte toepassing van het afspiegelingsbeginsel
per bedrijfsvestiging voor werkgevers en werknemers tot onredelijke uitkomsten kan
leiden. De bedrijfsvestiging wordt bepaald aan de hand van de wijze waarop de eenheid
zich naar buiten toe presenteert en de wijze waarop de eenheid intern is georganiseerd.
Indien een werkgever landelijk of regionaal georganiseerd is, kan dit er toe leiden
dat het afspiegelingsbeginsel moet worden toegepast op werknemers met uitwisselbare
functies bij meerdere gemeenten. Het gevolg hiervan is dat de betreffende werkgevers
met het indienen van hun ontslagaanvraag moeten wachten totdat de besluitvorming over
inkoop van gemeenten is afgerond in alle gemeenten om te kunnen vaststellen wie voor
ontslag in aanmerking komt.
Een ander gevolg is dat werknemers met een uitwisselbare functie van wie het werk
in een gemeente niet vervalt, toch voor ontslag in aanmerking komen. Het werk van
de betreffende werknemers moet worden overgenomen door werknemers met uitwisselbare
functies uit een andere gemeente die niet voor ontslag in aanmerking komen, maar waar
het werk wel vervalt. Dit kan tot onacceptabele reisafstanden voor de betreffende
werknemers leiden. Het is tevens tegengesteld aan hetgeen wordt beoogd, namelijk dat
zorgcliënten zoveel mogelijk hun ‘eigen’ hulpverlener als vast gezicht behouden en
dat de zorg in die zin wordt gecontinueerd. De afwijking is mede ingegeven door cao-partijen
bij de cao voor de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraamzorg en Jeugdgezondheidszorg
(VVT) die hebben opgeroepen te komen tot een wijziging van de toepassing van het afspiegelingsbeginsel
zoals in deze bijlage verwoord.
Verder wordt geregeld dat als een werknemer op wie Bijlage C van toepassing is, zijn
werkzaamheden in meerdere gemeenten uitvoert, uitgegaan wordt van de gemeente waar
de werknemer het meest werkzaam is. Dat laatste moet worden berekend over een periode
van twaalf maanden voorafgaande aan het indienen van het verzoek om toestemming voor
opzegging van de arbeidsverhouding. Als een werknemer over een kortere periode in
dienst is van de werkgever, wordt uitgegaan van die kortere periode. Deze regeling
geldt ook als een werknemer in meerdere gemeenten werkzaam is geweest. Dat laatste
om te voorkomen dat door het enkele feit dat een werknemer (recent) in een andere
gemeente is geplaatst, de ontslagvolgorde wordt beïnvloed.
Ten slotte wordt voorzien in twee uitzonderingen. In de eerste plaats betreft dat
de situatie waar sprake is van meerdere bedrijfsvestigingen van een werkgever binnen
dezelfde gemeente. In dat geval wordt het afspiegelingsbeginsel toegepast op de werknemers
die werkzaam zijn bij de afzonderlijke bedrijfsvestigingen. In de tweede plaats geldt
een uitzondering in de gehandicaptenzorg en de jeugdzorg daar waar een werkgever aannemelijk
maakt dat het bepalen van de ontslagvolgorde aan de hand van de werkzaamheden die
binnen de afzonderlijke gemeenten komen te vervallen, niet in overeenstemming is met
de wijze waarop de werkzaamheden in zijn organisatie zijn ingericht. Dat kan bijvoorbeeld
het geval zijn als de werkzaamheden regionaal zijn georganiseerd en het werk van de
werknemers zich uitstrekt over verschillende gemeenten. In dat geval kan het onwenselijk
zijn het afspiegelingsbeginsel per gemeente toe te passen en zal bij de toepassing
van het afspiegelingsbeginsel worden uitgegaan van de bedrijfsvestiging.
Deze wijziging is in beginsel alleen van toepassing op verzoeken gedaan na de datum
van inwerkingtreding van deze regeling (artikel II). Echter om te voorkomen dat een
werkgever een voor dat tijdstip ingediend verzoek, dat in overeenstemming is met de
regels als verwoord in Bijlage C, opnieuw moet indienen, wordt tevens geregeld dat
Bijlage C ook kan worden toegepast op eerder ingediende verzoeken.
Op 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet (Stb2014, 105) in werking. In deze wet wordt het begrip ‘jeugdhulp’ gebruikt in plaats van het
huidige begrip ‘jeugdzorg’. Artikel III voorziet in aanpassing van het Ontslagbesluit
aan de nieuwe term.
Gelet op het spoedeisend karakter van deze wijziging is afgeweken van de systematiek
van vaste verandermomenten (artikel IV). De vervanging van het begrip “jeugdzorg”
door ‘jeugdhulp’ treedt in werking met ingang van 1 januari 2015, het tijdstip waarop
de nieuwe Jeugdwet in werking treedt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher