Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 december 2014, nr. PO/662196, houdende voorschriften in het kader van de meting en beoordeling van leerresultaten als bedoeld in artikel 10a van de Wet op het primair onderwijs (Regeling leerresultaten PO 2014)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 34.4 en 34.6 van het Besluit bekostiging WPO;

Gelet op het voorstel als bedoeld in artikel 34.5, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO van de Inspecteur-generaal van het onderwijs van 3 december 2014;

Besluit:

Artikel 1 Toetsen

De inspectie maakt voor de jaarlijkse meting en beoordeling van de leerresultaten van een school op het gebied van Nederlandse taal en rekenen als bedoeld in artikel 10a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs gebruik van de resultaten van door de school afgenomen toetsen als bedoeld in bijlage A.

Artikel 2 Normering toetsen

De uitwerking van de wijze waarop de meting en beoordeling van de leerresultaten door de inspectie met inachtneming van de schoolkenmerken en individuele kenmerken van leerling, tot stand komt, wordt per toets vastgesteld als aangegeven in bijlage B.

Artikel 3 Correcties vanwege individuele leerlingkenmerken en bijzondere omstandigheden

De correctie van de meting en beoordeling door de inspectie van leerresultaten vanwege individuele kenmerken van leerlingen, alsmede vanwege enkele bijzondere omstandigheden, geschiedt volgens het bepaalde in bijlage C.

Artikel 4 Meting onmogelijk of incomplete gegevens

De wijze waarop door de inspectie wordt omgegaan met scholen waar de meting van leerresultaten niet mogelijk is of bij scholen met incomplete gegevens, als bedoeld in artikel 34.6 van het Besluit bekostiging WPO, geschiedt volgens het bepaalde in bijlage D.

Artikel 5 Beoordeling leerresultaten

De normering waarop de inspectie het oordeel voldoende dan wel onvoldoende leerresultaten baseert geschiedt volgens het bepaalde in bijlage E.

Artikel 6 Intrekking

De Regeling leerresultaten PO wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 8 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling leerresultaten PO 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BIJLAGE A BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Betrouwbare en valide toetsen

Vanaf schooljaar 2014–2015 is het verplicht voor alle leerlingen van leerjaar 8 in het regulier basisonderwijs om een eindtoets af te nemen (artikel 9b van de Wet op het primair onderwijs). De overheid stelt hiervoor aan scholen de centrale eindtoets beschikbaar. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is verantwoordelijk voor deze toets, die in samenwerking met Cito wordt gemaakt. De Eindtoets Basisonderwijs van Cito komt daarmee met ingang van 2014–2015 te vervallen.

Nieuw met ingang van het schooljaar 2014–2015 is dat alle leerlingen van eenzelfde school allemaal dezelfde eindtoets moeten maken. De enige uitzondering hierop is dat leerlingen met een beperking of een speciale ondersteuningsbehoefte eventueel terug kunnen vallen op het gebruik van de centrale eindtoets terwijl de andere leerlingen van dezelfde school een andere eindtoets maken. Alleen leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden beschreven in de Beleidsregel ontheffingsgronden eindtoetsing po (Stcrt. 2014, nr. 26027) zijn niet verplicht om een eindtoets te maken. Daarnaast moet elke toets een tweede afnamemoment bieden voor het geval een leerling verhinderd is bij de eerste afname. Het is niet toegestaan de toets te herkansen.

Scholen kunnen er ook voor kiezen een andere eindtoets dan de centrale eindtoets te gebruiken. Deze toets moet dan wel voldoen aan een aantal kwaliteitseisen. Een onafhankelijke commissie kijkt of dit het geval is en adviseert de Minister van OCW daarover. Wanneer de andere eindtoets door de minister wordt toegelaten, kunnen scholen ervoor kiezen deze te gebruiken. Voor het schooljaar 2014–2015 geldt een overgangsregeling. In dit schooljaar mogen scholen er ook voor kiezen om zich over hun leerresultaten te verantwoorden met de toetsen die in het schooljaar 2013–2014 daarvoor toegestaan waren.

De basisschool verantwoordt zich over de leerresultaten met door haar gebruikte betrouwbare en valide toetsen. De volgende toetsen worden gebruikt voor de jaarlijkse beoordeling van de leerresultaten van de school zoals vastgelegd in artikel 10a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs:

  • Eindtoetsen die vanaf het schooljaar 2014–2015 worden gebruikt

    • Centrale eindtoets (Basis of Niveau) van het College voor toetsen en examens (zie verder bijlage B, onder 1);

    • IEP Eindtoets (ICE Eindevaluatie Primair onderwijs) van bureau ICE (zie verder bijlage B, onder 2);

    • ROUTE 8 van A-VISION b.v. (zie verder bijlage B, onder 3).

  • Toetsen die tot en met het schooljaar 2014–2015 worden gebruikt

    • Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering (zie verder bijlage B, onder 4);

    • Landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen voor leerjaar 8, te weten:

      • Toetsen Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) van het Cito (zie verder bijlage B, onder 5.1);

      • Begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering (zie verder bijlage B, onder 5.2).

  • Toetsen die tot en met het schooljaar 2013–2014 werden gebruikt

    • Eindtoets Basisonderwijs (Basis of Niveau) van Cito (zie verder bijlage B, onder 6);

    • Schooleindonderzoek van de vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten1 (zie verder bijlage B, onder 7).

BIJLAGE B BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Normen voor beoordeling leerresultaten per toets

Voor elke toets waarmee een basisschool zich verantwoordt over de leerresultaten, bestaan eigen normen. Deze normen houden rekening met de leerlingpopulatie op de basisschool (percentage gewogen leerlingen, schoolgroep). De norm geeft per toets aan wanneer de gemiddelde schoolscore op de toets, oftewel de leerresultaten van de school, voldoende is.

Schoolgroepen

Bij de beoordeling van een aantal toetsen onderscheidt de inspectie schoolgroepen. Als de schoolgroep niet op de te analyseren formulieren vermeld wordt, bepaalt de inspectie deze aan de hand van het percentage gewogen leerlingen op de hele school op de meest recente teldatum 1 oktober behorend bij het schooljaar dat beoordeeld wordt. De inspectie raadpleegt eventueel de DUO-gegevens om de schoolgroep te bepalen. Het percentage gewogen leerlingen wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal. Afronding naar beneden vindt plaats indien de eerste decimaal kleiner is dan 5, en naar boven indien deze decimaal ten minste 5 bedraagt: 14,5% wordt dan schoolgroep 15 en 14,4% wordt dan schoolgroep 14.

1. Centrale eindtoets (Basis of Niveau) van het College voor toetsen en examens

1.1. Beoordeling Centrale eindtoets (Basis of Niveau) van het College voor toetsen en examens in het schooljaar 2014–2015 en volgende schooljaren

De Centrale eindtoets van het College voor toetsen en examens is gebaseerd op de Eindtoets basisonderwijs van Cito en wordt eveneens op twee niveaus afgenomen: centrale eindtoets Basis en centrale eindtoets Niveau. Net als bij de Eindtoets basisonderwijs krijgt elke leerling een standaardscore tussen 501 en 550. De inspectie maakt voor alle scholen gebruik van de ongecorrigeerde schoolscore. De onder- en bovengrens zijn afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school en zijn identiek aan de grenzen die de afgelopen jaren bij de Eindtoets basisonderwijs zijn gebruikt.

Tabel 1. Onder- en bovengrenzen Centrale eindtoets van het CvTE met ingang van 2014–2015

Centrale Eindtoets

% gewichten- leerlingen

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

% gewichten- leerlingen

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

0

535,2

537,2

539,2

32

530,3

532,3

534,3

1

535,1

537,1

539,1

33

530,1

532,1

534,1

2

534,9

536,9

538,9

34

530

532

534

3

534,8

536,8

538,8

35

529,9

531,9

533,9

4

534,6

536,6

538,6

36

529,7

531,7

533,7

5

534,5

536,5

538,5

37

529,6

531,6

533,6

6

534,3

536,3

538,3

38

529,4

531,4

533,4

7

534,2

536,2

538,2

39

529,3

531,3

533,3

8

534

536

538

40

529,2

531,2

533,2

9

533,9

535,9

537,9

41

529

531

533

10

533,7

535,7

537,7

42

528,9

530,9

532,9

11

533,5

535,5

537,5

43

528,8

530,8

532,8

12

533,4

535,4

537,4

44

528,7

530,7

532,7

13

533,2

535,2

537,2

45

528,5

530,5

532,5

14

533,1

535,1

537,1

46

528,4

530,4

532,4

15

532,9

534,9

536,9

47

528,3

530,3

532,3

16

532,8

534,8

536,8

48

528,2

530,2

532,2

17

532,6

534,6

536,6

49

528,1

530,1

532,1

18

532,4

534,4

536,4

50

528

530

532

19

532,3

534,3

536,3

51

527,9

529,9

531,9

20

532,1

534,1

536,1

52

527,8

529,8

531,8

21

532

534

536

53

527,7

529,7

531,7

22

531,8

533,8

535,8

54

527,6

529,6

531,6

23

531,6

533,6

535,6

55

527,5

529,5

531,5

24

531,5

533,5

535,5

56–57

527,4

529,4

531,4

25

531,3

533,3

535,3

58

527,3

529,3

531,3

26

531,2

533,2

535,2

59–60

527,2

529,2

531,2

27

531

533

535

61

527,1

529,1

531,1

28

530,9

532,9

534,9

62–63

527

529

531

29

530,7

532,7

534,7

64–65

526,9

528,9

530,9

30

530,6

532,6

534,6

66–69

526,8

528,8

530,8

31

530,4

532,4

534,4

70–100

526,7

528,7

530,7

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van de standaardscore

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de standaardscore:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

2. IEP Eindtoets (ICE Eindevaluatie Primair onderwijs) van bureau ICE

De IEP Eindtoets (ICE Eindevaluatie Primair onderwijs) van bureau ICE is met ingang van het schooljaar 2014–2015 door de minister toegelaten als eindtoets. Scholen mogen zich vanaf dit schooljaar met deze toets verantwoorden over hun eindresultaten. Op het moment van inwerkingtreding van deze regeling beschikt de inspectie nog niet over normen waarmee de resultaten van deze toets beoordeeld kunnen worden. De verwachting is dat deze na afname van de toets in 2015 bepaald kunnen worden. Zodra deze bekend zijn worden zij toegevoegd aan de regeling. Mocht het niet lukken betrouwbare normen te bepalen voor deze toets, dan zullen de eindresultaten van scholen die deze toets hebben afgenomen beoordeeld worden aan de hand van de door hen gebruikte leerlingvolgsysteem toetsen (zie Bijlage B, punt 5).

3. ROUTE 8 van A-VISION b.v.

De eindtoets ROUTE 8 van A-Vision b.v. is met ingang van het schooljaar 2014–2015 door de minister toegelaten als eindtoets. Scholen mogen zich vanaf dit schooljaar met deze toets verantwoorden over hun eindresultaten. Op het moment van inwerkingtreding van deze regeling beschikt de inspectie nog niet over normen waarmee de resultaten van deze toets beoordeeld kunnen worden. De verwachting is dat deze na afname van de toets in 2015 bepaald kunnen worden. Zodra deze bekend zijn worden zij toegevoegd aan de regeling. Mocht het niet lukken betrouwbare normen te bepalen voor deze toets, dan zullen de eindresultaten van scholen die deze toets hebben afgenomen beoordeeld worden aan de hand van de door hen gebruikte leerlingvolgsysteem toetsen (zie Bijlage B, punt 5).

4. Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering2 tot en met schooljaar 2014–2015

De wet verplicht met ingang van het schooljaar 2014–2015 dat alle leerlingen van eenzelfde school dezelfde eindtoets maken. Tot en met het schooljaar 2013–2014 mochten scholen het Drempelonderzoek 678 op drie manieren inzetten:

  • 1. Alle leerlingen doen mee aan het Drempelonderzoek 678. In dit geval wordt de onderstaande procedure ’Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen’ gevolgd.

  • 2. De school neemt de Eindtoets Basisonderwijs van Cito af bij een deel van de leerlingen en bij een ander deel van de leerlingen het Drempelonderzoek 678. Ook komt het voor dat de school eerst alle leerlingen het Drempelonderzoek 678 laat doen en daarna alleen de betere leerlingen de Eindtoets Basisonderwijs van Cito laat maken. In deze gevallen worden de scores van het Drempelonderzoek 678 omgezet naar Cito-scores en wordt de hieronder beschreven werkwijze ’Drempelonderzoek 678 en Eindtoets Basisonderwijs’ gevolgd.

  • 3. De school neemt geen Eindtoets Basisonderwijs af en enkele leerlingen doen het Drempelonderzoek 678. In dit geval is het niet mogelijk gebruik te maken van de gegevens uit het Drempelonderzoek 678 bij de beoordeling van de leerresultaten.

Ad 1. Procedure Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen

Vanaf schooljaar 2009–2010 vermeldt het formulier ’totaaloverzicht’ van het Drempelonderzoek 678 de gemiddelde Cito-score van alle deelnemende leerlingen. Deze score wordt gehanteerd bij het bepalen van het oordeel over de leerresultaten. De inspectie gebruikt hierbij met ingang van schooljaar 2011–2012 de onder- en bovengrenzen in Tabel 7. In het schooljaar 2010–2011 is Tabel 11 van toepassing. De schoolgroep wordt bepaald op basis van het percentage gewogen leerlingen op de gehele school (DUO-gegevens). Het is in dit geval niet mogelijk de normen voor de gecorrigeerde score (LG-score) te gebruiken.

Ad 2. Procedure Eindtoets Basisonderwijs én Drempelonderzoek 678

Als een deel van de leerlingen de Eindtoets Basisonderwijs van Cito heeft gemaakt en een deel van de leerlingen het Drempelonderzoek 678, wordt de onderstaande werkwijze toegepast. Het komt voor dat sommige leerlingen beide toetsen maken. In dat geval baseert de inspectie haar oordeel op de scores op de Eindtoets Basisonderwijs.

Met ingang van schooljaar 2009–2010 wordt de Cito-score per leerling zoals vermeld op het ’totaaloverzicht’ van het Drempelonderzoek 678 gebruikt. De inspectie berekent de gemiddelde Cito standaardscore van het hele leerjaar door het gewogen gemiddelde van de scores uit beide bronnen te nemen. Bij de beoordeling worden met ingang van schooljaar 2011–2012 de onder- en bovengrenzen in Tabel 7 gebruikt. In het schooljaar 2010–2011 is Tabel 11 van toepassing. De schoolgroep wordt bepaald op basis van het percentage gewogen leerlingen op de gehele school (DUO-gegevens). Het is in dit geval niet mogelijk de normen voor de gecorrigeerde score (LG-score) te gebruiken.

5. Toetsen uit het leerlingvolgsysteem tot en met schooljaar 2014–2015

Voor een positief oordeel over de leerresultaten aan het einde van de schoolperiode geldt dat ten minste één van de drie jaren voor Rekenen en wiskunde én Begrijpend lezen positief moet scoren om tot een voldoende te komen.

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van leerlingvolgsysteem

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de leerresultaten voor Rekenen en wiskunde én Begrijpend lezen aan het eind van de basisschool:

voldoende

beide voldoen aan de norm;

onvoldoende

niet beide voldoen aan de norm.

In de volgende paragrafen staan de procedures beschreven voor de beoordeling van de toetsen uit het leerlingvolgsysteem van Cito. Daarnaast zijn de normen voor de begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering opgenomen.

5.1. Cito leerlingvolgsysteem: Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen tot en met schooljaar 2014–2015

Bij het beoordelen van de leerresultaten aan de hand van het Cito-leerlingvolgsysteem maakt de inspectie gebruik van de leerresultaten Begrijpend lezen en Rekenen en wiskunde van leerjaar 8. Omdat in bepaalde gevallen bij de beoordeling van kleine scholen ook de leerresultaten van leerjaar 7 kunnen worden betrokken, worden in de tabellen in deze paragraaf ook de normen voor leerjaar 7 vermeld (zie verder bijlage E).

Met ingang van het schooljaar 2011–2012 beoordeelt de inspectie de oude leerlingvolgsysteemtoetsen uit 2002 en eerder niet meer.

Begin- en middentoetsen:

De leerlingvolgsysteemtoetsen voor Begrijpend lezen en Rekenen en wiskunde in leerjaar 8, kunnen in november of januari worden afgenomen. Het gaat in beide gevallen om dezelfde toets. De inspectie adviseert scholen – in hun eigen belang – de toetsen die zijn afgenomen in januari te gebruiken voor de verantwoording van de leerresultaten.

Afronden

De inspectie vergelijkt bij haar beoordeling de gemiddelde vaardigheidsscore van het leerjaar met de norm voor de betreffende schoolgroep. De gemiddelde vaardigheidsscore wordt afgerond op één decimaal. Afronding naar beneden vindt plaats indien de tweede decimaal kleiner is dan 5, en naar boven indien deze decimaal ten minste 5 bedraagt. Is de gemiddelde score lager dan de norm, dan is het oordeel op de betreffende toets onvoldoende. Ligt de gemiddelde score op of boven de norm, dan is het oordeel voldoende.

Normen met ingang van 2012–2013:

Vanaf het schooljaar 2012–2013 hanteert de inspectie de volgende normen:

Tabel 2. Normen Cito LVS-toetsen begrijpend lezen en rekenen-wiskunde vanaf schooljaar 2012–2013
 

Leerjaar 7

Leerjaar 8

Schoolgroep

Gemiddelde vaardigheidsscore

 

Ondergrens midden

Ondergrens eind

Ondergrens midden

 

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

Rekenen en wiskunde

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

<15% gewogen leerlingen

98

45

102

110

55

≥15% gewogen leerlingen

94

38

99

106

47

In het schooljaar 2011–2012 hanteert de inspectie de ondergrenzen in tabel 3.

Tabel 3. Normen nieuwe Cito LVS-toetsen leerjaren 7 en 8 schooljaar 2011–2012

Percentage leerlingen met een D- of E-score

Schoolgroep

Maximaal % D- en E-leerlingen

< 15% gewogen leerlingen

25%

≥ 15% gewogen leerlingen

30%

Dit betekent dat de leerresultaten op de bovengenoemde toetsen voldoende zijn als het percentage leerlingen dat een D- of E-score heeft op de betreffende toets gelijk of kleiner is aan het maximum in tabel 3.

Tabel 4 geeft de normen weer voor de oude Cito toetsen in schooljaar 2010–2011 voor de leerjaren 7 en 8.

Tabel 4. Normen oude Cito LVS-toetsen schooljaar 2010–2011
 

Leerjaar 7

Leerjaar 8

Schoolgroep

Gemiddelde vaardigheidsscore

 

Ondergrens midden

Ondergrens eind

Ondergrens midden

 

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

Rekenen en wiskunde

Rekenen en wiskunde

Begrijpend lezen

<15% gewogen leerlingen

103

45

107

112

54

≥15% gewogen leerlingen

100

40

104

108

50

Het oordeel op een toets is voldoende als de gemiddelde vaardigheidsscore op of boven de gegeven ondergrens ligt.

Als leerlingen toetsen maken op een lager niveau, tellen ze in principe mee in de gemiddelde vaardigheidsscore van de school. Hiervoor is het wel van belang dat de toetsversies hetzelfde zijn, aangezien het noodzakelijk is dat de toetsscores op dezelfde schaal liggen. Dit is niet het geval als gebruik wordt gemaakt van verschillende versies. In dat geval hanteert de inspectie de normen in tabel 3.

5.2. Begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering tot en met schooljaar 2014–2015

De volgende tabel geeft de normen weer voor het bepalen van het percentage zwakst presterende leerlingen bij Begrijpend lezen op de toets van 678 Onderwijs Advisering.

Tabel 5. Normen begrijpend lezen toetsen 678 Onderwijs Advisering

Begrijpend lezen leerjaar 8

Schoolgroep

Maximaal % zwakste leerlingen

< 15% gewogen leerlingen

25

≥ 15% gewogen leerlingen

30

De leerresultaten voor een toets zijn voldoende als het percentage zwakst presterende leerlingen op of onder het maximum (voor de betreffende schoolgroep) ligt.

Onderstaande tabel geeft de normen voor het bepalen van de zwakst presterende leerlingen bij begrijpend lezen. Indien een leerling een score heeft die lager is dan de in de tabel vermelde norm, behoort deze tot de groep zwakst presterende leerlingen. In de tabel zijn ook DLE’s opgenomen. Deze worden alleen gebruikt als geen leerlingenscores beschikbaar zijn, maar wel DLE’s.

Tabel 6. Normen zwakst presterende leerlingen begrijpend lezen toetsen 678 Onderwijs Advisering
 

Begrijpend lezen 678 (versie 2006)

Begrijpend lezen 678 (versie 2006)

 

Score

DLE

Score

DLE

M7 (december-maart)

<28

<33

<23

<32

E7 (april-juli)

<29

<35

<24

<35

M8 (december-maart)

<30

<38

<25

<38

6. Eindtoets Basisonderwijs (Basis of Niveau) van Cito

6.1. Beoordeling Eindtoets Basisonderwijs (Basis of Niveau) van Cito in de schooljaren 2011–2012, 2012–2013 en 2013–2014

Sinds schooljaar 2012–2013 is de naamgeving van de Eindtoets Basisonderwijs en de Niveautoets van Cito gewijzigd in respectievelijk Eindtoets Basis en Eindtoets Niveau. Deze versies bevatten dezelfde onderdelen die getoetst worden en hetzelfde aantal opgaven. Net als in voorgaande jaren krijgt elke leerling een standaardscore tussen 501 en 550. De basisschool bepaalt welke leerling welke eindtoets maakt. Met ingang van schooljaar 2011–2012 geldt de onderstaande systematiek voor de beoordeling van de leerresultaten van scholen die zich verantwoorden met de Eindtoets Basisonderwijs van Cito. De inspectie maakt voor alle scholen gebruik van de ongecorrigeerde schoolscore. De onder- en bovengrens zijn afhankelijk van het percentage gewogen leerlingen op de hele school.

Figuur 1 toont dit grafisch. De middelste lijn geeft per procentpunt schoolgewicht de gemiddelde schoolscore weer. De ondergrens (onderste lijn) en de bovengrens (bovenste lijn) zijn afgeleid van dat gemiddelde.

Tabel 7 geeft de grafiek in getallen weer.

Tabel 7. Onder- en bovengrenzen Eindtoets Basisonderwijs van Cito 2011–2012, 2012–2013, 2013–2014

Eindtoets Basisonderwijs

% gewichten- leerlingen

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

% gewichten- leerlingen

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

0

535,2

537,2

539,2

32

530,3

532,3

534,3

1

535,1

537,1

539,1

33

530,1

532,1

534,1

2

534,9

536,9

538,9

34

530

532

534

3

534,8

536,8

538,8

35

529,9

531,9

533,9

4

534,6

536,6

538,6

36

529,7

531,7

533,7

5

534,5

536,5

538,5

37

529,6

531,6

533,6

6

534,3

536,3

538,3

38

529,4

531,4

533,4

7

534,2

536,2

538,2

39

529,3

531,3

533,3

8

534

536

538

40

529,2

531,2

533,2

9

533,9

535,9

537,9

41

529

531

533

10

533,7

535,7

537,7

42

528,9

530,9

532,9

11

533,5

535,5

537,5

43

528,8

530,8

532,8

12

533,4

535,4

537,4

44

528,7

530,7

532,7

13

533,2

535,2

537,2

45

528,5

530,5

532,5

14

533,1

535,1

537,1

46

528,4

530,4

532,4

15

532,9

534,9

536,9

47

528,3

530,3

532,3

16

532,8

534,8

536,8

48

528,2

530,2

532,2

17

532,6

534,6

536,6

49

528,1

530,1

532,1

18

532,4

534,4

536,4

50

528

530

532

19

532,3

534,3

536,3

51

527,9

529,9

531,9

20

532,1

534,1

536,1

52

527,8

529,8

531,8

21

532

534

536

53

527,7

529,7

531,7

22

531,8

533,8

535,8

54

527,6

529,6

531,6

23

531,6

533,6

535,6

55

527,5

529,5

531,5

24

531,5

533,5

535,5

56-57

527,4

529,4

531,4

25

531,3

533,3

535,3

58

527,3

529,3

531,3

26

531,2

533,2

535,2

59-60

527,2

529,2

531,2

27

531

533

535

61

527,1

529,1

531,1

28

530,9

532,9

534,9

62-63

527

529

531

29

530,7

532,7

534,7

64-65

526,9

528,9

530,9

30

530,6

532,6

534,6

66-69

526,8

528,8

530,8

31

530,4

532,4

534,4

70-100

526,7

528,7

530,7

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van de standaardscore

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de standaardscore:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

Overgangsregeling schooljaar 2011–2012:

Voor scholen waarvoor de schoolscore volgens de toen geldende normering in de schooljaren 2009–2010 en 2010–2011 onder de ondergrens lag, geldt een overgangsregeling. Als de schoolscore voor deze scholen in het schooljaar 2011–2012, volgens de nieuwe beoordelingswijze, onder de ondergrens komt te liggen, past de inspectie voor hen de oude beoordelingssystematiek toe (zie tabel 8 en 9). Tabel 8 is van toepassing als 10 of meer leerlingen in de beoordeling worden betrokken. Bij minder dan 10 leerlingen geldt tabel 9. De overgangsregeling geldt alleen voor het schooljaar 2011–2012.

Tabel 8. Norm gecorrigeerde standaardscore Eindtoets Basisonderwijs van Cito schooljaar 2011–2012 (≥ 10 leerlingen)

Eindtoets Basisonderwijs LG

schooljaar

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

2011–2012

533,8

535,2

536,6

Tabel 9. Norm ongecorrigeerde standaardscore Eindtoets Basisonderwijs van Cito schooljaar 2011–2012 (<10 leerlingen)

Eindtoets Basisonderwijs ongecorrigeerde standaardscore

schoolgroep

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

1

> 88% 0,00 leerlingen

534,8

536,5

538,2

2

75-88% 0,00 leerlingen

532,9

534,8

536,6

3

≥ 25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 < 0,30

530,5

532,7

534,9

4

≥ 25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 ≥ 0,30

527,3

529,7

532,0

6.2. Beoordeling Eindtoets Basisonderwijs van Cito in schooljaar 2010–2011

In het schooljaar 2010–2011 baseert de inspectie haar oordelen op het Schoolrapport correctie LG en het Schoolrapport zonder correctie.

Het Schoolrapport correctie LG bevat de gecorrigeerde standaardscore (LG-score), de schoolscore die gecorrigeerd is voor het percentage gewogen leerlingen op de school. Het Schoolrapport zonder correctie bevat de ongecorrigeerde standaardscore.

Als het oordeel wordt gebaseerd op 10 of meer leerlingen kijkt de inspectie naar het Schoolrapport correctie LG. Bij minder dan 10 leerlingen wordt het oordeel gebaseerd op de gegevens op het Schoolrapport zonder correctie, omdat de LG-score voor kleine groepen minder betrouwbaar zijn.

6.2.1. Beoordeling op basis van het Schoolrapport met correctie (≥ 10 leerlingen)

Op het Schoolrapport met correctie LG staat de gecorrigeerde standaardscore (LG-score) vermeld.

In de volgende tabel staat de onder- en bovengrens voor de LG-score. In de LG-score zijn de kenmerken van de leerlingenpopulatie (correctie voor het leerlinggewicht) verwerkt. Dat betekent dat er geen onderscheid in schoolgroepen meer nodig is en dat voor alle scholen dezelfde ondergrens geldt.

Tabel 10. Normen gecorrigeerde standaardscore Eindtoets Basisonderwijs van Cito

Eindtoets Basisonderwijs LG

schooljaar

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

2010–2011

533,8

535,2

536,6

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van de LG-score

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de LG-score:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

6.2.2. Beoordeling op basis van het Schoolrapport zonder correctie

De ongecorrigeerde standaardscore uit het Schoolrapport zonder correctie wordt gebruikt voor de beoordeling van leerresultaten in de volgende situaties:

  • 1. De beoordeling van kleine groepen (minder dan 10 leerlingen die in de beoordeling worden betrokken).

  • 2. De beoordeling van leerresultaten op het Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering. De werkwijze voor het Drempelonderzoek staat beschreven in paragraaf 3.

  • 3. Als er geen Schoolrapport met correctie beschikbaar is.

Tabel 11. Normen Eindtoets Basisonderwijs van Cito ongecorrigeerde standaardscore

Eindtoets Basisonderwijs

Schoolgroep

Ongecorrigeerde standaardscore

 

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

Schooljaar 2010–2011

     

1

> 88% 0,00 leerlingen

534,8

536,5

538,2

2

75-88% 0,00 leerlingen

532,9

534,8

536,6

3

≥ 25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 < 0,30

530,5

532,7

534,9

4

≥ 25% gewogen leerlingen, aantal leerlingen 1,20 ≥ 0,30

527,3

529,7

532,0

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van de ongecorrigeerde standaardscore

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de ongecorrigeerde standaardscore voor de betreffende schoolgroep:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

7. Schooleindonderzoek van de vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten tot en met schooljaar 2013–2014

De vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten hebben besloten het Schooleindonderzoek met ingang van het schooljaar 2014–2015 niet langer aan te bieden, daarom kunnen scholen zich met ingang van het schooljaar 2014–2015 niet langer verantwoorden met de leerresultaten op deze toets.

Op het overzicht van de schoolresultaten staan de gemiddelden van twee indexen: de schoolvorderingen (SV) en de intelligentie (IQ). Wanneer de SV-index lager is dan de IQ-index is dat een indicatie voor een minder goed presterende school. Indien de SV-index hoger is dan de IQ-index is dat een indicatie voor een beter presterende school. Op het overzichtsformulier van de school staat ook een meerjarenoverzicht waar deze verschilscores zijn omgezet naar zogenaamde z-scores. In deze z-scores zijn de leerresultaten van alle deelnemende scholen betrokken. De z-score geeft het aantal standaarddeviaties aan dat de schoolscore verschilt van de gemiddelde schoolscore van de deelnemende scholen.

De z-scores staan op het formulier als ’afwijkingsscore t.o.v. gemiddelde SV-IQ’ vermeld. Op deze scores baseert de inspectie haar oordeel over de school.

Tabel 12. Norm Schooleindonderzoek

Schooleindonderzoek

Ondergrens

Landelijk gemiddelde

Bovengrens

-0,5

0

0,5

Norm leerresultaten per schooljaar op basis van het Schooleindonderzoek

De leerresultaten van een bepaald schooljaar zijn

als de z-score:

goed

op of boven de bovengrens ligt;

voldoende

op of boven de ondergrens en onder de bovengrens ligt;

onvoldoende

onder de ondergrens ligt.

BIJLAGE C BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Correctie op meting leerresultaten en bijzondere omstandigheden

In deze bijlage staat beschreven hoe en wanneer een correctie (zijnde een herberekening) van de leerresultaten plaatsvindt voor bepaalde groepskenmerken of individuele kenmerken van leerlingen en voor enkele specifieke omstandigheden.

1. Leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden (vanaf schooljaar 2014–2015)

Voor de leerresultaten van scholen behaald in het schooljaar 2014–2015 en volgende geldt dat leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden vastgelegd in de Beleidsregel ontheffingsgronden eindtoetsing po, niet worden betrokken bij de beoordeling van de leerresultaten. Als leerlingen die voldoen aan de ontheffingsgronden wel hebben deelgenomen aan de toets, herberekent de inspectie het schoolgemiddelde, waarbij de leerresultaten van deze leerlingen buiten beschouwing worden gelaten.

Kort samengevat gaat het hier om de volgende leerlingen (zie voor een nadere toelichting de Beleidsregel ontheffingsgronden eindtoetsing po):

  • 1. Leerlingen die zeer moeilijk lerend zijn.

  • 2. Leerlingen die meervoudig gehandicapt zijn.

  • 3. Leerlingen die korter dan vier jaar in Nederland wonen en de Nederlandse taal nog niet voldoende beheersen.

2. Leerlingen die uitstromen naar het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs

Leerlingen met een indicatie voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of praktijkonderwijs (pro) houdt de inspectie buiten de beoordeling van de leerresultaten. Dit doet zij ook als deze leerlingen de indicatie hebben, maar hier in de praktijk niet daadwerkelijk naar uitstromen. Als leerlingen met een pro- of vso-indicatie wel hebben deelgenomen aan de toets, herberekent de inspectie het schoolgemiddelde, waarbij de leerresultaten van deze leerlingen buiten beschouwing worden gelaten.

3. Leerlingen met beperkte cognitieve capaciteiten op het gebied van taal én rekenen.

Schooljaren 2014-2015 en volgende:

Bij de beoordeling van de leerresultaten in schooljaar 2014–2015 en volgende sluit de inspectie de leerresultaten van leerlingen met beperkte cognitieve capaciteiten uit.

De beperkte cognitieve capaciteit van de leerling kan de school op twee manieren aantonen:

  • uit de gegevens in het leerlingdossier blijkt dat de leerling maximaal het eindniveau van leerjaar 6 behaalt voor taal én rekenen.

  • de leerling heeft een IQ onder de 80. Bij een IQ-test geldt dat deze voldoet aan de criteria van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN). Indien de IQ-test ouder is dan twee jaar bevestigen gegevens uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem de uitkomsten van de eerdere IQ-test.

Schooljaren tot en met 2013–2014:

Bij de beoordeling van de leerresultaten in de schooljaren tot en met 2013–2014 sluit de inspectie de leerresultaten van deze leerlingen uit bij de beoordeling van de leerresultaten als:

  • de leerling een eigen leerlijn voor taal (één of meer van de vakgebieden technisch lezen, spelling, begrijpend lezen) én voor rekenen heeft, en

  • de school voor deze leerling einddoelen (een ontwikkelingsperspectief) heeft bepaald die voldoende onderbouwd en realistisch zijn, en

  • van deze einddoelen tussendoelen zijn afgeleid, en

  • de school kan aantonen op basis van ten minste twee evaluaties dat de leerling zich op beide vakgebieden naar verwachting ontwikkelt (dus volgens de gestelde doelen).

De beperkte cognitieve capaciteit van de leerling toont de school aan met een indicatie voor lgf, so of sbo. De inspectie verstaat hierbij onder:

  • sbo-indicatie: De leerling heeft een beschikking van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) van het samenwerkingsverband voor het sbo.

  • lgf, so-indicatie: De Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) van het Regionaal expertisecentrum heeft geoordeeld dat de leerling in aanmerking komt voor leerlinggebonden financiering.

4. Leerlingen die in leerjaar 7 of 8 zijn ingestroomd

De inspectie kan de leerresultaten van leerlingen die in leerjaar 7 of 8 zijn ingestroomd buiten beschouwing laten bij de beoordeling van de leerresultaten. Als de inspectie dit doet, corrigeert zij voor alle leerlingen die dit betreft en niet alleen voor de zwakst scorende leerlingen.

5. Leerlingen die ten onrechte niet aan de toets hebben deelgenomen

De inspectie baseert haar oordeel over de leerresultaten in principe op de leerresultaten van alle leerlingen in leerjaar 8. Het is mogelijk dat er geen leerresultaten beschikbaar zijn voor leerlingen, die de inspectie echter niet buiten beschouwing wenst te laten. Dit betreft bijvoorbeeld leerlingen die naar het lwoo uitstromen en niet hebben deelgenomen aan de eindtoets.

In dit geval kent de inspectie een fictieve score toe (bij de Centrale eindtoets, Cito Eindtoets en bij Drempelonderzoek 678: 517) aan de leerlingen die niet hebben deelgenomen aan de toets. Als de leerresultaten op basis van leerlingvolgsysteemtoetsen worden beoordeeld, dan wordt deze leerling als D/E scorende leerling beschouwd bij het Cito leerlingvolgsysteem en de begrijpend lezen toets van 678 Onderwijs Advisering.

Het komt voor dat op scholen die zich met het Schooleindonderzoek verantwoorden, leerlingen de toets niet of gedeeltelijk hebben gemaakt. Het is niet mogelijk in dit geval een fictieve score toe te kennen aan deze leerlingen. In dat geval beoordeelt de inspectie de leerresultaten niet, tenzij de leerresultaten ook zonder dat deze leerlingen aan de toets hebben deelgenomen, van onvoldoende niveau zijn. In dat geval beoordeelt de inspectie de leerresultaten als onvoldoende.

Als een school zich over haar leerresultaten verantwoordt met het leerlingvolgsysteem (lvs), komt het voor dat sommige leerlingen niet deelnemen aan de toets die de rest van het leerjaar maakt. Andere leerlingen maken een toets op een lager niveau (ander leerjaar of afnamemoment). Het komt ook voor dat leerlingen in het geheel geen toets maken.

Als leerlingen een Cito lvs-toets op een ander niveau hebben gemaakt, voegt de inspectie de score van deze leerlingen toe aan het groepsgemiddelde. Als leerlingen niet zijn getoetst, beschouwt de inspectie hen als leerlingen die onder de norm presteren. Bij het gebruik van Cito lvs-toetsen zijn dit leerlingen met D- en E-scores; dan gelden de volgende grenzen:

  • < 15% gewogen leerlingen: maximaal 25 procent leerlingen met D/E-score;

  • ≥ 15% gewogen leerlingen: maximaal 30 procent leerlingen met D/E-score.

BIJLAGE D BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Meting onmogelijk of incomplete gegevens

In deze bijlage staat beschreven hoe de inspectie scholen beoordeelt waarbij de meting van leerresultaten onmogelijk is of waarbij de gegevens over de leerresultaten incompleet zijn.

1. Nieuw opgerichte scholen

Scholen die nieuw zijn beginnen vaak met een klein aantal leerlingen, dat veelal in de onderbouw verblijft. De eerste jaren dat de school bestaat, zullen in de midden- en bovenbouw vooral leerlingen de school bezoeken die eerst op andere scholen hebben gezeten.

De inspectie beoordeelt de leerresultaten van deze scholen in eerste instantie volgens de reguliere werkwijze. Als blijkt dat de leerresultaten onvoldoende zijn, gaat de inspectie nader analyseren waardoor dit wordt veroorzaakt en wordt dezelfde werkwijze gevolgd als voor leerlingen die recent op school zijn ingestroomd.

2. Beoordeling leerresultaten niet mogelijk

Scholen die zich niet over hun leerresultaten kunnen verantwoorden omdat zij bijvoorbeeld niet beschikken over de leerresultaten van drie cohorten leerlingen of omdat zij met verouderde toetsen werken of omdat de gegevens incompleet zijn, krijgen het oordeel: niet te beoordelen. Dit geldt ook voor scholen die zich verantwoorden met eindtoetsen die wel zijn toegestaan, maar waarvoor de inspectie niet beschikt over normen waarmee de toetsresultaten beoordeeld kunnen worden. Deze scholen krijgen iedere twee jaar een kwaliteitsonderzoek.

3. Beoordeling leerresultaten scholen met kopklassen

Kopklassen hebben tot doel de leerlingen (veelal leerlingen met een taalachterstand) die hieraan deelnemen een betere uitgangspositie te geven voor het vervolgonderwijs. In de meeste gevallen gaat het om landelijke projecten of door de overheid erkende experimenten.

De inspectie baseert zich bij de beoordeling van de leerresultaten van deze scholen op de meest recente leerresultaten van de totale groep leerlingen die aan de eindtoets heeft meegedaan.

NB. Het komt voor dat sommige leerlingen alleen de kopklas volgen en dus recent zijn ingestroomd. Deze leerlingen worden bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten.

4. Afwijken van afnamevoorschriften

Toetsresultaten zijn alleen betrouwbaar en valide als de toetsen zijn afgenomen volgens de voorschriften, zoals die in het toetsreglement (met ingang van schooljaar 2014–2015) of de toetshandleiding zijn beschreven. De inspectie veronderstelt dat scholen deze voorschriften kennen en naleven. Indien scholen hiervan afwijken, kan dit betekenen dat de inspectie de leerresultaten niet kan beoordelen.

BIJLAGE E BIJ DE REGELING LEERRESULTATEN PO 2014

Beoordeling leerresultaten van de basisschool

De inspectie beoordeelt de leerresultaten op basis van de leerresultaten van de leerlingen in leerjaar 8 van de afgelopen 3 jaar (cohorten). Als de leerresultaten slechts één keer voldoende zijn, en het aantal in de beoordeling betrokken leerlingen is minder dan 10, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van leerjaar 7 bij de beoordeling. Als de leerresultaten van leerjaar 7 onvoldoende zijn, dan betrekt de inspectie de leerresultaten van een vierde leerjaar 8 bij de beoordeling.

Beslisregel beoordeling leerresultaten

Beslisregel leerresultaten

Indicator 1.1

De leerresultaten van de leerlingen aan het eind van de basisschool liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht.

 

De leerresultaten van de afgelopen drie schooljaren zijn:

goed (‘4’):

• drie keer goed.

voldoende (‘3’):

• twee of drie keer voldoende;

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen 10 of meer);

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10) én voldoende leerresultaten in leerjaar 7; of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10) én onvoldoende leerresultaten in leerjaar 7 én voldoende leerresultaten in een vierde leerjaar 8.

onvoldoende (‘2’):

• drie keer onvoldoende; of

• één keer voldoende (aantal in de beoordeling betrokken leerlingen minder dan 10), onvoldoende leerresultaten in leerjaar 7 en onvoldoende leerresultaten in een vierde leerjaar 8.

niet te beoordelen (‘5’):

• bijzondere omstandigheden (zie bijlage D van deze regeling).

In geval van omstandigheden die niet zijn beschreven in deze regeling, kan de inspectie deze meenemen in haar oordeel over de leerresultaten en dat bij het oordeel motiveren.

Toelichting op de beslisregel

Het oordeel op jaarbasis voor de verschillende (eind)toetsen wordt bepaald conform de werkwijze zoals beschreven in de bijlagen B, C en D van deze regeling. Vervolgens gelden de volgende richtlijnen:

  • 1. Ongeacht het aantal leerlingen waaruit de cohorten bestaan, is het oordeel voldoende, als ten minste twee van de laatste drie schooljaren voldoende zijn.

  • 2. Ongeacht het aantal leerlingen waaruit de cohorten bestaan, is het oordeel onvoldoende, als de laatste drie schooljaren onvoldoende zijn.

  • 3. Als slechts één van de afgelopen drie jaren voldoende is en het aantal leerlingen waarop dat oordeel is gebaseerd, is 10 of meer, dan is het oordeel voldoende.

  • 4. Als slechts één van de afgelopen drie jaren voldoende is en het aantal leerlingen waarop dat oordeel is gebaseerd, is minder dan 10, dan worden de leerresultaten van leerjaar 7 bij de beoordeling betrokken. Als de leerresultaten van leerjaar 7, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de leerresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de leerresultaten van leerjaar 7 onvoldoende, dan worden de leerresultaten van een vierde leerjaar 8 bij de beoordeling betrokken. Als de leerresultaten van die vierde leerjaar 8, ongeacht het leerlingenaantal, voldoende zijn, is het oordeel over de leerresultaten ‘voldoende’. Is het oordeel over de leerresultaten van de vierde leerjaar 8 onvoldoende, dan zijn de leerresultaten ‘onvoldoende’.3

  • 5. Scholen die zich niet over hun leerresultaten kunnen verantwoorden omdat zij bijvoorbeeld niet beschikken over de leerresultaten van drie cohorten leerlingen of omdat deze gegevens incompleet zijn, krijgen het oordeel: ‘niet te beoordelen’. Indien dit het geval is beoordeelt de inspectie de kwaliteitszorg. Deze scholen krijgen iedere twee jaar een kwaliteitsonderzoek.

TOELICHTING

Sinds de wet ‘Goed onderwijs, goed bestuur’,4 die op 1 augustus 2010 in werking is getreden, is in artikel 10a van de WPO als bekostigingsvoorwaarde vastgelegd dat basisscholen moeten voldoen aan bepaalde minimumnormen voor leerresultaten. De wijze waarop beoordeeld wordt of de basisschool aan deze normen voldoet is beschreven in de Regeling leerresultaten PO.

In deze regeling is vastgelegd hoe de inspectie invulling geeft aan de meting en beoordeling van de leerresultaten van basisscholen aan het einde van de basisschool op het gebied van Nederlandse taal en rekenen en wiskunde. De eindopbrengsten worden hoofdzakelijk in beeld gebracht met behulp van de eindtoetsen die leerlingen in leerjaar 8 maken. Daarbij wordt rekening gehouden met de kenmerken van de leerlingpopulatie. De eindopbrengsten worden telkens beoordeeld over een periode van drie achtereenvolgende schooljaren.

De Regeling leerresultaten PO 2014 vervangt de bestaande Regeling leerresultaten PO. De belangrijkste wijzigingen zijn een gevolg van de inwerkingtreding van de Wet centrale eindtoets primair onderwijs5 op 1 augustus 2014. Sindsdien geldt dat – op een enkele uitzonderingsmogelijkheid na – scholen bij iedere leerling die uitstroomt naar het voortgezet onderwijs een eindtoets moeten afnemen. Dit moet de centrale eindtoets of een door de Minister toegelaten andere eindtoets zijn.

De Regeling leerresultaten PO 2014 beschrijft welke gevolgen deze wijzigingen hebben voor de wijze waarop de inspectie de leerresultaten van scholen meet en beoordeelt. Zoals beschreven in bijlage A (en vastgelegd in artikel 15, derde lid, van het Toetsbesluit PO), kunnen scholen zich in het overgangsjaar 2014–2015 over hun leerresultaten verantwoorden met één van de toetsen uit de Regeling leerresultaten PO, met de centrale eindtoets of met een andere door de Minister toegelaten eindtoets. Vanaf het schooljaar 2015–2016 kunnen scholen hiervoor enkel de centrale eindtoets of een andere toegelaten eindtoets gebruiken.

Administratieve lasten

Tot nu toe leverden scholen hun leerresultaten rechtstreeks aan bij de inspectie. Het merendeel van de scholen vermeed deze last in de praktijk door hun toetsaanbieder toestemming te geven om de toetsresultaten aan te leveren bij de inspectie. Alleen diegenen die hier geen toestemming voor gaven of gebruik maakten van een toets waarbij dit niet mogelijk was, moesten jaarlijks een vragenlijst van de inspectie invullen. Het gaat hierbij om circa 20% van de scholen. Vanaf het schooljaar 2014–2015 zal de inspectie BRON-gegevens gebruiken voor het beoordelen van de leerresultaten. Dit betekent een vermindering van de administratieve lasten en deze wordt geraamd op € 122.400. Deze vermindering van de administratieve lasten is geen direct gevolg van de onderhavige regeling. Het is het gevolg van een wijziging in de manier waarop de inspectie de data verzamelt die zij nodig heeft om deze regeling toe te kunnen passen. Het is echter wel van belang om deze lastenbesparing te benoemen en te berekenen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

De vier Landelijke Protestants Christelijke Schoolbegeleidingsdiensten hebben besloten het Schooleindonderzoek met ingang van het schooljaar 2014–2015 niet langer aan te bieden, daarom kunnen scholen zich vanaf dat schooljaar niet langer verantwoorden met de leerresultaten van deze toets.

X Noot
2

Het Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering moet niet verward worden met de Drempeltest van Boom test uitgevers. De leerresultaten van de laatstgenoemde toets kan de inspectie niet beoordelen.

X Noot
3

Bij het oordeel voor leerjaar 7 gaat de inspectie uit van de laatste beschikbare gegevens van de leerlingvolgsysteemtoetsen voor Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen. Voor een voldoende oordeel moeten zowel Rekenen en wiskunde als Begrijpend lezen van leerjaar 7 voldoende zijn.

X Noot
4

Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht (Stb. 2010, 80).

X Noot
5

Wet van 11 december 2013 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs) (Stb. 2014, 13).

Naar boven