Beleidsregel Ontheffingverlening exceptionele transporten RDW 2015

4 december 2014

Nr. JBZ/12029/jgpvds

De Directie van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op artikel 149a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 4:83 van de Algemene wet Bestuursrecht, het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten, het Besluit voertuigen, de Regeling voertuigen en de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze beleidsregel worden de begripsbepalingen van de Regeling voertuigen overgenomen.

Voorts wordt verstaan onder:

a. autonome beslisruimte:

de actuele, door de wegbeheerder voor een weg of weggedeelte opgegeven afmetingen en massa's tot welke de RDW zonder toestemming als bedoeld in artikel 149b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 4 van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten ontheffing mag verlenen onder de daarbij van toepassing zijnde beperkingen en voorschriften;

b. begeleidingsvoertuig:

voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

c. digitale wegenkaart:

elektronische weergave van de wegen of weggedeelten waar de autonome beslisruimte voor langlopende basis ontheffingen op van toepassing is en die door de Dienst Wegverkeer ten behoeve van de ontheffing houders ter beschikking wordt gesteld;

d. gedwongen besturing:

gelede stuurinrichting volgens ECE R79, waarbij de besturingsoverbrenging zuiver mechanisch of zuiver hydraulisch is uitgevoerd;

e. hulpbesturing:

inrichting waarmee de besturing van een getrokken voertuig anders dan door verdraaiing van het stuurwiel van het motorrijtuig met de hand kan worden beïnvloed;

f. konvooi:

een samenstel van exceptionele transporten dat als één geheel wordt begeleid door transportbegeleiders;

g. transportbegeleider:

persoon als bedoeld in artikel 1, onder h, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

h. voertuigdocumenten:

de documenten bedoeld in artikel 1, onder g en h van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten;

i. zelfsturende besturing:

zelfsturende stuurinrichting als bedoeld in ECE R79, waarbij de stuurkrachten geleverd worden door een verandering van richting van het trekkende voertuig en waarbij de beweging van de bestuurde wielen van het getrokken voertuig is gekoppeld aan de hoek tussen de lengteas van het aanhangwagenchassis of de last die deze vervangt en de lengteas van het onderstel waaraan de as(sen) bevestigd is (zijn);

j. VIN:

voertuigidentificatienummer als bedoeld in verordening nr. 19/2011/EU.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op de behandeling van aanvragen voor ontheffingen voor een exceptioneel transport op basis van artikel 149a, tweede lid Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 3. Soorten ontheffingen

Ontheffingen worden onderscheiden in langlopende ontheffingen en incidentele ontheffingen.

Artikel 4. Langlopende ontheffing

  • 1. Een langlopende ontheffing wordt verleend voor:

    • a. één voertuig of één samenstel van voertuigen voor exceptionele transporten,

    • b. een maximale geldigheidsduur van 1 jaar, en

    • c. een verzameling van wegen die binnen de autonome beslisruimte van de RDW valt.

  • 2. Een langlopende ontheffing kan worden verleend indien de aanvraag betrekking heeft op

    • a. een breedte die niet meer bedraagt dan 3,50 meter;

    • b. een lengte die niet meer bedraagt dan 27,50 meter;

    • c. een hoogte die niet meer bedraagt dan 4,25 meter;

    • d. een maximale massa van 100.000 kg;

    • e. een maximale aslast van 12.000 kg.

Artikel 5. Incidentele ontheffing

  • 1. Een incidentele ontheffing kan worden verleend voor een bepaalde route en voor maximaal vier voertuigen of vier samenstellen van voertuigen.

  • 2. Incidentele ontheffingen kunnen worden verleend met een geldigheidsduur van:

    • a. maximaal vier weken, of

    • b. maximaal drie maanden, of

    • c. maximaal 1 jaar, mits voor specifieke doeleinden.

  • 3. Incidentele ontheffingen als bedoeld in het tweede lid, onder b, worden slechts verleend indien meerdere identieke exceptionele transporten door dezelfde transporteur gedurende een bepaalde en beperkte periode over een bepaalde route moeten worden uitgevoerd. Een ontheffing met een geldigheidsduur van zes weken of meer wordt slechts verleend voor een exceptioneel transport indien:

    • a. de breedte niet meer bedraagt dan 4,50 meter, of

    • b. de lengte niet meer bedraagt dan 60 meter, of

    • c. de hoogte niet meer bedraagt dan 4,50 meter.

  • 4. Incidentele ontheffingen als bedoeld in het tweede lid, onder c, kunnen slechts worden verleend indien het exceptionele transport:

    • a. aantoonbaar langdurig en frequent plaats moet vinden op een bepaalde route, en deze route niet meer dan 15 kilometer bedraagt, mits dit de meest veilige en doelmatige route is;

    • b. plaats moet vinden ten behoeve van de opleiding en examinering voor het getuigschrift transportbegeleider.

Artikel 6. Ontheffingen voor lengte bij onbeladen voertuigen

  • 1. Een langlopende ontheffing voor een samenstel van voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading, waarbij in onbeladen toestand niet wordt voldaan aan artikel 5.18.11 van de Regeling voertuigen, kan worden verleend:

    • a. tot een lengte van 27,50 meter indien het een voertuig betreft dat voldoet aan het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder a en c en tweede lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten dan wel waarvoor een principeakkoord is afgegeven als bedoeld in de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuig documenten;

    • b. indien het een samenstel van een trekker en oplegger betreft, waarbij de afzonderlijke voertuigen voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 5 afdeling 3 respectievelijk 5 afdeling 12 van de Regeling voertuigen en de oplegger door vergroting van de wielbasis uitschuifbaar is:

      • tot een maximale lengte van 18 meter indien de oplegger niet is voorzien van een gedwongen besturing, of

      • tot een maximale lengte van 20 meter indien de oplegger is voorzien van een gedwongen besturing.

  • 2. Een incidentele ontheffing voor een samenstel van voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading, waarbij in onbeladen toestand niet wordt voldaan aan artikel 5.18.11 van de Regeling voertuigen kan worden verleend:

    • a. indien het een voertuig betreft dat voldoet aan het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder a en c en tweede lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten dan wel waarvoor een principeakkoord is afgegeven als bedoeld in de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten;

    • b. het een samenstel van een trekker en oplegger betreft, waarbij de afzonderlijke voertuigen voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 5 afdeling 3 respectievelijk 5 afdeling 12 van de Regeling voertuigen en de oplegger door vergroting van de wielbasis uitschuifbaar is:

      • tot een maximale lengte van 18 meter indien de oplegger niet is voorzien van een gedwongen besturing, of

      • tot een maximale lengte van 20 meter indien de oplegger is voorzien van een gedwongen besturing.

Artikel 7. Ontheffingen voor lengte bij beladen voertuigen

  • 1. Een langlopende ontheffing voor een samenstel van voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading, waarbij in beladen toestand niet wordt voldaan aan artikel 5.18.11 respectievelijk artikel 5.18.13 van de Regeling voertuigen kan worden verleend:

    • a. tot een maximale lengte van 27,50 meter indien het een voertuig betreft dat voldoet aan het bepaalde in artikel 13, eerste lid onder a en c en tweede lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten dan wel waarvoor een principeakkoord is afgegeven als bedoeld in de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuig documenten;

    • b. het een samenstel betreft, waarbij de afzonderlijke voertuigen voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 5 afdeling 3 respectievelijk hoofdstuk 5 afdeling 12 van de Regeling voertuigen,

      • tot een maximale lengte van 27,50 meter waarbij de aanhangwagen door vergroting van de wielbasis uitschuifbaar is en is voorzien van gedwongen besturing, of

      • tot een maximale lengte van 22 meter indien de aanhangwagen niet zijnde oplegger door vergroting van de wielbasis uitschuifbaar is.

      • tot een maximale lengte van 27,50 meter indien het een samenstel van voertuigen betreft met zelfdragende lading waarbij de aanhangwagen voorzien is van zelfsturende dan wel gedwongen besturing.

  • 2. Een incidentele ontheffing voor een samenstel van voertuigen bestemd voor het vervoer van ondeelbare lading, waarbij in beladen toestand niet wordt voldaan aan artikel 5.18.11 respectievelijk artikel 5.18.13 van de Regeling voertuigen kan worden verleend:

    • a. indien het een voertuig betreft dat voldoet aan het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder a en c en tweede lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten dan wel waarvoor een principeakkoord is afgegeven als bedoeld in de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten;

    • b. het een samenstel betreft, waarbij de afzonderlijke voertuigen voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 5, afdeling 3 respectievelijk hoofdstuk 5, afdeling 12 van de Regeling voertuigen,

      • waarbij de aanhangwagen door vergroting van de wielbasis uitschuifbaar is en is voorzien van gedwongen besturing, of

      • tot een maximale lengte van 22 meter indien de aanhangwagen niet zijnde oplegger door vergroting van de wielbasis uitschuifbaar is.

      • indien het een samenstel van voertuigen betreft met zelfdragende lading waarbij de aanhangwagen voorzien is van zelfsturende dan wel gedwongen besturing.

Artikel 8. Ontheffingsdocument met bijlagen

  • 1. In het ontheffingsdocument wordt voor het voertuig of het samenstel van voertuigen vermeld:

    • a. het Nederlandse kenteken, dan wel tot 1 maart 2015 het buitenlandse kenteken, of

    • b. het VIN indien het een niet in Nederland geregistreerd voertuig betreft, of

    • c. het nummer van het SERT document als bedoeld in Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten indien het gaat om een modulair voertuig.

  • 2. Een langlopende ontheffing bestaat uit:

    • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager, de afmetingen en massa’s in beladen toestand, en in indien van toepassing, de afmetingen en massa’s in onbeladen toestand zijn vermeld;

    • b. een wegenbijlage, ten minste bestaande uit – een afdruk van – de digitale wegenkaart;

    • c. diverse bijlagen die beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten;

    • d. een bijlage die onder meer nadere gegevens omtrent kunstwerken, aanmelden en aanmeldlocaties bevat.

  • 3. De aanvrager van een langlopende ontheffing ontvangt tevens een wijzigingsabonnement, waarbij gedurende en uitsluitend voor de resterende geldigheidsduur van de langlopende ontheffing, de digitale wegenkaart moet worden vervangen in verband met de wijziging in de autonome beslisruimte dan wel het gebruik van de ontheffing.

  • 4. De Dienst Wegverkeer geeft op een door deze dienst bepaalde wijze de aangepaste digitale wegenkaart af voor zover zich wijzigingen in de autonome beslisruimte hebben voorgedaan dan wel voor het gebruik van de ontheffing noodzakelijk is.

  • 5. Een incidentele ontheffing bestaat uit:

    • a. een voorblad, waarop in ieder geval de gegevens van de aanvrager de ladingomschrijving, het laad- en losadres, de afmetingen en massa’s in beladen toestand, en in indien van toepassing de afmetingen en massa’s in onbeladen toestand;

    • b. diverse bijlagen die een routebeschrijving, beperkingen, algemene voorschriften en, indien van toepassing, bijzondere voorschriften bevatten.

§ 2. Aanvragen ontheffingen

Artikel 9. Aanvraagformulier Ontheffing

  • 1. De aanvrager van een ontheffing dient zijn aanvraag te doen op het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model aanvraagformulier.

  • 2. Het aanvraagformulier wordt schriftelijk beschikbaar gesteld.

Artikel 10. Wijze van indienen van de aanvraag

Indiening van aanvragen kan uitsluitend schriftelijk plaatsvinden.

Artikel 11. Intrekken van de aanvraag

  • 1. Een ontheffingsaanvraag kan uitsluitend schriftelijk door de indiener worden ingetrokken.

  • 2. Het annuleren van een ingediende aanvraag wordt uitsluitend conform de actuele Regeling tarieven Dienst Wegverkeer1 behandeld indien de intrekking binnen 24 uur na registratie van de aanvraag is gedaan en op dat moment nog en niet de status in behandeling heeft.

Artikel 12. Duur van de behandeling van de ontheffingsaanvraag

  • 1. Aanvragen die binnen de autonome beslisruimte van de Dienst Wegverkeer vallen, worden in beginsel afgehandeld binnen 2 werkdagen.

  • 2. Voor aanvragen die buiten de autonome beslisruimte van de Dienst Wegverkeer vallen, geldt in beginsel een termijn van meer dan 2 werkdagen.

  • 3. Uitsluitend op last van de politie kan een ontheffingsaanvraag met spoed worden behandeld.

Artikel 13. Beoordeling route aanvraag

  • 1. De Dienst Wegverkeer hanteert bij de beoordeling van aanvragen ten aanzien van de hoogte bij in de route gelegen kunstwerken een speling van minimaal 0,15 meter ten opzichte van de hoogte van het exceptioneel transport.

  • 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien:

    • a. de aanvraag buiten de autonome beslisruimte valt, en

    • b. geen alternatieve route aanwezig is, en

    • c. geen andere wijze van vervoer mogelijk is, en

    • d. geen voertuig technische oplossingen mogelijk zijn.

Artikel 14. Beoordeling beperking rijtijden en voorschrift transportbegeleiding wegbeheerder Rijk

  • 1. Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt ten aanzien van de breedte van het transport op autosnelwegen, alsmede op nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen, in beginsel het volgende toetsingskader:

    • a. indien de breedte meer niet bedraagt dan 4,00 meter, geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien de breedte tussen de 4.00 meter en 4,50 meter bedraagt, ten minste één transportbegeleider, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 10.00 uur en 15.00 uur tot 20.00 uur;

    • c. indien de breedte tussen de 4,50 meter en 5.00 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur.

    • d. indien de breedte meer dan 5,00 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 22.00 uur.

  • 2. Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de lengte van het transport op autosnelwegen, alsmede op nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de lengte van het transport niet meer bedraagt dan 40,00 meter geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperkingen;

    • b. indien de lengte van het transport tussen de 40,00 meter en 50,00 meter bedraagt, ten minste één transportbegeleider en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • c. indien de lengte van het transport meer bedraagt dan 50,00 meter, ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur.

  • 3. Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt op autosnelwegen, alsmede op nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen in beginsel ten aanzien van de massa van het transport het volgende toetsingskader:

    • a. bij een massa tot 100.000 kg en geen bijzondere verrichtingen vereist bij de uitvoering van het exceptionele transport geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. bij een massa boven de 100.000 kg ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • c. ter plaatse van een bijzondere verrichting geldt ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 4. Bij de beoordeling van de aanvraag of en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden en of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de hoogte van het transport op autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien geen bijzondere verrichtingen vereist zijn, geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. ter plaatse van een bijzondere verrichting geldt ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 5. Indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 13, tweede lid, wordt het voorschrift van ten minste twee transportbegeleiders aan de ontheffing verbonden.

  • 6. Indien er sprake is van een aanvraag met een bijzondere voertuigconfiguratie kan het voorschrift transportbegeleiding uitgevoerd door één dan wel twee transportbegeleiders aan de ontheffing worden verbonden.

Artikel 15. Beoordeling beperking rijtijden en voorschrift transportbegeleiding overige wegbeheerders en wegbeheerder Rijk voor N-wegen

  • 1. Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de breedte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de breedte van het transport niet meer bedraagt dan 3,50 meter, geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien de breedte van het transport tussen de 3,50 meter en 4,00 meter bedraagt, ten minste één transportbegeleider, en geen rijtijdbeperking;

    • c. de breedte van het transport tussen de 4.00 meter en 4,50 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • d. indien de breedte tussen de 4,50 meter en 5.00 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 20.00 uur;

    • e. indien de breedte meer dan 5,00 meter bedraagt, ten minste twee transportbegeleiders, en op werkdagen een rijtijdbeperking tussen 06.00 uur en 22.00 uur.

  • 2. Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de lengte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien de lengte van het transport niet meer bedraagt dan 27,50 meter geen transportbegeleiders en geen rijtijdbeperkingen;

    • b. indien de lengte van het transport tussen de 27,50 meter en 32,00 meter bedraagt, ten minste één transportbegeleider en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • c. indien de lengte van het transport meer bedraagt dan 32,00 meter, ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 3 Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de massa van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen, het volgende toetsingskader:

    • a. indien de massa van het transport niet meer bedraagt dan 100.000 kg en geen bijzondere verrichtingen vereist zijn, geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. bij een massa boven de 100.000 kg ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur;

    • c. indien een bijzondere verrichting vereist is, ter plaatse ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 4. Bij de beoordeling van de aanvraag of een en welke rijtijdbeperking zal gaan gelden, of het voorschrift transportbegeleiding aan de ontheffing wordt verbonden, en welk aantal transportbegeleiders wordt voorgeschreven, geldt in beginsel ten aanzien van de hoogte van het transport bij wegen, niet zijnde autosnelwegen, alsmede nader door de wegbeheerder benoemde N-wegen het volgende toetsingskader:

    • a. indien geen bijzondere verrichtingen zijn vereist, geen transportbegeleiding en geen rijtijdbeperking;

    • b. indien een bijzondere verrichting vereist is, ter plaatse ten minste twee transportbegeleiders en op werkdagen een rijtijdbeperking van 06.00 uur tot 10.00 uur en 15.00 tot 20.00 uur.

  • 5. Indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 10, tweede lid, wordt het voorschrift van ten minste twee transportbegeleiders aan de ontheffing verbonden.

  • 6. Indien er sprake is van een aanvraag met een bijzondere voertuigconfiguratie kan het voorschrift transportbegeleiding uitgevoerd door één dan wel twee transportbegeleiders aan de ontheffing worden verbonden.

Artikel 16. Nadere gegevens ontheffingsaanvraag

  • 1. Naar aanleiding van een ontheffingsaanvraag kunnen nadere gegevens worden opgevraagd ten behoeve van de beoordeling van:

    • a. het voertuig of samenstel van voertuigen;

    • b. de route, al dan niet in combinatie met de lading;

    • c. het bepaalde in artikel 5.

  • 2. Bij de beoordeling door de Dienst Wegverkeer van de geschiktheid van een motorvoertuig voor de uitvoering van een exceptioneel transport met een toegestane maximummassa van een samenstel van voertuigen groter dan het wettelijk maximum, is het volgende van toepassing:

    • a. ten aanzien van het motorvermogen:

      ≤ 100.000 kg: 0,00294 kW/kg

      > 100.000 kg ten minste 294 kW en;

    • b. ten aanzien van de belasting op de aangedreven assen:

      het motorvoertuig moet zodanig zijn belast dat ten minste 1/5 deel van de toegestane maximummassa van het samenstel van voertuigen op de aangedreven assen rust, tot een maximum van 10.000 kg (en 12.000 kg op Rijkswegen) voor een langlopende ontheffing en tot maximum 12.000 kg voor een incidentele ontheffing

    • c. ten aanzien van het toegestane maximummassa van een voertuig of van een samenstel van voertuigen en maximale aslasten: het gestelde in artikel 17, tweede en derde lid, artikel 18, tweede lid en artikel 19, tweede en derde lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten.

      Deze onderzoeken vinden plaats bij de RDW. Het onder a genoemde onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder a en c en tweede lid dan wel artikel 14, eerste en derde lid van de Beleidsregel ontheffing gerelateerde documenten.

  • 3. Ten behoeve van de voertuigbeoordeling als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan een technisch onderzoek van het voertuig noodzakelijk zijn naar:

    • a. het gedrag in bochten van het voertuig dan wel van het samenstel van voertuigen;

    • b. de geschiktheid op technische gronden van het voertuig dan wel van het samenstel van voertuigen voor het vervoer van de opgegeven lading.

  • 4. Ten behoeve van de route als bedoeld in het eerste lid, onder b, kunnen worden opgevraagd:

    • a. een tekening van het exceptionele transport in beladen toestand;

    • b. een gedetailleerde routebeschrijving van wegen of weggedeeltes indien:

      • sprake is van omstandigheden die inzet van meer dan twee transportbegeleiders vereisen;

      • sprake is van wegnemen en terugplaatsen van wegmeubilair of andere fysieke maatregelen die noodzakelijk zijn om passage mogelijk te maken;

      • meer dan vijf minuten vertraging op een wegvak voor weggebruikers kan ontstaan, doordat manoeuvreren dan wel een lagere snelheid dan de voor het exceptionele transport ter plaatse geldende maximumsnelheid noodzakelijk is.

§ 3. Voorschriften verbonden aan ontheffingen

Artikel 17. Voorschriften verbonden aan de ontheffing

  • 1. De Dienst Wegverkeer verbindt aan iedere ontheffing algemene voorschriften, zoals opgenomen in bijlage A.

  • 2. De Dienst Wegverkeer kan aan iedere ontheffing bijzondere voorschriften verbinden.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 18. Overgangsbepaling

De voor inwerkingtreding van deze beleidsregel aangevraagde en verleende ontheffingen behouden hun geldigheid voor de geldigheidsduur van de desbetreffende ontheffing.

Artikel 19. Intrekking

De Beleidsregel Ontheffingverlening exceptionele transporten Dienst Wegverkeer 2013 (Stct. 2013, nr. 7573) wordt ingetrokken.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 21. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Ontheffingverlening exceptionele transporten RDW 2015.

Deze beleidsregel zal met bijlagen en de toelichting in de Staatcourant worden geplaatst.

De Directie van de RDW, A. van Ravestein, Algemeen Directeur

BIJLAGE A. BIJ ARTIKEL 17, EERSTE EN TWEEDE LID

Algemene voorschriften

Artikel 1. Voertuigdocumenten

  • 1. De voor het voertuig of de voertuigen ten behoeve van het exceptionele transport afgegeven en voor de ontheffing vereiste voertuigdocumenten moeten bij gebruik van de ontheffing aanwezig zijn.

    Deze documenten moeten bij de ontheffing getoond kunnen worden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mag de actuele digitale wegenkaart van de langlopende ontheffing aanwezig zijn op een elektronische gegevensdrager.

Artikel 2. Passagemogelijkheden

  • 1. Voor gebruik van de ontheffing moet de aanvrager zich vooraf overtuigen van de mogelijkheid van transport over de te berijden wegen.

  • 2. Indien als voorschrift aanmelding bij de wegbeheerder(s) is voorgeschreven, moet deze aanmelding tijdig vóór het feitelijk gebruik van de ontheffing geschieden, conform de in de ontheffing voorgeschreven wijze.

  • 3. Ingeval van een incidentele ontheffing voor exceptioneel transport met een breedte vanaf 3,50 meter moet de gebruiker van de ontheffing maximaal 24 uur vóór de uitvoering van het exceptionele transport voor wegen onder beheer van het Rijk, de wegwerkzaamheden raadplegen op de door de Dienst Wegverkeer ter beschikking gestelde kaart, http://dkw.rdw.nl/

  • 4. Indien wegmeubilair moet worden verwijderd en teruggeplaatst ten behoeve van de uitvoering van het transport, moet tijdig voor het gebruik van de ontheffing contact worden opgenomen met de wegbeheerder.

Artikel 3. Buitengewone omstandigheden

  • 1. Van de ontheffing mag geen gebruik worden gemaakt bij gladheid van het wegdek en bij weersomstandigheden die het zicht beperken tot minder dan 200 meter.

  • 2. Indien zich dergelijke omstandigheden voordoen moet zo spoedig mogelijk het gebruik van de ontheffing worden beëindigd door het transport op een veilige plaats neer te zetten.

Artikel 4. Plaats op de rijbaan

  • 1. Voor een exceptioneel transport geldt op alle wegen een inhaalverbod van alle motorvoertuigen.

  • 2. Op aanwijzing van de politie, transportbegeleider of verkeersregelaar mag worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3, eerste lid en artikel 43 RVV 1990.

Artikel 5. Konvooien

  • 1. Indien aan de ontheffing het voorschrift transportbegeleiding is verbonden, mag het exceptionele transport tot een konvooi worden samengesteld, indien:

    • a. dit plaatsvindt op autosnelwegen, en

    • b. het konvooi uit ten hoogste twee exceptionele transporten bestaat.

  • 2. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke exceptionele transporten, inclusief de lading niet meer bedraagt dan 50 meter wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden dat het konvooi door ten minste één transportbegeleider moet worden begeleid.

  • 3. Indien de som van de netto lengtes van de afzonderlijke transporten, inclusief de lading niet meer bedraagt dan 120 meter wordt als voorschrift aan de ontheffing verbonden dat het konvooi door ten minste drie transportbegeleiders moet worden begeleid.

Artikel 6. Markering

  • 1. Bij een exceptioneel transport met in de breedte of in de lengte uitstekende lading, moet deze van een markering zijn voorzien overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 130 tot en met 133 van Bijlage VIII, van de Regeling voertuigen.

  • 2. Bij een exceptioneel transport met een breedte van meer dan 3,00 meter moet een deugdelijk werkend geel zwaai- flits- of knipperlicht aanwezig zijn.

  • 3. Indien de lengte van het exceptioneel transport meer dan 27,00 meter bedraagt moet aan de achterzijde van het transport een geel bord zijn aangebracht, waarop in zwarte tekens goed leesbaar moet zijn vermeld: ‘uitzonderlijk vervoer of ‘transport exceptionnel’of ‘convoi exceptionnel’of ‘schwertransport’.

  • 4. Bij een exceptioneel transport met een totale lengte of voertuiglengte groter dan 22,00 meter moet opvallende markering op de zijkant van het voertuig zijn aangebracht, waarbij:

    • a. De opvallende markering bestaat uit:

    • a. volledige contourmarkering,

    • b. gedeeltelijke contourmarkering, of

    • c. doorlopende lijnmarkering.

  • 5. voor de opvallende markering als bedoeld in het vierde lid geldt dat:

    • het als doorlopend wordt beschouwd wanneer onderbrekingen niet groter zijn dan 1,00 meter;

    • Het materiaal voldoet aan VN/ECE-reglement 104, klasse C;.

    • de kleur uitsluitend wit of geel mag zijn;

    • bij lijnmarkering en de onderste elementen van contourmarkering deze niet hoger zijn gemonteerd dan 2,50 meter.

Artikel 7. Hulpbesturing

Indien in het voertuig hulpbesturing aanwezig is, geldt ten aanzien van het gebruik van de hulpbesturing dat:

  • 1. de hulpbesturing op het getrokken voertuig uitsluitend mag worden gebruikt bij stapvoets rijden en in aanwezigheid van een transportbegeleider.

  • 2. de hulpbesturing volledig buiten gebruik moet zijn gesteld bij een snelheid groter dan 20 km/h;

  • 3. na gebruik het voertuig goed in het spoor moet lopen van het trekkende motorrijtuig.

Artikel 8. Bijplaatsen lading

Het bijplaatsen van lading is toegestaan, indien deze lading:

  • 1. de plaatsing van de ondeelbare lading in de meest gunstige positie niet nadelig beïnvloedt, en de afmetingen van het exceptioneel transport niet beïnvloed;

  • 2. Geen overschrijding van de wettelijk toegestane maximummassa's en aslasten veroorzaakt;

  • 3. Maximaal 10% van de massa van de ondeelbare lading bedraagt en bestaat uit onderdelen van de ondeelbare lading, indien op grond van deze ontheffing de wettelijk toegestane maximummassa's en aslasten overschreden mogen worden.

Artikel 9. Modulaire voertuigen

Voor modulaire voertuigen geldt dat het modulair samengestelde voertuig het kenteken van het voor het achterste asstel afgegeven kenteken moet voeren.

Artikel 10. Dollycombinatie

  • 1. Indien de uitvoering van het exceptioneel transport plaatsvindt met een dollycombinatie, waarbij een deel van de in lengte ondeelbare lading wordt gedragen door de dolly en de koppeling tussen het trekkende motorrijtuig dan wel de voertuigcombinatie en de dolly wordt gevormd door de lading, geldt het volgende:

    • a. tussen de voertuigen die door de lading met elkaar zijn verbonden moet een extra verbinding aanwezig zijn die een kracht kan opnemen van ten minste 0,6 x de toegestane maximummassa van de dolly;

    • b. de dolly loopt goed in het spoor van het trekkende motorvoertuig;

  • 2. Bij dollycombinaties geldt, onverminderd het bepaalde in artikel 7 van deze bijlage, dat het gedeelte tussen de beide schamels voorzien is van markeringsbanden, die voorzien zijn van naar buiten gerichte zijmarkering afwisselend in de kleuren rood/ambergeel of rood/wit.

Artikel 11. Gebruik voertuig in onbeladen toestand

Het voertuig of samenstel van voertuigen moet bij gebruik in onbeladen toestand volledig zijn ingeschoven.

Artikel 12. Bestreken baaneisen

Een samenstel van voertuigen voor exceptioneel transport moet tot een lengte van maximaal 27 meter, naar beide zijden een cirkel kunnen beschrijven binnen een ruimte die wordt begrensd door twee concentrische cirkels zoals in onderstaande tabel en tekening is vermeld zonder dat één van de buitenpunten van de voertuigen buiten de omtrek van de cirkels komt.

Voor een samenstel van voertuigen waarvan het getrokken voertuig een getrokken werktuig is moet deze vanaf een lengte van 22 meter voldoen aan onderstaande tabel en tekening

Combinatie lengte

( CL) (m)

Buiten

straal (m)

Bestreken

baan (m)

Binnen

straal (m)

Uitscheer

maat (m)

Doorreden

hoek (°)

CL ≤ 17,00

12,50

≤ 7,20

≥ 5,30

≤ 0,80

270

17,00 < CL ≤ 20,00

12,50

≤ 7,20

≥ 5,30

≤ 1,20

120

20,00 < CL ≤ 23,00

14,50

≤ 8,00

≥ 6,50

≤ 1,40

120

23,00 < CL ≤ 27,00

16,50

≤ 9,00

≥ 7,50

≤ 1,70

120

Artikel 13. Vervangend voertuig of samenstel van voertuigen

Indien een ander, vervangend, voertuig of samenstel van voertuigen dan in de ontheffing is vermeld bij de uitvoering van het exceptioneel transport wordt gebruikt, geldt onverminderd het bepaalde in artikel 1 van deze bijlage, het volgende:

  • 1. Het kenteken van het vervangende voertuig is tenaamgesteld op de transporteur aan wie de ontheffing is verleend.

  • 2. Het aantal voertuigen of samenstellen van voertuigen zoals vermeld in de ontheffing wordt niet overschreden.

  • 3. De voor de vervangende voertuigen afgegeven voertuig technische documenten moeten in het voertuig aanwezig zijn indien:

    • a. de toegestane maximummassa van een voertuig of van een samenstel van voertuigen meer bedraagt dan het geldende wettelijke maximum voor het in de ontheffing opgenomen voertuig of samenstel van voertuigen, of

    • b. de lengte van het exceptionele transport meer dan 22,00 meter bedraagt, of

    • c. de aslasten hoger zijn dan het maximum volgens de Regeling voertuigen.

TOELICHTING

Algemeen

De beleidsregel inzake exceptionele transporten wordt om diverse redenen opnieuw gepubliceerd.

Ten eerste in het kader van de vereenvoudiging in het aantal soorten ontheffingen dat de RDW afgeeft. Ten tweede wordt de incidentele ontheffing maximaal 4 weken geldig nu er in overleg met alle betrokken partijen een digitale afstemprocedure ten aanzien van het feitelijk gebruik van de ontheffing is gerealiseerd. De wens tot een gestroomlijnde en geharmoniseerde procedure voor afstemming tussen de ontheffing gebruiker en de wegbeheerder bestond reeds lang. De nu gerealiseerde digitale kaart waarop door de wegbeheerders de wegwerkzaamheden worden geplaatst en de transporteurs deze 24 uur per dag kunnen raadplegen draagt bij aan een betere doorstroming van het verkeer en de verkeersveiligheid. Ook de naleving en handhaving van het gebruik van de afstemprocedure wordt hiermee verbeterd. Het desbetreffende voorschrift van de ontheffing is dan ook vereenvoudigd.

Ten derde is de beleidsregel op tal van punten vereenvoudigd.

Tot slot is voorzien in een betere en gelijkwaardiger beoordeling en registratie van buitenlandse voertuigen die voor exceptionele transporten worden gebruikt.

De betreffende voorstellen voor bovengenoemde wijzigingen zijn diverse malen in het Overlegorgaan Centralisatie Ontheffing Verlening (OCOV) aan de orde geweest en daar met instemming ontvangen.

Artikelsgewijs

Artikel 1 van de beleidsregel bevat de definities. Deze zijn op alfabetische volgorde gerangschikt.

Afkortingen voor het toegestane maximum massa van een voertuig of samenstel worden niet meer gebruikt omdat ze volledig worden uitgeschreven. Daarnaast zijn een aantal definities verwijderd omdat deze of elders zijn geregeld of niet meer worden gebruikt.

De verschillende besturingssystemen zijn gerelateerd aan de richtlijn ECE R79 en het voertuig identificatie nummer is toegevoegd.

In artikel 2 is het toepassingsgebied van de beleidsregel geregeld. Deze beleidsregel ziet derhalve niet op de LZV.

In artikel 3 zijn de soorten ontheffingen opgenomen: langlopende en incidentele ontheffingen.

Artikel 4 regelt de condities van de langlopende ontheffing. Wezenskenmerk van de langlopende ontheffing is dat de ontheffing geldig is voor één voertuig of samenstel van voertuigen, de maximale geldigheidsduur één jaar is en de wegenverzameling binnen de autonome beslisruimte van de RDW valt. In het tweede lid zijn de maximale afmetingen en massa’s aangegeven waarvoor een langlopende ontheffing geldig kan zijn. Primair is voor de RDW met betrekking tot massa en afmetingen bepalend of het betreffende voertuig of samenstel van voertuigen ook geschikt wordt bevonden. De gebiedsontheffing is hier verdwenen.

In artikel 5 worden de soorten incidentele ontheffingen nader bepaald. Wezenskenmerk voor de incidentele ontheffing is dat deze slechts voor één bepaalde route geldig zijn. Uitsluitend op de in de ontheffing vermelde route mag gedurende de geldigheidsduur van de ontheffing een exceptioneel transport worden uitgevoerd. Daarbij is een differentiatie aangebracht in de geldigheidsduur van de incidentele ontheffingen. Allereerst een ontheffing voor de duur van maximaal 4 weken: bestemd voor een bepaalde route. De geldigheidsduur is nu 4 weken, en uitsluitend bedoeld om de uitvoerders van het exceptionele transport voldoende flexibiliteit te geven om binnen die periode de transporten te laten plaatsvinden. Het raadplegen voor de digitale wegenkaart wegwerkzaamheden biedt de mogelijkheid voor zowel voor de transporteur als de wegbeheerder(s) om op het meest gunstige tijdstip en rekening houdende met actuele wegwerkzaamheden de ontheffing te gebruiken.

Indien aantoonbaar gemaakt is dat meerdere gelijksoortige exceptionele transporten in een kort tijdsbestek over één bepaalde route moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld ten behoeve van aanvoer van ondeelbare lading voor (bouw)projecten of de aanleg van wegen, viaducten of spoorlijnen. In dergelijke, gevallen kan een incidentele ontheffingen voor maximaal 3 maanden worden aangevraagd. De verschillende incidentele ontheffingen voor maximaal één jaar zijn overgegaan naar één soort ontheffing, namelijk de ontheffing voor specifieke doeleinden. Om in aanmerking te kunnen komen voor deze ontheffing dient de aanvrager stukken te overleggen waaruit blijkt dat er aantoonbaar langdurig en frequent gebruik van de route moet worden gemaakt met een ontheffing. Voorbeelden hiervan zijn route die in de vervallen gebiedsontheffingen werden gebruikt dan wel een route die de mogelijkheid geeft om aan te sluiten bij een langlopende ontheffing om een bedrijfspand te bereiken. De route van maximaal 15 kilometer zoals die in de voormalige opstap- en bestemmingsontheffing bestond is gehandhaafd. Toegevoegd is een specifieke les- dan wel examenontheffing ten behoeve van de aanstelling van transportbegeleider, waarbij de route dient te voorzien in alle verkeerssituaties, nodig voor opleiding en examinering.

In artikel 6 is opgenomen onder welke condities en tot welke maatvoering een ontheffing voor lengte van een onbeladen samenstel van voertuigen kan worden verleend. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen langlopende en incidentele ontheffingen, omdat bij incidentele, dus éénmalige exceptionele transporten, een grotere lengte noodzakelijk kan zijn.

In artikel 7 is opgenomen onder welke condities en tot welke maatvoering een ontheffing voor lengte van een beladen exceptioneel transport kan worden verleend. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen langlopende en incidentele ontheffingen, omdat bij incidentele, dus éénmalige exceptionele transporten, een grotere lengte noodzakelijk kan zijn.

Artikel 8 geeft inzicht in de samenstelling van het ontheffingsdocument en de daaraan verbonden bijlagen. Nieuw hier is dat ontheffingen ook op voertuigidentificatienummer (VIN) of SERT document kunnen worden afgegeven. Het VIN is ingevoerd voor niet Nederlands geregistreerde voertuigen om te borgen dat een buitenlands voertuig op de juiste wijze kan worden beoordeeld. Het VIN is een identificatiesleutel voor een voertuig die niet wijzigt, hetgeen in verband met buitenlandse voertuigen van belang is. De leden twee tot en met vijf zijn vereenvoudigd.

In artikel 9 is gebruik gemaakt van de bevoegdheid om aanvraagformulieren vast te stellen. De modellen aanvraagformulieren zijn schriftelijk beschikbaar en onder meer gerelateerd aan de soort ontheffing.

In artikel 10 is bepaald dat aanvragen schriftelijk moeten worden ingediend en ingetrokken. Schriftelijk houdt, in dat de aanvragen zowel elektronisch, per fax of post mogen worden ingediend. De modellen zijn via de RDW website beschikbaar en kunnen ook digitaal worden ingediend.

In artikel 11 heeft een aanpassing in het tijdstip wanneer een aangevraagde ontheffing kan worden geannuleerd plaatsgevonden, verband houdende met de digitalisering van de werkprocessen.

De behandelingsduur van aanvraag is, ondanks de in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 10 opgenomen bepalingen van de Awb, toch expliciet vermeld in artikel 12 nu dit al de jarenlang bestaande praktijk is voor aanvragen van ontheffingen binnen de autonome beslisruimte van de RDW. De redelijke termijn voor de afhandeling van dergelijke aanvragen, mits ook volledig ingevuld, is in beginsel 2 werkdagen. Net als bij de Awb geldt dat de termijn van 2 werkdagen geen fatale termijn is.

In artikel 13 is opgenomen dat de RDW, in overeenstemming met de reeds jarenlange afspraken hierover met de wegbeheerders, bij exceptionele transporten in verband met de hoogte een marge van minimaal 15 centimeter speling tussen de op de route voorkomende kunstwerken en het exceptionele transport hanteert bij de beoordeling van een aanvraag. Dit ten behoeve van een goede doorstroming van het verkeer, de eventuele gevaarzetting voor de overige weggebruikers en in verband met het voorkomen van eventuele schade aan die kunstwerken, maar ook het exceptionele transport. In het tweede lid is opgenomen dat slechts bij hoge uitzondering, geen redelijke alternatieve route of wijze van transport, via bijvoorbeeld de waterweg, of geen voertuig of voertuig technische oplossingen mogelijk hiervan kan worden afgeweken. Voor en gedurende de aanvraagprocedure zal de aanvrager de daarvoor relevante gegevens dienen te verzamelen en over te leggen. In zo’n uitzonderlijk geval zal de RDW toestemming aan de betreffende wegbeheerder vragen en ingeval van een positief besluit in ieder geval het voorschrift aan de ontheffing verbinden van ten minste 2 transportbegeleiders.

In artikel 14 en 15 zijn de uniformering en harmonisering van rijtijden en begeleidingsvoorschriften voor alle dimensies, breedte, lengte, massa en hoogte, van exceptioneel transport vastgelegd.

Indien zich hier wijzigingen dan wel aanvullingen voordoen in wordt dit gecommuniceerd door de RDW via haar nieuwsbrief en website.

Op grond van artikel 4:4 Awb is de RDW bevoegd nadere gegevens op te vragen. In artikel 16 is aangegeven dat de RDW in een aantal met name genoemde gevallen dit ook gaat doen. In het tweede lid is aangegeven dat ten behoeve van het zorgvuldig nemen van een ontheffingsbesluit nadere gegevens en onderzoeken noodzakelijk kunnen zijn. Zoals onderzoek naar de voertuigen, een route onderzoek en / of tekening van het beladen transport dragen bij tot een zorgvuldige en gemotiveerde besluitvorming. Niet elke aanvraag zal leiden tot het vragen van nadere gegevens nu dit in sterke mate afhankelijk is van de inhoud van de aanvraag van het exceptioneel transport, de afmetingen en massa, al dan niet in combinatie met de aangevraagde route en daarbij voorzienbare obstakels voor de uitvoering van het exceptioneel transport. De voertuig technische onderzoeken alsmede de afgifte van documenten ten behoeve van een exceptioneel transport is per 1 maart 2013 geregeld in de Beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten, zodat hier naar wordt verwezen indien een onderzoek naar het voertuig of samenstel van voertuigen noodzakelijk is. Nieuw hier is dat in het tweede lid onder c de relatie is gelegd met de beleidsregel ontheffing gerelateerde voertuigdocumenten betreffende de bepaling van toegestane technische aslasten en technisch maximum massa samenstel van voertuigen. Hierdoor wordt de berekening van voertuigen met een attest en zonder attest gelijk getrokken, een handelwijze die al gebruikelijk was, maar niet adequaat was beschreven.

Artikel 17 is vereenvoudigd en geeft aan dat de RDW voorschriften verbindt aan de ontheffing.

Artikel 18 tot en met 21 bevatten de gebruikelijke slotbepalingen.

Bijlage A

In de Algemene voorschriften is opgenomen welke voorschriften altijd aan de ontheffing worden verbonden. De voor de voertuigen of het samenstel van voertuigen afgegeven voertuig technische documenten, noodzakelijk voor het ontheffingsbesluit, dienen, naast uiteraard de kentekenbewijzen en het ontheffingsbesluit in het voertuig aanwezig te zijn en zo nodig bij staande houding getoond te kunnen worden. Voorbeelden van de voertuig technische documenten zijn de SERT verklaring en een RDW ontheffingsattest. Verder is bepaald dat de aanvrager dan wel gebruiker van het ontheffingsbesluit zich moet vergewissen van de mogelijkheid van het uit te voeren transport over de in het besluit genoemde route.

In artikel 2 is het voorschrift opgenomen dat de digitale kaart wegwerkzaamheden moet worden gebruikt bij incidentele ontheffingen voor exceptionele transporten met een breedte vanaf 3,50 meter.

In artikel 4 is nieuw dat rekening is gehouden met de dynamische opening en sluiting van spitsstroken en plusstroken, wat een ander soort gebruik van de rechterrijstrook met zich meebrengt.

In artikel 6 lid 3 zijn de borden zo aangepast dat ze meer bij de ons omringende landen aansluiten. Dit voorkomt dat bij de grens bebording moeten worden gewisseld.

In de artikel 8 tot en met 10 zijn aanpassingen gepleegd die verband houden met het feit dat hierin zaken waren geregeld die inmiddels in andere, hogere, regelgeving zijn geregeld.

Artikel 11 regelt de het gebruik van voertuigen in onbeladen toestand. Hierbij is aangegeven dat het voertuig volledig dient te zijn ingeschoven, het verwijderen van een eventuele laadvloer, mits binnen de onbeladen ontheven lengte, is toegestaan.

Artikel 12 is nieuw en beschrijft de bestreken baaneisen van een voertuigen tot 27 meter.

Deze bestreken baan is een vereiste van getrokken materieel voor toelating en kentekening. Net als bij Nederlandse geregistreerde voertuigen wordt dit ook voor niet Nederlandse geregistreerde voertuigen een gebruikseis bij de ontheffing. Net als bij de LZV beleidsregel is de transporteur er voor verantwoordelijk dat zijn samenstel aan deze eisen voldoet bij het ontheffingsgebruik.

De Directie van de RDW, A. van Ravestein, Algemeen Directeur


X Noot
1

Jaarlijks gepubliceerd in de Staatscourant

Naar boven