Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 14 november 2014, nr. MinBuZa.2014.656793, tot het verlenen van mandaat en machtiging aan het hoofd van de Visadienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie met betrekking tot visa kort verblijf (Mandaatbesluit Hoofd Visadienst 2014)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Aan het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt mandaat verleend om in zijn functie als hoofd van de Visadienst namens de Minister van Buitenlandse Zaken:

  • a. besluiten te nemen omtrent de visa, bedoeld in artikel 2, punten 2 tot en met 5, van de Visumcode1;

  • b. besluiten te nemen omtrent de visa, bedoeld in de Wet toelating en uitzetting BES, anders dan in artikel 1, onder e en g, van die wet;

  • c. te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in de onderdelen a en b, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem in mandaat is genomen, en

  • d. rechtsmiddelen in te stellen en hem in rechte te vertegenwoordigen in rechterlijke procedures waarin hij voor het bestuursorgaan de Minister van Buitenlandse Zaken optreedt naar aanleiding van de besluiten, bedoeld in de onderdelen a, b en c.

Artikel 2

Het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt in zijn functie als hoofd van de Visadienst gemachtigd tot:

  • a. het verrichten van alle benodigde werkzaamheden, niet zijnde instructies ten aanzien van functionarissen werkzaam op een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland, ter voorbereiding van de besluiten, het instellen van rechtsmiddelen en het in rechte vertegenwoordigen, bedoeld in artikel 1, en

  • b. het ontvangen van de vergoedingen die ingevolge artikel 2 van de rijkswet op de consulaire tarieven juncto artikel 1, onder s, sub 6° dan wel 7°, van de Regeling op de consulaire tarieven aan de Minister van Buitenlandse Zaken zijn verschuldigd ter zake van de afdoening van aanvragen voor toegang en verblijf respectievelijk tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf.

Artikel 3

  • 1. Het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie kan in zijn functie als hoofd van de Visadienst met betrekking tot de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1 en 2, ondermandaat en machtiging verlenen aan:

    • a. één of meer onder hem ressorterende functionarissen;

    • b. ambtenaren belast met de grensbewaking als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

    • c. ambtenaren belast met het toezicht als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en

    • d. ambtenaren belast met de grensbewaking dan wel het toezicht op personen, bedoeld in artikel 22a van de Wet toelating en uitzetting BES.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan geen ondermandaat of machtiging worden verleend aan de ambtenaren, bedoeld onder b, c en d, van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 1, onder c en d, en artikel 2, onder b.

Artikel 4

Het Besluit Mandaatverlening Hoofd Visadienst 1997 wordt ingetrokken2.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2013, met dien verstande dat het voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba terugwerkt tot en met 10 oktober 2010.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, namens deze: De Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, R. Jones-Bos


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PbEU 2009, L 243)

Naar boven