Besluit Mandaatverlening Hoofd Visadienst 1997

19 december 1997

nr. DJZ/BR-123/97

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Overwegende dat vaststelling van een besluit mandaatverlening aan het hoofd Visadienst en het plaatsvervangend hoofd Visadienst noodzakelijk is;

Gelet op het Soeverein Besluit van 1813 waarin de bevoegdheid tot visumverlening is neergelegd bij de Minister van Buitenlandse Zaken;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht en in het bijzonder op artikel 10:4 lid 1 van deze wet voorzover dit besluit ook ondermandaatverlening aan functionarissen onder diens verantwoordelijkheid behelst met instemming van de Staatssecretaris van Justitie,

Besluit:

Artikel 1. Mandaat aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd Visadienst

Lid 1. Aan het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie en aan het plaatsvervangend hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst wordt mandaat verleend voor het nemen en ondertekenen van besluiten die door hen in hun functie van hoofd van de Visadienst, respectievelijk plaatsvervangend hoofd van de Visadienst, namens mij worden genomen.

Lid 2. Het in het eerste lid verleende mandaat strekt zich tevens uit tot het vaststellen en op de daarvoor gebruikelijke wijze publiceren van beleidsregels en instructies op het gebied van de visumverlening, voorzover deze het werkterrein betreffen van en gericht zijn tot functionarissen van de Visadienst, de grensbewakingsautoriteiten en de korpschefs van politie.

Artikel 2. Omvang van het mandaat

Het in het eerste lid van artikel 1 omschreven mandaat omvat behalve het nemen van besluiten en beschikkingen ook de behandeling van, het horen naar aanleiding van en het beschikken op bezwaar- en beroepschriften, alsmede het afdoen van stukken en het tekenen van brieven op het werkterrein van de visumverlening.

Artikel 3. Bevoegdheid tot ondermandaatverlening

Dit mandaat omvat tevens de bevoegdheid tot ondermandaatverlening en toekenning van tekenbevoegdheden aan:

Lid 1. de onder het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst ressorterende functionarissen voor zover het betreft de in artikel 2 genoemde bevoegdheden onder de beperking als vermeld in de laatste volzin van dat artikel;

Lid 2. de ambtenaren belast met de grensbewaking en aan de korpschefs van politie en de onder hen ressorterende functionarissen voor zover het gaat om het nemen en/of ondertekenen van besluiten en het verrichten van handelingen namens het Hoofd van de Visadienst met betrekking tot de visumverlening, inclusief verlenging, wijziging, annulering en weigering van visa;

Lid 3. de korpschefs van politie en de onder hen ressorterende functionarissen voor zover het gaat om het nemen en/of ondertekenen van besluiten en het verrichten van handelingen met betrekking tot terugkeervisa.

Artikel 4. Registratie van besluiten

Van besluiten tot verlening of intrekking van (onder)mandaat en van tekenbevoegdheid wordt ten behoeve van de registratie aanstonds kopie verleend aan de Dienst Juridische Zaken, afdeling bestuursrecht, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 5. Relatie met Mandaatregeling Buitenlandse Zaken

Voorzover daarvan in bovenvermelde bepalingen niet wordt afgeweken, geldt de Mandaatregeling Buitenlandse Zaken 1996.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang 1 januari 1998.

Artikel 7. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit Mandaatverlening Hoofd Visadienst 1997.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer, de Staatssecretaris van Justitie en aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.A.F.M.O. van Mierlo.

Gelet op bovenstaand besluit mandaatverlening wordt bij deze aan de functionarissen van de Visadienst als bedoeld in artikel 1 de bevoegdheid verleend de namens de Minister van Buitenlandse Zaken rechtsmiddelen in te stellen en hem in rechte te vertegenwoordigen in rechterlijke procedures, waarin zij voor het bestuursorgaan de Minister van Buitenlandse Zaken optreden. Tevens worden de genoemde functionarissen gemachtigd andere, onder hen ressorterende, functionarissen te machtigen in rechte namens de Minister van Buitenlandse Zaken op te treden als hierboven omschreven.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H.A.F.M.O. van Mierlo.

Toelichting

Inleiding

Met ingang van 1 september 1996 is een nieuwe Mandaatregeling Buitenlandse Zaken van kracht geworden, waarin de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen mandaat aan de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft vastgelegd. Dit algemeen mandaat voorziet echter niet in de mandatering van bevoegdheden terzake de visumverlening aan de onder Justitie ressorterende Visadienst. Aangezien ondermandaatverlening door de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de bevoegdheid tot het stellen van beleidsregels aan anderen dan Directeuren-Generaal of de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal in de algemene Mandaatregeling is uitgesloten, en het wenselijk is om het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst te machtigen om op het gebied van visumverlening beleidsregels vast te stellen, is een door de Minister ondertekend Mandaterings-besluit noodzakelijk. In het besluit is tevens de bevoegdheid tot verlening van ondermandaat aan overige functionarissen opgenomen, voor zover het betreft de beslissings- en afhandelings-bevoegdheid van tot hun werkterrein behorende zaken.

De bevoegdheid tot visumverlening

Krachtens het Soeverein Besluit van 1813 ligt de bevoegdheid tot visumverlening bij de Minister van Buitenlandse Zaken. Sedert 1945 wordt een aantal taken op het gebied van de visumverlening namens de Minister van Buitenlandse Zaken uitgevoerd door de Visadienst, die is ondergebracht bij het ministerie van Justitie. De Visadienst, die momenteel ressorteert onder de Immigratie- en Naturalisatie-dienst (IND) van het Ministerie van Justitie, staat onder leiding van het hoofd van de Visadienst, bijgestaan door het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst. Krachtens beschikkingen van de Minister van Buitenlandse Zaken zijn het hoofd van de IND en het plaatsvervangend hoofd van de IND in deze functies aangesteld.

Mandaatverlening

Hoofdstuk 10, Titel 10.1 van de Algemene wet Bestuursrecht (AwB) behelst de verplichting voor een bestuursorgaan - in dit geval de Minister van Buitenlandse Zaken - tot schriftelijke vastlegging van het door hem verleend algemeen (onder)mandaat t.a.v. van bevoegdheden die anderen namens de Minister uitoefenen. Het Besluit Mandaatverlening hoofd Visadienst voorziet in de vastlegging van de aard en de omvang van aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst gemandateerde bevoegdheden. Ter voldoening aan art. 10:4 lid 1 AwB is vaststelling van het besluit geschied met instemming van de Staatssecretaris van Justitie.

Artikelsgewijze toelichting

Ad artikel 1 In het eerste artikel wordt de beslissingsbevoegdheid van het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst t.a.v. de taken van de Visadienst vastgelegd.

Het tweede lid vermeldt expliciet de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels en instructies op het gebied van visumverlening, die gewoonlijk in de op de Vreemdelin-genwet gebaseerde regelgeving worden opgenomen. Het betreft hier uitsluitend visuminstructies voor in Nederland uitgeoefende taken op dit gebied. Instructies m.b.t. visumverlening op Nederlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland kunnen uitsluitend door het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden vastgesteld.

Ad artikel 2 In dit artikel wordt de omvang van de beslissingsbevoegdheid aangegeven. De laatste volzin is opgenomen met het oog op de in artikel 10:3 lid 3 van de AwB voorgeschreven beperking van het mandaat.

Ad artikel 3 Teneinde de beslissingsbevoegdheid van andere functionarissen vast te stellen wordt in dit artikel de bevoegdheid tot verlening van ondermandaat door het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst uitgewerkt.

Het eerste lid regelt de omvang van het te verlenen ondermandaat aan functionarissen van de Visadienst. Dit ondermandaat strekt zich uit tot het nemen van beslissingen, alsmede overige afdoening van stukken zoals opgesomd in artikel 2 lid 1 van dit besluit.

In het tweede lid wordt ondermandaatverlening aan niet onder het Ministerie van Justitie ressorterende functionarissen geregeld: de ambtenaren belast met de grensbewaking en de korpschefs, alsmede de aan hen ondergeschikte functionarissen. Het aan hen te verlenen ondermandaat ziet dan met name op visumverlening aan de grens, danwel besluiten en handelingen t.a.v. verlenging, wijziging, annulering of weigering van visa.

In lid drie wordt apart de figuur van de terugkeervisa behandeld en wordt de bevoegdheid om terzake ondermandaat te verlenen aan de korpschefs en de onder hen ressorterende functionarissen vastgelegd.

Ad artikel 4 Artikel vier voorziet in de registratie van besluiten tot verlening of intrekking van (onder)mandaatbesluiten.

Ad artikel 5 In dit artikel wordt de relatie van het besluit met de Mandaatregeling Buitenlandse Zaken 1996 geregeld.

Ad artikel 6 Dit artikel bepaalt het moment van inwerkingtreding van het besluit.

Ad artikel 7 In artikel zeven wordt een vaste naam aan het besluit gegeven.

Tenslotte wordt in een apart besluit de bevoegdheid tot het in rechte vertegenwoordigen van de Minister van Buitenlandse Zaken verleend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de Visadienst. Zij worden bovendien gemachtigd andere functionarissen van de Visadienst te machtigen in rechte op te treden in procedures als hier vermeld.

Naar boven