Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 november 2014, nr. WJZ/14171099, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij in verband met de maatregelen tot beperking van de visserij met de zegen op het IJsselmeer

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 7a en 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

cc. haven:

het water dat begrensd wordt door havendammen en de uiteinden van deze dammen met daarop het groene, respectievelijk rode havenlicht. De grens tussen het open water en de haven wordt gevormd door de lijn tussen deze havenlichten.

B

In artikel 1a, aanhef en onderdeel a, wordt ‘24 en 54c’ vervangen door: en 24.

C

Artikel 5a vervalt.

D

Na artikel 31 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 31a

Het is verboden om te vissen met de zegen in de havens van het IJsselmeer.

Artikel 31b

Het is verboden bij het vissen met de zegen in de gebieden in het IJsselmeer om meerdere zegennetten aan elkaar te binden.

E

Artikel 65, tweede lid, vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 november 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Aanleiding

De visstand in het IJsselmeer is de laatste jaren ernstig verslechterd. De hoeveelheid vis die voor visserij beschikbaar is, is dan ook beperkt. Dit blijkt ook uit het rapport van het Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies (Imares; ‘Vangstadviezen voor snoekbaars, baars, blankvoorn, en brasem in het IJsselmeer en Markermeer’, 12 september 2013). Er is derhalve een noodzaak tot beperking van de bevissing van schubvis met het oog op een duurzame toekomst voor de visserijondernemers zelf. De opbrengst uit de schubvisvisserij is immers de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald van ca. € 1,8 miljoen in 2009 naar ca. € 0,4 miljoen in 2012 (volgens de cijfers van het Landbouw-Economisch Instituut van de Universiteit van Wageningen).

Voorop staat het uitgangspunt van de bescherming van de voor de visserij belangrijke bestanden en het sociaal- en bedrijfseconomische uitgangspunt dat de visserijsector ‘niet op slot kan gaan’. Bij de te nemen maatregelen is derhalve gezocht naar een substantiële vermindering van de visserijdruk. Een volledige beëindiging van de visserij is overigens ook niet wat volgens het advies van Imares uit de wetenschappelijke modelscenario’s die zij hebben toegepast volgt.

In de lijn met het bovenstaande is in de brief aan de Tweede Kamer van 1 juli jl. (Kamerstukken II 2013/14, 29 664-XIII, nr. 121) uiteengezet welke maatregelen genomen worden voor de regulering van de visserij op schubvis op het IJsselmeer en Markermeer gedurende het visseizoen van 1 juni 2014 tot en met 31 mei 2015. In deze brief is voor wat betreft de visserij met de zegen aangegeven dat deze teruggebracht zal worden tot één week. Als resultaat van een bestuurlijk overleg en correspondentie met de sector is besloten dat in het zegenseizoen van 4,5 maand er 7 afzonderlijke dagen per vergunninghouder gevist mag worden, flexibel in te vullen door de vergunninghouder. Een wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij met die strekking is op 1 november 2014 in werking getreden (Stcrt. 2014, 30378).

Naast deze maatregel wordt nu een aantal aanvullende beperkende maatregelen doorgevoerd voor de zegenvisserij. Deze maatregelen hebben als uitgangspunt de ‘basisvariant’ uit de Imares-berekeningen uit het decemberrapport (‘Inspannings- en monitoringsadviezen voor snoekbaars, baars, blankvoorn, en brasem in het IJsselmeer en Markermeer’, 10 december 2013), op grond waarvan voorkomen dient te worden dat de visbestanden nog verder achteruit gaan. De keuze hiertoe is gebaseerd op het nog (zeer) beperkt openhouden van visserij, maar wel vanuit de beleidslijn dat de bestanden niet verder achteruit mogen gaan. Er blijft een beperkte visserij mogelijk. Uitgaande van de vangsten over het jaar 2012 moet de visserij- of vangstdruk worden gereduceerd voor de baars tot 69%, de snoekbaars tot 37%, de brasem tot 12% en voor de blankvoorn tot 53%.

Volgend uit bovenstaande cijfers heeft Imares in het licht van de beschikbare data adviezen gegeven voor de inspanningsvermindering van de diverse tuigen waarmee op deze soorten wordt gevist. Hier doet zich evenwel de complicatie voor dat sommige vistuigen (in het bijzonder ‘staand want’) meerdere vissoorten vangen, dus ook aan meerdere reductieregimes onderworpen zouden dienen te zijn. Voor wat betreft snoekbaars en baars, die met het staand want gevangen worden, is de meest kritische soort (snoekbaars) maatgevend geweest in de reductiefactor. Dit houdt in een reductie met 85% van de staande netten die in de voorgaande jaren is ingezet. Deze maatregel heeft ook een positief effect op de brasem, maar gezien de hogere vangstreductiefactor voor de brasem is het aannemelijk dat dit niet voldoende is.

Mede daarom en tevens ter bescherming van de blankvoorn stelt Imares ook specifiek op die soorten gerichte maatregelen voor, die juist ook betrekking hebben op het gebruik van de andere vistuigen waarmee deze soorten gevangen worden, zoals de zegen.

Het is zeer waarschijnlijk dat de komende jaren nog steeds beperkingen ten opzichte van het huidig niveau nodig zijn. Voor het komend jaar werkt het Ministerie van Economische Zaken met alle betrokken partijen een nieuw beheersysteem uit. Daarbij wordt een regulerend systeem beoogd dat het beperkende effect van de maatregelen op een eerlijk wijze over de vissers verdeelt. Deze nieuwe systematiek zal ingaan per 1 juni 2015.

De onderhavige aanpassing voorziet in de volgende maatregelen ter beperking van de zegenvisserij. Ter bescherming van de blankvoorn en de brasem wordt allereerst de visserij met de zegen in de havenkommen in de winterperiode verboden. Verder wordt het aan elkaar knopen van zegennetten verboden. Ook wordt de vrijstelling voor het vissen met de grote fuik met ruiven ingetrokken. Tot slot wordt een technische wijziging meegenomen.

2. Beperkende maatregelen zegenvisserij

a. Verbod op het vissen met de zegen in de havenkommen

In de winterperiode wat de voor de zegenvisserij toegestane periode is, concentreren enkele schubvissoorten zich in de diepere havenkommen. Deze fungeren als overwinteringsplaats. De visserij met de zegen op deze soorten in deze locaties is dientengevolge bijzonder effectief. Met het oog op de bescherming van deze soorten wordt zegenvisserij in havenkommen verboden, zoals ook door Imares in het eerder genoemde decemberrapport nadrukkelijk in overweging wordt gegeven.

b. Verbod van het aan elkaar verbinden van zegennetten

Daarnaast bevat deze regeling het verbod op het aan elkaar knopen van zegennetten. De zegen heeft met het oog op het reguleren van de visserijdruk die door de zegen kan worden uitgeoefend, een maximale lengte van 600 meter, exclusief de koorden aan beide uiteinden. Als gevolg van de techniek van de zegenvisserij neemt de visserijdruk meer dan evenredig toe met een toename van de lengte van het zegennet. Om nu de praktijk van het aan elkaar knopen van meerdere zegennetten, waardoor een relatief hogere visserijdruk kan worden uitgeoefend dan de som van de afzonderlijke netten, te voorkomen, wordt met deze maatregel de ondertussen gegroeide praktijk expliciet verboden.

c. Intrekking mogelijkheid generieke ontheffing aangepaste grote fuik met ruiven

De mogelijkheid tot generieke ontheffing voor de ‘aangepaste grote fuik met ruiven’ van 1 januari tot en met 30 april zal worden ingetrokken. Dit soort visserij is van oudsher gericht op het vangen van schubvis (blankvoorn). Over de toepassing en visserijdruk hiervan zijn geen gegevens bekend. Imares veronderstelt een ‘beduidende’ rol van deze visserij op de bestanden en stelt voor deze ontheffing te schrappen. Het advies van Imares wordt in deze regeling opgevolgd.

d. Technische aanpassing

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een technische aanpassing door te voeren. Artikel 5a van de Uitvoeringsregeling visserij geeft uitvoering aan artikel 54c van de Visserijwet 1963. In die bepaling was een bevoegdheid voor de Minister van Economische Zaken opgenomen om bestuurlijke maatregelen, waaronder een vangstverbod, te treffen voor met schadelijke stoffen verontreinigde vissen of voor vissen die het risico lopen schadelijke stoffen binnen te krijgen. Met de inwerkingtreding van de Wet inhoudende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren, Stb. 2011, 345) is artikel 54c komen te vervallen, en zijn de betreffende maatregelen inclusief de uitwerking daarvan opgenomen in de systematiek van de Wet dieren (de artikelen 5.1 en 5.10 van die wet). Derhalve kan artikel 5a vervallen, en kan de verwijzing naar artikel 54c in artikel 1a, aanhef en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling visserij worden geschrapt.

3. Administratieve lasten en inwerkingtreding

Aan deze regeling zijn geen administratieve lasten verbonden.

De termijn van de inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van het beleid inzake de ‘vaste verandermomenten’ (Kamerstukken II 2009/2010, 29 515, nr. 309). Het gaat hier om een spoedregeling die tot doel heeft de visstand te beschermen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven