Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 6 november 2014 houdende de vaststelling van vergoedingen voor de leden van de klachtencommissies van de politie (Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1

De leden van de klachtencommissies, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Regeling klachtbehandeling politie, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering ter hoogte van 2,5% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met dien verstande dat de voorzitters en de plaatsvervangend voorzitters per vergadering een vergoeding ontvangen ter hoogte van 130% van de vergoeding per vergadering die de overige leden ontvangen.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2014.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

TOELICHTING

Algemeen

De Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie is gebaseerd op de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a., van deze wet dienen de vergoedingen voor leden van de commissies, waaronder de klachtencommissies, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Regeling klachtbehandeling politie, bij besluit van de minister wie het aangaat te worden vastgesteld.

De Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie komt in de plaats van de voorheen voor de leden van de klachtencommissies van de politie geldende Regeling vergoeding commissies politie 2013 (Stcrt. 2013, 23803).

De hoogte van de vergoeding per vergadering voor de leden van de klachtencommissies is bepaald op 2,5% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld aan de hand van de vergoeding die de leden van de klachtencommissies van de eenheden, gemiddeld ontvingen op grond van de door de korpschef vastgestelde Regeling vergoeding commissies politie 2013. De voorzitters en de plaatsvervangers (de laatste uiteraard voor zover zij daadwerkelijk als zodanig optreden) ontvangen een hogere vergoeding dan de overige leden. Gelet op de aard van de werkzaamheden wordt ook het voeren van een bemiddelingsgesprek aangemerkt als een vergadering.

Naast deze vergoeding per vergadering ontvangen de leden een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van de regeling voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk. Deze vergoeding vloeit rechtstreeks voort uit artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.

Consultatie

De voorliggende wijziging is ter consultatie voorgelegd aan de politie, aan de regioburgemeesters en de voorzitter van het College van procureurs-generaal in Artikel 19-overleg verband en aan de klachtencommissies, door tussenkomst van de voorzitter van de Nationale Klachtencommissie.

  • a. Reactie van de politie

    Bij de Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie heeft de korpschef de kanttekening geplaatst dat de voorgestelde vergoedingssystematiek, in bepaalde situaties zou kunnen leiden tot een verschil in beloning in relatie tot het tijdsbeslag dat met de taak gemoeid is. De korpschef duidt hier op de uiteenlopende aantallen klachten die in elk van de elf klachtencommissies worden behandeld en dat er voortaan slechts per vergadering wordt vergoed en niet meer per klacht. De kanttekening bij de Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie is inderdaad het gevolg van een juiste toepassing van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies c.q. het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Deze wet c.q het besluit is strikt en is van rechtswege van toepassing op de vergoedingen van de klachtencommissies politie. De reactie van de korpschef leidt niet tot aanpassing van het voorgelegde concept.

  • b. Reactie van de regioburgemeesters en de voorzitter van het College van procureurs-generaal

    De regioburgemeesters en de voorzitter van het College van procureurs-generaal hebben geen opmerking gemaakt over de concept-Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie en hebben daartegen geen bezwaar gemaakt.

  • c. Reactie van de klachtencommissies

    De Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie valt, zo lijkt het, bij het merendeel van de elf klachtencommissies van de eenheden, en, in het bijzonder bij de klachtencommissie van de eenheid Zeeland-West-Brabant in goede aarde. Een uitzondering hierop vormt de klachtencommissie van de eenheid Amsterdam. Het voornaamste argument van de klachtencommissie van de eenheid Amsterdam is een terugval in hoogte van vergoeding. Dat standpunt is gebaseerd op een rekenvoorbeeld met als gegeven dat er maandelijks één vergadering plaatsvindt.

    In reactie daarop merk ik op dat het goed mogelijk is dat de (leden van de) klachtencommissies meerdere malen per maand bijeen komen en dat ook het voeren van een bemiddelingsgesprek door een lid van de commissie wordt aangemerkt als een vergadering. Het rekenvoorbeeld dat de klachtencommissie van Amsterdam heeft gehanteerd, is derhalve wellicht niet representatief.

    Het is een gegeven dat de vergoedingen waar de leden van de klachtencommissies aanspraak op hebben, voortvloeien uit de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies c.q. het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Dat in het verleden een andere systematiek is gehanteerd voor het vaststellen van de vergoedingen, is rechtens geen reden om op deze voet verder te gaan. De wet c.q. het besluit is strikt en dient te worden toegepast. Uitgaande van een uniforme vergoeding voor alle klachtencommissies zijn er twee opties mogelijk om aan de bezwaren van de klachtencommissie van de regionale eenheid Amsterdam tegemoet te komen. Een optie is het verhogen van de vergoeding per vergadering tot het wettelijk gestelde maximum van 3% (hetgeen bij publicatie van dit besluit overeenkomt met € 256,23) van het maximum van Schaal 18 van het BBRA. In de voorgestelde regeling is het percentage gesteld op 2,5% (hetgeen bij publicatie van dit besluit overeenkomt met € 213,52) omdat dit de gemiddelde vergoeding was zoals door de korpschef was vastgesteld in de Regeling vergoeding commissies politie 2013 voor de leden van de klachtencommissies van de eenheden. Een tweede optie is het toekennen van een vaste maandelijkse vergoeding. Een bezwaar hiertegen is dat niet alle commissies het even druk hebben met de behandeling van klachten.

    Concluderend: er zijn geen redenen om genoemde opties te formaliseren en de Vergoedingenregeling leden klachtencommissies politie op dit punt aan te passen.

Naar boven