Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 4 november 2014, nr. 577811 houdende de invoering van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 380, vijfde lid, 386, eerste lid, 410, tweede lid, 420, derde lid, 447, eerste lid, en 460, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Indien de curator, bewindvoerder of mentor verzoekt om een beloning, stelt de kantonrechter die hem benoemt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met zevende lid, tenzij het een curator als bedoeld in artikel 383, zevende lid, een bewindvoerder als bedoeld in artikel 435, zevende lid, of een mentor als bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek betreft.

  • 2. De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding, bedraagt:

    • a. voor een curator € 1.080;

    • b. voor een bewindvoerder € 600;

    • c. voor een mentor € 600.

  • 3. Indien de curator wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt de jaarbeloning € 1.560.

  • 4. Indien de bewindvoerder wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt de jaarbeloning € 720.

  • 5. Indien de mentor wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt de jaarbeloning € 1.080.

  • 6. Indien een persoon wordt benoemd tot curator respectievelijk bewindvoerder van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt de jaarbeloning € 1.200.

  • 7. Indien een persoon wordt benoemd tot curator respectievelijk mentor van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt de jaarbeloning € 1.560.

  • 8. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de curator, bewindvoerder of mentor op andere wijze vaststellen.

Artikel 2

  • 1. De kantonrechter die de curator, bedoeld in artikel 383, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2. De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, bedraagt:

    • a. voor een curator € 1.989;

    • b. voor een curator in een curatele met problematische schulden € 2.281,50.

  • 3. Indien het vermogen van de onder curatele gestelde meer bedraagt dan € 1.000.000, stelt de kantonrechter de jaarbeloning vast op 0,75% van dat vermogen.

  • 4. De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de curator is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen betaald, tenzij de kantonrechter anders bepaalt.

  • 5. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:

    • a. voor aanvangswerkzaamheden € 936, of € 819 indien de curator voorafgaand aan de curatele budgetbeheer heeft gevoerd;

    • b. voor een verhuizing, de verkoop of ontruiming van een woning € 325;

    • c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 487,50;

    • d. voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording € 195.

  • 6. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de curator op andere wijze vaststellen.

Artikel 3

  • 1. De kantonrechter die de bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2. De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, bedraagt:

    • a. voor een bewindvoerder € 1.105;

    • b. voor een bewindvoerder in een bewind met problematische schulden € 1.430.

  • 3. Indien het onder bewind staande vermogen meer bedraagt dan € 1.000.000, stelt de kantonrechter de jaarbeloning vast op 0,75% van dat vermogen.

  • 4. De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de bewindvoerder is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen betaald, tenzij de kantonrechter anders bepaalt.

  • 5. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:

    • a. voor aanvangswerkzaamheden € 520, of € 390 indien de bewindvoerder voorafgaand aan het bewind budgetbeheer heeft gevoerd;

    • b. voor de verkoop of ontruiming van een woning, of in geval er geen mentor is, een verhuizing € 325;

    • c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 487,50;

    • d. voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording € 195.

  • 6. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter in geval een bewind niet alle goederen betreft of wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen.

Artikel 4

  • 1. De kantonrechter die de mentor, bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vierde lid.

  • 2. De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, bedraagt:

    • a. voor een mentor € 1.105;

    • b. voor een mentor van een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking € 1.430.

  • 3. De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de mentor is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen betaald, tenzij de kantonrechter anders bepaalt.

  • 4. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:

    • a. voor aanvangswerkzaamheden € 520;

    • b. voor een verhuizing € 325;

    • c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 487,50.

  • 5. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de mentor op andere wijze vaststellen.

Artikel 5

Indien een persoon zowel tot bewindvoerder als tot mentor van een persoon wordt benoemd, stelt de kantonrechter diens beloning vast overeenkomstig de beloning van een curator als bedoeld in artikel 1 of artikel 2.

Artikel 6

  • 1. Indien de curator, bedoeld in artikel 383, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, stelt de kantonrechter zijn beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2. Indien het twee curatelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 2.873.

  • 3. Indien het een curatele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en een curatele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 3.035,50.

  • 4. Indien het twee curatelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 3.198.

  • 5. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in een geval als bedoeld in het eerste lid in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:

    • a. voor aanvangswerkzaamheden € 1.352, of € 1.222 indien de curator voorafgaand aan de curatelen budgetbeheer heeft gevoerd;

    • b. voor een verhuizing, de verkoop of ontruiming van een woning € 325;

    • c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 487,50;

    • d. voor het opmaken van eindrekeningen en -verantwoordingen € 234.

  • 6. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de curator, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen.

Artikel 7

  • 1. Indien de bewindvoerder, bedoeld in artikel 435, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, stelt de kantonrechter zijn beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2. Indien het twee bewinden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 1.326.

  • 3. Indien het een bewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, en een bewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 1.521.

  • 4. Indien het twee bewinden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 1.716.

  • 5. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in een geval als bedoeld in het eerste lid in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:

    • a. voor aanvangswerkzaamheden € 624, of € 468 indien de bewindvoerder voorafgaand aan de bewinden budgetbeheer heeft gevoerd;

    • b. voor de verkoop of ontruiming van een woning, of in geval er geen mentor is, een verhuizing € 325;

    • c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 487,50;

    • d. voor het opmaken van eindrekeningen en -verantwoordingen € 234.

  • 6. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter in geval een bewind niet alle goederen betreft of wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen.

Artikel 8

  • 1. Indien de mentor, bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, stelt de kantonrechter zijn beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2. Indien het twee mentorschappen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 1.989.

  • 3. Indien het een mentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, en een mentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 2.281,50.

  • 4. Indien het twee mentorschappen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 2.574.

  • 5. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in een geval als bedoeld in het eerste lid in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:

    • a. voor aanvangswerkzaamheden € 936;

    • b. voor een verhuizing € 325;

    • c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 487,50;

  • 6. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de mentor, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen.

Artikel 9

  • 1. Indien een persoon wordt benoemd tot curator respectievelijk bewindvoerder van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, stelt de kantonrechter zijn beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met zesde lid.

  • 2. Indien het een curatele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en een bewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 2.210.

  • 3. Indien het een curatele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en een bewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 2.405.

  • 4. Indien het een curatele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en een bewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 2.372,50.

  • 5. Indien het een curatele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en een bewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 2.567,50.

  • 6. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in een geval als bedoeld in het eerste lid in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:

    • a. voor aanvangswerkzaamheden € 1.040, of € 897 indien de vertegenwoordiger voorafgaand aan de bewinden budgetbeheer heeft gevoerd;

    • b. voor een verhuizing, de verkoop of ontruiming van een woning € 325;

    • c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 487,50;

    • d. voor het opmaken van eindrekeningen en -verantwoordingen € 234.

  • 7. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter in geval een bewind niet alle goederen betreft of wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de vertegenwoordiger, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen.

Artikel 10

  • 1. Indien een persoon wordt benoemd tot curator respectievelijk mentor van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, stelt de kantonrechter zijn beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vierde lid.

  • 2. Indien het een curatele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en een mentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 2.873.

  • 3. Indien het een curatele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en een mentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, € 3.165,50.

  • 4. Naast de jaarbeloning kan de kantonrechter in een geval als bedoeld in het eerste lid in voorkomende gevallen de volgende beloningen toekennen:

    • a. voor aanvangswerkzaamheden € 1.352;

    • b. voor een verhuizing, de verkoop of ontruiming van een woning € 325;

    • c. voor het beheren van een persoonsgebonden budget € 487,50;

    • d. voor het opmaken van een eindrekening en -verantwoording € 195.

  • 5. In afwijking van het eerste lid kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de vertegenwoordiger, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen.

Artikel 11

De kantonrechter stelt de jaarbeloning voor 2015 van een bewindvoerder die in 2014 een beloning heeft ontvangen op basis van het tarief behandeling schulden door beschermingsbewindvoerder uit de Aanbevelingen meerderjarigenbewind vast overeenkomstig artikel 3, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 12

De kantonrechter kan de beloning van de mentor die voor 1 januari 2015 werd begeleid door een mentor als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en die deze mentor heeft gemachtigd om de verschuldigde beloning te vorderen, op diens verzoek vaststellen overeenkomstig artikel 4.

Artikel 13

De beloningen worden met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd overeenkomstig artikel 2, vijfde lid, van het Besluit vergoeding bewindvoerders schuldsanering, waarbij wordt afgerond op één cijfer achter de komma.

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 en is van toepassing op werkzaamheden die op of na die datum worden verricht.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

1. Algemeen

De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap is grotendeels met ingang van 1 januari 2014 in werking getreden.1 De wet bevat onder meer een grondslag voor een ministeriële regeling inzake de beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren in artikel 380, vijfde lid, in artikel 386, eerste lid, in artikel 410, tweede lid, in artikel 420, derde lid, in artikel 447, eerste lid, en in artikel 460, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’). Deze regeling bevat voorschriften voor de vaststelling van de beloning van de provisionele bewindvoerder, van de curator, van de bewindvoerder in geval van afwezigheid en vermissing, van de beschermingsbewindvoerder en van de mentor.

In de praktijk baseren kantonrechters zich bij de vaststelling van de beloning doorgaans op de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK), laatstelijk gewijzigd per 21 januari 2014 (hierna: ‘de (LOVCK-) aanbevelingen’).2 Een bezwaar van deze aanbevelingen is dat ze voor de individuele kantonrechter, die gaat over de benoeming en beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren, niet bindend zijn. Vertegenwoordigers die aan meer dan één kantonrechter rekening en verantwoording schuldig zijn, kunnen daardoor ondanks de aanbevelingen met verschillende normen voor de beloning worden geconfronteerd. Daarom stel ik in deze regeling eenduidige bindende regels voor de beloning vast.

Deze regeling bouwt voort op de systematiek van de aanbevelingen. Er wordt uitgegaan van een forfaitaire jaarbeloning op basis van het aantal uren waarin de werkzaamheden jaarlijks worden uitgeoefend, inclusief een onkostenvergoeding.

Voor de beloning wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds ‘gewone’ curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: ‘familiecurator, -bewindvoerder en -mentor’, of ‘familievertegenwoordigers’) en anderzijds curatoren, bewindvoerders en mentoren als bedoeld in de artikelen 383, 435 en 452, telkens zevende lid, Boek 1 BW (hierna: ‘professionele curatoren, bewindvoerders en mentoren’, of ‘professionele vertegenwoordigers’, hoewel de mentoren ook vrijwilligers kunnen zijn). De eerstbedoelde zijn bijvoorbeeld de partner, een familielid, vriend of buurvrouw, terwijl de laatstbedoelde ten minste drie personen onder hun hoede hebben en aan kwaliteitseisen moeten voldoen.

Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers in voorkomende gevallen tevens aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing.

Uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat worden beloond voor de uitoefening van hun taken. De beloning komt voor rekening van de betrokkene. Indien de betrokkene de kosten van de beloning zelf niet kan dragen komen die kosten in aanmerking voor vergoeding uit de bijzondere bijstand.3 Vanwege de kosten die voor rekening van de betrokkene dan wel van de gemeente komen, is het zaak om de tijd die een vertegenwoordiger aan een betrokkene kan besteden zo effectief mogelijk in te zetten om de zelfredzaamheid van de betrokkene, waar mogelijk, te vergroten. Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene naar behoren uit te voeren.

De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene mentorschap of bewind zal meer tijd vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd. Het voordeel van het hanteren van een forfaitaire beloning is dat de administratieve afhandeling relatief eenvoudig is. Daarmee wordt beoogd de regeldruk voor de vertegenwoordigers en de rechterlijke macht te verminderen.

Om tot forfaitaire beloningen te komen en in uitzonderlijke omstandigheden extra werkzaamheden te kunnen belonen, wordt een uurtarief gehanteerd. Ingevolge de LOVCK-aanbevelingen bedraagt het uurtarief voor professionele vertegenwoordigers in 2014 € 64 (de jaarbeloning € 1.024 gedeeld door het aantal uren voor ‘standaardwerkzaamheden’, te weten 16 uren).

Het uurtarief verhoog ik met 1,5% naar € 65. Met deze verhoging wordt het achterwege blijven van een indexering voor het kalenderjaar 2015 gecompenseerd.

In de consultatiefase is gesuggereerd een hoger tarief dan € 65 te hanteren voor werkzaamheden uitgevoerd door een bewindvoerder in het kader van problematische schulden, waarvoor een relevant HBO-diploma of twee jaar werkervaring als curator of beschermingsbewindvoerder is vereist. Aan deze suggestie is geen gevolg gegeven. Reden hiervoor is dat met het hanteren van het uurtarief van € 64 (vermeerderd met 1,5% is € 65) is uitgegaan van het hoge tarief uit de LOVCK-aanbevelingen waar een bewindvoerder die aan het kwaliteitsregime van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders voldoet, aanspraak op maakt. Onderdeel van dat kwaliteitsregime is het hebben van een HBO-niveau voor alle aangesloten bewindvoerders. Ik zie derhalve geen aanleiding voor een verhoging van het uurtarief.

Wanneer de functies van bewindvoerder en mentor worden gecombineerd in de vorm van een curator, is sprake van efficiencyvoordelen, bijvoorbeeld doordat de contactmomenten voor de behartiging van materiële en immateriële belangen kunnen worden gecombineerd. Daarom wordt de jaarbeloning van de curator berekend door 90% van de jaarbeloning van de bewindvoerder te vermeerderen met 90% van de jaarbeloning van de mentor.

De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW. Met onkosten wordt bedoeld de kosten die de vertegenwoordiger in het belang van de goede uitoefening van zijn taken maakt. Het betreft eventuele reiskosten, telefoonkosten, kosten van het opmaken van de rekening en verantwoording, kosten van het uitbesteden van taken voor zover de betrokkene deze voorheen zelf verrichtte. Indien de betrokkene bijvoorbeeld gebruik maakte van vermogensbeheer, mag de curator of bewindvoerder deze situatie voortzetten en de kosten ervan ten laste brengen van de betrokkene. De onkosten zien ook op de kosten die verbonden zijn aan het voldoen aan de kwaliteitseisen en het overleggen van de eigen verklaring, het verslag aan de accountant dan wel, in geval van mentorschap, een door de kantonrechter aangewezen deskundige, en de verklaring van de accountant. Voor deze onkosten kan geen aparte vergoeding worden verzocht. De onkostenvergoeding is verdisconteerd in het uurtarief ten behoeve van de administratieve eenvoud en omdat sommige kosten kunnen toenemen bij elk uur extra dat werkzaamheden worden verricht.

In deze regeling worden voor de professionele curator, bewindvoerder en mentor naast de ‘standaardwerkzaamheden’ uren toegekend voor extra werkzaamheden in verband met ‘problematische schulden’ in geval van curatele en beschermingsbewind, en in het kader van de begeleiding van ‘een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking’ in geval van mentorschap. Voorstelbaar is dat tijdens de curatele, het bewind of het mentorschap blijkt dat deze extra werkzaamheden niet langer plaatsvinden omdat de beschreven situatie zich niet langer voordoet. In dat geval dient de vertegenwoordiger de kantonrechter te verzoeken om de jaarbeloning aan te passen. De kantonrechter kan de jaarbeloning ook ambtshalve aanpassen, bijvoorbeeld naar aanleiding van de periodieke evaluatie.

Met deze regeling wordt beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast. De kantonrechter wordt daarom de ruimte gelaten om vanwege uitzonderlijke omstandigheden in het specifieke geval de beloning van de vertegenwoordiger op andere wijze vast te stellen (vgl. art. 1, achtste lid, art. 2, zesde lid, art. 3, zesde lid, art. 4, vijfde lid, art. 6, zesde lid, art. 7, zesde lid, art. 8, zesde lid, art. 9, zevende lid, art. 10, vijfde lid). In geval van bewind kan daarnaast worden afgeweken van de regeling indien het bewind zich niet uitstrekt over alle goederen (vgl. art. 3, zesde lid, art. 7, zesde lid en art. 9, zevende lid). Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven. Een bijstelling van de jaarbeloning naar beneden is evenwel ook mogelijk. Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle voorzienbaar. Als voorbeeld noem ik extra werkzaamheden vanwege het feit dat de betrokkene is vertrokken naar het buitenland en de vertegenwoordiger allerlei extra inspanningen moet doen om hem naar Nederland te laten brengen. Wat in geen geval onder uitzonderlijke omstandigheden kan worden verstaan zijn de werkzaamheden die blijkens de toelichting vallen onder de verschillende voor professionele vertegenwoordigers onderscheiden categorieën werkzaamheden (zie voor een omschrijving van deze werkzaamheden de toelichting bij art. 2, tweede lid, art. 3, tweede lid, en art. 4, tweede lid). Van belang is om te benadrukken dat het dient te gaan om incidentele extra werkzaamheden.

Consultatie en advies

In aanloop naar het opstellen van deze regeling zijn gesprekken gevoerd met de expertgroep curatele, bewind en mentorschap van het LOVCK, de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI), de Nederlandse Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders (NBPB), de Nederlandse Beroepsvereniging voor Professionele Mentoren (NBPM) en Mentorschap Netwerk Nederland (MNN).

Een concept van deze regeling is gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl en was van 8 juli 2014 tot en met 18 augustus 2014 beschikbaar om op te reageren. In totaal zijn 21 reacties ontvangen, onder meer van branche- en beroepsverenigingen en van individuele vertegenwoordigers. Deze reacties hebben het inzicht in de mogelijke werking van de onderhavige regeling in de praktijk vergroot. Waar de reacties aanleiding zijn geweest tot aanmerkelijke aanpassingen van de regeling, wordt dit in de toelichting vermeld.

De Raad voor de rechtspraak (hierna: ‘de Raad’) is verzocht om een advies op de regeling uit te brengen. Het advies luidt dat de regeling, zoals deze in concept aan de Raad is voorgelegd, praktisch onuitvoerbaar wordt geacht. De Raad verzoekt daarom het concept op een aantal punten te heroverwegen. Aan het advies is gevolg gegeven. Naar aanleiding van het advies zijn de ‘kan’-bepalingen gewijzigd en is het aantal categorieën werkzaamheden beperkt tot twee, te weten ‘standaardwerkzaamheden’ en ‘problematische schulden’ in geval van curatele en bewind, en ‘standaardwerkzaamheden’ en begeleiding van ‘een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking’ in geval van mentorschap. Daarnaast is het begrip ‘bewerkelijke schulden’ gewijzigd in ‘problematische schulden.’ Dit sluit aan bij de wettelijke definitie. Daarmee is voor de kantonrechter en de vertegenwoordiger verduidelijkt wanneer sprake is van een situatie die extra werkzaamheden oplevert. Of sprake is van problematische schulden kan blijken uit de beschikking tot onderbewindstelling, die ofwel de grond ‘wegens problematische schulden’ zal vermelden, ofwel, indien de grond ‘wegens geestelijke of lichamelijke toestand’ luidt, kan vermelden dat er sprake is van problematische schulden. Er hoeft dus niet apart een beschikking over de jaarbeloning te worden genomen; op basis van de instellingsbeschikking kan de bijbehorende jaarbeloning worden vastgesteld, bijvoorbeeld door de gemeente, in geval van bijzondere bijstand.

Voor de overgang van het systeem gebaseerd op de LOVCK-aanbevelingen naar het systeem van deze regeling geldt het volgende. De reeds uitgesproken curatelen, bewinden en mentorschappen vallen met ingang van 1 januari 2015 automatisch onder de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden. Om aanspraak te kunnen maken op de hogere jaarbeloning in geval van problematische schulden bij curatele en bewind (zie de toelichting bij art. 2, tweede lid, onderdeel b, en art. 3, tweede lid, onderdeel b), of in geval van een mentor die een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking begeleidt (zie de toelichting bij art. 4, tweede lid, onderdeel b), dient een verzoek te worden ingediend.

Op basis van de LOVCK-aanbevelingen kon een bewindvoerder met ingang van 2014 een vergoeding voor extra werkzaamheden ontvangen ingevolge het tarief behandeling schulden door beschermingsbewindvoerder (zie Aanbevelingen meerderjarigenbewind (versie 21 januari 2014), p. 13-15). Dit systeem gaat uit van een in beginsel eenmalige extra vergoeding. Op basis van het systeem van de onderhavige regeling heeft een bewindvoerder aanspraak op de beloning voor extra werkzaamheden wegens problematische schulden, zolang deze bestaan. Om de overgang tussen beide benaderingen te regelen, is in artikel 11 bepaald dat een bewindvoerder die in 2014 een beloning heeft ontvangen op basis van het tarief behandeling schulden uit de LOVCK-aanbevelingen, in 2015 geen aanspraak maakt op de jaarbeloning voor een bewind met problematische schulden.

Met deze aanpassingen verwacht ik dat de regeling voor de rechterlijke macht uitvoerbaar is.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1

Lid 1

Op grond van het eerste lid stelt de kantonrechter die de familiecurator, -bewindvoerder of -mentor benoemt op zijn verzoek diens beloning vast overeenkomstig het tweede tot en met zevende lid.

Lid 2

Het tweede lid geeft de beloningen weer waar familievertegenwoordigers aanspraak op kunnen maken. Het betreft een forfaitaire jaarbeloning inclusief onkostenvergoeding.

Lid 2, onderdeel a

Voor familievertegenwoordigers wordt geen uurtarief gehanteerd.

Zoals uiteengezet in het algemene deel van deze toelichting is er sprake van efficiencyvoordelen wanneer de functies van bewindvoerder en mentor worden gecombineerd. Daarom wordt de beloning waar een familiecurator aanspraak op kan maken berekend door 90% van de beloning van een familiebewindvoerder te vermeerderen met 90% van de beloning van een familiementor. Voor een familiecurator betekent dit dat zijn jaarbeloning inclusief onkostenvergoeding (0,9 * € 600 + 0,9 * € 600 =) € 1.080 bedraagt.

Lid 2, onderdelen b en c

De jaarbeloning van familiebewindvoerders en familiementoren wordt gesteld op een bedrag van € 600. Deze forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding.

Uit de LOVCK-aanbevelingen blijkt een aanmerkelijk verschil tussen de jaarbeloning inclusief onkostenvergoeding van een familiebewindvoerder (in 2014: € 593) en die van een familiementor (in 2014: € 293).

De beloning voor familiebewindvoerders en -mentoren is gelijkgesteld; daartoe is de beloning van de bewindvoerder als uitgangspunt genomen en naar boven afgerond op tientallen. De laatste jaren is de zorg geformaliseerd. Te denken valt aan de vaststelling van zorgplannen, behandelplannen en het toezicht op de uitvoering daarvan. Het is daarom niet langer in overeenstemming met de werkelijkheid om te veronderstellen dat een familiementor aanmerkelijk minder werk zou verrichten dan een familiebewindvoerder.

Leden 3 tot en met 7

Het komt voor dat een persoon wordt benoemd tot vertegenwoordiger van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen. Het gaat om de volgende mogelijke combinaties: curatele en curatele (derde lid), bewind en bewind (vierde lid), mentorschap en mentorschap (vijfde lid), curatele en bewind (zesde lid), en curatele en mentorschap (zevende lid). Vanwege de combinatie van functies is in dergelijke gevallen sprake van efficiencyvoordelen. Zie hierover en over de berekeningssystematiek in deze gevallen nader het algemene deel van de toelichting en de toelichting bij respectievelijk de artikelen 6 tot en met 10, telkens eerste lid.

Lid 3

Indien de familiecurator wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt zijn beloning: (0,9 * € 600 + 0,9 * € 600) – (0,4 * € 600) – (0,1 * € 600) + (0,9 * € 600 + 0,9 * € 600) – (0,4 * € 600) – (0,1 * € 600) = € 1.560.

Lid 4

Indien de familiebewindvoerder wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt zijn beloning: 0,6 * € 600 + 0,6 * € 600 = € 720.

Lid 5

Indien de familiementor wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt zijn beloning: 0,9 * € 600 + 0,9 * € 600 = € 1.080.

Lid 6

Indien een familievertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en het bewind voert over de goederen van de ander, bedraagt zijn beloning: (0,9 * € 600 + 0,9 * € 600) + (0,6 * 600) – (0,4 * € 600) = € 1.200.

Lid 7

Indien een familievertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en mentor is van de ander, bedraagt zijn beloning: (0,9 * € 600 + 0,9 * € 600) + (0,9 * 600) – (0,1 * € 600) = € 1.560.

Lid 8

Op grond van het achtste lid kan de kantonrechter de beloning van de vertegenwoordiger op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.

Artikel 2

Lid 1

Het eerste lid regelt dat de kantonrechter die de professionele curator benoemt diens beloning vaststelt overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid.

Lid 2

Een curator verricht zowel de werkzaamheden van een bewindvoerder als die van een mentor. Voor een omschrijving van de werkzaamheden van een bewindvoerder en mentor wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3, tweede lid, respectievelijk artikel 4, tweede lid.

De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW.

Zoals uiteengezet in het algemene deel van deze toelichting is er sprake van efficiencyvoordelen wanneer de functies van bewindvoerder en mentor worden gecombineerd. De efficiencyvoordelen worden in de onderhavige regeling zo meegewogen dat de jaarbeloning van de curator wordt berekend door 90% van de jaarbeloning van de bewindvoerder te vermeerderen met 90% van de jaarbeloning van de mentor.

Evenals voor de bewindvoerder worden voor de curator twee verschillende categorieën en daaraan gerelateerde forfaitaire jaarbeloningen geïntroduceerd: curatele waarin standaardwerkzaamheden worden verricht (onderdeel a) en curatele waarin sprake is van problematische schulden (onderdeel b). Dit laatste onderdeel zal naar verwachting steeds minder vaak voorkomen vanwege de omzetting van de curatele wegens verkwisting naar beschermingsbewind.

Lid 2, onderdeel a

In dit geval is sprake van standaardwerkzaamheden van een bewindvoerder en van een mentor als omschreven in de toelichting bij artikel 3, tweede lid, onderdeel a, respectievelijk artikel 4, tweede lid, onderdeel a.

De jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden van een curator is samengesteld uit 90% de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden van 1) een bewindvoerder en 2) een mentor, en bedraagt (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105 =) € 1.989.

Lid 2, onderdeel b

In dit geval is sprake van werkzaamheden in verband met problematische schulden van een bewindvoerder en standaardwerkzaamheden van een mentor als omschreven in de toelichting bij artikel 3, tweede lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 4, tweede lid, onderdeel a.

De jaarbeloning van een curator in geval van problematische schulden is samengesteld uit 90% van 1) de jaarbeloning in geval van problematische schulden van een bewindvoerder en 2) de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden van een mentor, en bedraagt (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105 =) € 2.281,50.

Lid 3

In de praktijk blijkt dat het principe van forfaitaire beloning niet in alle gevallen tot een adequate beloning leidt bij omvangrijke vermogens. Met omvangrijke vermogens kan veel werk gemoeid zijn. Als grens wordt in deze regeling € 1.000.000 genomen. Om het mogelijk te blijven maken om ook voor dergelijke vermogens gekwalificeerde curatoren aan te kunnen stellen, stelt de kantonrechter in een geval waarin het vermogen van de onder curatele gestelde meer dan € 1.000.000 bedraagt, de jaarbeloning van de curator vast op 0,75% van het vermogen van de onder curatele gestelde.

De kantonrechter past deze regeling alleen toe wanneer de curator zelf de extra werkzaamheden verricht die samenhangen met de omvang van het vermogen.

Deze regeling is ingegeven door de regeling van testamentair bewind. In dat geval bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder 1% van het vermogen (art. 159, eerste lid, Boek 4 BW). In de conceptregeling was aangesloten bij deze 1%-regel. Naar aanleiding van reacties in de consultatiefase is het percentage verlaagd naar 0,75%.

Lid 4

Het vierde lid vloeit voort uit de LOVCK-aanbevelingen (zie Aanbevelingen curatele (versie 21 januari 2014), p. 7) en is van praktische aard. De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de curator is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de kantonrechter bepalen dat de jaarbeloning in andere termijnen wordt betaald.

Lid 5

In beginsel wordt de curator niet meer en niet minder toegekend dan de forfaitaire beloning, bedoeld in het tweede lid. Voor een aantal werkzaamheden heeft de curator op grond van het vijfde lid aanspraak op een aanvullende beloning. Het betreft:

Lid 5, onderdeel a

De beloning voor aanvangswerkzaamheden van de curator is samengesteld uit 90% van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder, vermeerderd met 90% van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de mentor, en bedraagt (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520 =) € 936. Zie de toelichting bij artikel 3, vijfde lid, onderdeel a, en bij artikel 4, vierde lid, onderdeel a, voor de berekening van de beloning voor en de beschrijving van de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder respectievelijk mentor.

Indien de curator voorafgaand aan de curatele budgetbeheer heeft gevoerd, bedraagt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden 90% van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder indien hij voorafgaand budgetbeheer heeft gevoerd (zie art. 3, vijfde lid, onderdeel a), vermeerderd met 90% van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de mentor. Deze beloning bedraagt (0,9 * € 390 + 0,9 * € 520 =) € 819.

Lid 5, onderdeel b

De beloning voor werkzaamheden in verband met de verhuizing van de onder curatele gestelde, of de verkoop of ontruiming van diens woning bedraagt (5 uren * € 65 =) € 325.

Lid 5, onderdeel c

De beloning voor het beheren van een persoonsgebonden budget bedraagt (7,5 uren * € 65 =) € 487,50.

Lid 5, onderdeel d

De beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording anders dan de jaarlijkse rekening en verantwoording, bijvoorbeeld bij het overlijden van de onder curatele gestelde, bedraagt (3 uren * € 65 =) € 195.

Lid 6

Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de curator op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.

Artikel 3

Lid 1

Het eerste lid regelt dat de kantonrechter die de professionele bewindvoerder benoemt diens beloning vaststelt overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid.

Lid 2

Het bewind betreft vermogensrechtelijke belangenwaarneming (art. 431, eerste lid, Boek 1 BW). De bewindvoerder beheert de onder bewind staande goederen (art. 438, eerste lid, Boek 1 BW) en vertegenwoordigt de rechthebbende in en buiten rechte (art. 441, eerste lid, Boek 1 BW).

De forfaitaire jaarbeloning van de bewindvoerder is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW.

Deze regeling introduceert twee categorieën van bewind: een waarin alleen zogenoemde standaardwerkzaamheden worden verricht (onderdeel a), en één waarin naast de standaardwerkzaamheden ook werkzaamheden in verband met problematische schulden worden verricht (onderdeel b). Op deze wijze kan de kantonrechter bij aanvang van het bewind eenvoudig vaststellen onder welke categorie de werkzaamheden van de bewindvoerder vallen en op welke jaarbeloning hij aanspraak kan maken en hoeft er geen aparte beschikking over de jaarbeloning te worden genomen.

Beoogd is om het aantal verzoeken van bewindvoerders om een extra beloning bovenop de forfaitaire beloning te beperken.

Hieronder worden de twee categorieën toegelicht.

Lid 2, onderdeel a

Onder de wettelijke taak van een bewindvoerder wordt onder meer begrepen: het beheren van het vermogen, het regelen van de financiële huishouding, regelmatig contact met rechthebbende, contact met mentor, contact met instanties (gemeente, belastingdienst, UWV, CJIB), het bijwonen van zittingen van de kantonrechter, verstrekken van een maandelijks mutatieoverzicht, belastingaangifte over afgelopen kalenderjaar, het treffen van enkele afbetalingsregelingen, het opmaken en afleggen van rekening en verantwoording.

Taak van de bewindvoerder is tevens om de zelfredzaamheid van de rechthebbende te bevorderen, voor zover mogelijk; dit is één van de uitgangspunten van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap. De bewindvoerder stelt daartoe een plan van aanpak op, waarin de wederzijdse afspraken worden neergelegd. Daarin kan bijvoorbeeld staan welke uitgaven de rechthebbende zelf mag doen, of wanneer weekgeld in plaats van maandgeld wordt uitgekeerd.

Aanvankelijk is gepoogd om naast de categorie standaardwerkzaamheden van een bewindvoerder een categorie werkzaamheden te onderscheiden waarin geen sprake is van problematische schulden als bedoeld in onderdeel b, maar waarin wel de financiële zelfredzaamheid van de rechthebbende kan worden bevorderd. De conceptregeling bevatte daartoe naast de categorie ‘standaardbewind’ onder meer de categorie ‘bevorderen van financiële zelfredzaamheid’. De jaarbeloning voor een standaardbewind was gebaseerd op 14 uren. De LOVCK-aanbevelingen meerderjarigenbewind (versie 21 januari 2014) gaan uit van 16 uren per jaar voor zogenoemde standaardwerkzaamheden. Dit aantal is gebaseerd op de solidariteit van de ‘onderlinge’: eenvoudige zaken betalen mee aan complexe zaken. De onderhavige regeling gaat meer uit van de vergoeding van de feitelijke werkzaamheden van de vertegenwoordiger. Daarom werd de jaarbeloning voor een ‘standaardbewind’ in de conceptregeling gebaseerd op 14 uren.

Gebleken is dat geen sluitende omschrijving van ‘het bevorderen van financiële zelfredzaamheid’ kan worden gegeven. Uit de reacties in de consultatiefase kwam naar voren dat deze categorie veel onduidelijkheid oplevert en in de praktijk dan ook mogelijk afbreuk zou doen aan wat met deze regeling wordt beoogd, te weten om de zaken waarin bewindvoerders verzoeken om een beloning voor hun werkzaamheden zo eenvoudig mogelijk te houden. Daarnaast bleek uit deze reacties dat van veel gevallen gezegd zou kunnen worden dat financiële zelfredzaamheid kan worden bevorderd. Gevallen waarin geen enkele potentie is om zelfredzaamheid te bevorderen en geen sprake is van problematische schulden zouden zeldzaam zijn. Daarom is geen categorie werkzaamheden ten behoeve van het bevorderen van financiële zelfredzaamheid in de regeling opgenomen en worden de uren die aanvankelijk voor de in dit kader verrichte werkzaamheden zouden worden toegekend (3 uren), meegerekend in de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden, die daarmee wordt gebaseerd op 17 uren.

De jaarbeloning bedraagt in dit geval (17 uren * € 65 =) € 1.105.

Lid 2, onderdeel b

Een bewindvoerder kan om een hogere jaarbeloning dan voor een standaardbewind verzoeken indien de rechthebbende ‘problematische schulden’ heeft.

Van problematische schulden is sprake indien redelijkerwijs is te voorzien dat een rechthebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of hij heeft opgehouden te betalen. De rechthebbende is niet in staat om bestaande schulden te betalen en voortzetting van zijn gedrag leidt mogelijk tot nieuwe schulden.4 De hoogte van de schuldenlast zegt in dit kader op zichzelf niet zoveel, maar moet worden afgezet tegen de inkomsten, het vermogen, de huishoudsituatie en de leeftijd, gezondheid en opleiding en verdiencapaciteit van de schuldenaar. Door de Hoge Raad is uitgemaakt dat, in weerwil van de meervoudsvorm ‘schulden’ in het eerste lid van artikel 284 van de Faillissementswet, ook een enkele schuld reeds tot de situatie kan leiden dat een schuld te problematisch is geworden om nog te kunnen aflossen.5 Het probleemgehalte van een schuldenlast vraagt een weging die sterk afhankelijk is van de bijzondere omstandigheden van het geval. Een hoge schuldenlast kan goed draaglijk zijn voor een verdienend stel zonder kinderen, terwijl een relatief kleine schuldenlast algauw problematisch kan zijn voor een alleenstaande ouder met kinderen. Voor beide gevallen geldt echter dat schulden die nog wel kunnen worden afgelost, ook moeten worden afgelost.6

In geval van problematische schulden gaat het in het bijzonder om werkzaamheden ten behoeve van het ongedaan maken van een of meer beslagen waarbij de beslagvrije voet niet wordt geëerbiedigd, het stabiliseren van problematische schuldsituaties, het toeleiden tot een minnelijke schuldhulpverlening of WSNP en schuldbemiddeling in het kader van artikel 47 van de Wet op het consumentenkrediet (hierna: ‘Wck’). In geval van schuldbemiddeling heeft de bewindvoerder geen aanspraak op een vergoeding conform artikel 48, tweede lid, Wck, nu hij voor die werkzaamheden reeds wordt beloond als bewindvoerder.

Voor de toeleiding naar de schuldhulpverlening stelt de bewindvoerder een schuldenoverzicht op en begeleidt hij de rechthebbende op het intakegesprek bij de gemeentelijke schuldhulpverlener. Voor de toeleiding naar de WSNP verschaft de bewindvoerder informatie aan de WSNP-bewindvoerder en woont hij de toelatingszitting bij. In de aanloop naar de schuldhulpverlening dan wel schuldsanering en ingeval de rechthebbende niet in aanmerking komt voor schuldhulpverlening en/of schuldsanering, is het de taak van de bewindvoerder om de situatie te stabiliseren. Dat betekent dat de bewindvoerder de vaste lasten betaalt (huur, water, energie), de beslagvrije voet bewaakt en de contacten met schuldeisers onderhoudt.

Het gaat erom dat de bewindvoerder vanwege de problematische schulden extra werkzaamheden verricht. Hoewel de meeste werkzaamheden zich in het eerste jaar zullen voordoen, wordt deze jaarbeloning aangehouden totdat er geen problematische schulden meer zijn, bijvoorbeeld indien de rechthebbende met een schone lei uit de WSNP komt.

Van problematische schulden is zonder meer sprake in geval van:

  • (toeleiding naar) schuldhulpverlening;

  • (toeleiding naar) schuldsanering;

  • onoplosbare schulden.

Voor de werkzaamheden vanwege de problematische schulden ontvangt de bewindvoerder een beloning voor 5 uren bovenop de beloning voor een standaardbewind.

De jaarbeloning bedraagt in dit geval ((17 + 5) uren * € 65 =) € 1.430.

Lid 3

Voor het bewind over een vermogen van meer dan € 1.000.000 geldt mutatis mutandis hetzelfde als voor een curatele waarin sprake is van een vermogen van de onder curatele gestelde dat meer dan € 1.000.000 bedraagt (zie de toelichting bij art. 2, derde lid).

Lid 4

Het vierde lid vloeit voort uit de LOVCK-aanbevelingen en is van praktische aard. De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de bewindvoerder is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de kantonrechter bepalen dat de jaarbeloning in andere termijnen wordt betaald.

Lid 5

In beginsel wordt de bewindvoerder niet meer en niet minder toegekend dan de forfaitaire beloning als bedoeld in het tweede lid. Voor een aantal werkzaamheden heeft de bewindvoerder op grond van het vijfde lid aanspraak op een aanvullende beloning. Het betreft:

Lid 5, onderdeel a

De beloning voor aanvangswerkzaamheden indien de bewindvoerder voorafgaand aan het bewind geen budgetbeheer heeft gevoerd, bestaande uit de intake (7 uren) en het opstellen van een plan van aanpak (1 uur), bedraagt (8 uren * € 65 =) € 520.

De LOVCK-aanbevelingen gaan uit van 7 uren voor de intake. In de onderhavige regeling wordt de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden berekend over 8 uren, omdat op grond van artikel 5 van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren7 (hierna: ‘het Besluit kwaliteitseisen’) een plan van aanpak met de onder curatele gestelde wordt besproken en aan hem verstrekt, alsmede de klachtenregeling op grond van artikel 6 van genoemd besluit. Daar wordt 1 uur voor gerekend.

Onder aanvangswerkzaamheden van een bewindvoerder zijn onder meer de volgende intakewerkzaamheden begrepen: het aanvragen van het bewind, de kennismaking, het bijwonen van de instellingszitting, het verzamelen en kennisnemen van stukken, het opstellen van de boedelbeschrijving (inclusief inventarisatie schulden en uitkeringen), alle reguliere werkzaamheden verband houdende met het inkomen en de werkzaamheden van rechthebbende (het aanschrijven van instanties voor bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke lasten en langdurigheidstoeslag, huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkeringen), het openen van een bankrekening, de inschrijving in het Kadaster, het aanmaken van een dossier, overleg over het verkopen van de woning en/of de inboedel met het oog op een verhuizing. Daarnaast stelt de bewindvoerder in overleg met de rechthebbende een plan van aanpak op en verstrekt hij de klachtenregeling aan de rechthebbende.

In sommige gevallen gaat budgetbeheer vooraf aan beschermingsbewind. Een aantal stappen die bij aanvang en tijdens het budgetbeheer zijn genomen hoeven niet meer bij de aanvangswerkzaamheden ten behoeve van het ingestelde bewind te worden uitgevoerd. Er hoeft bijvoorbeeld geen kennismaking meer plaats te vinden, het verzamelen van stukken heeft (deels) al plaatsgevonden. Stappen die de bewindvoerder wel moet ondernemen zijn bijvoorbeeld het bijwonen van de instellingszitting en het aanschrijven van instanties en schuldeisers over de veranderde situatie. Naar aanleiding van reacties op de internetconsultatie wordt de beloning voor aanvangswerkzaamheden indien de bewindvoerder voorafgaand aan het bewind budgetbeheer heeft gevoerd, gebaseerd op 6 uren. De beloning voor aanvangswerkzaamheden bedraagt in dit geval (6 uren * € 65 =) € 390.

Lid 5, onderdeel b

De beloning voor werkzaamheden in verband met de verkoop of ontruiming van de woning van rechthebbende, of in geval er geen mentor is, de verhuizing van de rechthebbende, bedraagt (5 uren * € 65 =) € 325.

De werkzaamheden in het kader van een verhuizing vallen in beginsel onder de taak van de mentor. Daarom dient een beloning voor werkzaamheden in het kader van een verhuizing alleen te worden toegekend indien de rechthebbende daartoe zelf niet in staat is en er geen mentor is die de verhuizing kan regelen.

Lid 5, onderdeel c

De beloning voor het beheren van een persoonsgebonden budget bedraagt (7,5 uren * € 65 =) € 487,50.

Indien aan de rechthebbende een persoonsgebonden budget is toegekend kan de bewindvoerder daarover het beheer voeren. Indien er naast de bewindvoerder tevens een mentor is benoemd, wordt doorgaans de bewindvoerder belast met het beheer van het persoonsgebonden budget. De verantwoordelijkheid voor de kosten, het sluiten van contracten en betalen van rekeningen valt immers onder zijn verantwoordelijkheid (vgl. Aanbevelingen meerderjarigenbewind (versie 21 januari 2014), p. 5).

Lid 5, onderdeel d

De beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording anders dan de jaarlijkse rekening en verantwoording, bijvoorbeeld bij het overlijden van de rechthebbende, bedraagt (3 uren * € 65 =) € 195.

Lid 6

Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in geval een bewind niet alle goederen betreft en in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor. Bij een geval waarin het bewind zich niet over alle goederen van de rechthebbende uitstrekt, valt te denken aan een bewind over alleen een onroerende zaak of een persoonsgebonden budget.

Artikel 4

Lid 1

Het eerste lid regelt dat de kantonrechter die de professionele mentor benoemt diens beloning vaststelt overeenkomstig het tweede tot en met vierde lid.

Lid 2

Het mentorschap betreft niet-vermogensrechtelijke belangenwaarneming (art. 450, eerste lid, Boek 1 BW). De mentor heeft een regievoerende en raadgevende taak (vgl. art. 453, vierde lid, Boek 1 BW). De mentor draagt verantwoordelijkheid voor het opbouwen en in stand houden van een adequaat hulpverleningsnetwerk rond de betrokkene en dient ten minste tweemaandelijks contact met hem te hebben (zie art. 5, derde lid, Besluit kwaliteitseisen).

De forfaitaire jaarbeloning van de mentor is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW.

Lid 2, onderdeel a

Het aantal uren dat wordt toegekend voor een ‘standaardmentorschap’ wordt gesteld op 17 uren. De jaarbeloning bedraagt in dit geval (17 uren * € 65 =) € 1.105.

Een mentor neemt onder meer beslissingen aangaande de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de betrokkene (regiefunctie), keuze van de woonvorm, heeft contact met betrokkene, zorgaanbieders (wijzigingen zorgplan, controle op naleving zorgplan) en met de bewindvoerder.

In de LOVCK-aanbevelingen wordt uitgegaan van een gemiddelde van 16 uren werkzaamheden per jaar. De reden van de verhoging naar 17 uren is onder meer de toename van de werkzaamheden van de mentor door formalisering van de zorg en de verplichting om ten minste zes keer per jaar contact met de betrokkene te hebben.

Lid 2, onderdeel b

Voor gevallen waarin jongvolwassenen met verschillende psychische of psychosociale problemen worden begeleid volstaat de jaarbeloning voor een standaardmentorschap niet. Daarom wordt een hogere jaarbeloning toegekend aan een mentor die ‘een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking’ begeleidt. De term ‘jeugdhulp’ wordt in dit verband gehanteerd als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.8

Het gaat om jongvolwassenen met aandoeningen en beperkingen die het nodig maken dat zij begeleiding ontvangen zodat zij maatschappelijk kunnen participeren en voldoende zelfredzaam zijn.9 De begeleiding van deze groep jongvolwassenen kost mentoren meer tijd omdat zij er bijvoorbeeld op moeten toezien dat de betrokkene de zorg niet de rug toekeert en vervolgens dreigt te ontsporen.

Geschat wordt dat een dergelijk mentorschap gemiddeld 5 uren meer kost dan een standaardmentorschap. De jaarbeloning bedraagt in dit geval ((17 + 5 uren) * € 65 =) € 1.430.

Lid 3

Het derde lid vloeit voort uit de LOVCK-aanbevelingen en is van praktische aard. De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de mentor is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de kantonrechter bepalen dat de jaarbeloning in andere termijnen wordt betaald.

Lid 4

In beginsel wordt de mentor niet meer en niet minder toegekend dan de forfaitaire beloning als bedoeld in het tweede lid. Voor een aantal werkzaamheden heeft de mentor op grond van het vierde lid aanspraak op een aanvullende beloning. Het betreft:

Lid 4, onderdeel a

De beloning voor aanvangswerkzaamheden, bestaande uit de intake (7 uren) en het opstellen van een plan van aanpak (1 uur), bedraagt (8 uren * € 65 =) € 520.

De LOVCK-aanbevelingen gaan uit van 7 uren voor de intake. In de onderhavige regeling wordt de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden berekend over 8 uren, omdat op grond van artikel 5 van het Besluit kwaliteitseisen, een plan van aanpak met de betrokkene wordt besproken en aan hem verstrekt, alsmede de klachtenregeling op grond van artikel 6 van genoemd besluit. Daar wordt 1 uur voor gerekend.

Bij de aanvang van het mentorschap gaat het met name om een gedegen kennismaking met de betrokkene, teneinde diens wensen inzake de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding te vernemen, en over de afspraken in het zorgplan. Daarnaast wordt een plan van aanpak opgesteld en besproken met en verstrekt aan de betrokkene, alsmede de klachtenregeling.

Lid 4, onderdeel b

Werkzaamheden in verband met de verhuizing van betrokkene. De beloning hiervoor bedraagt (5 uren * € 65 =) € 325.

Lid 4, onderdeel c

Het beheren van een persoonsgebonden budget. De beloning hiervoor bedraagt (7,5 uren * € 65 =) € 487,50.

Indien er naast de mentor tevens een bewindvoerder is benoemd, wordt doorgaans de bewindvoerder belast met het beheer van het persoonsgebonden budget (vgl. Aanbevelingen mentorschap (versie 21 januari 2014), p. 3). In overleg tussen bewindvoerder en mentor kan tot een andere taakverdeling worden gekomen. In geval de mentor het persoonsgebonden budget beheert, kan de mentor de beloning voor de daaruit voortvloeiende werkzaamheden verzoeken.

Lid 5

Op grond van het vijfde lid kan de kantonrechter de beloning van de mentor op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.

Artikel 5

Het komt voor dat een persoon zowel tot bewindvoerder als tot mentor van een persoon wordt benoemd. Artikel 5 bepaalt voor dat geval dat de kantonrechter in dit geval de beloning vaststelt overeenkomstig de beloning van een curator. Dit reflecteert de gedachte dat de werkzaamheden van de bewindvoerder en mentor tezamen overeenkomen met de werkzaamheden van een curator, en sluit aan bij de LOVCK-aanbevelingen.

Artikel 5 verwijst daartoe naar de jaarbeloning van een curator als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a (de familiecurator), en in artikel 2 (de professionele curator).

Artikel 6

Lid 1

Het komt voor dat een persoon wordt benoemd tot curator van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen.

In een dergelijk geval zijn er efficiencyvoordelen, namelijk door de combinatie van (a) bewind over de goederen en mentorschap van de ene persoon (is gelijk aan curatele), (b) bewind over de goederen en mentorschap van de andere persoon (is gelijk aan curatele), (c) bewind over de goederen van de ene persoon en bewind over de goederen van de andere persoon, en (d) mentorschap van de ene persoon en mentorschap van de andere persoon. In de toelichting bij artikel 7, eerste lid en artikel 8, eerste lid, wordt uiteengezet op welke wijze de efficiencyvoordelen bij de combinatie van twee bewinden en bij de combinatie van twee mentorschappen worden meegewogen in de berekening van de jaarbeloning van de vertegenwoordiger. In het algemene deel van deze toelichting is uiteengezet op welke wijze de efficiencyvoordelen bij de combinatie van bewind en mentorschap worden meegewogen. Bedoelde efficiencyvoordelen worden bij de berekening van het in het eerste lid bedoelde geval als volgt meegewogen: 90% bij de combinatie van bewind en mentorschap; 60% bij de combinatie van twee bewinden; 90% bij de combinatie van twee mentorschappen.

Met de onderhavige regeling worden twee verschillende categorieën curatele ingevoerd (zie art. 2, tweede lid, onderdelen a en b). Het kan voorkomen dat de werkzaamheden van de curator voor één van de twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen onder de jaarbeloning voor een standaardcuratele vallen, en de werkzaamheden voor de andere persoon onder de jaarbeloning voor een curatele met problematische schulden. Daarom wordt de jaarbeloning van de curator in dit geval berekend door de verschillende genoemde percentages van bedoelde beloningen te hanteren.

Kort weergegeven wordt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger in geval van de combinatie van twee curatelen als volgt berekend: (1) de jaarbeloning als curator van persoon 1, (2) verminderd met 40% van de jaarbeloning als bewindvoerder van persoon 1, (3) verminderd met 10% van de jaarbeloning als mentor van persoon 1, (4) vermeerderd met de jaarbeloning als curator van persoon 2, (5) verminderd met 40% van de jaarbeloning als bewindvoerder van persoon 2, (6) verminderd met 10% van de jaarbeloning als mentor van persoon 2.

Stap (1) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als curator van persoon 1 aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 2, tweede lid. Deze bedraagt zoals is toegelicht in het algemene deel van de toelichting 90% van de jaarbeloning van de bewindvoerder, vermeerderd met 90% van de jaarbeloning van de mentor. Stap (4) met betrekking tot persoon 2 komt overeen met stap (1) met betrekking tot persoon 1.

Bij stap (2) wordt het efficiencyvoordeel door de combinatie van ‘twee bewinden’ (in de vorm van twee curatelen) berekend over de jaarbeloning met betrekking tot persoon 1. Daarom wordt hier (100% minus 60% =) 40% van de jaarbeloning van de curator, ‘als bewindvoerder van persoon 1’, in mindering gebracht op de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als curator van persoon 1. Stap (5) met betrekking tot persoon 2 komt overeen met stap (2) met betrekking tot persoon 1.

Bij stap (3) wordt het efficiencyvoordeel door de combinatie van ‘twee mentorschappen’ (in de vorm van twee curatelen) berekend over de jaarbeloning met betrekking tot persoon 1. Daarom wordt hier (100% minus 90% =) 10% van de jaarbeloning van de curator, ‘als mentor van persoon 1’, in mindering gebracht op de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als curator van persoon 1. Stap (6) met betrekking tot persoon 2 komt overeen met stap (3) met betrekking tot persoon 1.

In de toelichting bij de leden 2 tot en met 5 wordt deze berekeningssystematiek toegepast.

Lid 2

Indien het twee standaardcuratelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de curator: (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105) – (0,4 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) + (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105) – (0,4 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) = € 2.873.

Lid 3

Indien het een standaardcuratele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en een curatele met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de curator: (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105) – (0,4 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) + (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105) – (0,4 * € 1.430) – (0,1 * € 1.105) = € 3.035,50.

Lid 4

Indien het twee curatelen met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de curator: (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105) – (0,4 * € 1.430) – (0,1 * € 1.105) + (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105) – (0,4 * € 1.430) – (0,1 * € 1.105) = € 3.198.

Lid 5

Met het vijfde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een curator van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:

  • aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520) – (0,4 * € 520) – (0,1 * € 520) + (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520) – (0,4 * € 520) – (0,1 * € 520) = € 1.352, of (0,9 * € 390 + 0,9 * € 520) – (0,4 * € 390) – (0,1 * € 520) + (0,9 * € 390 + 0,9 * € 520) – (0,4 * € 390) – (0,1 * € 520) = € 1.222 indien de curator voorafgaand aan de curatelen budgetbeheer heeft gevoerd;

  • werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning van de onder curatele gestelden (onderdeel b): € 325;

  • het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50;

  • het opmaken van de eindrekeningen en -verantwoordingen anders dan de jaarlijkse rekening en verantwoording (onderdeel d): (0,6 * € 195 + 0,6 * € 195 =) € 234.

Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning van de onder curatele gestelden wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden ten behoeve van één onder curatele gestelde (zie art. 2, vijfde lid, onderdeel b).

Indien een curator van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en die beiden een persoonsgebonden budget hebben dat door hem wordt beheerd, kan die curator ingevolge onderdeel c op beide beloningen (zie art. 2, vijfde lid, onderdeel c) volledig aanspraak maken. In dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen. Uit de aard van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden is.

Alleen met betrekking tot zijn werkzaamheden die tot de werkzaamheden van een bewindvoerder behoren, maakt de curator eindrekeningen en -verantwoordingen op. De mentor heeft niet tot taak eindrekening en -verantwoording op te maken. Daarom wordt de beloning die hij hiervoor krijgt als curator van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen niet vermeerderd met een beloning voor de mentor.

Lid 6

Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de curator, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.

Artikel 7

Lid 1

Het komt ook voor dat een persoon wordt benoemd tot bewindvoerder van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen. De jaarbeloning van de professionele bewindvoerder wordt in een dergelijk geval berekend door van beide jaarbeloningen 60% te nemen.

In een dergelijk geval zijn er efficiencyvoordelen, bijvoorbeeld bij een boedelinventarisatie of huisbezoek. De LOVCK-aanbevelingen bevelen aan dat de kantonrechter de beloning in dit geval vaststelt overeenkomstig de beloning van een bewindvoerder van één persoon, vermeerderd met 20%. Met de onderhavige regeling worden twee verschillende categorieën bewind ingevoerd (zie art. 3, tweede lid, onderdelen a en b). Het kan voorkomen dat de werkzaamheden van de bewindvoerder voor één van de twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen onder de jaarbeloning voor een standaardbewind vallen, en de werkzaamheden voor de andere persoon onder de jaarbeloning voor een bewind met problematische schulden. Daarom wordt de jaarbeloning van de bewindvoerder in dit geval berekend door van beide beloningen 60% te nemen.

Lid 2

Indien het twee standaardbewinden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder (0,6 * € 1.105 + 0,6 * € 1.105 =) € 1.326.

Lid 3

Indien het een standaardbewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, en een bewind met problematische schulden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder (0,6 * € 1.105 + 0,6 * € 1.430 =) € 1.521.

Lid 4

Indien het twee bewinden met problematische schulden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder (0,6 * € 1.430 + 0,6 * € 1.430 =) € 1.716.

Lid 5

Met het vijfde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een bewindvoerder van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:

  • aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,6 * € 520 + 0,6 * € 520 =) € 624, of (0,6 * € 390 + 0,6 * € 390 =) € 468 indien de bewindvoerder voorafgaand aan de bewinden budgetbeheer heeft gevoerd;

  • werkzaamheden in verband met de verkoop of ontruiming van de woning van rechthebbenden, of in geval er geen mentor is, de verhuizing van rechthebbenden (onderdeel b): € 325;

  • het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50;

  • het opmaken van de eindrekeningen en -verantwoordingen anders dan de jaarlijkse rekening en verantwoording (onderdeel d): (0,6 * € 195 + 0,6 * € 195 =) € 234.

Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning van de rechthebbenden wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden ten behoeve van één rechthebbende (zie art. 3, vijfde lid, onderdeel b).

Indien een bewindvoerder van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en die beiden een persoonsgebonden budget hebben dat door hem wordt beheerd, kan die bewindvoerder ingevolge onderdeel c op beide beloningen (zie art. 3, vijfde lid, onderdeel c) volledig aanspraak maken. In dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen. Uit de aard van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden is.

Lid 6

Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in geval een bewind niet alle goederen betreft (zie hierover nader de toelichting bij artikel 3, zesde lid) of in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.

Artikel 8

Lid 1

Het komt eveneens voor dat een persoon wordt benoemd tot mentor van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen. De jaarbeloning van de professionele mentor wordt in een dergelijk geval berekend door van beide beloningen 90% te nemen.

Wanneer een mentor wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen is in mindere mate sprake van efficiencyvoordelen zoals dat voor een bewindvoerder wel het geval is. Voor de personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen moeten verschillende zorgplannen worden samengesteld, verschillende hulpverleners worden gecontacteerd en bezocht, et cetera. Ook bij het mentorschap kan sprake zijn van verschillende categorieën waar de werkzaamheden onder vallen die de mentor verricht voor de betrokkenen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen. Daarom wordt de jaarbeloning van de mentor in dit geval berekend door van beide beloningen 90% te nemen.

Lid 2

Indien het twee standaardmentorschappen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de mentor (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105 =) € 1.989.

Lid 3

Indien het een standaardmentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, en een mentorschap van een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de mentor (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.430 =) € 2.281,50.

Lid 4

Indien het twee mentorschappen van een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de mentor (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.430 =) € 2.574.

Lid 5

Met het vijfde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een mentor van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:

  • aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520 =) € 936;

  • werkzaamheden in verband met een verhuizing (onderdeel b): € 325;

  • het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50.

Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing van de betrokkenen wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden ten behoeve van één betrokkene (zie art. 4, vierde lid, onderdeel b).

Indien een mentor van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en die beiden een persoonsgebonden budget hebben dat door hem wordt beheerd, kan die mentor ingevolge onderdeel c op beide beloningen (zie art. 4, vierde lid, onderdeel c) volledig aanspraak maken. In dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen. Uit de aard van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden is.

Lid 6

Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de mentor, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.

Artikel 9

Lid 1

Artikel 9 betreft de situatie waarin een vertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen (persoon 1), en het bewind voert over de goederen van de ander (persoon 2).

Kort weergegeven wordt de jaarbeloning in dit geval als volgt berekend: (1) de jaarbeloning als curator van persoon 1, (2) vermeerderd met 60% van de jaarbeloning als bewindvoerder van persoon 2, (3) verminderd met 40% van de jaarbeloning ‘als bewindvoerder’ van persoon 1.

Stap (1) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als curator van een van beide personen (persoon 1) aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 2, tweede lid. Deze bedraagt zoals is toegelicht in het algemene deel van de toelichting 90% van de jaarbeloning van de bewindvoerder, vermeerderd met 90% van de jaarbeloning van de mentor.

Stap (2) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als bewindvoerder van de andere persoon (persoon 2) aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 3, tweede lid. Omdat de vertegenwoordiger bewindvoerder is over de goederen van beide personen, wordt rekening gehouden met efficiencyvoordelen die zich in een dergelijk geval voordoen. Daarom wordt hier gerekend met 60% van de jaarbeloning van de bewindvoerder, als bewindvoerder van persoon 2. De jaarbeloning voor de vertegenwoordiger ‘in de hoedanigheid van bewindvoerder’ van persoon 1 is reeds meegenomen in de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als curator van persoon 1.

Stap (3) hangt hiermee samen. De efficiencyvoordelen in geval van bewind over de goederen van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen zijn na stap (2) wel verrekend voor zover het betreft het deel van de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als bewindvoerder van persoon 2, maar nog niet met betrekking tot het deel van de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als curator, voor zover het betreft het deel van de jaarbeloning ‘als bewindvoerder’ van persoon 1 (dat is meegenomen bij de berekening van de jaarbeloning als curator van persoon 1). Daarom wordt (100% minus 60% =) 40% van dat deel van de jaarbeloning in mindering gebracht op de jaarbeloning die volgt uit de stappen (1) en (2).

In de toelichting bij de leden 2 tot en met 5 wordt deze berekeningssystematiek toegepast.

Lid 2

Indien het een standaardcuratele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en een standaardbewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105) + (0,6 * € 1.105) – (0,4 * € 1.105) = € 2.210.

Lid 3

Indien het een standaardcuratele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en een bewind met problematische schulden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105) + (0,6 * € 1.430) – (0,4 * € 1.105) = € 2.405.

Lid 4

Indien het een curatele met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en een standaardbewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105) + (0,6 * € 1.105) – (0,4 * € 1.430) = € 2.372,50.

Lid 5

Indien het een curatele met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en een bewind met problematische schulden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105) + (0,6 * € 1.430) – (0,4 * € 1.430) = € 2.567,50.

Lid 6

Met het zesde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een vertegenwoordiger van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:

  • aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520) + (0,6 * € 520) – (0,4 * € 520) = € 1.040, of (0,9 * € 390 + 0,9 * € 520) + (0,6 * € 390) – (0,4 * € 390) = € 897 indien de vertegenwoordiger voorafgaand aan de bewinden budgetbeheer heeft gevoerd;

  • werkzaamheden in verband met een verhuizing, de verkoop of ontruiming van een woning (onderdeel b): € 325;

  • het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50;

  • het opmaken van de eindrekeningen en -verantwoordingen anders dan de jaarlijkse rekening en verantwoording (onderdeel d): (0,6 * € 195 + 0,6 * € 195 =) € 234.

Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning van de betrokkenen wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden ten behoeve van één betrokkene (zie art. 2, vijfde lid, onderdeel b, en art. 3, vijfde lid, onderdeel b).

Indien een vertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en bewindvoerder is van de goederen van de ander, en die beiden een persoonsgebonden budget hebben dat door hem wordt beheerd, kan die vertegenwoordiger ingevolge onderdeel c op beide beloningen volledig aanspraak maken. In dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen. Uit de aard van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden is.

Alleen met betrekking tot zijn werkzaamheden die tot de werkzaamheden van een bewindvoerder behoren, maakt de vertegenwoordiger eindrekeningen en -verantwoordingen op. De mentor heeft niet tot taak eindrekening en -verantwoording op te maken. Daarom wordt de beloning die hij hiervoor krijgt als curator van één van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en bewindvoerder van de ander, niet vermeerderd met een beloning voor de mentor.

Lid 7

Op grond van het zevende lid kan de kantonrechter de beloning van de vertegenwoordiger, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in geval een bewind niet alle goederen betreft (zie hierover nader de toelichting bij artikel 3, zesde lid) of in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.

Artikel 10

Lid 1

Artikel 10 betreft de situatie waarin een vertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen (persoon 1), en mentor is van de ander (persoon 2).

Kort weergegeven wordt de jaarbeloning in dit geval als volgt berekend: (1) de jaarbeloning als curator van persoon 1, (2) vermeerderd met 90% van de jaarbeloning als mentor van persoon 2, (3) verminderd met 10% van de jaarbeloning ‘als mentor’ van persoon 1.

Stap (1) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als curator van een van beide personen (persoon 1) aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 2, tweede lid. Deze bedraagt zoals is toegelicht in het algemene deel van de toelichting 90% van de jaarbeloning van de bewindvoerder, vermeerderd met 90% van de jaarbeloning van de mentor.

Stap (2) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als mentor van de andere persoon (persoon 2) aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 4, tweede lid. Omdat de vertegenwoordiger mentor is van beide personen, wordt rekening gehouden met efficiencyvoordelen die zich in een dergelijk geval voordoen. Daarom wordt hier gerekend met 90% van de jaarbeloning van de mentor, als mentor van persoon 2. De jaarbeloning voor de vertegenwoordiger ‘in de hoedanigheid van mentor’ van persoon 1 is reeds meegenomen in de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als curator van persoon 1.

Stap (3) hangt hiermee samen. De efficiencyvoordelen in geval van mentor van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen zijn na stap (2) wel verrekend voor zover het betreft het deel van de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als mentor van persoon 2, maar nog niet met betrekking tot het deel van de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als curator, voor zover het betreft het deel van de jaarbeloning ‘als mentor’ van persoon 1 (dat is meegenomen bij de berekening van de jaarbeloning als curator van persoon 1). Daarom wordt (100% minus 90% =) 10% van dat deel van de jaarbeloning in mindering gebracht op de jaarbeloning die volgt uit de stappen (1) en (2).

In de toelichting bij de leden 2 en 3 wordt deze berekeningssystematiek toegepast.

Lid 2

Indien het een standaardcuratele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en een standaardmentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105) + (0,9 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) = € 2.873.

Lid 3

Indien het een curatele met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, en een standaardmentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105) + (0,9 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) = € 3.165,50.

Lid 4

Met het vierde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een vertegenwoordiger van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:

  • aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520) + (0,9 * € 520) – (0,1 * € 520) = € 1.352;

  • werkzaamheden in verband met een verhuizing, de verkoop of ontruiming van een woning (onderdeel b): € 325;

  • het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50;

  • het opmaken van de eindrekening en -verantwoording anders dan de jaarlijkse rekening en verantwoording (onderdeel d): € 195.

Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning van de betrokkenen wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden ten behoeve van één vertegenwoordiger (zie art. 2, vijfde lid, onderdeel b, en art. 4, vierde lid, onderdeel b).

Indien een vertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en mentor is van de ander, en die beiden een persoonsgebonden budget hebben dat door hem wordt beheerd, kan die vertegenwoordiger ingevolge onderdeel c op beide beloningen volledig aanspraak maken. In dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen. Uit de aard van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden is.

De beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording anders dan de jaarlijkse rekening en verantwoording is in dit geval hetzelfde als die bedoeld in artikel 3, vijfde lid, onderdeel d, te weten € 195. Alleen met betrekking tot zijn werkzaamheden die tot de werkzaamheden van een bewindvoerder (in de hoedanigheid van curator van persoon 1) behoren, maakt de curator eindrekening en -verantwoording op.

Lid 5

Op grond van het vijfde lid kan de kantonrechter de beloning van de vertegenwoordiger, bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.

Artikel 11

Zoals in het algemene deel van de toelichting is uiteengezet heeft een professionele bewindvoerder op basis van het systeem van de onderhavige regeling aanspraak op de beloning voor extra werkzaamheden wegens problematische schulden, zolang deze bestaan. Ingevolge de LOVCK-aanbevelingen kon een bewindvoerder met ingang van 2014 een eenmalige vergoeding voor extra werkzaamheden wegens problematische schulden ontvangen.

Om de overgang tussen beide benaderingen te regelen, is in artikel 11 bepaald dat een bewindvoerder die in 2014 een beloning heeft ontvangen op basis van het tarief behandeling schulden uit de LOVCK-aanbevelingen, in 2015 geen aanspraak maakt op de jaarbeloning voor een bewind met problematische schulden. Deze bewindvoerder heeft aanspraak op de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden (zie art. 3, tweede lid, onderdeel a).

Artikel 12

In de praktijk komt het voor dat een vrijwilliger die tot mentor is benoemd een regionale stichting mentorschap heeft gemachtigd om bij de kantonrechter om diens beloning te verzoeken. Indien een dergelijke vrijwilliger wordt begeleid door een professionele mentor (in de vorm van voornoemde regionale stichting mentorschap, die aan de kwaliteitseisen moet voldoen en er tevens voor moet zorgen dat de personen voor wie hij zijn mentorschap uitoefent, aan de kwaliteitseisen voldoen), acht ik het gerechtvaardigd om het voortzetten van deze bestaande praktijk mogelijk te maken. Daarop ziet dit artikel.

Artikel 13

Zowel de jaarbeloningen als de beloningen voor incidentele werkzaamheden zullen in navolging van de LOVCK-aanbevelingen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks met ingang van 1 januari worden geïndexeerd overeenkomstig artikel 2, vijfde lid, van het Besluit vergoeding bewindvoerders schuldsanering, waarbij wordt afgerond tot één cijfer achter de komma. Met het oog op het met deze regeling per 1 januari 2015 te introduceren nieuwe beloningssysteem en de nieuwe bedragen die hieruit voortvloeien, heb ik besloten geen indexering voor 2015 uit te voeren, maar het huidige uurtarief te verhogen met 1,5%.

Artikel 14

Artikel 14 regelt de inwerkingtreding van de regeling. De regeling treedt in werking op het tijdstip dat de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap volledig in werking treedt. Dit geschiedt met de inwerkingtreding van de artikelen 380, vijfde lid, 386, eerste lid, 410, tweede lid, 420, derde lid, 447, derde lid, en 460, tweede lid, Boek 1 BW. Dat betekent dat vanaf dat tijdstip de regeling geldt voor nieuwe en lopende zaken.

Daarnaast regelt artikel 14 dat de regeling van toepassing is op werkzaamheden die met ingang van 1 januari 2015 worden verricht. Deze regeling is dus niet van toepassing op werkzaamheden die voor die datum zijn verricht en waarvoor op of na die datum om een beloning wordt verzocht.

Artikel 15

Artikel 15 bevat de citeertitel van deze regeling: Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Stb. 2013, 414.

X Noot
2

De aanbevelingen voor onderscheidenlijk curatele, meerderjarigenbewind en mentorschap zijn te raadplegen via <www.rechtspraak.nl>.

X Noot
3

Vgl. Centrale Raad van Beroep 9 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO4439.

X Noot
4

Vgl. Kamerstukken II 2011/12, 33 054, nr. 3, p. 30 en art. 284, eerste lid, van de Faillissementswet.

X Noot
5

HR 13 juni 2003, NJ 2003, 520.

X Noot
6

Vgl. Kamerstukken II 2011/12, 33 054, nr. 6, p. 10.

X Noot
7

Stb. 2014, 46.

X Noot
8

Stb. 2014, 105.

X Noot
9

Vgl. Kamerstukken II 2012/13, 33 648, nr. 3, p. 123.

Naar boven