Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 3 november 2014, nr.  IENM/BSK-2014/217247, tot wijziging van de Regeling havenstaatcontrole 2011 in verband met de implementatie van richtlijn 2013/38/EU en richtlijn 2013/54/EU

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn nr. 2013/38/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole (PbEU 2013, L 218/1) en richtlijn nr. 2013/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006 (PbEU 2013, L 329/1);

Gelet op de artikelen 5, eerste en tweede lid, 26a, tweede lid, en 30 van de Wet havenstaatcontrole en artikel 48 van de Wet zeevarenden;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling havenstaatcontrole 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden na onderdeel g onder verlettering van de onderdelen h tot en met k tot k tot en met n de volgende begrippen en de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:

h. MLC 2006:

het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93);

i. maritiem arbeidscertificaat:

het certificaat, bedoeld in voorschrift 5.1.3 van MLC 2006;

j. conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid:

de verklaring naleving maritieme arbeid, bedoeld in voorschrift 5.1.3 van MLC 2006;.

B

Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Een schip dat vaart onder de vlag van een staat die geen partij is bij een verdrag wordt met betrekking tot dat verdrag onderworpen aan een controle die overeenkomt met een meer gedetailleerde inspectie in overeenstemming met de procedures van het MOU van Parijs.

C

Na artikel 13 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Tekortkomingen op het terrein van MLC 2006

Artikel 13a

Indien uit een meer gedetailleerde inspectie blijkt dat de leef- en werkomstandigheden aan boord niet voldoen aan de vereisten van het MLC 2006, brengen de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport de tekortkomingen onmiddellijk onder de aandacht van de kapitein van het schip en worden termijnen gesteld waarbinnen deze tekortkomingen worden verholpen.

Artikel 13b
  • 1. Als de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport de tekortkomingen die aan het licht komen bij een meer gedetailleerde inspectie aanzienlijk vinden of als deze betrekking hebben op een mogelijke klacht dat de leef- en werkomstandigheden van het schip niet in overeenstemming zijn met de normen van MLC 2006, brengen zij de tekortkomingen onder de aandacht van de betrokken Nederlandse organisaties van zeevarenden en reders.

  • 2. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport kunnen in de in het eerste lid bedoelde gevallen tevens:

    • a) een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat in kennis stellen van de tekortkomingen;

    • b) de relevante informatie verstrekken aan de bevoegde instanties van de volgende aanloophaven.

  • 3. Indien bevindingen in het inspectierapport betrekking hebben op het MLC 2006, kunnen de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport een afschrift van het inspectierapport, waarbij alle binnen de gestelde termijn ontvangen antwoorden van de bevoegde instanties zijn gevoegd, doen toekomen aan de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau, met het oog op de maatregelen die passend of aangewezen worden geacht om ervoor te zorgen dat die informatie wordt opgeslagen en onder de aandacht wordt gebracht van partijen die mogelijk gebruik willen maken van de beroepsprocedures.

Artikel 13c
  • 1. Indien een schip ingevolge artikel 13 van de wet niet kan uitvaren wegens ernstige of herhaalde inbreuk op de voorschriften van MLC 2006, met inbegrip van de rechten van zeevarenden, of indien de leef- en werkomstandigheden aan boord een duidelijk gevaar voor de veiligheid, de gezondheid of de bescherming van zeevarenden vormen, stellen de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport de bevoegde instantie van de vlaggenstaat daarvan onverwijld in kennis.

  • 2. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport verzoeken de vlaggenstaat om een vertegenwoordiger, indien mogelijk, aan boord aanwezig te doen zijn om kennis te nemen van een ernstige of herhaalde inbreuk op de voorschriften van MLC 2006 als bedoeld in het eerste lid en binnen een daarbij aangegeven termijn daarover te antwoorden.

  • 3. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport brengen de betrokken Nederlandse organisaties van zeevarenden en reders onverwijld op de hoogte van een ernstige of herhaalde inbreuk op de voorschriften van MLC 2006 als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13d
  • 1. De aanhouding van het schip of de stopzetting van een operatie ingevolge artikel 6 of 7 van de wet in verband met een inbreuk op de voorschriften van MLC 2006 wordt, onverminderd artikel 10 van de wet, pas opgeheven wanneer de tekortkomingen verholpen zijn of de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport een actieplan om de betrokken tekortkomingen te verhelpen, hebben aanvaard en zich ervan hebben vergewist dat het actieplan spoedig zal worden uitgevoerd.

  • 2. Alvorens een actieplan te aanvaarden, kunnen de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport de bevoegde instantie van de vlaggenstaat raadplegen.

D

Na artikel 15 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 15a

De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport zenden de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau regelmatig statistieken en informatie over de opgeloste klachten over aangelegenheden die onder MLC 2006 vallen.

Artikel 15b

Indien een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport bij de uitvoering van de wet te weten komt dat er sprake is van een duidelijke schending van het sociaal recht van de Europese Unie aan boord van schepen die onder de vlag van een lidstaat varen, meldt hij dit onverwijld aan andere bevoegde autoriteiten, met het oog op passende reacties daarop.

E

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste vierde lid, wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport nemen de gepaste stappen om de vertrouwelijkheid van door zeevarenden ingediende klachten te garanderen.

2. Het tweede vierde lid en het vijfde lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.

F

Na artikel 20 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 20a

  • 1. Artikel 20 is mede van toepassing op de behandeling van klachten over aangelegenheden die vallen onder MLC 2006.

  • 2. Een klacht van een zeevarende waarin een inbreuk op de voorschriften van MLC 2006, met inbegrip van de rechten van zeevarenden, wordt aangevoerd, kan worden gemeld aan de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport in de haven waar het schip van de zeevarende is binnengelopen.

  • 3. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport verrichten een eerste toets. Indien zulks gelet op de aard van de klacht passend is, wordt tijdens die eerste toets ook nagegaan of aan boord de klachtenprocedures zijn gevolgd waarin voorschrift 5.1.5 van MLC 2006 voorziet. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport kunnen ook een meer gedetailleerde inspectie verrichten.

  • 4. Indien uit de eerste toets of de meer gedetailleerde inspectie blijkt van een ernstige of herhaalde inbreuk op de voorschriften van MLC 2006, met inbegrip van de rechten van zeevarenden, of indien de leef- en werkomstandigheden aan boord een duidelijk gevaar voor de veiligheid, de gezondheid of de bescherming van zeevarenden vormen, is artikel 13c van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport trachten, in voorkomend geval, een oplossing voor de klacht aan boord te bevorderen. Zij kunnen ook een meer gedetailleerde inspectie verrichten.

Artikel 20b

  • 1. Indien een klacht van een zeevarende over aangelegenheden die onder MLC 2006 vallen niet aan boord is opgelost en geen sprake is van aanhouding of stopzetting van een activiteit, stellen de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport de vlaggenstaat daarvan onmiddellijk in kennis en verlangen zij binnen een vastgestelde termijn advies en een corrigerend actieplan van de vlaggenstaat.

  • 2. Indien een klacht van een zeevarende waarin een inbreuk op de voorschriften van MLC 2006 wordt aangevoerd na de overeenkomstig artikel 20a ondernomen actie niet is opgelost, sturen de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau een afschrift van hun verslag. Elk antwoord dat binnen de voorgeschreven termijn van de bevoegde instantie van de vlaggenstaat is ontvangen, wordt bij het verslag gevoegd. De desbetreffende Nederlandse zeevarenden- en redersorganisaties worden eveneens op de hoogte gebracht.

ARTIKEL II

Na artikel 3.21 van de Regeling zeevarenden wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.21a

  • 1. Aan boord zijn de nodige voorzieningen voor het elektronisch of op andere wijze raadplegen van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (European Transport Workers' Federation – ETF) inzake het Verdrag betreffende maritieme arbeid (PbEG 2009, L124).

  • 2. Het eerste lid is ook van toepassing op schepen als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van 21 november 2014.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van 30 maart 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Aanleiding en noodzaak

Met deze wijzigingsregeling is de Regeling havenstaatcontrole 2011 (hierna: de regeling) gewijzigd ter implementatie van het overgrote deel van richtlijn nr. 2013/38/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole (PbEU 2013, L 218/1), hierna: richtlijn 2013/38/EU. Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PbEU 2009, L 131/57) (hierna: richtlijn 2009/16/EG) beoogt de veiligheid, de voorkoming van verontreiniging en de leef- en werkomstandigheden aan boord van schepen te verbeteren door het aantal schepen in de wateren van de Gemeenschap dat niet aan de normen voldoet, drastisch terug te dringen, via een geharmoniseerde en op risicoanalyse gebaseerde handhaving van internationale verdragen, internationale codes en resoluties. De met deze wijzigingsregeling geïmplementeerde bepalingen betreffen ten dele havenstaatcontrole in het algemeen en verder hoofdzakelijk havenstaatcontrole op de naleving van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93). In Nederland wordt dit verdrag veelal aangeduid als MAV, maar in navolging van richtlijn 2013/38/EU hierna aan te duiden als MLC 2006. Richtlijn 2013/38/EU is op een enkel punt geïmplementeerd op het niveau van algemene maatregel van bestuur, zoals blijkt uit de bijgevoegde transponeringstabel voor die richtlijn.

Deze wijzigingsregeling bevat voorts de implementatie van enkele bepalingen van richtlijn 2013/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006 (PbEU 2013, L 329/1), hierna: richtlijn 2013/54/EU. Deze richtlijn regelt de verantwoordelijkheden van EU-lidstaten die vlaggenstaat zijn wat betreft de handhaving van MLC 2006. Dit in tegenstelling tot richtlijn 2013/38/EU die voor een belangrijk deel gaat over havenstaatcontrole op de naleving van hetzelfde verdrag op schepen onder de vlag van andere landen dan de havenstaat.

Beide richtlijnen hebben bijna tegelijk de Europese wetgevingsprocedure doorlopen. De enige implementatiebepaling voor richtlijn 2013/54/EU wordt meegenomen in deze regeling, nu die richtlijn kan worden gezien als complementair aan richtlijn 2013/38/EU. Richtlijn 2013/54/EU behoeft voor het overige geen wettelijke implementatie, zoals blijkt uit de bijgevoegde transponeringstabel voor die richtlijn. Er is sprake van strikte implementatie.

De implementatiedatum van richtlijn 2013/38/EU respectievelijk richtlijn 2013/54/EU is 21 november 2014 respectievelijk 31 maart 2015.

Hoofdlijnen van het voorstel en verhouding tot bestaande regelgeving

Richtlijn 2013/38/EU en richtlijn 2013/54/EU geven regels die dienen te worden toegepast bij de havenstaatcontrole van zeeschepen c.q. bij het uitoefenen van de verantwoordelijkheden als vlaggenstaat. Ze vinden hun oorsprong in het MLC 2006. De regelgeving ten aanzien van havenstaatcontrole in Nederland bestaat in hoofdzaak uit de Wet havenstaatcontrole en de bijbehorende Regeling havenstaatcontrole 2011. Het MLC 2006 is geïmplementeerd in de wet van 6 juli 2011 inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93).

Diverse bepalingen van richtlijn 2013/38/EU behoeven geen uitdrukkelijke implementatie omdat zij zijn geïmplementeerd door een reeds in de Nederlandse wetgeving opgenomen dynamische verwijzing naar bepalingen of bijlagen van de richtlijn. Die dynamische verwijzingen bewerkstelligen dat wijzigingen van de richtlijn automatisch in de Nederlandse wetgeving worden verwerkt op de datum waarop zij Europeesrechtelijk van kracht worden.

De wijzigingen van de beide richtlijnen gaven geen aanleiding tot het opnemen van overgangsrecht in deze wijzigingsregeling.

Externe gevolgen, bestuurslasten en handhaving

De bestuurslasten van de wijziging van beide regelingen slaan neer bij de Inspectie Leefomgeving en Transport. Deze zijn beperkt omdat het gaat om de verwerking van een Europeesrechtelijke toespitsing van de diverse specifieke voorschriften die het MLC 2006 zelf al bevat over havenstaatcontrole en vlaggenstaatinspecties door de bevoegde instanties van de tot het verdrag toegetreden staten.

De gevolgen van de wijziging van de Regeling havenstaatcontrole 2011 zijn verwaarloosbaar, nu deze zich richt tot de havenstaatinspecteurs, die inspecties en controles verrichten op buitenlandse schepen. In verband met deze doelgroep en het gedetailleerde Europese kader zou het ook niet zinvol zijn om nalevingslasten in Nederland kwantitatief in beeld te brengen.

De nalevingslasten van de wijziging van de Regeling zeevarenden zijn eveneens verwaarloosbaar omdat de verplichting zeer beperkt is zoals blijkt uit de toelichting bij artikel II van deze regeling. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van de memorie van toelichting bij de wet tot implementatie van MLC 2006 (Kamerstukken II 2010/2011, 32 534, nr. 3, blz. 21).

Advisering en consultatie

Voor een toelichting met betrekking tot advisering en consultatie wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de memorie van toelichting bij de wet tot implementatie van MLC 2006 (Kamerstukken II 2010/2011, 32 534, nr. 3, blz. 24). De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft aangegeven dat wijziging van de Regeling havenstaatcontrole 2011 en de Regeling zeevarenden handhaafbaar en uitvoerbaar is.

Inwerkingtreding/overgangsrecht

De artikelen I en II treden in werking op de uiterste implementatiedatum van richtlijn 2013/38/EU respectievelijk richtlijn 2013/54/EU, te weten 21 november 2014 respectievelijk 30 maart 2015. Deze data van inwerkingtreding brengen met zich mee dat moet worden afgeweken van het systeem voor Vaste Verandermomenten. Deze afwijking is nodig om de inwerkingtreding van deze regeling aan te laten sluiten bij de inwerkingtreding van het Besluit van 16 mei 2014, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole (implementatie van richtlijn 2013/38/EU) (Stb. 2014, 183) dat eveneens onderdeel is van de implementatie van richtlijn 2013/38/EU.

Hiertoe wordt een beroep gedaan op de vierde uitzonderingsgrond: Europese of internationale regelgeving. Deze uitzonderingsgrond biedt de mogelijkheid om af te wijken van het systeem voor Vaste Verandermomenten indien Europese implementatietermijnen onvoldoende ruimte bieden voor toepassing van vaste inwerkingtredingdata.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Met dit onderdeel is een drietal definities toegevoegd aan artikel 1 van de regeling. Deze definities vloeien voort uit de implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) (Maritime Labour Convention).

Onderdeel B

Met dit onderdeel is bewerkstelligd dat schepen van staten die geen partij zijn bij een verdrag worden gecontroleerd conform de MOU van Parijs, zodat niet- verdragspartijen geen oneigenlijk voordeel genieten. Met het MOU van Parijs wordt via een geharmoniseerd systeem van havencontrole beoogd uit te sluiten dat schepen die niet aan de normen voldoen, nog worden gebruikt in de havens en kustwateren van de bij het MOU van Parijs aangesloten landen. Met de havencontrole wordt nagegaan of schepen voldoen aan internationale veiligheids-, beveiligings- en milieunormen en of de leef- en werkomstandigheden van de zeevarenden adequaat zijn en stroken met de geldende internationale verdragen.

Onderdeel C

Met dit onderdeel is een paragraaf ingevoegd die voorziet in enkele aanvullende bepalingen in de richtlijn 2009/16/EG over te ondernemen stappen na constatering van tekortkomingen in verband met het MLC 2006, waaronder de aanhouding van schepen in ernstige gevallen. Deze bepalingen zijn deels al in het Nederlandse regime voor havenstaatcontrole verwerkt met de bestaande artikelen 6 en 7 van de Wet havenstaatcontrole, zoals aangevuld in het kader van de implementatie voor het Maritiem arbeidsverdrag. Ten tijde van die wijziging was richtlijn 2013/38/EU nog niet bekend. In deze wijzigingsregeling zijn daarom enkele aanvullende bepalingen opgenomen over met name:

  • kennisgeving aan de kapitein van de noodzaak om tekortkomingen binnen een daarbij bepaalde termijn te verhelpen,

  • kennisgeving aan organisaties van zeevarenden en reders alsmede de bevoegde autoriteit in de vlaggenstaat van het schip en

  • de opheffing van een aanhouding.

De aanvullende bepalingen zijn overgenomen uit artikel 1, zevende en tiende lid, van richtlijn 2013/38/EU.

Onderdeel D

Met dit onderdeel is een tweetal artikelen ingevoegd die erop toezien dat bepaalde informatie over de bevindingen vanuit het toezicht en de handhaving wordt verstekt aan bepaalde partijen.

Op grond van artikel 15a van de regeling zendt de Inspectie Leefomgeving en Transport regelmatig statistieken en informatie over de opgeloste klachten over aangelegenheden die onder MLC 2006 vallen aan de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau. Dergelijke toezendingen zijn bedoeld om een bestand van dergelijke informatie bij te houden, voor zover op basis van dergelijke acties als passend en doelmatig kan worden beschouwd, en die onder de aandacht van partijen wordt gebracht, waaronder de organisaties van zeevarenden en reders, die eventueel gebruik willen maken van de beroepsprocedures. Artikel 15a is ontleend aan artikel 1, negende lid, van richtlijn 2013/38/EU. Aan de commissie zijn uitvoeringsbevoegdheden toegekend ten einde te komen tot een geharmoniseerd format en procedure voor deze rapportering.

Artikel 15b van de regeling, ontleend aan artikel 1, tweede lid, van richtlijn 2013/38/EU, omvat de verplichting voor de Inspectie Leefomgeving en Transport om in geval van duidelijke schending van sociaal recht van de Europese Unie deze schending te melden aan relevante bevoegde autoriteiten.

Onderdeel E

Met dit onderdeel wordt vertrouwelijkheid geborgd van door zeevarenden ingediende klachten. Tevens is een fout in de nummering van de artikelleden gecorrigeerd.

Onderdeel F

Het MLC 2006 voorziet zowel in klachtenbehandeling aan boord als aan de wal. Met richtlijn 2013/38/EU wordt in de richtlijn een artikel (18bis) opgenomen met bepalingen over behandeling aan wal van klachten van opvarenden van buitenlandse schepen (in havens van EU-lidstaten) met betrekking tot het MLC 2006. Deze zijn verwerkt in de nieuwe artikelen 20a en 20b van de regeling. Daarnaast blijft de bestaande Regeling zeevarenden de klachtenbehandelingsregeling aan wal bevatten voor zeevarenden die werkzaam zijn op Nederlandse schepen alsmede regels voor de behandeling van klachten die worden ingediend bij de kapitein aan boord van die schepen.

De verslagen van in deze verrichte inspecties worden via elektronische weg naar de in artikel 24 van de richtlijn bedoelde inspectiedatabank gestuurd. Deze verplichting volgt uit artikel 16 van de regeling.

Artikel II

Richtlijn 2013/54/EU bevat vooral voorschriften die de lidstaten kunnen uitvoeren door middel van feitelijk optreden, te weten het op de juiste wijze organiseren van handhaving van het MLC 2006. Artikel 2, vijfde lid, van richtlijn 2013/54/EU heeft echter externe werking. Die bepaling houdt in dat zeevarenden aan boord van schepen die onder de vlag van een EU-lidstaat varen, een exemplaar van de uit 2009 daterende overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (European Transport Workers Federation – ETF) inzake het Maritiem arbeidsverdrag moeten kunnen raadplegen. Dat kan langs elektronische weg.

De tekst van de bovengenoemde overeenkomst was al gevoegd als bijlage bij de daarop betrekking hebbende richtlijn 2009/13/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) inzake het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PbEG2009, L 124) en ook gepubliceerd als bijlage bij die richtlijn (PbEG 2009 L124, blz. 35–50). Ter uitvoering van de verplichting om te zorgen dat de genoemde overeenkomst aan boord geraadpleegd kan worden volstaat het ervoor zorg te dragen dat een vermelding van de officiële vindplaats van de richtlijn aanwezig is in de nabijheid van een computer met internetverbinding, als een zodanige computer aan boord aanwezig is. Dit laatste is wel het uitgangspunt van de Regeling zeevarenden, overeenkomstig artikel 3.13, eerste lid, van die regeling. Die internetverbinding moet dan ingevolge artikel 3.21, eerste lid, toegankelijk zijn voor zeevarenden. Mocht in een uitzonderingsgeval geen internetverbinding aan boord aanwezig zijn dan is een meer traditionele naslagvoorziening nodig. Genoemd artikel 2, vijfde lid, is nu geïmplementeerd in het nieuwe artikel 3.21a van de Regeling zeevarenden.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Transponeringstabel

Bepaling richtlijn nr. 2013/38/EU

Bepaling regeling

Whc: Wet havenstaatcontrole

Rhc: Regeling havenstaatcontrole 2011

Toelichting

Artikel 1, eerste lid: schrappen artikel 2, eerste lid, onderdeel g

Reeds geïmplementeerd

Schrappen verwijzing naar Verdrag betreffende minimumnormen op koopvaardijschepen van 1976 is reeds gebeurd.

Artikel 1, eerste lid: brengt drie verdragen onder de reikwijdte

Reeds geïmplementeerd

Implementatie uitbreiding van de reikwijdte richtlijn met 3 verdragen. Reeds geïmplementeerd in artikel 1, onderdeel b en c, Besluit aanwijzing verdragen Whc

Artikel 1, eerste lid: toevoegen twee nieuwe definities

Artikel 1 Rhc

Toevoegen definities voor ‘maritiem arbeidscertificaat’ en ‘conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid’.

Artikel 1, eerste lid: toevoegen nieuwe alinea aan artikel 2

Reeds geïmplementeerd

Implementatie gerealiseerd door dynamische verwijzing in artikel 31, tweede lid, Whc.

Artikel 1, tweede lid: vervangen van artikel 3, derde lid (eerste volzin)

Reeds geïmplementeerd

Eerste volzin die schepen betreft van staten die geen verdragspartij zijn is ongewijzigd en is reeds geïmplementeerd in artikel 4 Whc.

Artikel 1, derde lid: vervangen artikel 3, derde lid (tweede volzin)

Artikel 10, achtste lid, Rhc

Aanvullende instructie betreffende schepen van staten die geen verdragspartij zijn.

Artikel 1, tweede lid: toevoegen vijfde lid aan artikel 3 (eerste volzin)

Geen implementatie nodig

Maatregelen ter uitvoering van de richtlijn mogen niet leiden tot een verlaging van het algemene niveau van de bescherming die zeevarenden op grond van het sociaal recht van de Unie genieten. Bestaande tekst, behoeft geen afzonderlijke implementatie.

Artikel 1, tweede lid: toevoegen vijfde lid aan artikel 3 (tweede volzin)

Artikel 15b Rhc

Meldplicht in geval van duidelijke schending Unierecht aan boord van schepen.

Artikel 1, derde lid: schrappen artikel 8, vierde lid

Geen implementatie nodig

Procedure wijziging niet-essentiële onderdelen richtlijn.

Artikel 1, vierde lid: vervangen artikel 10, derde lid

Geen implementatie nodig

Uitvoeringsbevoegdheden methode voor het beoordelen van algemene risicoparameters aangaande vlaggenstaatcriteria en prestatiecriteria voor rederijen. Gericht aan de Commissie.

Artikel 1, vijfde lid: vervangen artikel 14, vierde lid (eerste volzin)

Reeds geïmplementeerd

Reikwijdte uitgebreide inspectie, bestaande tekst. Geïmplementeerd middels artikel 1, onderdeel g, Whc.

Artikel 1, vijfde lid: vervangen artikel 14, vierde lid (tweede en derde volzin)

Geen implementatie nodig

Bevoegdheid nemen nadere maatregelen met het oog op uniforme voorwaarden toepassing bijlage VII. Gericht aan de Commissie.

Artikel 1, zesde lid: vervangen artikel 15, vierde lid

Geen implementatie nodig

Nadere maatregelen met het oog op uniforme toepassing procedures. Gericht aan de Commissie.

Artikel 1, zevende lid: toevoegen van een alinea aan artikel 17

Artikel 13a Rhc

Indien uit een meer gedetailleerde inspectie blijkt dat de leef- en werkomstandigheden aan boord niet voldoen aan de vereisten van het MLC 2006, brengt de/een ambten(a)aren van de Inspectie Leefomgeving en Transport de tekortkomingen onmiddellijk onder de aandacht van de kapitein van het schip en stelt hij de termijnen waarbinnen deze tekortkomingen moeten worden verholpen.

Artikel 1, zevende lid: toevoegen alinea aan artikel 17

Artikel 13b, eerste lid, Rhc

Tekortkomingen onder de aandacht brengen van verschillende partijen.

Artikel 1, zevende lid: toevoegen alinea aan artikel 17

Artikel 13b, tweede lid, Rhc

Lidstaat mag afschrift inspectieverslag doorzenden aan het Internationaal Arbeidsbureau.

Artikel 1, achtste lid: vervangen artikel 18, vierde lid

Reeds geïmplementeerd

Identiteit indiener klacht wordt niet bekend gemaakt aan de kapitein of eigenaar van het schip. Vertrouwelijkheid wordt gegarandeerd. Dit is reeds bewerkstelligd middels artikel 20, vierde lid, Rhc.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, eerste en tweede lid

Artikel 20a, eerste tot en met derde lid, Rhc

Klachtafhandelingsprocedure.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, derde lid

Artikel 20a, vijfde lid, Rhc

Inspecteur bevordert aan boord de oplossing van een klacht.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, vierde lid

Geen implementatie nodig

Van toepassingverklaring artikel 19 van de richtlijn.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, vijfde lid, eerste volzin

Artikel 20b, eerste lid, Rhc

Op de hoogte stellen vlaggenstaat en verlangen corrigerend actieplan.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, vijfde lid, tweede volzin

Reeds geïmplementeerd

Verslag via elektronische weg verzenden aan inspectiedatabank. Dit is reeds bewerkstelligd middels artikel 16 Rhc.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, zesde lid

Artikel 20b, tweede lid, Rhc

Zenden verslagen niet opgeloste klachten aan Internationaal Arbeidsbureau.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, zesde lid, laatste volzin

Artikel 15a Rhc

Regelmatig zenden statistieken en informatie over opgeloste klachten aan Internationaal Arbeidsbureau.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, zevende lid

Geen implementatie nodig

Waarborgen uniforme waarborgen uitvoering. Gericht aan de Commissie.

Artikel 1, negende lid: toevoegen artikel 18 bis, achtste lid

Artikel 20a, eerste lid, Rhc

Klachtenprocedure van artikel 18 van de richtlijn geldt ook voor MLC 2006.

Artikel 1, tiende lid: wijziging artikel 19 van de richtlijn, toevoeging nieuw lid 2 bis, eerste volzin

Reeds geïmplementeerd

Havenstaat moet erop toezien dat een schip wordt aangehouden indien de leef- en werkomstandigheden gevaar voor de zeevarenden inhouden. Dit is reeds bewerkstelligd middels de artikelen 6 en 7, onderdeel a en f, Whc.

Artikel 1, tiende lid: wijziging artikel 19 van de richtlijn, toevoeging nieuw lid 2 bis, tweede volzin

Artikel 10 Whc jo. artikel 13d Rhc

Aanhouding of stopzetting van een operatie wordt pas opgeheven indien tekortkomingen zijn verholpen of actieplan daartoe spoedig zal worden uitgevoerd.

Artikel 1, tiende lid: wijziging artikel 19 van de richtlijn, nieuw zesde lid. Eerste twee volzinnen

Reeds geïmplementeerd

In geval van aanhouding dient de bevoegde instantie de vlaggenstaat onmiddellijk daarvan in kennis te stellen. Dit is reeds bewerkstelligd middels de artikel 8, derde lid, Whc jo. Artikel 15 Rhc.

Artikel 1, tiende lid: wijziging artikel 19 van de richtlijn, nieuw zesde lid. Derde en vierde volzin

Artikel 13c Rhc

Indien een schip niet kan uitvaren wegens ernstige of herhaalde inbreuk op het verdrag wordt de vlaggenstaat daarvan in kennis gesteld en wordt de betrokken zeevarenden- en redersorganisaties in de havenstaat hiervan op de hoogte gebracht.

Artikel 1, elfde lid

Geen implementatie nodig

Uitvoeringsbevoegdheden Commissie betreffende onder meer geharmoniseerde procedures voor rapporteren. Gericht tot de Commissie.

Artikel 1, twaalfde lid

Geen implementatie nodig

Uitvoeringsbevoegdheden Commissie betreffende nadere voorschriften publicatie rederijen met laag en een zeer laag prestatie niveau. Gericht tot de Commissie.

Artikel 1, dertiende lid

Geen implementatie nodig

Bevoegdheid gedelegeerde handelingen met betrekking tot wijzigingen bijlage VI. Gericht tot de Commissie.

Artikel 1, veertiende lid

Geen implementatie nodig

Ondersteuning Commissie door Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS). Gericht tot de Commissie.

Artikel 1, vijftiende lid

Geen implementatie nodig

Vervallen artikel was gericht tot de Commissie.

Artikel 1, zestiende lid

Geen implementatie nodig

Diverse uitvoeringsvoorschriften. Gericht tot de Commissie.

Artikel 1, zeventiende lid

Reeds geïmplementeerd

Implementatie gerealiseerd door dynamische verwijzing in artikel 22 Rhc jo. artikel 30 Whc.

Artikel 1, achttiende lid

Reeds geïmplementeerd

Implementatie gerealiseerd door dynamische verwijzing in artikel 22 Rhc jo. artikel 30 Whc.

Artikel 1, negentiende lid

Reeds geïmplementeerd

Implementatie gerealiseerd door dynamische verwijzing in artikel 22 Rhc jo. artikel 30 Whc.

Artikel 1, twintigste lid

Reeds geïmplementeerd

Implementatie gerealiseerd door dynamische verwijzing in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Wet havenstaatcontrole.

     

Bepaling richtlijn nr. 2013/54/EU

   

Artikel 1

Geen implementatie nodig

Doel en reikwijdte richtlijn.

Artikel 2

Geen implementatie nodig

Definitie ‘relevante onderdelen’ Vloeit voort uit Whc en daarop gebaseerde regelgeving.

Artikel 3, eerste lid

Reeds geïmplementeerd

Zorgdragen voor doeltreffende en passende handhavingsmechanismen. Vloeit voort uit hoofdstuk 5 (Toezicht en opsporing) van de Wet zeevarenden.

Artikel 3, tweede lid

Reeds geïmplementeerd

Kan-bepaling ten einde binnen toezichtsmechanismen rekening te houden met specifieke situatie van schepen < 200 ton, geïmplementeerd in artikel 2, zesde lid, van de Wet zeevarenden.

Artikel 3, derde lid

Geen implementatie nodig

Mogelijkheid om instanties te erkennen voor inspectie van de leef- en werkomstandigheden. Facultatieve bepaling waar geen gebruik van is maakt.

Artikel 3, vierde lid

Reeds geïmplementeerd

Doelen en normen betreffende administratie inspectiesystemen. Vloeit voort uit hoofdstuk 5 (Toezicht en opsporing) van de Wet zeevarenden in combinatie met de Wet havenstaatcontrole.

Artikel 3, vijfde lid

Artikel 3.21a van de Regeling zeevarenden

Aanwezigheid aan boord overeenkomst inzake Maritiem arbeidsverdrag.

Artikel 4

Geen implementatie nodig

Het gaat om feitelijk handelen door de rijksoverheid (ILT). Nederland maakt geen gebruik van de bevoegdheid van artikel 3 lid 3 en heeft daardoor verder niet te maken met artikel 4.

Artikel 5, eerste lid

Reeds geïmplementeerd

Procedure voor klachten van zeevarenden. Reeds geïmplementeerd in artikel 69a en 69b van de Wet zeevarenden en paragraaf 7.1 van de Regeling zeevarenden.

Artikel 6

Geen implementatie nodig

Rapportage, gericht aan de Commissie.

Artikel 7

Geen implementatie nodig

Datum uiterlijke omzetting.

Artikel 8

Geen implementatie nodig

Inwerkingtredingsbepaling van de richtlijn.

Artikel 9

Geen implementatie nodig

Adressaten van de richtlijn.

Naar boven