Besluit van 16 mei 2014, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole (implementatie van richtlijn 2013/38/EU)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 25 maart 2014 nr. IenM/BSK-2014/60601, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel ii, van richtlijn 2013/38/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole (PbEU L 218) en artikel 1, onderdeel b, onder 10°, van de Wet havenstaatcontrole;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 april 2014, nr. W14.14.0079/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 13 mei 2014, nr. IenM/BSK-2014/95005, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Aan artikel 1 van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidend:

  • c. het op 23 februari 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie (Trb. 2005, 329).

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 21 november 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 16 mei 2014

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de dertigste mei 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Dit besluit dient tot uitvoering van een onderdeel van artikel 1 van richtlijn 2013/38/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole (PbEU L 218). De richtlijn wordt hierna aangeduid als richtlijn 2013/38/EU, de daarmee te wijzigen richtlijn als Richtlijn havenstaatcontrole. De uiterste implementatiedatum van richtlijn 2013/38/EU is 21 november 2014. Hierna wordt de implementatie van de bedoelde bepaling van artikel 1 van richtlijn 2013/38/EU toegelicht en ook aangeduid hoe de implementatie van de overige bepalingen van die richtlijn vorm krijgt.

Havenstaatcontrole en verdragen

De wijzigingen die zijn opgenomen in de richtlijn 2013/38/EU hebben hoofdzakelijk betrekking op de uitvoering van havenstaatcontrole op de naleving van het op 23 februari 2006 te Geneve tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag (Trb. 2007, 93), hierna aan te duiden als MAV, op buitenlandse schepen. Daartoe wordt via artikel 1, onderdeel a, subonderdeel ii, van de richtlijn primair een vermelding van dat verdrag opgenomen in de opsomming van verdragen in artikel 2 van de richtlijn havenstaatcontrole.

Havenstaatcontrole met betrekking tot het MAV is in Nederland reeds mogelijk gemaakt door het opnemen van een vermelding van het MAV in de opsomming van artikel 1 van de Wet havenstaatcontrole, ter gelegenheid van de wettelijke implementatie van het MAV in 2011. Daarom is wat dit betreft geen wijziging meer nodig van het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole, dat aanvullingen inhoudt van de lijst van in die wet zelf vermelde verdragen waarop die wet van toepassing is. In artikel 1 van richtlijn 2013/38/EU is echter van de gelegenheid tot wijziging van de richtlijn havenstaatcontrole gebruik gemaakt om ook twee andere verdragen op te nemen in de opsomming van artikel 2 van de laatstgenoemde richtlijn. Het gaat om:

  • 1. het op 5 oktober 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen (Trb. 2004, 44) en

  • 2. het op 23 februari 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag van 2001 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie (Trb. 2005, 329), hierna aan te duiden als Bunkerolieverdrag, elders vaak als Bunkers verdrag).

Het verdrag over aangroeiwerende verven is al vermeld in het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole. De opneming van die vermelding hield verband met verordening (EG) nr. 536/2008 van de Commissie van 13 juni 2008 ter uitvoering van artikel 6, lid 3, en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 782/2003 van het Europees Parlement en de Raad houdende een verbod op organische tinverbindingen op schepen en tot wijziging van die verordening (PbEU L 156).

Aan de opneming van het Bunkerolieverdrag in de Richtlijn havenstaatcontrole wordt gevolg gegeven via dit besluit, dat ertoe strekt dat verdrag nu ook te vermelden in het Besluit aanwijzing verdragen Wet havenstaatcontrole. Het Bunkerolieverdrag is geïmplementeerd in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en is op 23 maart 2011 voor het Europese deel van Nederland in werking getreden.

Richtlijn 2013/38/EU regelt overigens niets in het bijzonder over de uitvoering van de havenstaatcontrole met betrekking tot het verdrag over aangroeiwerende verven en het Bunkerolieverdrag. Het algemene regime van de Richtlijn havenstaatcontrole, dat is verwerkt in de Regeling havenstaatcontrole 2011, is voor die twee verdragen dus van toepassing. Richtlijn 2013/38/EU bevat wel diverse voorschriften over de uitvoering van havenstaatcontrole met betrekking tot de naleving van het MAV. Deze voorschriften worden in Nederland nu ook geïmplementeerd in de Regeling havenstaatcontrole 2011. In de toelichting bij de daartoe tot stand te brengen regeling tot wijziging van de Regeling havenstaatscontrole 2011 wordt een transponeringstabel over de totale implementatie van richtlijn 2013/38/EU opgenomen.

Bestuurslasten en bedrijfseffecten

De havenstaatcontrole met betrekking tot het Bunkerolieverdrag is slechts een beperkt onderdeel van de havenstaatcontrole van een schip. Dit vergt jaarlijks ongeveer 150 uur, uitgaande van 5 minuten extra per inspectie om het certificaat te controleren en de daarop vermelde data (afgifte- en verloopdatum) over te typen in het Europese registratiesysteem Thetis. Het aantal inspecties is het zgn. fair share van Nederland in de Europese havenstaatcontroles. Het niet aanwezig zijn van een certificaat zal naar verwachting slechts in verwaarloosbare mate (minder dan 5 keer per jaar) voorkomen. Het ontbreken van het certificaat kan leiden tot aanhouding, leidend tot ongeveer 2 uur extra werk.

Gelet op het voorgaande zijn de administratieve lasten en verdere gevolgen voor het bedrijfsleven verwaarloosbaar. Hierbij moet ook worden bedacht dat havenstaatcontrole zich richt op buitenlandse schepen die Nederlandse havens aandoen.

Inwerkingtreding

De inwerkingtredingsdatum van dit besluit (21 november 2014) valt buiten het stelsel van vaste verandermomenten. Met het oog op de uiterste implementatiedatum van richtlijn 2013/38/EU wordt de uitzondering benut die in dat stelsel is opgenomen voor wettelijke regelingen die dienen ter implementatie van bindende internationaalrechtelijke besluiten.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven