Besluit mandaat Rijkshavenmeester Westerschelde inzake bevoegdheden ingevolge het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990

Datum: 26 augustus 2014

Nummer: RWS-2014/34717

DE RIJKSHAVENMEESTER WESTERSCHELDE, TEVENS HOOFDINGENIEUR-DIRECTEUR RIJKSWATERSTAAT ZEE & DELTA,

Gelet op de beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 mei 1994, nr. DGSM/J 30.858/94 (Stcrt. 97), houdende aanwijzing van de Rijkshavenmeester Westerschelde;

gelet op het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake het Gemeenschappelijk Nautisch Beheer in het Scheldegebied van 21 december 2005;

gelet op het Scheldereglement, artikel 1, lid 2 van het Scheldereglement waar de bevoegde autoriteit wordt gedefinieerd als Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit;

gelet op het besluit beslissingsprocedures van de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit.

overwegende dat het om reden van operationele slagvaardigheid wenselijk is de hem toekomende bevoegdheden te mandateren.

Besluit:

Artikel 1

De aan de bevoegde autoriteit verleende bevoegdheden met betrekking tot het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, worden gemandateerd aan:

  • a. De directeur netwerkontwikkeling van Rijkswaterstaat Zee & Delta.

  • b. De directeur netwerkmanagement van Rijkswaterstaat Zee & Delta.

Artikel 2

De aan de bevoegde autoriteit verleende bevoegdheden met betrekking tot het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990, worden met inachtneming van een ieders taak- en werkgebied eveneens gemandateerd aan:

  • a. Het Nederlands Diensthoofd van de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit.

  • b. Het hoofd van de afdeling vergunningverlening.

  • c. De hoofden van de districten Noord en Zuid.

  • d. De GNA adviseurs van Rijkswaterstaat dienstdoend in continue dienst voor de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit.

  • e. De regioverkeersleiders van Rijkswaterstaat dienstdoend in continue dienst op de verkeerscentrales Vlissingen, Terneuzen en Hansweert, alleen voor wat betreft de artikelen:

    9, zesde en negende lid,

    50, eerste en tweede lid,

    50C, vijfde lid,

    51, derde lid,

    54, eerste lid.

  • f. De gezagvoerders en mobiele verkeersleiders van de dienstvaartuigen van Rijkswaterstaat dienstdoend op de Westerschelde, alleen voor wat betreft de artikelen:

    50, eerste en tweede lid,

    50C, vijfde lid,

    51, derde lid.

  • g. De plaatsvervangers van de onder a, b, c, en d genoemde functionarissen.

Artikel 3

De in artikel 2, onder e bedoelde functionarissen zullen slechts in de aan hen gemandateerde bevoegdheden treden, voor zover zij daadwerkelijk de in artikel 2, onder a, b, c en d genoemde functionarissen bij hun afwezigheid vervangen.

Artikel 4

De mandaatbeschikking Rijkshavenmeester Westerschelde van 9 november 2005 (Stcrt. 2005, nr. 236) wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2013.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

DE RIJKSHAVENMEESTER WESTERSCHELDE, TEVENS HOOFDINGENIEUR-DIRECTEUR VAN RIJKSWATERSTAAT ZEE & DELTA, J.A. Jacobs

Mededeling

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen bij de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Zee en Delta, ter attentie van de afdeling Werkenpakket, Postbus 5014, 4330 KA Middelburg.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a. de naam en het adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. de datum en het nummer of kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt, en

  • d. de opgave van de redenen waarom de indiener zich niet met het besluit kan verenigen.

TOELICHTING

Door de nieuwe organisatie structuur van Rijkswaterstaat, de totstandkoming van het Gemeenschappelijk Nautisch Beheer, de uitwerking daarvan door de Permanente Commissie van toezicht op de Scheldevaart en de door hen opgestelde Beslissingsprocedures van de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit is het nodig gebleken om ook onderhavig mandaat besluit aan te passen. Aanpassing is verder noodzakelijk gebleken door enige wijzigingen in het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990. Daar waar in het Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 door de bevoegde autoriteit vergunning, ontheffing, of toestemming voor een bepaalde handeling of activiteit wordt verleend en in het reglement de mogelijkheid geschapen is om hieraan voorschriften te verbinden, is deze bevoegdheid tot het stellen van voorschriften inherent aan het verlenen van de vergunning, ontheffing of toestemming. De expliciete mandatering van de bevoegdheid tot het stellen van voorschriften is derhalve overbodig.

Naar boven