Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 augustus 2014, nr. 2014-0000111462, tot wijziging van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering in verband met de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, juncto artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies en artikel 34a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING TIJDELIJKE REGELING OVERBRUGGINGSUITKERING AOW

De Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, derde lid, vervalt ‘, eerste tot en met zesde lid, en het achtste en negende lid,’.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘de persoon die’ ingevoegd: minimaal één kalenderjaar vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.

2. Onder vernummering van het derde tot en met vierde lid tot het vierde tot en met vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Gedeelten van kalenderjaren, na het bereiken van de aanvangsleeftijd, doch vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, waarvoor rechthebbende verzekerd is geweest, worden voor de vaststelling of de rechthebbende minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest als bedoeld in het eerste lid, aanhef, samengesteld en herleid tot gehele kalenderjaren. Artikel 1, derde lid, van de Regeling herleiding gedeelten van kalenderjaren en jaarpremies is van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 7, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. Geen recht op een overbruggingsuitkering heeft de persoon die niet in Nederland woont. Artikel 8a, tweede, derde en vijfde lid, van de AOW is van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘recht op toeslag’ telkens wordt gelezen ‘recht op een overbruggingsuitkering’ en voor ‘pensioengerechtigde’ telkens ‘rechthebbende’. Artikelen 5, eerste lid, en 11, eerste lid, van het Besluit regels export uitkeringen zijn eveneens van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘recht op een toeslag’ wordt gelezen ‘recht op een overbruggingsuitkering’, voor ‘pensioengerechtigde’ telkens wordt gelezen ‘rechthebbende’ en voor ‘ouderdomspensioen’ wordt gelezen ‘overbruggingsuitkering’.

D

Artikel 8, vierde lid, komt als volgt te luiden:

  • 4. De bedragen, genoemd in het tweede en derde lid, worden gewijzigd met ingang van de dag waarop het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Participatiewet, wordt gewijzigd op zodanige wijze dat de netto-uitkering wordt gewijzigd met het percentage van de herziening van dat netto minimumloon. Van de gewijzigde bedragen en van de dag waarop de herziening plaatsvindt, wordt door of namens de Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.

E

In artikel 10, derde lid, wordt aan het slot een punt opgenomen.

F

Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De rechthebbende, zijn echtgenoot, dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, onthouden zich van zeer ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van deze regeling belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden.

G

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘artikel 14, tweede’ ingevoegd ‘of derde’.

2. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. in artikel 7a voor ‘15, derde lid, van de AOW’ wordt gelezen ‘14, derde lid, van de OBR’.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015, met uitzondering van:

  • a. artikel I, onderdeel A, dat in werking treedt op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van een hoofdverblijf in dezelfde woning, in werking treedt;

  • b. artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 april 2015;

  • c. artikel I, onderdeel C, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2015 en terugwerkt tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 augustus 2014

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

Algemeen

Twee-woningen-regel

Net als in de AOW wordt in de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR) ‘de twee-woningen-regel’ opgenomen, aangezien de normensystematiek van de OBR overeenkomt met de normensystematiek van de AOW. Anders dan daarvoor voeren mensen na de invoering van de twee-woningen-regel geen gezamenlijke huishouding meer als ieder van beide betrokkenen een zelfstandige op zijn naam staande woning in eigendom heeft of een zelfstandige op zijn naam staande woning huurt en ieder van de betrokkenen de kosten van de eigen woning draagt. Bij het aanhouden van twee woningen zijn er immers geen schaalvoordelen en is het gerechtvaardigd de AOW-basisuitkering te verhogen met 20% van het wettelijk minimumloon. De twee-woningen-regel geldt ongeacht de reden waarom mensen samenwonen in twee woningen. Dit kan zijn vanwege een LAT-relatie maar ook om reden van mantelzorg. De twee-woningen-regel maakt een einde aan de onduidelijkheid van de criteria van samenwonen in de AOW en OBR.

De twee-woningen-regel wordt in de AOW vormgegeven door enerzijds de wijziging van artikel 1, zevende lid, van de AOW en anderzijds door het stellen van regels in een algemene maatregel van bestuur waarvoor het gewijzigde artikel 1, zevende lid van de AOW de grondslag biedt. Het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1, zevende lid, van de AOW is op 8 juli 2014 door het parlement aanvaard1.

De twee-woningen-regel wordt in de OBR vormgegeven door verwijzing in artikel 1, derde lid, naar artikel 1, zevende lid van de AOW.

De Sociale verzekeringsbank anticipeert al vanaf 1 februari 2014 op de nieuwe regels.

Sanctionering zeer ernstige misdragingen

Met de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten wordt in de sociale zekerheid, en daarmee ook de AOW, een eigenstandige aan de uitkering verbonden verplichting opgenomen om zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van de sociale zekerheid belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden2. Zeer ernstige misdragingen jegens uitvoerende instanties en hun functionarissen tijdens het verrichten van hun werkzaamheden zijn ontoelaatbaar. Dergelijke misdragingen moeten altijd leiden tot een adequate maatregel. Het niet-nakomen van deze verplichting zal worden gesanctioneerd via het Maatregelenbesluit sociale-zekerheidswetten.

Het kabinet is van oordeel dat bij de uitvoering van de OBR zeer ernstige misdragingen adequaat dienen te worden gesanctioneerd. Daarom wordt deze bepaling, die overeenkomt met de bepaling die zal worden opgenomen in de AOW, ook in de OBR opgenomen.

Kruimeluitkeringen

Per 1 april 2015 zal geen nieuw recht op AOW ontstaan als sprake is van een verzekerd tijdvak van minder dan één jaar, vanwege de hoge uitvoeringskosten en administratieve lasten die met de kruimel-AOW gepaard gaan. Omdat de OBR zoveel mogelijk aansluit bij de systematiek van de AOW zal vanaf 1 april 2015 ook geen recht op OBR ontstaan als sprake is van een verzekerd tijdvak van minder dan één jaar in de periode van de aanvangsleeftijd AOW tot de leeftijd van 65 jaar.

Financiële effecten en administratieve lasten

Twee-woningen-regel

De financiële effecten van de twee-woningen-regel zijn verwaarloosbaar, alsmede de administratieve lasten voor de SVB.

Sanctionering zeer ernstige misdragingen

In lijn met het wetsvoorstel Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten waar de AOW-kostendelersnorm onder valt, zijn aan deze aanpassing geen financiële consequenties verbonden. De administratieve lasten voor de SVB om de zeer ernstige misdragingen te sanctioneren, zijn verwaarloosbaar.

Kruimeluitkering OBR

De financiële effecten van het opnemen van de kruimeluitkering in de OBR zijn verwaarloosbaar, alsmede de administratieve lasten voor de SVB.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Als gevolg van deze wijziging is artikel 1, zevende lid, van de AOW van toepassing op de OBR, op het moment dat de Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van een hoofdverblijf in dezelfde woning (Kamerstukken II, 2013/14, 33 853) inwerking treedt. In de toelichting bij deze wijziging is aangegeven dat er vanaf 1 februari 2014 wordt geanticipeerd op de inwerkingtreding van deze wijziging.

Artikel 1, zevende lid, van de AOW maakt het mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van een hoofdverblijf in dezelfde woning. Als twee OBR-rechthebbenden ieder een eigen huur- of koopwoning hebben, maar de meeste tijd in dezelfde woning verblijven (twee-woningen-regel), kunnen de rechthebbenden onder voorwaarden in aanmerking komen voor een hogere uitkering.

Artikel I, onderdeel B

Dit onderdeel regelt dat er slechts recht bestaat op een overbruggingsuitkering indien betrokkene minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest. Bij de vaststelling of betrokkene minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest, worden eventuele verschillende korte verzekerde tijdvakken (gedeelten van kalenderjaren) samengeteld en herleid tot gehele kalenderjaren. Eenzelfde bepaling treedt op 1 april 2015 in werking voor de AOW (Stb. 2013, 116).

Artikel I, onderdeel C

Personen die werkzaamheden verrichten in het algemeen belang en die niet in Nederland wonen, alsmede de personen die in Curaçao, Sint Maarten, Aruba of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba wonen, komen in aanmerking voor een overbruggingsuitkering, alsof deze personen in Nederland wonen. Dit is bij de totstandkoming van de OBR beoogd te regelen door in artikel 7, tweede lid van de OBR te bepalen dat artikel 8a, vierde lid van de AOW overeenkomstig van toepassing is op de OBR. In artikel 8a, vierde lid van de AOW wordt echter verwezen naar het Besluit regels export uitkeringen. In dit besluit is de OBR niet opgenomen. Daardoor ontbreekt er een juridische basis om aan eerdergenoemde personen een OBR-uitkering te verstrekken. Deze omissie wordt in deze wijzigingsregeling met terugwerkende kracht hersteld enerzijds door het laten vervallen van de verwijzing naar artikel 8a, vierde lid van de AOW en anderzijds door een verwijzing op te nemen naar de artikelen 5, eerste lid, en 11, eerste lid, van het Besluit regels export uitkeringen.

Artikel I, onderdelen D

Deze bepaling is technisch aangepast zodat duidelijk uit de tekst blijkt dat namens de Minister het bedoelde bedrag kan worden bekendgemaakt.

Artikel I, onderdeel E

Abusievelijk was in deze bepaling geen punt aan het slot opgenomen. Deze wijziging heeft alsnog een punt opgenomen.

Artikel I, onderdelen F en G

Onderdeel F

Om de materiële norm van artikel 14, derde lid, te kunnen uitvoeren, worden nadere regels gesteld in het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten. Deze nadere regels zijn aangekondigd in memorie van toelichting bij het wetsvoorstel maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (Kamerstukken II, 2013/14, 33 801, nr. 3, p. 63). Mutatis mutandi worden de aanpassingen in het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten conform de bestaande systematiek van overeenkomstige toepassing verklaard op de OBR.

Onderdeel G

Als gevolg van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten zijn in de sociale zekerheidswetten bepalingen opgenomen die er op zien dat het zich onthouden van ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering belaste personen en instanties als eigenstandige verplichting aan een uitkering wordt verbonden. Door de in onderdeel G voorgestelde wijziging geldt deze verplichting ook voor de OBR.

Artikel II

Artikel I, onderdeel A, treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van een hoofdverblijf in dezelfde woning, in werking treedt. Door de inwerkingtreding van de relevante bepalingen met betrekking tot de twee-woningen-regel in genoemde wet van 9 juli 2014, zal artikel I, onderdeel A, met terugwerkende kracht tot en met 1 februari 2014 in werking treden.

Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van 1 april 2015. Hierbij wordt aangesloten bij de wijziging met betrekking tot het kruimelpensioen in de AOW.

Artikel I, onderdeel C, werkt terug tot en met 1 januari 2013. Abusievelijk is het onderdeel niet opgenomen bij de totstandkoming van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, waardoor personen waartoe de bepaling zich richt, niet in aanmerking kwamen voor een overbruggingsuitkering. Door de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, kunnen de personen waartoe de bepaling zich richt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 alsnog in aanmerking komen voor een overbruggingsuitkering.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 33 853, nrs. 1-3

X Noot
2

Zie voetnoot 1, nr. 2, artikel VI, onderdeel C en nr. 3, p. 24–27.

Naar boven