De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en artikel 34a van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
Besluiten:
ARTIKEL I
De Regeling subsidies AWBZ wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘€ 2.655.000.000’ vervangen door: € 2.731.000.000.
2. In het vierde lid wordt ‘€ 100.000.000’ vervangen door: € 176.000.000.
B
Artikel 2.6.3c komt te luiden:
Artikel 2.6.3c
-
1. Indien de verzekerde woonachtig is in een regio van de zorgkantoren OWM Zorgverzekeraar
Zorg en Zekerheid U.A., Zorgkantoor DSW B.V. of Salland Zorgkantoor B.V. wordt met
ingang van 1 januari 2014 een verzekerde uitsluitend een trekkingsrecht verleend.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een bestaande budgethouder.
C
Artikel 2.6.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel f wordt ‘bij de verantwoording over de laatste verantwoordingsperiode
van een kalenderjaar voegt de verzekerde’ vervangen door: tenzij een trekkingsrecht
is verleend, voegt de verzekerde bij de verantwoording over de laatste verantwoordingsperiode
van een kalenderjaar;
b. in onderdeel l, onder 3°, wordt ‘de onderdelen e en f’ vervangen door: onderdeel
e.
2. Het achtste lid komt te luiden:
-
8. De verantwoording, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt aan het zorgkantoor
afgelegd binnen zes weken na:
-
a. afloop van de subsidieperiode;
-
b. het einde van de eerste helft van een kalenderjaar, indien het tot een jaarbedrag
herleide netto persoonsgebonden budget € 5.000 of meer bedraagt en geen trekkingsrecht
is verleend.
3. Het tiende lid vervalt.
D
Artikel 2.6.10, negende lid, komt te luiden:
E
In artikel 2.6.13, vijfde lid, onderdeel b, onder 2o, van wordt ‘€ 63 per uur, € 58 per dagdeel of, indien het kortdurend verblijf betreft,
€ 101 per etmaal’ vervangen door: € 63 per uur of € 8 per dagdeel.
F
Na artikel 2.6.14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.6.15
De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak voorbereidingen te treffen voor de goede
uitvoering van de wettelijke voorschriften waarvan is voorzien dat deze op 1 januari
2015 van toepassing zijn op het met medewerking van de Sociale verzekeringsbank verstrekken
van persoonsgebonden budgetten voor het verkrijgen van langdurige zorg.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst, artikel I, onderdelen B, C en D werken terug tot en met
1 juli 2014 en artikel I, onderdeel E, werkt terug tot en met 1 januari 2014.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. J. van Rijn
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
J. Klijnsma
TOELICHTING
Het budget voor het op grond van de Regeling subsidies AWBZ verstrekken van persoonsgebonden
budgetten ten behoeve van het jaar 2014 is met € 76.000.000 verhoogd tot € 2.731.000.000
(artikel I, onderdeel A). Deze verhoging is nodig omdat het plafond reeds is bereikt.
Per 1 januari 2014 zijn drie zorgkantoren gestart met het verstrekken van persoonsgebonden
budgetten in de vorm van een trekkingsrecht. Buiten de regio's van die zorgkantoren
was een gefaseerde invoering van trekkingsrechten voorzien in de loop van 2014. Deze
geleidelijke invoering is echter niet het beste model gebleken voor de introductie
van trekkingsrechten vanwege de onvoorzien grote uitvoeringslasten voor zorgkantoren.
Dit komt vooral door het tegelijk verstrekken van gewone persoonsgebonden budgetten
en trekkingsrechten. In de Regeling subsidies AWBZ zijn de trekkingsrechten daarom
beperkt tot verzekerden woonachtig in de regio's die per 1 januari 2014 reeds waren
gestart met het verstrekken van persoonsgebonden budgetten in de vorm van een trekkingsrecht
(artikel I, onderdeel B). Ook het omzetten van gewone persoonsgebonden budgetten naar
trekkingsrechten zal in 2014 niet plaatsvinden. Het is thans de bedoeling de trekkingsrechten
met ingang van 1 januari 2015 verder in te voeren.
Het is bij nader inzien overbodig om budgethouders met een trekkingsrecht eerder verantwoording
af te laten leggen dan na afloop van de subsidieperiode. Ook is bij de eindverantwoording
het formulier met informatie per zorgaanbieder niet nodig wanneer een trekkingsrecht
is verleend. Dergelijke gegevens worden door de verzekerde al beschikbaar gesteld
gedurende het gebruik van het trekkingsrecht. (artikel I, onderdeel C).
Nu er geen omzetting naar trekkingsrechten plaats heeft gevonden, kunnen de desbetreffende
bepalingen vervallen (artikel I, onderdelen C en D).
Aangezien de Regeling subsidies AWBZ voorzag in invoering per 1 juli 2014 van trekkingsrechten
voor nieuwe budgethouders, werken de wijzigingen met betrekking tot de trekkingsrechten
terug tot dat moment (artikel I, onderdelen B, C en D, en artikel II).
Met de wijziging van de Regeling subsidies AWBZ ten behoeve van het jaar 2014 is bij
het persoonsgebonden budget per abuis een maximumtarief voor kortdurend verblijf van
€ 101 per etmaal geïntroduceerd (Stcrt. 2013, 35855). Dat is bij deze met terugwerkende kracht hersteld (artikel I, onderdeel E, en artikel
II).
Per 1 januari 2015 is de invoering voorzien van trekkingsrechten voor alle persoonsgebonden
budgetten die thans op basis van de AWBZ en straks op grond van de Wet langdurige
zorg, waarvoor het wetsvoorstel inmiddels aanhangig is gemaakt bij de Tweede Kamer,
zullen worden verstrekt. De Sociale verzekeringsbank krijgt daarbij als bestuursorgaan
taken toebedeeld. De huidige AWBZ geeft de Sociale verzekeringsbank onvoldoende taakopdracht
om de voor die invoering noodzakelijke voorbereidingen te kunnen verrichten. Om deze
lacune te verhelpen, voorziet deze regeling in een taakopdracht aan de Sociale verzekeringsbank
(artikel I, onderdeel F).
Dat brengt mee dat onder meer de overdracht van gegevens over persoonsgebonden budgetten
aan de Sociale verzekeringsbank, kan plaatsvinden op basis van artikel 54 van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. J. van Rijn
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
J. Klijnsma