Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 december 2013, kenmerk 181139-114441-DLZ, houdende wijziging Regeling subsidies AWBZ in verband met het persoonsgebonden budget

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling subsidies AWBZ wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel u, subonderdeel b, door een puntkomma worden aan artikel 1.1.1 drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • v. Sociale verzekeringsbank: Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • w. trekkingsrecht: persoonsgebonden budget waaruit betalingen worden verricht door de Sociale verzekeringsbank en waarover de verantwoording door tussenkomst van de Sociale verzekeringsbank wordt gedaan;

  • x. bestaande budgethouder: verzekerde waarvan de subsidieperiode voor het te verlenen persoonsgebonden budget:

    • a. met een onderbreking van niet meer dan zeven kalenderdagen aansluit op een eerdere subsidieperiode voor een persoonsgebonden budget of een vergoeding persoonlijke zorg, of

    • b. aansluit op een periode waarin de verzekerde verbleef in een instelling als bedoeld in de AWBZ of Zorgverzekeringswet en dit verblijf aansloot op een eerdere subsidieperiode voor een persoonsgebonden budget of een vergoeding persoonlijke zorg.

B

Artikel 2.6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: alsmede voor het verstrekken van de vergoedingen persoonlijke zorg die tot en met 2012 zijn verleend met inachtneming van deze regeling.

2. In het tweede lid wordt ‘2013 € 2.755.000.000’ vervangen door: 2014 € 2.655.000.000.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘2013’ wordt vervangen door: 2014;

  • b. ‘A x B’ wordt vervangen door: A + B;

  • c. ‘2.680.000.000’ wordt vervangen door: 2.555.000.000.

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘2013’ wordt vervangen door: 2014;

  • b. ‘€ 75.000.000’ wordt vervangen door: € 100.000.000.

C

Artikel 2.6.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid, onderdeel a, wordt toegevoegd: tenzij sprake is van een langdurige zorgbehoefte,.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘begeleiding of kortdurend verblijf’ vervangen door: begeleiding, kortdurend verblijf of een combinatie van begeleiding en kortdurend verblijf.

3. Het derde lid vervalt.

4. Het vierde tot en met het zesde lid worden genummerd derde tot en met vijfde lid.

5. Het vierde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘vierde lid’ wordt vervangen door: derde lid;

  • b. ‘Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2013’ wordt vervangen door: Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014.

6. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘vijfde lid’ vervangen door: vierde lid.

D

Aan artikel 2.6.3b, eerste lid, wordt toegevoegd: en de aanvraag is vergezeld van een budgetplan dat is ingericht volgens het door het College zorgverzekeringen vastgestelde model.

E

Na artikel 2.6.3b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.6.3c

  • 1. Met ingang van 1 januari 2014 kan op verzoek van een verzekerde een trekkingsrecht worden verleend dan wel diens verleende persoonsgebonden budget worden omgezet in een verlening van een trekkingsrecht. Het verzoek wordt gedaan met een door het zorgkantoor vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Met ingang van de volgende data wordt een verzekerde uitsluitend een trekkingsrecht verleend:

    • a. 1 januari 2014 indien de verzekerde woonachtig is in een regio van de zorgkantoren OWM Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A., Zorgkantoor DSW B.V. of Salland Zorgkantoor B.V;

    • b. een door het zorgkantoor te bepalen datum in de eerste zes maanden van 2014 indien de verzekerde woonachtig is in een regio van een ander zorgkantoor dan genoemd in onderdeel a en indien het zorgkantoor die datum acht weken tevoren bekend heeft gemaakt;

    • c. 1 juli 2014 indien de verzekerde woonachtig is in een regio van een zorgkantoor anders dan bedoeld in de onderdelen a en b.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op een bestaande budgethouder.

  • 4. Het zorgkantoor kan een verleend persoonsgebonden budget met ingang van een door het zorgkantoor te bepalen datum in 2014 omzetten in een verlening van een trekkingsrecht indien het zorgkantoor die datum acht weken tevoren bekend heeft gemaakt en de verzekerde toestemming geeft om zijn persoonsgegevens door te geven aan de Sociale verzekeringsbank ten behoeve van het doen van de betalingen uit en de verantwoording over het persoonsgebonden budget.

  • 5. Aan een verzekerde die op enig moment een trekkingsrecht heeft ontvangen wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt anders dan een trekkingsrecht.

F

Artikel 2.6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel a komt als volgt te luiden:

  • a. de verzekerde geen volledig ingevuld budgetplan heeft overgelegd volgens het door het College zorgverzekeringen vastgestelde model;

b. de onderdelen b tot en met m worden geletterd c tot en met n;

c. na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. de verzekerde weigert het budgetplan desgevraagd met het zorgkantoor te bespreken of, na voor zulk een gesprek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

d. aan onderdeel k (nieuw) wordt toegevoegd: en, voor het geval een trekkingsrecht wordt aangevraagd, de Sociale verzekeringsbank ten behoeve van het doen van de betalingen uit en de verantwoording over het persoonsgebonden budget;

e. in onderdeel m (nieuw) wordt ‘gegevens en bescheiden’ vervangen door: gegevens of bescheiden;

f. in onderdeel n (nieuw) wordt ‘in het budgetplan heeft aangegeven dat hij’ vervangen door: , gelet op de door hem verstrekte gegevens of bescheiden,;

g. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n (nieuw) door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • o. de verzekerde naar het oordeel van het zorgkantoor niet in staat is te achten op eigen kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, gemachtigde of zaakwaarnemer de aan een persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • p. de verzekerde naar het oordeel van het zorgkantoor niet in staat is te achten op eigen kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, gemachtigde of zaakwaarnemer de door hem verkozen zorgverlener of zorgverlenende instantie op zodanige wijze aan te sturen en hun werkzaamheden op elkaar af te stemmen, dat sprake is of zal zijn van verantwoorde zorg;

  • q. naar het oordeel van het zorgkantoor onvoldoende aannemelijk is dat met het persoonsgebonden budget zal worden voorzien in toereikende zorg van goede kwaliteit.

2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. Het eerste lid, onderdelen a, b, c, g, m en n is niet van toepassing op een bestaande budgethouder.

3. In het derde lid wordt ‘onderdeel c’ vervangen door: onderdeel d.

4. In het vierde lid wordt ‘onderdeel f’ vervangen door: onderdeel g.

G

In artikel 2.6.5, eerste lid, onderdeel b, wordt ‘2013’ vervangen door: 2014.

H

Artikel 2.6.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zevende lid tot derde tot en met achtste lid wordt het eerste lid vervangen door de volgende twee leden:

  • 1. Indien de verzekerde beschikt over een indicatiebesluit waaruit blijkt dat hij uitsluitend is aangewezen op een of meer van de vormen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onderdeel j, bedraagt het bruto persoonsgebonden budget in 2014 maximaal voor:

    • a. persoonlijke verzorging:

      1e klasse 1: € 1.409

      2e klasse 2: € 4.226

      3e klasse 3: € 7.748

      4e klasse 4: € 11.975

      5e klasse 5: € 16.201

      6e klasse 6: € 20.428

      7e klasse 7: € 25.358

      8e klasse 8: € 31.698

      9e klasse 9: het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 1409;

    • b. verpleging:

      1e klasse 0: € 1.272

      2e klasse 1: € 3.817

      3e klasse 2: € 7.634

      4e klasse 3: € 13.995

      5e klasse 4: € 21.629

      6e klasse 5: € 29.263

      7e klasse 6: € 36.896

      8e klasse 7: € 45.802

      9e klasse 8: het bedrag genoemd bij klasse 7, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 7 overschrijdt en een bedrag van € 2.545;

    • c. begeleiding individueel:

      1e klasse 1: € 1.869

      2e klasse 2: € 5.608

      3e klasse 3: € 10.282

      4e klasse 4: € 15.891

      5e klasse 5: € 21.499

      6e klasse 6: € 27.107

      7e klasse 7: € 33.651

      8e klasse 8: € 42.063

      9e klasse 9: het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 1.869;

    • d. begeleiding groep:

      1e klasse 1: € 2.310

      2e klasse 2: € 4.622

      3e klasse 3: € 6.932

      4e klasse 4: € 9.244

      5e klasse 5: € 11.555

      6e klasse 6: € 13.865

      7e klasse 7: € 16.177

      8e klasse 8: € 18.487

      9e klasse 9: € 20.798

      10e klasse 10: het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal dagdelen waarmee het geïndiceerde aantal dagdelen de bovengrens van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2.310;

    • e. begeleiding groep, inclusief vervoer:

      1e klasse 1: € 2.588

      2e klasse 2: € 5.175

      3e klasse 3: € 7.763

      4e klasse 4: € 10.348

      5e klasse 5: € 12.939

      6e klasse 6: € 15.248

      7e klasse 7: € 17.561

      8e klasse 8: € 19.871

      9e klasse 9: € 22.183

      10e klasse 10: het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal dagdelen waarmee het geïndiceerde aantal dagdelen de bovengrens van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2.310;

    • f. kortdurend verblijf:

      € 101 per etmaal.

  • 2. Indien de verzekerde beschikt over een indicatiebesluit waaruit blijkt dat hij is aangewezen op verblijf bedraagt het bruto persoonsgebonden budget in 2014 maximaal voor:

    • a. persoonlijke verzorging:

      1e klasse 1: € 1.486

      2e klasse 2: € 4.458

      3e klasse 3: € 8.160

      4e klasse 4: € 12.618

      5e klasse 5: € 17.050

      6e klasse 6: € 21.508

      7e klasse 7: € 26.696

    • b. verpleging:

      1e klasse 0: € 1.272

      2e klasse 1: € 3.817

      3e klasse 2: € 7.634

      4e klasse 3: € 13.995

      5e klasse 4: € 21.629

      6e klasse 5: € 29.263

    • c. begeleiding individueel:

      1e klasse 1: € 1.972

      2e klasse 2: € 5.915

      3e klasse 3: € 10.827

      4e klasse 4: € 16.742

      5e klasse 5: € 22.621

      6e klasse 6: € 28.537

      7e klasse 7: € 35.420

      8e klasse 8: € 44.275

    • d. begeleiding groep:

      1e klasse 1: € 2.432

      2e klasse 2: € 4.865

      3e klasse 3: € 7.297

      4e klasse 4: € 9.731

      5e klasse 5: € 12.163

      6e klasse 6: € 14.595

      7e klasse 7: € 17.028

      8e klasse 8: € 19.460

      9e klasse 9: € 21.893

    • e. begeleiding groep, inclusief vervoer:

      1e klasse 1: € 2.724

      2e klasse 2: € 5.447

      3e klasse 3: € 8.172

      4e klasse 4: € 10.893

      5e klasse 5: € 13.620

      6e klasse 6: € 16.051

      7e klasse 7: € 18.485

      8e klasse 8: € 20.917

      9e klasse 9: € 23.350.

2. In het derde lid (nieuw) wordt ‘het eerste lid’ vervangen door: het eerste dan wel het tweede lid.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘het eerste lid’ vervangen door: het tweede lid.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt na ‘Het zorgkantoor kan’ ingevoegd: onder daarbij te stellen voorwaarden.

I

Artikel 2.6.6a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. in de aanhef wordt ‘2013’ vervangen door: 2014;

b. de puntkomma aan het slot van onderdeel a wordt vervangen door: of;

c. onderdeel b komt te luiden:

  • b. aan de verzekerde in 2012 een persoonsgebonden budget is verleend op basis van een indicatiebesluit waaruit bleek dat de verzekerde aangewezen was op verblijf en de verzekerde vanaf 30 december 2012 ononderbroken woonachtig was in een kleinschalig wooninitiatief.;

d. onderdeel c vervalt.

2. In het derde tot en met vijfde lid wordt ‘2012’ steeds vervangen door: 2013.

3. In het derde lid wordt ‘95%’ vervangen door: 90%.

4. In het zevende lid wordt ‘onder b en c’ vervangen door: onder b.

J

Artikel 2.6.7, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘2013’ vervangen door: 2014

2. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘€ 242,46’ wordt telkens vervangen door: € 247,68;

  • b. ‘€ 23.208’ wordt telkens vervangen door: € 23.295.

3. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘€ 242,46’ wordt telkens vervangen door: € 247,68;

  • b. ‘€ 16.257’ wordt telkens vervangen door: € 16.456.

4. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘€ 346,75’ wordt telkens vervangen door: € 354,57;

  • b. ‘€ 28.733’ wordt telkens vervangen door: € 29.174.

5. Onderdeel d wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘€ 346,75’ wordt telkens vervangen door: € 354,57;

  • b. ‘€ 22.676’ wordt telkens vervangen door: € 22.957.

K

Artikel 2.6.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel a komt als volgt te luiden:

  • a. de verzekerde gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor het betalen of, indien een trekkingsrecht is verleend, het door de Sociale verzekeringsbank doen betalen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k, of van bemiddelingskosten onder de in onderdeel k opgenomen voorwaarden;

b. onder vernummering van de subonderdelen 1°, 2° en 3° tot 2°, 3° en 4° wordt na de aanhef van onderdeel c een subonderdeel ingevoegd, luidende:

  • 1°. indien een trekkingsrecht is verleend: de wijze waarop de zorgverlener voorziet in de behoefte aan zorg van de verzekerde;

c. aan onderdeel j wordt toegevoegd: of, indien een trekkingsrecht is verleend, laat de betalingen aan de zorgverlener verrichten door de Sociale verzekeringsbank;

d. onderdeel l wordt geletterd tot onderdeel o;

e. na onderdeel k worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

  • l. de verzekerde waar een trekkingsrecht aan is verleend:

    • 1°. legt de overeenkomst, bedoeld in onderdeel c, ter goedkeuring voor aan het zorgkantoor;

    • 2°. stelt de overeenkomsten en declaraties, bedoeld in onderdeel c, op papier of op een andere duurzame drager onverwijld ter beschikking van de Sociale verzekeringsbank;

    • 3°. legt de verantwoording, bedoeld in de onderdelen e en f, door tussenkomst van de Sociale verzekeringsbank af;

  • m. de verzekerde, niet zijnde een bestaande budgethouder, die blijkens het indicatiebesluit is aangewezen op respijtzorg besteedt het persoongebonden budget niet aan een huisgenoot, partner of ouder die feitelijk gebruikelijke zorg op zich dient te nemen, maar daartoe niet in staat is wegens overbelasting of dreigende overbelasting;

  • n. de verzekerde besteedt het persoonsgebonden budget niet aan kortdurend verblijf buiten de Europese Unie, tenzij het een bestaande budgethouder betreft.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt aan het achtste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. de omzetting op grond van artikel 2.6.3c van een persoongebonden budget naar een trekkingsrecht.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 10. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, het tweede lid en het negende lid komen bestedingen van de verzekerde na de datum van de omzetting op grond van artikel 2.6.3c naar een trekkingsrecht, niet ten laste van het persoonsgebonden budget.

L

Artikel 2.6.9a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘per kalenderjaar’ ingevoegd: tijdens verblijf.

2. In het tweede lid wordt na ‘een jaar’ ingevoegd: tijdens verblijf buiten het Europese deel van Nederland.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. ‘in het buitenland verblijft en in het buitenland’ vervangen door: buiten het Europese deel van Nederland verblijft en daar;

  • b. ‘in Nederland verblijft’ wordt vervangen door: binnen het Europese deel van Nederland verblijft;

  • c. ‘in het buitenland verblijft’ wordt vervangen door: buiten het Europese deel van Nederland verblijft.

M

Na artikel 2.6.9a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.6.9b

Indien een trekkingsrecht is verleend, verricht de Sociale verzekeringsbank ten behoeve van de verzekerde uitsluitend betalingen uit het persoonsgebonden budget:

  • a. overeenkomstig de door de verzekerde met de zorgverlener gesloten, geldige overeenkomst die is goedgekeurd door het zorgkantoor;

  • b. tot afdracht van eventuele loonheffing;

  • c. ter verkrijging door de verzekerde van gelden voor het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 2.6.9, derde lid;

  • d. die ook overigens in overeenstemming zijn met deze regeling en met de beschikking tot verlening van het trekkingsrecht.

N

Artikel 2.6.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Het zorgkantoor bevoorschot de verzekerde het verleende netto persoonsgebonden budget:

    • a. per kwartaal, indien het tot een jaarbudget herleide bedrag € 15.000 of minder bedraagt;

    • b. per maand, indien het tot een jaarbudget herleide bedrag meer dan € 15.000 bedraagt.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Indien een trekkingsrecht is verleend, wordt:

    • a. het voorschot, bedoeld in het eerste lid, verlaagd voor zover de verzekerde blijkens de verantwoording, bedoeld in artikel 2.6.9, achtste lid, onderdeel c, meer heeft besteed van het verleende persoonsgebonden budget dan aan voorschotten is verstrekt tot de datum van de omzetting op grond van artikel 2.6.3c naar een trekkingsrecht;

    • b. het voorschot, bedoeld in het eerste lid, verhoogd voor zover de verzekerde blijkens de verantwoording, bedoeld in artikel 2.6.9, achtste lid, onderdeel c, minder heeft besteed van het verleende persoonsgebonden budget dan aan voorschotten is verstrekt tot de datum van de omzetting op grond van artikel 2.6.3c naar een trekkingsrecht en de verzekerde het verschil heeft terugbetaald aan het zorgkantoor;

    • c. het voorschot in afwijking van het derde lid betaald aan de Sociale verzekeringsbank.

O

Artikel 2.6.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

a. in subonderdeel 1° wordt ‘als bedoeld in artikel 2.6.9, eerste lid, onderdeel a’ vervangen door: met inachtneming van artikel 2.6.9;

b. subonderdeel 2° komt als volgt te luiden:

  • 2°. voor zover deze betalingen betrekking hebben op kosten die niet hoger zijn dan:

    • hetzij € 63 per uur, € 58 per dagdeel of, indien het kortdurend verblijf betreft, € 101 per etmaal, hetzij een door de Nederlandse Zorgautoriteit op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg voor de desbetreffende zorg vastgesteld hoger tarief;

    • voor zover het bemiddelingskosten betreft, € 250 per jaar indien het verleende bruto persoonsgebonden budget op jaarbasis € 25.000 of minder bedraagt en € 500 per jaar indien het verleende bruto persoonsgebonden budget op jaarbasis meer dan € 25.000 bedraagt, en;.

2. Het zesde lid komt als volgt te luiden:

  • 6. In afwijking van het vijfde lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, is een tarief van ten hoogste € 20 per uur, € 20 per dagdeel of, indien het kortdurend verblijf betreft, € 30 per etmaal van toepassing, tenzij het een bestaande budgethouder betreft of de verzekerde kan aantonen dat de zorg is verleend door:

    • 1°. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k;

    • 2°. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k, en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven;

    • 3°. een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k.

3. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. Het zesde lid, onderdeel b, subonderdeel 2o en 3o, is niet van toepassing indien de zorgverlener een bloed- of aanverwante in de eerste of tweede graad is van de verzekerde.

P

Artikel 2.6.14, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1. Het zorgkantoor voert haar controle- en incassowerkzaamheden uit op basis van door het College voor zorgverzekeringen op te stellen protocollen.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, eerste lid, werkt terug tot en met 1 januari 2013.

  • 3. Artikel I, onderdeel B, derde lid, onderdeel b, werkt terug tot en met 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

TOELICHTING

Algemeen

Met de onderhavige regeling is de Regeling subsidies AWBZ (hierna: Regeling) per 1 januari 2014 gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • invoering van zogenaamde trekkingsrechten,

  • toevoeging van enkele weigeringsgronden met betrekking tot verantwoorde besteding,

  • differentiatie van uurtarieven voor zorgverleners die al dan niet beroeps- of bedrijfsmatig werken,

  • voorkomen dat verzekerden met respijtzorg alsnog diegenen inzetten die door overbelasting de gebruikelijke zorg niet kunnen verlenen,

  • beperking van de inzet van kortdurend verblijf buiten de Europese Unie.

Hieronder wordt het trekkingsrecht toegelicht omdat diverse artikelen van de Regeling hiervoor aangepast zijn. Alle budgethouders krijgen met het trekkingsrecht te maken.

De overige wijzigingen betreffen alleen nieuwe budgethouders en worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting bij het desbetreffende artikel. Wel zullen bestaande budgethouders er rekening mee moeten houden dat bepaalde wijzigingen, zoals de tariefdifferentiatie en de beperking van kortdurend verblijf buiten de Europese Unie, vanaf 2015 ook voor hen kunnen gaan gelden.

Op basis van de ervaringen die in 2014 worden opgedaan met onder meer trekkingsrechten en tariefdifferentiatie zal worden bezien of aanpassingen daarvan nodig zijn.

Trekkingsrecht

Een trekkingsrecht is een vorm van een persoonsgebonden budget. Het zorgkantoor verstrekt een trekkingsrecht, net als het gewone persoonsgebonden budget, op basis van een budgetplan waarin de verzekerde vermeldt wat zijn zorgbehoefte is en welke zorgverleners hij inschakelt. Tevens worden de overeenkomsten van verzekerden met hun zorgverleners ter goedkeuring aan het zorgkantoor overgelegd. Het budget wordt niet rechtstreeks betaald aan de verzekerde, maar aan de Sociale verzekeringsbank (SVB). De verzekerde stuurt de declaraties van zijn zorgverleners aan de SVB. De SVB betaalt de declaraties als zij passen binnen de goedgekeurde overeenkomsten die de verzekerde met de betreffende zorgverleners heeft afgesloten, het verleende persoonsgebonden budget en de Regeling. De SVB betaalt uit het budget ook de eventuele loonheffing. De verantwoording aan het zorgkantoor van het trekkingsrecht wordt door de verzekerde ingediend via de SVB. De betrokkenheid van de SVB bij de uitvoering van het trekkingsrecht doet niets af aan de verantwoordelijkheid van het zorgkantoor voor het verlenen en vaststellen van het persoonsgebonden budget.

De persoonsgebonden budgetten worden gefaseerd vervangen door trekkingsrechten. Verzekerden in bepaalde regio's die in 2014 voor het eerst een persoonsgebonden budget ontvangen, kunnen alleen nog trekkingsrechten krijgen. In enkele regio's kunnen in de loop van 2014 verleende persoonsgebonden budgetten omgezet worden in trekkingsrechten. Met ingang van 2015 worden persoonsgebonden budgetten uitsluitend in de vorm van trekkingsrechten verstrekt.

Daarnaast is de Regeling geactualiseerd. Het actualiseren van de Regeling ziet voornamelijk op aanpassing van de bedragen voor het jaar 2014 en op enkele redactionele verbeteringen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Er zijn enkele begrippen ingevoerd waarvan de definities, mede gelet op de algemene toelichting, voor zichzelf spreken. De term bestaande budgethouder is toegevoegd om verzekerden aan te duiden waarvoor bepaalde wijzigingen van de Regeling bij wijze van overgangsrecht niet geldt.

Onderdeel B

De zorgkantoren kunnen de subsidie die zij in 2014 ontvangen ook aanwenden voor de afwikkeling van eerder verstrekte vergoedingen persoonlijke zorg.

Het subsidieplafond voor het verstrekken van persoonsgebonden budgetten is in 2014 met € 100.000.000 verlaagd.

De beschikbare middelen worden grotendeels door middel van dat subsidieplafond verdeeld. Dat gebeurt op basis van de gegevens op 31 augustus van het voorafgaande subsidiejaar. Om rekening te kunnen houden met de ontwikkelingen die zich vanaf die datum bij de zorgkantoren voordoen, wordt een deel van de beschikbare middelen verdeeld op basis van beleidsregels van het CVZ. De afgelopen jaren is dit deel van de middelen te laag gebleken. Daarom is dat bedrag verhoogd met € 100 miljoen.

Een evidente verschrijving in de formule die wordt gehanteerd voor de verdeling van de middelen die uit hoofde van het subsidieplafond beschikbaar zijn, is gecorrigeerd.

Onderdeel C

Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt als een indicatiebesluit is afgegeven voor minder dan één jaar. De uitzondering op deze regel vormt een zorgbehoefte van meer dan één jaar. De overgangsmaatregel voor de introductie hiervan begin 2013 is overbodig geworden.

De redactie is aangepast om boven elke twijfel te verheffen dat geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt wanneer de verzekerde alleen begeleiding, kortdurend verblijf of een combinatie daarvan nodig heeft.

Onderdeel D

De aanvraag van een persoonsgebonden budget is voorzien van een budgetplan. Dat geldt ook voor de aanvraag van een trekkingsrecht.

Onderdeel E

Het nieuwe artikel 2.6.3c regelt de gefaseerde invoering van de trekkingsrechten. Vanaf 2014 heeft het zorgkantoor de mogelijkheid een trekkingsrecht te verlenen of een bestaand persoonsgebonden budget om te zetten in een trekkingsrecht als de verzekerde dat vraagt. Of het zorgkantoor zo'n verzoek honoreert, hangt voornamelijk af van de administratieve mogelijkheden van het zorgkantoor.

De administratieve systemen van de zorgkantoren OWM Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A., Zorgkantoor DSW B.V. en Salland Zorgkantoor B.V zijn gereed gemaakt om in het kader van een pilot trekkingsrechten te verstrekken. Nieuwe budgethouders in hun regio's kunnen alleen nog maar een persoonsgebonden budget in de vorm van een trekkingsrecht verkrijgen. Alle andere zorgkantoren worden geacht per 1 juli 2014 hun administratieve systemen gereed te hebben, zodat vanaf die datum alle nieuwe budgethouders alleen nog maar een persoonsgebonden budget in de vorm van een trekkingsrecht verkrijgen. Zorgkantoren die eerder klaar zijn met het aanpassen van hun administratieve systemen kunnen al op een eerdere datum overstappen naar trekkingsrechten voor nieuwe budgethouders; (potentiële) aanvragers van een persoonsgebonden budget krijgen acht weken de tijd om daarop te anticiperen.

De zorgkantoren kunnen op een door hen te bepalen datum bestaande persoonsgebonden budgetten omzetten in trekkingsrechten; verzekerden met een persoonsgebonden budget krijgen acht weken de tijd om daarop te anticiperen. Voor de omzetting is wel vereist dat de verzekerde toestemming geeft voor de verwerking van zijn gegevens door de SVB.

Vanaf 1 januari 2015 worden uitsluitend persoonsgebonden budgetten in de vorm van trekkingsrechten verleend.

Een verzekerde die eenmaal een trekkingsrecht heeft gekregen, kan daarna geen persoonsgebonden budget anders dan in de vorm van een trekkingsrecht meer verkrijgen.

Net als voor het verstrekken van een persoonsgebonden budget wordt voor het verstrekken van een trekkingsrecht een budgetplan verlangd. Daarin beschrijft de verzekerde welke zorg hij behoeft, wie zijn zorgverleners zijn en hoe zij worden ingezet. Ook wordt verlangd dat de verzekerde voor elke zorgverlener een zorgcontract ter goedkeuring overlegt aan het zorgkantoor.

Onderdeel F

Als de aanvrager het budgetplan niet volledig heeft ingevuld, wordt het persoonsgebonden budget geweigerd. De aanvraag van een persoonsgebonden budget wordt eveneens afgewezen als de verzekerde weigert het budgetplan met het zorgkantoor te bespreken.

Zo goed als een persoonsgebonden budget slechts verstrekt kan worden als de verzekerde toestemming geeft om persoonsgegevens aan het CAK door te geven, kan een trekkingsrecht slechts verstrekt worden als de verzekerde toestemming geeft om persoonsgegevens aan de SVB door te geven.

Waar sprake is van gegevens of bescheiden wordt gedoeld op allerlei schriftelijke en mondelinge informatie die de verzekerde verstrekt.

Naar aanleiding van recente jurisprudentie zijn enkele weigeringsgronden uitdrukkelijk in de Regeling opgenomen. Wanneer een verzekerde niet in staat kan worden geacht om zelf of met hulp van een derde op verantwoorde wijze gebruik te maken van het persoonsgebonden budget, wordt het budget geweigerd. De eventuele derde dient wel een juridische titel te hebben om voor de verzekerde op te treden. Verder is voorzien in een vangnetbepaling voor het geval het om andere redenen naar verwachting geen sprake zal zijn van goede zorg, wat betreft zowel de kwaliteit als de afstemming op de zorgbehoefte van verzekerde.

Onderdeel H

In de voor 2014 geactualiseerde bedragen is onderscheid gemaakt tussen persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en vervoer enerzijds en verblijf anderzijds. Dat komt omdat op de tarieven voor persoonlijke verzorging en begeleiding een korting van 5% wordt toegepast en niet op verpleging en verblijf.

Aan de beslissing over een eventuele aanspraak op meer zorg dan waarop de verzekerde aanspraak heeft, kan het zorgkantoor voorwaarden verbinden. Zo kan het zorgkantoor de betrokkenheid verlangen van een beroepsbeoefenaar die is ingeschreven in een register als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Het is ook mogelijk dat de verzekerde binnen een door het zorgkantoor te bepalen termijn een consultatie moet laten uitvoeren door de Stichting Centrum voor Consultatie en Expertise te Utrecht.

Onderdeel K

In de overeenkomsten van de verzekerde met zijn zorgverleners dient vermeld te worden aan welke zorg de verzekerde behoefte heeft en welke zorg de zorgverleners verlenen.

Bij een trekkingsrecht worden de betalingen verricht door de SVB. Om dat te kunnen doen, heeft de SVB onder meer de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden budget en de goedgekeurde overeenkomsten van de verzekerde met zijn zorgverleners nodig. Dan kan de SVB toetsen of de declaratie past in het trekkingsrecht.

Wanneer het persoonsgebonden budget op verzoek van de verzekerde of op initiatief van het zorgkantoor wordt omgezet naar een trekkingsrecht, dient de omvang van het trekkingsrecht te worden bepaald. Dat wordt gedaan aan de hand van een verantwoording van de verzekerde over de besteding van de voorschotten die hij heeft ontvangen.

Bestedingen van de verzekerde na de omzetting, komen niet in aanmerking voor bekostiging uit het persoonsgebonden budget. Vanaf het moment van omzetting naar het trekkingsrecht loopt de besteding van het persoonsgebonden budget via de SVB.

Een verzekerde met een indicatie voor respijtzorg mag het persoonsgebonden budget niet inzetten voor degene die feitelijk de gebruikelijke zorg zou verlenen, maar daartoe niet in staat is wegens (dreigende) overbelasting. Immers, als die persoon inzetbaar zou zijn, zou ook geen indicatie voor respijtzorg zijn afgegeven.

Het gebruik van kortdurend verblijf voor nieuwe budgethouders is beperkt tot de Europese Unie. Op deze manier wordt zoveel mogelijk voorkomen dat verblijfskosten tijdens buitenlandse reizen worden betaald uit het persoonsgebonden budget.

Onderdeel M

De SVB betaalt niet zonder meer de declaraties die de verzekerde indient om gebruik te maken van zijn trekkingsrecht. De SVB toetst de declaraties aan de goedgekeurde overeenkomst van de verzekerde met de zorgverlener, aan het verleende persoonsgebonden budget en aan de Regeling. Daarnaast zorgt de SVB voor betaling van eventuele loonheffing die de verzekerde verschuldigd is.

Onderdeel N

In verband met de gefaseerde invoering van trekkingsrechten is de bevoorschotting vereenvoudig.

Zoals hierboven al opgemerkt, dient bij de omzetting van een persoonsgebonden budget naar een trekkingsrecht de omvang van het trekkingsrecht te worden bepaald. Het trekkingsrecht bedraagt het saldo van het bedrag van het verleende persoonsgebonden budget en de rechtmatige bestedingen door de verzekerde van de voorschotten die hem tot de omzetting zijn verstrekt.

Onderdeel O

Bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget voor nieuwe budgethouders, worden verschillende uurtarieven gehanteerd voor zorgverleners die al dan niet beroeps- of bedrijfsmatig werken. Het maakt voor de kosten immers uit of er op commerciële basis wordt gewerkt of bij wijze van mantelzorg.

Er wordt uitgegaan van een maximum van € 20 per uur of dagdeel. Gaat het om kortdurend verblijf, dan mogen de kosten ten hoogste € 30 per dag zijn. De verzekerde mag hogere kosten ten laste van het persoonsgebonden budget brengen als er zorgverleners zijn ingeschakeld die beroeps- of bedrijfsmatig werken. Dit zijn bedrijven, zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) of personen die in het register van beroepsbeoefenaren als bedoeld in de Wet BIG zijn ingeschreven. Bedrijven en zzp-ers moeten zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, uit welke inschrijving blijkt dat ze een onderneming drijven in de zorg waarvoor persoonsgebonden budgetten kunnen worden ingezet. Zzp-ers dienen bovendien te beschikken over een zogenoemde verklaring arbeidsrelatie (VAR) van de Belastingdienst. Zzp-ers en BIG-geregistreerden die tot de naaste familie behoren, worden niet beschouwd als personen die zich beroeps- of bedrijfsmatig inzetten voor de verzekerde. De verzekerde dient bij de verantwoording aan te kunnen tonen dat het dergelijke zorgverleners betreft om maximaal het tarief van € 63 per uur, € 58 per dagdeel of € 101 per etmaal voor kortdurend verblijf dan wel een door de Nederlandse Zorgautoriteit op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg voor de desbetreffende zorg vastgesteld hoger tarief te kunnen betalen.

Artikel II

De gewijzigde Regeling subsidies AWBZ geldt voor het eerst voor de subsidies die worden verstrekt ten behoeve van 2014.

Twee bepalingen werken terug. De zorgkantoren kunnen de subsidie ten behoeve van 2013 en 2014 ook inzetten voor het afwikkelen van de vergoedingen voor persoonlijke zorg die tot en met 2012 nog konden worden verleend op grond van de toenmalige paragraaf 2.7.

De reparatie van de formule voor de berekening van de maximale subsidie aan zorgkantoren werkt terug tot de introductie van de nieuwe formule per 2012.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven