TOELICHTING
Algemeen
Met de onderhavige regeling is de Regeling subsidies AWBZ (hierna: Regeling) per 1 januari
2014 gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:
-
– invoering van zogenaamde trekkingsrechten,
-
– toevoeging van enkele weigeringsgronden met betrekking tot verantwoorde besteding,
-
– differentiatie van uurtarieven voor zorgverleners die al dan niet beroeps- of bedrijfsmatig
werken,
-
– voorkomen dat verzekerden met respijtzorg alsnog diegenen inzetten die door overbelasting
de gebruikelijke zorg niet kunnen verlenen,
-
– beperking van de inzet van kortdurend verblijf buiten de Europese Unie.
Hieronder wordt het trekkingsrecht toegelicht omdat diverse artikelen van de Regeling
hiervoor aangepast zijn. Alle budgethouders krijgen met het trekkingsrecht te maken.
De overige wijzigingen betreffen alleen nieuwe budgethouders en worden toegelicht
in de artikelsgewijze toelichting bij het desbetreffende artikel. Wel zullen bestaande
budgethouders er rekening mee moeten houden dat bepaalde wijzigingen, zoals de tariefdifferentiatie
en de beperking van kortdurend verblijf buiten de Europese Unie, vanaf 2015 ook voor
hen kunnen gaan gelden.
Op basis van de ervaringen die in 2014 worden opgedaan met onder meer trekkingsrechten
en tariefdifferentiatie zal worden bezien of aanpassingen daarvan nodig zijn.
Trekkingsrecht
Een trekkingsrecht is een vorm van een persoonsgebonden budget. Het zorgkantoor verstrekt
een trekkingsrecht, net als het gewone persoonsgebonden budget, op basis van een budgetplan
waarin de verzekerde vermeldt wat zijn zorgbehoefte is en welke zorgverleners hij
inschakelt. Tevens worden de overeenkomsten van verzekerden met hun zorgverleners
ter goedkeuring aan het zorgkantoor overgelegd. Het budget wordt niet rechtstreeks
betaald aan de verzekerde, maar aan de Sociale verzekeringsbank (SVB). De verzekerde
stuurt de declaraties van zijn zorgverleners aan de SVB. De SVB betaalt de declaraties
als zij passen binnen de goedgekeurde overeenkomsten die de verzekerde met de betreffende
zorgverleners heeft afgesloten, het verleende persoonsgebonden budget en de Regeling.
De SVB betaalt uit het budget ook de eventuele loonheffing. De verantwoording aan
het zorgkantoor van het trekkingsrecht wordt door de verzekerde ingediend via de SVB.
De betrokkenheid van de SVB bij de uitvoering van het trekkingsrecht doet niets af
aan de verantwoordelijkheid van het zorgkantoor voor het verlenen en vaststellen van
het persoonsgebonden budget.
De persoonsgebonden budgetten worden gefaseerd vervangen door trekkingsrechten. Verzekerden
in bepaalde regio's die in 2014 voor het eerst een persoonsgebonden budget ontvangen,
kunnen alleen nog trekkingsrechten krijgen. In enkele regio's kunnen in de loop van
2014 verleende persoonsgebonden budgetten omgezet worden in trekkingsrechten. Met
ingang van 2015 worden persoonsgebonden budgetten uitsluitend in de vorm van trekkingsrechten
verstrekt.
Daarnaast is de Regeling geactualiseerd. Het actualiseren van de Regeling ziet voornamelijk
op aanpassing van de bedragen voor het jaar 2014 en op enkele redactionele verbeteringen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Er zijn enkele begrippen ingevoerd waarvan de definities, mede gelet op de algemene
toelichting, voor zichzelf spreken. De term bestaande budgethouder is toegevoegd om
verzekerden aan te duiden waarvoor bepaalde wijzigingen van de Regeling bij wijze
van overgangsrecht niet geldt.
Onderdeel B
De zorgkantoren kunnen de subsidie die zij in 2014 ontvangen ook aanwenden voor de
afwikkeling van eerder verstrekte vergoedingen persoonlijke zorg.
Het subsidieplafond voor het verstrekken van persoonsgebonden budgetten is in 2014
met € 100.000.000 verlaagd.
De beschikbare middelen worden grotendeels door middel van dat subsidieplafond verdeeld.
Dat gebeurt op basis van de gegevens op 31 augustus van het voorafgaande subsidiejaar.
Om rekening te kunnen houden met de ontwikkelingen die zich vanaf die datum bij de
zorgkantoren voordoen, wordt een deel van de beschikbare middelen verdeeld op basis
van beleidsregels van het CVZ. De afgelopen jaren is dit deel van de middelen te laag
gebleken. Daarom is dat bedrag verhoogd met € 100 miljoen.
Een evidente verschrijving in de formule die wordt gehanteerd voor de verdeling van
de middelen die uit hoofde van het subsidieplafond beschikbaar zijn, is gecorrigeerd.
Onderdeel C
Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt als een indicatiebesluit is afgegeven
voor minder dan één jaar. De uitzondering op deze regel vormt een zorgbehoefte van
meer dan één jaar. De overgangsmaatregel voor de introductie hiervan begin 2013 is
overbodig geworden.
De redactie is aangepast om boven elke twijfel te verheffen dat geen persoonsgebonden
budget wordt verstrekt wanneer de verzekerde alleen begeleiding, kortdurend verblijf
of een combinatie daarvan nodig heeft.
Onderdeel D
De aanvraag van een persoonsgebonden budget is voorzien van een budgetplan. Dat geldt
ook voor de aanvraag van een trekkingsrecht.
Onderdeel E
Het nieuwe artikel 2.6.3c regelt de gefaseerde invoering van de trekkingsrechten.
Vanaf 2014 heeft het zorgkantoor de mogelijkheid een trekkingsrecht te verlenen of
een bestaand persoonsgebonden budget om te zetten in een trekkingsrecht als de verzekerde
dat vraagt. Of het zorgkantoor zo'n verzoek honoreert, hangt voornamelijk af van de
administratieve mogelijkheden van het zorgkantoor.
De administratieve systemen van de zorgkantoren OWM Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid
U.A., Zorgkantoor DSW B.V. en Salland Zorgkantoor B.V zijn gereed gemaakt om in het
kader van een pilot trekkingsrechten te verstrekken. Nieuwe budgethouders in hun regio's
kunnen alleen nog maar een persoonsgebonden budget in de vorm van een trekkingsrecht
verkrijgen. Alle andere zorgkantoren worden geacht per 1 juli 2014 hun administratieve
systemen gereed te hebben, zodat vanaf die datum alle nieuwe budgethouders alleen
nog maar een persoonsgebonden budget in de vorm van een trekkingsrecht verkrijgen.
Zorgkantoren die eerder klaar zijn met het aanpassen van hun administratieve systemen
kunnen al op een eerdere datum overstappen naar trekkingsrechten voor nieuwe budgethouders;
(potentiële) aanvragers van een persoonsgebonden budget krijgen acht weken de tijd
om daarop te anticiperen.
De zorgkantoren kunnen op een door hen te bepalen datum bestaande persoonsgebonden
budgetten omzetten in trekkingsrechten; verzekerden met een persoonsgebonden budget
krijgen acht weken de tijd om daarop te anticiperen. Voor de omzetting is wel vereist
dat de verzekerde toestemming geeft voor de verwerking van zijn gegevens door de SVB.
Vanaf 1 januari 2015 worden uitsluitend persoonsgebonden budgetten in de vorm van
trekkingsrechten verleend.
Een verzekerde die eenmaal een trekkingsrecht heeft gekregen, kan daarna geen persoonsgebonden
budget anders dan in de vorm van een trekkingsrecht meer verkrijgen.
Net als voor het verstrekken van een persoonsgebonden budget wordt voor het verstrekken
van een trekkingsrecht een budgetplan verlangd. Daarin beschrijft de verzekerde welke
zorg hij behoeft, wie zijn zorgverleners zijn en hoe zij worden ingezet. Ook wordt
verlangd dat de verzekerde voor elke zorgverlener een zorgcontract ter goedkeuring
overlegt aan het zorgkantoor.
Onderdeel F
Als de aanvrager het budgetplan niet volledig heeft ingevuld, wordt het persoonsgebonden
budget geweigerd. De aanvraag van een persoonsgebonden budget wordt eveneens afgewezen
als de verzekerde weigert het budgetplan met het zorgkantoor te bespreken.
Zo goed als een persoonsgebonden budget slechts verstrekt kan worden als de verzekerde
toestemming geeft om persoonsgegevens aan het CAK door te geven, kan een trekkingsrecht
slechts verstrekt worden als de verzekerde toestemming geeft om persoonsgegevens aan
de SVB door te geven.
Waar sprake is van gegevens of bescheiden wordt gedoeld op allerlei schriftelijke
en mondelinge informatie die de verzekerde verstrekt.
Naar aanleiding van recente jurisprudentie zijn enkele weigeringsgronden uitdrukkelijk
in de Regeling opgenomen. Wanneer een verzekerde niet in staat kan worden geacht om
zelf of met hulp van een derde op verantwoorde wijze gebruik te maken van het persoonsgebonden
budget, wordt het budget geweigerd. De eventuele derde dient wel een juridische titel
te hebben om voor de verzekerde op te treden. Verder is voorzien in een vangnetbepaling
voor het geval het om andere redenen naar verwachting geen sprake zal zijn van goede
zorg, wat betreft zowel de kwaliteit als de afstemming op de zorgbehoefte van verzekerde.
Onderdeel H
In de voor 2014 geactualiseerde bedragen is onderscheid gemaakt tussen persoonlijke
verzorging, verpleging, begeleiding en vervoer enerzijds en verblijf anderzijds. Dat
komt omdat op de tarieven voor persoonlijke verzorging en begeleiding een korting
van 5% wordt toegepast en niet op verpleging en verblijf.
Aan de beslissing over een eventuele aanspraak op meer zorg dan waarop de verzekerde
aanspraak heeft, kan het zorgkantoor voorwaarden verbinden. Zo kan het zorgkantoor
de betrokkenheid verlangen van een beroepsbeoefenaar die is ingeschreven in een register
als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
Het is ook mogelijk dat de verzekerde binnen een door het zorgkantoor te bepalen termijn
een consultatie moet laten uitvoeren door de Stichting Centrum voor Consultatie en
Expertise te Utrecht.
Onderdeel K
In de overeenkomsten van de verzekerde met zijn zorgverleners dient vermeld te worden
aan welke zorg de verzekerde behoefte heeft en welke zorg de zorgverleners verlenen.
Bij een trekkingsrecht worden de betalingen verricht door de SVB. Om dat te kunnen
doen, heeft de SVB onder meer de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden
budget en de goedgekeurde overeenkomsten van de verzekerde met zijn zorgverleners
nodig. Dan kan de SVB toetsen of de declaratie past in het trekkingsrecht.
Wanneer het persoonsgebonden budget op verzoek van de verzekerde of op initiatief
van het zorgkantoor wordt omgezet naar een trekkingsrecht, dient de omvang van het
trekkingsrecht te worden bepaald. Dat wordt gedaan aan de hand van een verantwoording
van de verzekerde over de besteding van de voorschotten die hij heeft ontvangen.
Bestedingen van de verzekerde na de omzetting, komen niet in aanmerking voor bekostiging
uit het persoonsgebonden budget. Vanaf het moment van omzetting naar het trekkingsrecht
loopt de besteding van het persoonsgebonden budget via de SVB.
Een verzekerde met een indicatie voor respijtzorg mag het persoonsgebonden budget
niet inzetten voor degene die feitelijk de gebruikelijke zorg zou verlenen, maar daartoe
niet in staat is wegens (dreigende) overbelasting. Immers, als die persoon inzetbaar
zou zijn, zou ook geen indicatie voor respijtzorg zijn afgegeven.
Het gebruik van kortdurend verblijf voor nieuwe budgethouders is beperkt tot de Europese
Unie. Op deze manier wordt zoveel mogelijk voorkomen dat verblijfskosten tijdens buitenlandse
reizen worden betaald uit het persoonsgebonden budget.
Onderdeel M
De SVB betaalt niet zonder meer de declaraties die de verzekerde indient om gebruik
te maken van zijn trekkingsrecht. De SVB toetst de declaraties aan de goedgekeurde
overeenkomst van de verzekerde met de zorgverlener, aan het verleende persoonsgebonden
budget en aan de Regeling. Daarnaast zorgt de SVB voor betaling van eventuele loonheffing
die de verzekerde verschuldigd is.
Onderdeel N
In verband met de gefaseerde invoering van trekkingsrechten is de bevoorschotting
vereenvoudig.
Zoals hierboven al opgemerkt, dient bij de omzetting van een persoonsgebonden budget
naar een trekkingsrecht de omvang van het trekkingsrecht te worden bepaald. Het trekkingsrecht
bedraagt het saldo van het bedrag van het verleende persoonsgebonden budget en de
rechtmatige bestedingen door de verzekerde van de voorschotten die hem tot de omzetting
zijn verstrekt.
Onderdeel O
Bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget voor nieuwe budgethouders, worden
verschillende uurtarieven gehanteerd voor zorgverleners die al dan niet beroeps- of
bedrijfsmatig werken. Het maakt voor de kosten immers uit of er op commerciële basis
wordt gewerkt of bij wijze van mantelzorg.
Er wordt uitgegaan van een maximum van € 20 per uur of dagdeel. Gaat het om kortdurend
verblijf, dan mogen de kosten ten hoogste € 30 per dag zijn. De verzekerde mag hogere
kosten ten laste van het persoonsgebonden budget brengen als er zorgverleners zijn
ingeschakeld die beroeps- of bedrijfsmatig werken. Dit zijn bedrijven, zelfstandigen
zonder personeel (zzp-ers) of personen die in het register van beroepsbeoefenaren
als bedoeld in de Wet BIG zijn ingeschreven. Bedrijven en zzp-ers moeten zijn ingeschreven
bij de Kamer van Koophandel, uit welke inschrijving blijkt dat ze een onderneming
drijven in de zorg waarvoor persoonsgebonden budgetten kunnen worden ingezet. Zzp-ers
dienen bovendien te beschikken over een zogenoemde verklaring arbeidsrelatie (VAR)
van de Belastingdienst. Zzp-ers en BIG-geregistreerden die tot de naaste familie behoren,
worden niet beschouwd als personen die zich beroeps- of bedrijfsmatig inzetten voor
de verzekerde. De verzekerde dient bij de verantwoording aan te kunnen tonen dat het
dergelijke zorgverleners betreft om maximaal het tarief van € 63 per uur, € 58 per
dagdeel of € 101 per etmaal voor kortdurend verblijf dan wel een door de Nederlandse
Zorgautoriteit op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg voor de desbetreffende
zorg vastgesteld hoger tarief te kunnen betalen.
Artikel II
De gewijzigde Regeling subsidies AWBZ geldt voor het eerst voor de subsidies die worden
verstrekt ten behoeve van 2014.
Twee bepalingen werken terug. De zorgkantoren kunnen de subsidie ten behoeve van 2013
en 2014 ook inzetten voor het afwikkelen van de vergoedingen voor persoonlijke zorg
die tot en met 2012 nog konden worden verleend op grond van de toenmalige paragraaf
2.7.
De reparatie van de formule voor de berekening van de maximale subsidie aan zorgkantoren
werkt terug tot de introductie van de nieuwe formule per 2012.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn