De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Gelet op artikel 5.1, eerste lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector en artikel 5:14 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING BEZOLDIGING TOPFUNCTIONARISSEN OCW-SECTOREN
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
- besluit:
-
Uitvoeringsbesluit WNT;
2. De begripsomschrijving van ‘topfunctionarissen van de cultuurfondsen’ wordt vervangen
door:
- topfunctionarissen van de cultuurfondsen:
-
de topfunctionarissen van een rechtspersoon, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder
a, van de wet, voor zover het betreft een fonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel c, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘toezicht op de naleving van de wet en deze regeling’ vervangen
door: toezicht op de naleving van de wet, het besluit en deze regeling.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.
C
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘toezicht op de naleving van de wet’ vervangen door: toezicht
op de naleving van de wet, het besluit en deze regeling.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.
D
Na artikel 7 worden twaalf artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7a. Begripsbepaling toezicht overige OCW-sectoren
In de artikelen 7b tot en met 7k wordt onder instellingen verstaan: rechtspersonen
op wie de wet van toepassing is en die niet vallen onder het toezicht van de Inspectie
van het onderwijs, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en het Commissariaat voor de
Media, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en voor zover de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap de minister is wie het aangaat.
Artikel 7b. Sector primair onderwijs voor zover geen onderwijsinstelling
Voor instellingen in de sector primair onderwijs, alsmede de sector jeugd, onderwijs
en zorg, worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de
wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie primair onderwijs;
-
b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën en verantwoording van de directie
primair onderwijs.
Artikel 7c. Sector voortgezet onderwijs voor zover geen onderwijsinstelling
Voor instellingen in de sector voortgezet onderwijs worden de volgende personen belast
met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie voortgezet onderwijs;
-
b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën van de directie voortgezet onderwijs.
Artikel 7d. Sector middelbaar beroepsonderwijs voor zover geen onderwijsinstelling
Voor instellingen in de sector middelbaar beroepsonderwijs worden de volgende personen
belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie middelbaar beroepsonderwijs;
-
b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën van de directie middelbaar beroepsonderwijs.
Artikel 7e. Sector hoger onderwijs en studiefinanciering voor zover geen onderwijsinstelling
Voor instellingen in de sector hoger onderwijs en studiefinanciering worden de volgende
personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie hoger onderwijs en studiefinanciering;
-
b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling control, begroting en verantwoording van de
directie hoger onderwijs en studiefinanciering.
Artikel 7f. Sector onderzoek en wetenschapsbeleid
Voor instellingen in de sector onderzoek en wetenschapsbeleid worden de volgende personen
belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie onderzoek en wetenschapsbeleid;
-
b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling algemeen beleid en begroting van de directie
onderzoek en wetenschapsbeleid.
Artikel 7g. Sector monumenten en archeologie
Voor instellingen in de sector monumenten en archeologie worden de volgende personen
belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de rijksdienst voor het cultureel erfgoed;
-
b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling control van de rijksdienst voor het cultureel
erfgoed.
Artikel 7h. Sector erfgoed en kunsten
Voor instellingen in de sector erfgoed en kunsten worden de volgende personen belast
met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie erfgoed en kunsten;
-
b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën en control van de directie media
en creatieve industrie.
Artikel 7i. Sector media en creatieve industrie voor zover geen toezicht van het CvdM
Voor instellingen in de sector media en creatieve industrie worden de volgende personen
belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie media en creatieve industrie;
-
b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën en control van de directie media
en creatieve industrie.
Artikel 7j. Sector emancipatie
Voor instellingen in de sector emancipatie worden de volgende personen belast met
het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
-
a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie emancipatie;
-
b. de ambtenaren belast met subsidiecoördinatie, werkzaam bij de afdeling bedrijfsvoering
van de directie emancipatie.
Artikel 7k. Sector internationaal beleid
Voor de instellingen in de sector internationaal beleid worden de volgende personen
belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:
Artikel 7l. Beperking toezichtsbevoegdheden
De toezichthouders die in deze paragraaf zijn aangewezen beschikken niet over de bevoegdheden,
bedoeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
ARTIKEL II. WIJZIGINGEN ALS GEVOLG VAN DE AANPASSINGSWET WNT
Indien het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2013 ingediende voorstel van
wet tot aanpassing van de reikwijdte en enige technische wijzigingen van de Wet normering
bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Aanpassingswet WNT)
(Kamerstukken II 2012/13, 33 715), tot wet is of wordt verheven en in werking treedt, wordt de Regeling bezoldiging
topfunctionarissen OCW-sectoren als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van ‘topfunctionarissen in het beroepsonderwijs en educatie’
wordt ‘de nummers 16 tot en met 19’ vervangen door: de nummers 13 tot en met 16.
2. In de begripsomschrijving van ‘topfunctionarissen in het onderwijs’ wordt ‘de nummers
1 tot en met 9 en 16 tot en met 20’ vervangen door: de nummers 1 tot en met 9 en 13
tot en met 17.
3. In de begripsomschrijving van ‘topfunctionarissen van hogescholen’ wordt ‘nummer
20’ vervangen door: nummer 17.
B
In artikel 6, eerste lid, wordt ‘de nummers 1 tot en met 9 en 17, 18 en 20’ vervangen
door: de nummers 1 tot en met 9 en 14, 15, en 17.
C
In artikel 7, eerste lid, wordt ‘de nummers 21 en 22’ vervangen door: de nummers 18
en 19.
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker.
TOELICHTING
In de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector
(WNT) is geregeld (in artikel 5.1) dat de vakminister bepaalt wie de bevoegde toezichthouders
zijn. Bij het beleggen van het toezicht op de WNT voor de OCW-sectoren is als uitgangspunt
gehanteerd dat het toezicht daar wordt belegd, waar ook het toezicht op de financiële
verantwoording van de subsidie plaatsvindt. Dit is in lijn met de opzet van de WNT.
In de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren is al geregeld dat de Inspectie
van het Onderwijs is belast met het toezicht op onderwijsinstellingen en dat het Commissariaat
voor de Media is aangewezen als toezichthouder voor de media-instellingen. Voor organisaties
die subsidie van OCW ontvangen en niet vallen onder het toezicht van de Inspectie
van het Onderwijs of het Commissariaat voor de Media, worden de WNT-toezichthouders
in deze wijzigingsregeling aangewezen.
De ambtenaren die in dit besluit zijn aangewezen als toezichthouder, beschikken voor
hun toezichthoudende taak over de bevoegdheden van artikel 5:15 tot en met 5:17 van
de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat zij onder meer bevoegd zijn om stukken
op te vragen en om – al dan niet ter plekke – in de financiële administratie van de
verantwoordelijken na te gaan of bijvoorbeeld ten onrechte bezoldigingen niet openbaar
zijn gemaakt en of er bezoldigingen in strijd met de wet zijn betaald.
De toezichthoudende ambtenaren kunnen bij de uitoefening van hun toezichthoudende
taak een beroep doen op de Auditdienst Rijk (ADR).
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, B en C
Aan de begripsbepaling wordt het Uitvoeringsbesluit WNT toegevoegd. Dat geldt ook
voor de toezichtsartikelen 6 en 7 en de nieuwe artikelen 7a tot en met 7k. Hiermee
wordt geregeld dat het toezicht ook de naleving van het Uitvoeringsbesluit WNT dient
te omvatten. In het Uitvoeringsbesluit WNT worden enkele normen uit de wet nader ingevuld,
waardoor deze ook steeds onderdeel uitmaken van het toezicht.
Voorts wordt in de begripsomschrijving de definitie van topfunctionarissen van de
cultuurfondsen verduidelijkt.
Tot slot vervalt van de artikelen 6 en 7 het tweede lid. De inhoud daarvan komt terug
in het nieuwe artikel 7l dat voor alle toezichthouders geldt die worden aangewezen
in deze regeling.
Artikel I, onderdeel D
In de artikelen 6 en 7 is het toezicht geregeld voor de instellingen die onder het
toezicht van de Inspectie van het onderwijs en het Commissariaat voor de Media vallen.
Voor alle andere instellingen die in het kader van de WNT onder de verantwoordelijkheid
van de minister van OCW vallen, wordt het toezicht in deze wijzigingsregeling geregeld.
Het gaat in artikel 7a en verder om de volgende rechtspersonen:
-
a. De rechtspersonen waarop de wet op grond van artikel 1.2, eerste lid, onder h, van
de wet van toepassing is, voor zover het gaat om de rechtspersonen voor wie de Minister
van OCW de minister is wie het aangaat. Dat zijn momenteel de volgende rechtspersonen:
-
– Koninklijke Bibliotheek;
-
– Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen;
-
– Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.
-
b. De rechtspersonen waarop de wet op grond van artikel 1.3, eerste lid, onder a, van
de wet van toepassing is, voor zover het gaat om de rechtspersonen voor wie de Minister
van OCW de minister is wie het aangaat. Dat zijn momenteel de volgende rechtspersonen:
-
– Commissariaat voor de Media;
-
– Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;
-
– Stichting Mondriaan Fonds;
-
– Stichting Nederlands Fonds voor de Film;
-
– Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;
-
– Stichting Nederlands Letterenfonds;
-
– Stichting Participatiefonds;
-
– Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie;
-
– Stichting Vervangingsfonds.
-
c. De rechtspersonen waarop de wet op grond van artikel 1.3, eerste lid, onder c, van
de wet van toepassing is, voor zover het gaat om de rechtspersonen voor wie de Minister
van OCW de minister is wie het aangaat.
Het gaat dan om gesubsidieerde instellingen die meer dan 50% van de inkomsten uit
subsidies verwerven. De reikwijdte van deze bepaling wordt overigens met het wetsvoorstel
Aanpassingswet WNT (Kamerstukken II 2012/13, 33 715) beperkt door de toevoeging dat het steeds moet gaan om minimaal € 500.000,– subsidie
per jaar, gedurende minimaal drie achtereenvolgende jaren.
-
d. De rechtspersonen, genoemd onder de huidige nummers 10 tot en met 16, 19 en 23 tot
en met 28 in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap’.
Met het wetsvoorstel Aanpassingswet WNT (Kamerstukken II 2012/13, 33 715) vervallen de nummers 10, 11 en 12, wordt de reeks vernummerd, en wordt aan het eind
van de reeks een nummer toegevoegd. Vanaf de inwerkingtreding van de Aanpassingswet
WNT gaat het dus om de nummers 10 tot en met 13, 16, 20 tot en met 25 en het nieuwe
nummer 26. Ook het nieuwe nummer 26 (de Stichting Kennisnet te Zoetermeer, die abusievelijk
van de bijlage was geschrapt) valt niet onder het toezicht van de onderwijsinspectie
of het Commissariaat voor de Media en dus onder het overige toezicht.
-
e. De rechtspersonen, genoemd in bijlage 2 van de wet.
Dat zijn momenteel de volgende rechtspersonen:
-
– De Vereniging PO-raad te Utrecht.
-
– De vereniging VO-raad te Utrecht.
-
– De vereniging MBO Raad te Woerden.
-
– De vereniging HBO-raad te Den Haag.
-
– De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten te Den Haag.
-
– De vereniging Colo, Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven te Zoetermeer.
Met het wetsvoorstel Aanpassingswet WNT (Kamerstukken II 2012/13, 33 715) krijgen de HBO-raad en de Vereniging Colo hun nieuwe naam, de Vereniging Hogescholen,
respectievelijk de Werkgeversvereniging Kenniscentra te Zoetermeer.
Artikel II
In de Aanpassingswet WNT worden een aantal instellingen van de bijlage bij de WNT
gehaald. Als gevolg daarvan worden alle nummers vanaf nummer 10 vernummerd. Dientengevolge
worden alle verwijzingen naar de hogere nummers van de bijlage gewijzigd op het moment
dat de Aanpassingswet WNT in werking treedt.
Artikel III
Deze regeling treedt direct in werking. Het gaat om enkele technische wijzigingen
en om de aanwijzing van toezichthouders die direct bevoegd moeten zijn om zo nodig
op te kunnen treden. Het is daarom niet passend te wachten tot het volgende vaste
verandermoment.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker.