Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 januari 2014, nr. WJZ/584533, houdende wijziging van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren vanwege de aanwijzing van WNT-toezichthouders voor de OCW-sectoren waarvoor nog geen toezichthouders waren aangewezen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 5.1, eerste lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector en artikel 5:14 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING BEZOLDIGING TOPFUNCTIONARISSEN OCW-SECTOREN

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische rangschikking wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

besluit:

Uitvoeringsbesluit WNT;

2. De begripsomschrijving van ‘topfunctionarissen van de cultuurfondsen’ wordt vervangen door:

topfunctionarissen van de cultuurfondsen:

de topfunctionarissen van een rechtspersoon, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder a, van de wet, voor zover het betreft een fonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘toezicht op de naleving van de wet en deze regeling’ vervangen door: toezicht op de naleving van de wet, het besluit en deze regeling.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘toezicht op de naleving van de wet’ vervangen door: toezicht op de naleving van de wet, het besluit en deze regeling.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.

D

Na artikel 7 worden twaalf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7a. Begripsbepaling toezicht overige OCW-sectoren

In de artikelen 7b tot en met 7k wordt onder instellingen verstaan: rechtspersonen op wie de wet van toepassing is en die niet vallen onder het toezicht van de Inspectie van het onderwijs, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en voor zover de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de minister is wie het aangaat.

Artikel 7b. Sector primair onderwijs voor zover geen onderwijsinstelling

Voor instellingen in de sector primair onderwijs, alsmede de sector jeugd, onderwijs en zorg, worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie primair onderwijs;

  • b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën en verantwoording van de directie primair onderwijs.

Artikel 7c. Sector voortgezet onderwijs voor zover geen onderwijsinstelling

Voor instellingen in de sector voortgezet onderwijs worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie voortgezet onderwijs;

  • b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën van de directie voortgezet onderwijs.

Artikel 7d. Sector middelbaar beroepsonderwijs voor zover geen onderwijsinstelling

Voor instellingen in de sector middelbaar beroepsonderwijs worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie middelbaar beroepsonderwijs;

  • b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën van de directie middelbaar beroepsonderwijs.

Artikel 7e. Sector hoger onderwijs en studiefinanciering voor zover geen onderwijsinstelling

Voor instellingen in de sector hoger onderwijs en studiefinanciering worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie hoger onderwijs en studiefinanciering;

  • b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling control, begroting en verantwoording van de directie hoger onderwijs en studiefinanciering.

Artikel 7f. Sector onderzoek en wetenschapsbeleid

Voor instellingen in de sector onderzoek en wetenschapsbeleid worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie onderzoek en wetenschapsbeleid;

  • b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling algemeen beleid en begroting van de directie onderzoek en wetenschapsbeleid.

Artikel 7g. Sector monumenten en archeologie

Voor instellingen in de sector monumenten en archeologie worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de rijksdienst voor het cultureel erfgoed;

  • b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling control van de rijksdienst voor het cultureel erfgoed.

Artikel 7h. Sector erfgoed en kunsten

Voor instellingen in de sector erfgoed en kunsten worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie erfgoed en kunsten;

  • b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën en control van de directie media en creatieve industrie.

Artikel 7i. Sector media en creatieve industrie voor zover geen toezicht van het CvdM

Voor instellingen in de sector media en creatieve industrie worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie media en creatieve industrie;

  • b. de ambtenaren, werkzaam bij de afdeling financiën en control van de directie media en creatieve industrie.

Artikel 7j. Sector emancipatie

Voor instellingen in de sector emancipatie worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie emancipatie;

  • b. de ambtenaren belast met subsidiecoördinatie, werkzaam bij de afdeling bedrijfsvoering van de directie emancipatie.

Artikel 7k. Sector internationaal beleid

Voor de instellingen in de sector internationaal beleid worden de volgende personen belast met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit en de regeling:

  • a. de directeur en plaatsvervangend directeur van de directie internationaal beleid;

  • b. de controller van de directie internationaal beleid.

Artikel 7l. Beperking toezichtsbevoegdheden

De toezichthouders die in deze paragraaf zijn aangewezen beschikken niet over de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL II. WIJZIGINGEN ALS GEVOLG VAN DE AANPASSINGSWET WNT

Indien het bij koninklijke boodschap van 30 augustus 2013 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van de reikwijdte en enige technische wijzigingen van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Aanpassingswet WNT) (Kamerstukken II 2012/13, 33 715), tot wet is of wordt verheven en in werking treedt, wordt de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van ‘topfunctionarissen in het beroepsonderwijs en educatie’ wordt ‘de nummers 16 tot en met 19’ vervangen door: de nummers 13 tot en met 16.

2. In de begripsomschrijving van ‘topfunctionarissen in het onderwijs’ wordt ‘de nummers 1 tot en met 9 en 16 tot en met 20’ vervangen door: de nummers 1 tot en met 9 en 13 tot en met 17.

3. In de begripsomschrijving van ‘topfunctionarissen van hogescholen’ wordt ‘nummer 20’ vervangen door: nummer 17.

B

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘de nummers 1 tot en met 9 en 17, 18 en 20’ vervangen door: de nummers 1 tot en met 9 en 14, 15, en 17.

C

In artikel 7, eerste lid, wordt ‘de nummers 21 en 22’ vervangen door: de nummers 18 en 19.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

TOELICHTING

In de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) is geregeld (in artikel 5.1) dat de vakminister bepaalt wie de bevoegde toezichthouders zijn. Bij het beleggen van het toezicht op de WNT voor de OCW-sectoren is als uitgangspunt gehanteerd dat het toezicht daar wordt belegd, waar ook het toezicht op de financiële verantwoording van de subsidie plaatsvindt. Dit is in lijn met de opzet van de WNT.

In de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren is al geregeld dat de Inspectie van het Onderwijs is belast met het toezicht op onderwijsinstellingen en dat het Commissariaat voor de Media is aangewezen als toezichthouder voor de media-instellingen. Voor organisaties die subsidie van OCW ontvangen en niet vallen onder het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs of het Commissariaat voor de Media, worden de WNT-toezichthouders in deze wijzigingsregeling aangewezen.

De ambtenaren die in dit besluit zijn aangewezen als toezichthouder, beschikken voor hun toezichthoudende taak over de bevoegdheden van artikel 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat zij onder meer bevoegd zijn om stukken op te vragen en om – al dan niet ter plekke – in de financiële administratie van de verantwoordelijken na te gaan of bijvoorbeeld ten onrechte bezoldigingen niet openbaar zijn gemaakt en of er bezoldigingen in strijd met de wet zijn betaald.

De toezichthoudende ambtenaren kunnen bij de uitoefening van hun toezichthoudende taak een beroep doen op de Auditdienst Rijk (ADR).

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A, B en C

Aan de begripsbepaling wordt het Uitvoeringsbesluit WNT toegevoegd. Dat geldt ook voor de toezichtsartikelen 6 en 7 en de nieuwe artikelen 7a tot en met 7k. Hiermee wordt geregeld dat het toezicht ook de naleving van het Uitvoeringsbesluit WNT dient te omvatten. In het Uitvoeringsbesluit WNT worden enkele normen uit de wet nader ingevuld, waardoor deze ook steeds onderdeel uitmaken van het toezicht.

Voorts wordt in de begripsomschrijving de definitie van topfunctionarissen van de cultuurfondsen verduidelijkt.

Tot slot vervalt van de artikelen 6 en 7 het tweede lid. De inhoud daarvan komt terug in het nieuwe artikel 7l dat voor alle toezichthouders geldt die worden aangewezen in deze regeling.

Artikel I, onderdeel D

In de artikelen 6 en 7 is het toezicht geregeld voor de instellingen die onder het toezicht van de Inspectie van het onderwijs en het Commissariaat voor de Media vallen. Voor alle andere instellingen die in het kader van de WNT onder de verantwoordelijkheid van de minister van OCW vallen, wordt het toezicht in deze wijzigingsregeling geregeld. Het gaat in artikel 7a en verder om de volgende rechtspersonen:

  • a. De rechtspersonen waarop de wet op grond van artikel 1.2, eerste lid, onder h, van de wet van toepassing is, voor zover het gaat om de rechtspersonen voor wie de Minister van OCW de minister is wie het aangaat. Dat zijn momenteel de volgende rechtspersonen:

    • Koninklijke Bibliotheek;

    • Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen;

    • Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.

  • b. De rechtspersonen waarop de wet op grond van artikel 1.3, eerste lid, onder a, van de wet van toepassing is, voor zover het gaat om de rechtspersonen voor wie de Minister van OCW de minister is wie het aangaat. Dat zijn momenteel de volgende rechtspersonen:

    • Commissariaat voor de Media;

    • Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

    • Stichting Mondriaan Fonds;

    • Stichting Nederlands Fonds voor de Film;

    • Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+;

    • Stichting Nederlands Letterenfonds;

    • Stichting Participatiefonds;

    • Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie;

    • Stichting Vervangingsfonds.

  • c. De rechtspersonen waarop de wet op grond van artikel 1.3, eerste lid, onder c, van de wet van toepassing is, voor zover het gaat om de rechtspersonen voor wie de Minister van OCW de minister is wie het aangaat.

    Het gaat dan om gesubsidieerde instellingen die meer dan 50% van de inkomsten uit subsidies verwerven. De reikwijdte van deze bepaling wordt overigens met het wetsvoorstel Aanpassingswet WNT (Kamerstukken II 2012/13, 33 715) beperkt door de toevoeging dat het steeds moet gaan om minimaal € 500.000,– subsidie per jaar, gedurende minimaal drie achtereenvolgende jaren.

  • d. De rechtspersonen, genoemd onder de huidige nummers 10 tot en met 16, 19 en 23 tot en met 28 in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’.

    Met het wetsvoorstel Aanpassingswet WNT (Kamerstukken II 2012/13, 33 715) vervallen de nummers 10, 11 en 12, wordt de reeks vernummerd, en wordt aan het eind van de reeks een nummer toegevoegd. Vanaf de inwerkingtreding van de Aanpassingswet WNT gaat het dus om de nummers 10 tot en met 13, 16, 20 tot en met 25 en het nieuwe nummer 26. Ook het nieuwe nummer 26 (de Stichting Kennisnet te Zoetermeer, die abusievelijk van de bijlage was geschrapt) valt niet onder het toezicht van de onderwijsinspectie of het Commissariaat voor de Media en dus onder het overige toezicht.

  • e. De rechtspersonen, genoemd in bijlage 2 van de wet.

    Dat zijn momenteel de volgende rechtspersonen:

    • De Vereniging PO-raad te Utrecht.

    • De vereniging VO-raad te Utrecht.

    • De vereniging MBO Raad te Woerden.

    • De vereniging HBO-raad te Den Haag.

    • De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten te Den Haag.

    • De vereniging Colo, Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven te Zoetermeer.

    Met het wetsvoorstel Aanpassingswet WNT (Kamerstukken II 2012/13, 33 715) krijgen de HBO-raad en de Vereniging Colo hun nieuwe naam, de Vereniging Hogescholen, respectievelijk de Werkgeversvereniging Kenniscentra te Zoetermeer.

Artikel II

In de Aanpassingswet WNT worden een aantal instellingen van de bijlage bij de WNT gehaald. Als gevolg daarvan worden alle nummers vanaf nummer 10 vernummerd. Dientengevolge worden alle verwijzingen naar de hogere nummers van de bijlage gewijzigd op het moment dat de Aanpassingswet WNT in werking treedt.

Artikel III

Deze regeling treedt direct in werking. Het gaat om enkele technische wijzigingen en om de aanwijzing van toezichthouders die direct bevoegd moeten zijn om zo nodig op te kunnen treden. Het is daarom niet passend te wachten tot het volgende vaste verandermoment.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

Naar boven