Besluit van de Minister van Financiën van 11 juni 2014, FM 2014/881 M, directie Financiële Markten, houdende instelling van een College Deskundigheid Financiële Dienstverlening en mandaatverlening aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (Instellings- en mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening Wft)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening van 27 november 2013;

BESLUIT:

§ 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

besluit:

Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

centrale examenbank:

centrale examenbank, bedoeld in artikel 11e van het besluit;

College:

College Deskundigheid Financiële Dienstverlening, bedoeld in artikel 2;

exameninstituut:

exameninstituut als bedoeld in artikel 4:9, derde lid, van de Wft;

inhoudelijk beheer:

het op basis van de eindtermen en toetstermen, bedoeld in artikel 1 van het besluit, vaststellen van de specificaties en de inhoud van de examens alsmede het vaststellen van de in de centrale examenbank op te nemen examenvragen;

Minister:

Minister van Financiën;

voorzitter:

voorzitter van het College of diens plaatsvervanger.

§ 2. Het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening

Artikel 2

Er is een College Deskundigheid Financiële Dienstverlening.

Artikel 3

  • 1. Het College adviseert desgevraagd of uit eigen beweging of ondersteunt de Minister met betrekking tot:

    • a. de vaststelling van de eindtermen en toetstermen, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van het besluit;

    • b. de vaststelling van de eindtermen en toetstermen, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van het besluit;

    • c. de toewijzing of afwijzing van een aanvraag om erkenning als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van het besluit;

    • d. het verbinden van voorschriften als bedoeld in artikel 11a, derde lid, van het besluit aan een erkenning als exameninstituut;

    • e. het intrekken van een erkenning als bedoeld in artikel 11a, vierde lid, van het besluit;

    • f. de regels, bedoeld in artikel 11b, derde lid, van het besluit, met betrekking tot examenreglementen als bedoeld in artikel 11b, tweede lid van het besluit;

    • g. de regels, bedoeld in artikel 11ca, zesde lid, van het besluit, met betrekking tot de afgifte van certificaten en diploma’s of de verstrekking van duplicaten daarvan;

    • h. het toezicht op de naleving van de van toepassing zijnde voorschriften door erkende exameninstituten;

    • i. het inhoudelijk beheer van de centrale examenbank;

    • j. de regels, bedoeld in artikel 11e, derde lid, van het besluit, met betrekking tot de inrichting en beheer van de centrale examenbank;

    • k. een gelijkstelling als bedoeld in artikel 171, vierde lid van het besluit van reeds bestaande diploma’s met diploma’s als bedoeld in artikel 7 van het besluit;

    • l. het verlenen van een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, aan houders van een diploma voor financiële dienstverlening van een andere lidstaat of Zwitserland waarmee de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 6, van het besluit, kan worden aangetoond.

  • 2. Op verzoek van de Minister of de Autoriteit Financiële Markten adviseert het College over in dat verzoek nader te specificeren onderwerpen met betrekking tot de in het eerste lid genoemde onderwerpen.

Artikel 4

  • 1. Het College bestaat uit een voorzitter en ten minste twee, maar ten hoogste vijf leden.

  • 2. Het College kan zich bij de uitvoering van zijn taken laten ondersteunen op een door het College te bepalen wijze.

  • 3. De Minister benoemt, na voordracht van het College, de voorzitter en de leden van het College.

Artikel 5

De leden van het College worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vijf jaar en zijn terstond herbenoembaar.

Artikel 6

  • 1. De voorzitter en de overige leden van het College wordt een vaste vergoeding per maand als bedoeld in artikel 2 eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies toegekend. De beloning bedraagt:

    • a. 20,1% van de jaarwedde van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor de voorzitter;

    • b. 12,9% van de jaarwedde van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor de overige leden.

  • 2. Indien de taakbelasting van een andere persoon die werkzaamheden voor het College verricht daartoe aanleiding geeft, kan aan deze persoon de vaste beloning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden toegekend.

  • 3. De voorzitter, de overige leden van het College en andere personen die werkzaamheden voor het College verrichten, hebben recht op vergoeding wegens reis- en verblijfskosten. Het Reisbesluit binnenland is van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Mandaatverlening

Artikel 7

Aan de voorzitter wordt mandaat verleend om namens de Minister:

  • a. inlichtingen te verzoeken bij erkende exameninstituten op grond van artikel 11d, eerste lid, van het besluit;

  • b. controles uit te voeren als bedoeld in artikel 11d, derde lid, van het besluit;

  • c. het inhoudelijk beheer te voeren over de centrale examenbank;

  • d. klachten te behandelen die verband houden met het inhoudelijk beheer.

Artikel 8

  • 1. Aan de voorzitter wordt mandaat verleend om namens de Minister:

    • a. te beslissen op een aanvraag om erkenning als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van het besluit;

    • b. aan een erkenning als bedoeld in onderdeel a voorschriften of een termijn te verbinden als bedoeld in artikel 11a, derde lid, van het besluit;

    • c. een erkenning als bedoeld in onderdeel a in te trekken op grond van artikel 11a, vierde lid, van het besluit;

    • d. voor de leden van het College en andere personen die op basis van werkzaamheden voor het College aanspraak hebben op een vergoeding vaststellen van een vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

    • e. een erkenning van beroepskwalificaties aan houders van een door een andere lidstaat of Zwitserland verplicht gestelde beroepskwalificatie met betrekking tot de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 6 van het besluit, te verlenen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde mandaat omvat niet, voor zover van toepassing, het beslissen op bezwaar.

Artikel 9

Indien uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 7 of 8 luidt de ondertekening:

De Minister van Financiën,

namens deze:

gevolgd door de handtekening en de naam van de voorzitter.

§ 4. Informatieverstrekking

Artikel 10

Het College verschaft de Minister desgevraagd schriftelijk informatie over de wijze waarop de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7 en 8, worden uitgeoefend.

Artikel 11

Na beëindiging van de werkzaamheden draagt het College het archief over aan het Ministerie van Financiën.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 12

Het Mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening Wft wordt ingetrokken.

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellings- en mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening Wft

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

TOELICHTING

Algemeen

Per 1 januari 2014 is het nieuwe systeem van vakbekwaamheidseisen voor financiële dienstverleners in werking getreden. In het nieuwe systeem dient iedere financiële adviseur over de relevante diploma’s te beschikken, ongeacht bij welke onderneming de adviseur werkt. Bovendien zal periodiek worden getoetst of zijn/haar kennis nog up to date is. Vanwege dit nieuwe systeem is de relevante regelgeving gewijzigd. Verder heeft het nieuwe systeem geleid tot gewijzigde en nieuwe werkzaamheden voor het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (het College). Bijgevolg dienen zowel het Instellingsbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening, dat onder andere voorziet in de taakomschrijving van het College, als de mandaatverlening aan het College gewijzigd te worden. De mandaatverlening is reeds gewijzigd bij Besluit van de Minister van Financiën van 10 december 2013, betreffende mandaatverlening aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (Stcrt. 2013, 35133).

Het College is geen adviescollege in de zin van artikel 1 van de Kaderwet adviescolleges: het heeft namelijk geen louter adviserende taak, maar heeft ook als taak om de Minister van Financiën te ondersteunen op het gebied van de vakbekwaamheidseisen voor financiële dienstverleners. Daarbij voert het College tevens, in mandaat van de Minister van Financiën, bepaalde taken uit. Het is derhalve niet vereist dat het College ingesteld wordt bij wet of koninklijk besluit. Om de regelgeving rond het College te vereenvoudigen, is daarom gekozen om het College in te stellen bij ministerieel besluit. Bovendien zal zowel de instelling van als de mandaatverlening aan het College samengevoegd worden in dit besluit. Het oude Instellingsbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening, dat de vorm heeft van een koninklijk besluit, zal daarom ingetrokken worden.

Instelling van het College

Dit besluit voorziet in de instelling en de taakomschrijving van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening. De belangrijkste wijziging ten opzichte van het oude instellingsbesluit betreft artikel 3, waarin staat omschreven over welke onderwerpen het College de minister van financiën adviseert of ondersteunt. De verwijzingen in dit artikel zijn in lijn gebracht met het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft zoals dat geldt per 1 januari 2014.

Daarnaast is in artikel 4, eerste lid, bepaald dat het College uit minimaal twee leden en maximaal vijf leden bestaat, de voorzitter niet meegerekend. Het oude instellingsbesluit ging lange tijd uit van een vast aantal leden (vier). In de aanloop naar het nieuwe systeem van vakbekwaamheidseisen voor financiële dienstverleners bleek echter behoefte aan een additioneel Collegelid om de continuïteit en de kwaliteit van de werkzaamheden te waarborgen. Om dit mogelijk te maken is er eerder voor gekozen om het maximumaantal leden op ten hoogste vijf te stellen. Daar de precieze inhoud van de werkzaamheden van het College vanwege het nieuwe systeem van vakbekwaamheidseisen nog volop in ontwikkeling is, wordt het maximumaantal van vijf leden gehandhaafd. Om duidelijk te maken dat het College niet alleen uit een voorzitter kan bestaan, wordt verder bepaald dat het College minimaal twee leden naast de voorzitter moet hebben.

Mandaatverlening

De bepalingen uit dit besluit die zien op de mandaatverlening aan de voorzitter van het College zijn ongewijzigd overgenomen uit het Mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening Wft (Stcrt. 2013, 35133). Het belangrijkste aspect van de mandaatverlening betreft de mandatering van het inhoudelijke beheer van de centrale examenbank aan de voorzitter van het College. Dit inhoudelijk beheer betreft het op basis van de eind- en toetstermen vaststellen van de specificaties en de inhoud van de examens, alsmede het vaststellen van de in de centrale examenbank op te nemen examenvragen. Het College zal namens de Minister van Financiën de kwaliteit en de actualiteit van de inhoud van de examenbank borgen. Het inhoudelijke beheer moet worden onderscheiden van het functionele en technische beheer van de centrale examenbank. Deze vorm van beheer, waarvoor de Dienst Uitvoering Onderwijs verantwoordelijk zal zijn, betreft het waarborgen van de technische functionaliteit van de centrale examenbank.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven