Besluit van de Minister van Financiën van 10 december 2013, FM 2013/2116 M, directie Financiële Markten, betreffende mandaatverlening aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (Mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening Wft)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening van 27 november 2013;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

besluit:

Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

centrale examenbank:

centrale examenbank, bedoeld in artikel 11e van het besluit;

College:

College Deskundigheid Financiële Dienstverlening, ingesteld bij besluit van de Minister van Financiën van 13 maart 2006, nr. 06.000845 (Stcrt. 2006, 63);

Minister:

Minister van Financiën;

Exameninstituut:

exameninstituut als bedoeld in artikel 4:9, derde lid, van de Wft;

voorzitter:

voorzitter van het College of diens plaatsvervanger.

Artikel 2

Aan de voorzitter wordt mandaat verleend om namens de Minister:

  • a. inlichtingen te verzoeken bij erkende exameninstituten op grond van artikel 11d, eerste lid, van het besluit;

  • b. controles uit te voeren als bedoeld in artikel 11d, derde lid, van het besluit;

  • c. het inhoudelijk beheer te voeren over de centrale examenbank, inhoudende het op basis van de eind- en toetstermen, bedoeld in artikel 1 van het besluit, vaststellen van de specificaties en de inhoud van de examens alsmede het vaststellen van de in de centrale examenbank op te nemen examenvragen;

  • d. klachten te behandelen die verband houden met de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in onderdeel c.

Artikel 3

  • 1. Aan de voorzitter wordt mandaat verleend om namens de Minister:

    • a. te beslissen op een aanvraag om erkenning als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van het besluit;

    • b. aan een erkenning als bedoeld in onderdeel a voorschriften of een termijn te verbinden als bedoeld in artikel 11a, derde lid, van het besluit;

    • c. een erkenning als bedoeld in onderdeel a in te trekken op grond van artikel 11a, vierde lid, van het besluit;

    • d. voor de leden van het College en andere personen die op basis van werkzaamheden voor het College aanspraak hebben op een vergoeding vaststellen van een vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

    • e. een erkenning van beroepskwalificaties aan houders van een door een andere lidstaat of Zwitserland verplicht gestelde beroepskwalificatie met betrekking tot de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 6 van het besluit, te verlenen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde mandaat omvat niet, voor zover van toepassing, het beslissen op bezwaar.

Artikel 4

Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 2 luidt de ondertekening:

De Minister van Financiën,

namens deze:

gevolgd door de handtekening en de naam van de voorzitter.

Artikel 5

Het College verschaft de Minister desgevraagd schriftelijk informatie over de wijze waarop de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden uitgeoefend.

Artikel 6

  • 1. De voorzitter en de overige leden van het College wordt een vaste vergoeding per maand als bedoeld in artikel 2 eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies toegekend. De beloning bedraagt:

    • a. 20,1% van de jaarwedde van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor de voorzitter;

    • b. 12,9% van de jaarwedde van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 voor de overige leden.

  • 2. Indien de taakbelasting van een andere persoon die werkzaamheden voor het College verricht daartoe aanleiding geeft, kan aan deze persoon de vaste beloning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden toegekend.

  • 3. De voorzitter, de overige leden van het College en andere personen die werkzaamheden voor het College verrichten, hebben recht op vergoeding wegens reis- en verblijfskosten. Het Reisbesluit binnenland is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Het Mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening Wft.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem.

TOELICHTING

Vanwege de invoering van het nieuwe vakbewaamheidsstelsel per 1 januari 2014 wordt het Mandaatbesluit College Deskundigheid Financiële Dienstverlening van 26 mei 2008 (Stcrt. 2008, 101) vervangen. De belangrijkste wijziging ten opzichte van het oude mandaatbesluit betreft de mandatering van het inhoudelijke beheer van de centrale examenbank aan de voorzitter van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD); zie het nieuwe artikel 2, onderdeel c. Dit inhoudelijk beheer betreft het op basis van de eind- en toetstermen vaststellen van de specificaties en de inhoud van de examens, alsmede het vaststellen van de in de centrale examenbank op te nemen examenvragen. Het CDFD zal namens de Minister van Financiën de kwaliteit en de actualiteit van de inhoud van de examenbank borgen. Het inhoudelijke beheer moet worden onderscheiden van het functionele en technische beheer van de centrale examenbank. Deze vorm van beheer, waarvoor de Dienst Uitvoering Onderwijs verantwoordelijk zal zijn, betreft het waarborgen van de technische functionaliteit van de centrale examenbank.

De overige wijzigingen betreffen het in lijn brengen van het mandaatbesluit met het nieuwe hoofdstuk 2 van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem.

Naar boven