Rectificatie Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 10 juni 2014, nr. MINBUZA-2014.304011, tot vaststelling van beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund

In de bijlage bij het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 10 juni 2014, nr. MINBUZA-2014.304011, tot vaststelling van beleidsregels voor het verstrekken van subsidie in het kader van onderdeel 1 van het Dutch Good Growth Fund (Stcrt 16589) worden de volgende verbeteringen aangebracht:

  • 1. In hoofdstuk I komt de begripsomschrijving van Algemene groepsvrijstellingsverordening te luiden:

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard1.

  • 2. De derde voetnoot komt te luiden: Pb 2003 L 124/36.

  • 3. De negende voetnoot komt te luiden: Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij en aquacultuursector (Pb. 2014 L190/45).

  • 4. Annex 2 komt te luiden:

    Annex 2. Artikel 21 van de Algemene groepsvrijstellingverordening

    • 1. Risicofinancieringssteunregelingen ten behoeve van kmo's zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

    • 2. Op het niveau van financiële intermediairs kan risicofinancieringssteun aan onafhankelijke particuliere investeerders een van de volgende vormen hebben:

      • a) eigen vermogen of quasi-eigen-vermogen, of een financiële dotatie om risicofinancieringsinvesteringen direct of indirect aan in aanmerking komende ondernemingen te verschaffen,

      • b) leningen om – direct of indirect – risicofinancieringsinvesteringen te verschaffen aan in aanmerking komende ondernemingen,

      • c) garanties om verliezen te dekken op – direct of indirect – aan in aanmerking komende ondernemingen verschafte risicofinancieringsinvesteringen.

    • 3. Op het niveau van onafhankelijke particuliere investeerders kan risicofinancieringssteun de in lid 2 van dit artikel genoemde vormen hebben, of de vorm van fiscale prikkels voor particuliere investeerders die natuurlijke personen zijn die direct of indirect risicofinanciering aan in aanmerking komende kmo's verschaffen.

    • 4. Op het niveau van in aanmerking komende ondernemingen kan risicofinancieringssteun de vorm hebben van investeringen van eigen vermogen, quasi-eigen-vermogen, leningen, garanties of een mix daarvan.

    • 5. In aanmerking komen ondernemingen die op het tijdstip van de initiële risicofinancieringsinvestering niet-beursgenoteerde kmo's zijn en ten minste aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

      • a) zij zijn niet op een markt actief geweest;

      • b) zij zijn minder dan zeven jaar na hun eerste commerciële verkoop actief op een markt;

      • c) zij vergen een initiële risicofinancieringsinvestering die, op basis van een ondernemingsplan dat is opgesteld met het oog op het betreden van een nieuwe productmarkt of geografische markt, meer bedraagt dan 50% van de gemiddelde jaaromzet in de voorafgaande vijf jaar.

    • 6. De risicofinancieringssteun kan ook betrekking hebben op vervolginvesteringen in in aanmerking komende ondernemingen, ook na de in lid 5, onder b), vermelde periode van zeven jaar, mits elk van de volgende voorwaarden is vervuld:

      • a) het totale bedrag aan risicofinanciering bedoeld in lid 9 wordt niet overschreden;

      • b) in de mogelijkheid van vervolginvesteringen was voorzien in het oorspronkelijke ondernemingsplan;

      • c) de onderneming die de vervolginvesteringen ontvangt, is niet verbonden geraakt, in de zin van artikel 3, lid 3, van bijlage I, met een andere onderneming dan de financiële intermediair of de onafhankelijke particuliere investeerder die in het kader van de maatregel risicofinanciering verschaft, tenzij de nieuwe entiteit aan de voorwaarden van de kmo-definitie voldoet.

    • 7. Voor investeringen van eigen vermogen en quasi-eigen-vermogen in in aanmerking komende ondernemingen, mag een risicofinancieringsmaatregel alleen steun ten behoeve van vervangingskapitaal verlenen indien dit wordt gecombineerd met nieuw kapitaal dat ten minste 50% van iedere investeringsronde in de in aanmerking komende ondernemingen vertegenwoordigt.

    • 8. Voor eigenvermogens- en quasi-eigenvermogensinstrumenten als bedoeld in lid 2, onder a), kan ten hoogste 30% van de totale kapitaalbijdragen van de financiële intermediair en het niet-gestorte toegezegd kapitaal worden gebruikt voor liquiditeitsbeheer.

    • 9. Het totale, in lid 4 bedoelde bedrag aan risicofinanciering bedraagt bij iedere risicofinancieringsmaatregel ten hoogste 15 miljoen EUR per in aanmerking komende onderneming.

    • 10. Voor risicofinancieringsmaatregelen die eigenvermogens-, quasi-eigenvermogens- of leningsinvesteringen aan in aanmerking komende ondernemingen verschaffen, dient de risicofinancieringsmaatregel als hefboom voor aanvullende financiering van onafhankelijke particuliere investeerders op het niveau van de financiële intermediairs of de in aanmerking komende ondernemingen, zodat het totale particuliere deelnemingspercentage de volgende minimumdrempels bereikt:

      • a) 10% van de risicofinanciering verschaft aan de in aanmerking komende ondernemingen vóór hun eerste commerciële verkoop op een markt;

      • b) 40 van de risicofinanciering verschaft aan de in aanmerking komende ondernemingen als bedoeld in lid 5, onder b);

      • c) 60% van de risicofinanciering die wordt verschaft ten behoeve van investeringen aan in lid 5, onder c), bedoelde, in aanmerking komende ondernemingen en ten behoeve van vervolginvesteringen in in aanmerking komende ondernemingen na de in lid 5, onder b), vermelde periode van zeven jaar.

    • 11. Wanneer een risicofinancieringsmaatregel ten uitvoer wordt gelegd via een financiële intermediair die zich richt op in aanmerking komende ondernemingen in verschillende ontwikkelingsfasen als bedoeld in lid 10, en deze maatregel niet voorziet in particuliere deelneming in het kapitaal op het niveau van de in aanmerking komende ondernemingen, bereikt de financiële intermediair een particulier deelnemingspercentage van ten minste het gewogen gemiddelde op basis van het volume van de individuele investeringen in de onderliggende portefeuille en dat wordt verkregen door de toepassing van de minimale deelnemingspercentages op dergelijke investeringen als bedoeld in lid 10.

    • 12. Een risicofinancieringsmaatregel discrimineert niet tussen financiële intermediairs op grond van hun plaats van vestiging of registratie in een lidstaat. Van financiële intermediairs kan worden geëist dat zij voldoen aan vooraf vastgestelde criteria die objectief gerechtvaardigd zijn door de aard van de investeringen.

    • 13. Een risicofinancieringsmaatregel voldoet aan de volgende voorwaarden:

      • a) hij wordt ten uitvoer gelegd via één of meer financiële intermediairs, behalve voor fiscale prikkels voor particuliere investeerders ten aanzien van hun directe investeringen in in aanmerking komende ondernemingen;

      • b) financiële intermediairs, alsmede investeerders of fondsmanagers worden geselecteerd via een openbare, transparante en niet-discriminerende oproep in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht en nationale recht met als doel passende regelingen inzake risico-/beloningsverdeling tot stand te brengen, waarbij voor investeringen niet zijnde garanties asymmetrische winstdeling de voorkeur krijgt boven neerwaartse bescherming;

      • c) in het geval van asymmetrische verliesdeling tussen publieke en particuliere investeerders, wordt het eerste, voor rekening van de publieke investeerder komende verlies gemaximeerd op 25% van de totale investering;

      • d) in het geval van garanties die onder lid 2, punt c), vallen, wordt het garantiepercentage beperkt tot 80% en zijn de totale verliezen die een lidstaat op zich neemt, gemaximeerd op 25% van de onderliggende gegarandeerde portefeuille. Alleen garanties die verwachte verliezen op de onderliggende gegarandeerde portefeuille dekken, kunnen kosteloos worden afgegeven. Indien een garantie ook de dekking van onverwachte verliezen omvat, betaalt de financiële intermediair voor het gedeelte van de garantie dat de onverwachte verliezen dekt, een marktconforme garantiepremie.

      • 14. Bij risicofinancieringsmaatregelen wordt gezorgd voor winstgedreven financieringsbesluiten. Dit wordt geacht het geval te zijn wanneer elk van de volgende voorwaarden is vervuld:

        • a) financiële intermediairs worden opgericht overeenkomstig het toepasselijke recht;

        • b) de lidstaat, of de met de tenuitvoerlegging van de maatregel belaste entiteit, zorgt ervoor dat een boekenonderzoek plaatsvindt om te verzekeren dat de tenuitvoerlegging van de risicofinancieringsmaatregel volgens een zakelijk verantwoorde investeringsstrategie plaatsvindt, met onder meer een passend beleid inzake risicodiversificatie dat is gericht op het bereiken van economische levensvatbaarheid en van een efficiënte schaal in termen van omvang en geografische spreiding van de betrokken portefeuille investeringen;

        • c) de verschaffing van risicofinanciering aan in aanmerking komende ondernemingen is gebaseerd op een levensvatbaar ondernemingsplan, dat nadere gegevens bevat over product, verkopen en winstgevendheidsontwikkeling, waarbij de financiële levensvatbaarheid vooraf is bepaald;

        • d) voor iedere investering van eigen vermogen en quasi-eigen-vermogen is er een heldere en realistische exitstrategie voorhanden.

      • 15. De financiële intermediairs worden beheerd op zakelijke basis. Dit vereiste wordt geacht te zijn vervuld wanneer de financiële intermediair en, afhankelijk van het soort risicofinancieringsmaatregel, de fondsmanager ervan voldoen aan de volgende voorwaarden:

        • a) zij zijn wettelijk of contractueel verplicht met de nodige professionele zorgvuldigheid en te goeder trouw te handelen en belangenconflicten te vermijden. Daarbij zijn goede praktijken en wettelijk toezicht van toepassing;

        • b) hun vergoeding is marktconform. Dit vereiste wordt geacht te zijn vervuld wanneer de manager of de financiële intermediair wordt geselecteerd via een openbare, transparante en niet-discriminerende selectieoproep, op basis van objectieve criteria die verband houden met ervaring, deskundigheid en operationele en financiële capaciteiten;

        • c) zij ontvangen een prestatieafhankelijke vergoeding of dragen een deel van de investeringsrisico's door eigen middelen mee te investeren tegen dezelfde risicovoorwaarden als de publieke investeerder, zodat hun belangen steeds gelijklopen met die van de publieke investeerder;

        • d) zij bepalen investeringsstrategie, criteria en voorgenomen tijdschema voor investeringen;

        • e) de investeerders kunnen vertegenwoordigd zijn in de bestuursorganen van het investeringsfonds, zoals de raad van toezicht of het adviescomité.

      • 16. Een risicofinancieringsmaatregel waarbij garanties of leningen aan in aanmerking komende ondernemingen worden verstrekt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

        • a) als gevolg van de maatregel verricht de financiële intermediair investeringen die deze zonder de steun niet, dan wel in beperktere mate of op een andere wijze zou hebben verricht. De financiële intermediair is in staat aan te tonen dat hij een mechanisme hanteert dat ervoor zorgt dat alle voordelen zo veel mogelijk aan de uiteindelijke begunstigden worden doorgegeven in de vorm van hogere volumes aan financiering, een hoger risicoprofiel van de portefeuille, lagere eisen inzake zekerheden, lagere garantiepremies of lagere rentepercentages;

        • b) in het geval van leningen wordt het nominale kredietbedrag in aanmerking genomen bij het berekenen van het maximale investeringsbedrag ten behoeve van lid 9;

        • c) in het geval van garanties wordt het nominale bedrag van de onderliggende lening in aanmerking genomen bij het berekenen van het maximale investeringsbedrag ten behoeve van lid 9. De garantie bedraagt ten hoogste 80% van de onderliggende lening.

      • 17. Een lidstaat kan de tenuitvoerlegging van een risicofinancieringsmaatregel aan een met het beheer belaste entiteit toewijzen.

      • 18. Risicofinancieringssteun voor kmo's die niet voldoet aan de in lid 5 vastgestelde voorwaarden, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits:

        • a) op het niveau van de kmo's de steun voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 1407/2013, en

        • b) alle in dit artikel vastgestelde voorwaarden zijn vervuld, behalve de voorwaarden bedoeld in de leden 5, 6, 9, 10 en 11, en

        • c) voor risicofinancieringsmaatregelen die eigenvermogens-, quasi-eigenvermogens- of leningsinvesteringen aan in aanmerking komende ondernemingen verschaffen, de risicofinancieringsmaatregel als hefboom dient voor aanvullende financiering van onafhankelijke particuliere investeerders op het niveau van de financiële intermediairs of de kmo's, zodat het totale particuliere deelnemingspercentage ten minste 60% van de aan de kmo's verschafte risicofinanciering bedraagt.


X Noot
1

Pb 2014 L 187/1

Naar boven