Regeling van de Nederlandsche Bank N.V. van 2 juni 2014, kenmerk 2014/450742 houdende wijziging van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft 2011

De Nederlandsche Bank N.V.,

Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Gelet op de artikelen 24a, tweede en derde lid en 131, eerste lid, van het Besluit prudentiële regels Wft;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling staten financiële ondernemingen Wft 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2:2, tweede lid, wordt na ‘regeling’ ingevoegd:, met uitzondering van de staat Eigen Risicobeoordeling,

B

Na artikel 2:2, vijfde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, onder vernummering van het zesde tot en met het negende lid tot het zevende tot en met het tiende lid, luidende:

  • 6. Een verzekeraar waarop artikel 24a, tweede lid, van het Besluit van toepassing is, verstrekt de staat Eigen Risicobeoordeling, zoals opgenomen in bijlage 1, onderdeel Verzekeraars – Jaarset Leven Natura Schade BW IFRS, bij deze regeling, ten minste eenmaal per kalenderjaar binnen twee weken nadat de Eigen Risicobeoordeling door de verzekeraar is goedgekeurd, en uiterlijk op 31 december van ieder kalenderjaar.

C

Bijlage 1, onderdeel Verzekeraars – Jaarset Leven Natura Schade BW IFRS wordt gewijzigd door het opnemen van de staat 137 Eigen Risicobeoordeling onder de rubriek ‘Andere financiële gegevens’. De gewijzigde bijlage 1 wordt ter inzage gelegd bij DNB.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 2 juni 2014

De Nederlandsche Bank N.V., A.J. Kellermann directeur

TOELICHTING

Algemeen

Met de onderhavige regeling worden de modellen voor de staten voor verzekeraars gewijzigd door in het onderdeel Verzekeraars – Jaarset Leven Natura Schade BW IFRS van bijlage 1 onder de rubriek ‘Andere financiële gegevens’ een model voor de staat Eigen Risicobeoordeling (ERB) op te nemen. Deze staat wordt toegevoegd om verzekeraars in staat te stellen De Nederlandsche Bank te rapporteren over de door hen uitgevoerde ERB als bedoeld in artikel 24a van het Besluit prudentiële regels Wft (Bpr Wft). Hierbij wordt uitvoering gegeven aan hetgeen in de toelichting bij het Besluit1, waarbij dit artikel is opgenomen in het Bpr Wft, is voorzien ten aanzien van de rapportage door de verzekeraar aan De Nederlandsche Bank over de door hem uitgevoerde ERB, namelijk dat ‘De Nederlandsche Bank (...) haar Regeling staten financiële ondernemingen Wft zodanig (zal) aanpassen dat verzekeraars de Nederlandsche Bank via een nieuwe verslagstaat kunnen tonen of zij, gelet op hun eigen risicoprofiel en hun risicomitigerende maatregelen, voldoende solvabiliteitsmarge aanhouden om aan de toezichteisen te kunnen blijven voldoen’.

In de toelichting bij eerder genoemd Besluit is verder nog het volgende opgenomen.

‘Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat de nieuwe verslagstaat waarin de eigen risicobeoordeling (ERB) van verzekeraars wordt opgenomen, onderdeel uitmaakt van de verslagstaten. Op grond van artikel 131, eerste lid, onderdeel g, van het Besluit prudentiële regels Wft (Bpr Wft) kan DNB de termijn vaststellen waarbinnen de staten worden verstrekt, waarbij voor de indiening van de staten onderscheid kan worden gemaakt tussen de staten. Het ligt voor de hand dat voor de indiening van deze staat een andere termijn zal gelden dan voor de overige staten. Hierbij kan worden gedacht aan indiening in het laatste kwartaal van het jaar, waarin over de uitgevoerde ERB wordt gerapporteerd. Aangezien deze staat een eigen beoordeling van de verzekeraar zal bevatten, is een accountantsverklaring niet nodig.’

Gevolgen voor het bedrijfsleven en de burger

Deze wijziging brengt geen andere gevolgen voor het bedrijfsleven en de burger met zich mee dan al is voorzien in het eerder aangehaald Besluit waarbij artikel 24a in het Bpr Wft werd opgenomen.

Toelichting op de wijziging

Zoals al in de toelichting bij eerder genoemd Besluit is gesteld, ligt het naar de aard van de ERB voor de hand dat voor de indiening van de rapportage over de ERB een andere termijn zal gelden dan voor de overige staten. Uit de verdere toelichting blijkt ook dat de termijn van de indiening van de ERB staat niet gebonden is aan een vaste termijn. Dit omdat er van wordt uitgegaan dat de verzekeraar ‘regelmatig nagaat of de aanwezige solvabiliteitsmarge, waaronder vooral het eigen vermogen valt, in overeenstemming is met de gelopen risico’s’. De uitvoering van de ERB in enig jaar is dus niet aan een bepaalde periode (kalenderjaar, kwartaal of maand) gebonden en wordt dus ook niet binnen een bepaalde termijn na afloop van een dergelijke periode opgesteld en ingediend. Wat vast staat, is dat de rapportage over de ERB, na uitvoering van de ERB wordt ingediend bij De Nederlandsche Bank. In de toelichting bij eerder genoemd Besluit wordt als indicatie genoemd: het laatste kwartaal van een bepaald jaar.

Artikel 2:2, tweede en derde lid van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft 2011, voorzien voor verzekeraars in twee typen staten, te weten de staten met betrekking tot enig boekjaar, die jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van dat boekjaar worden ingediend en de staten die per half jaar of kwartaal binnen 30 werkdagen na afloop van dat half jaar of kwartaal worden ingediend. De voorziene indieningsfrequentie van de ERB-staat past niet in dit stramien.

Daarom is er voor gekozen om de ERB-staat wel op te nemen in de staten als bedoeld in artikel 2:2, tweede lid, maar deze uit te zonderen van het vereiste dat deze staat jaarlijks na afloop van enig boekjaar wordt ingediend. Vervolgens is in het nieuwe derde lid, onder vernummering van de overige leden, opgenomen dat de ERB-staat tenminste eenmaal per kalenderjaar binnen twee weken nadat de ERB door de verzekeraar is goedgekeurd, wordt ingediend, en uiterlijk op 31 december van ieder kalenderjaar. De indieningstermijn van twee weken nadat de ERB door de verzekeraar is goedgekeurd sluit aan bij richtsnoer 10 van de Richtsnoeren van EIOPA voor de prospectieve beoordeling van de eigen risico's (op basis van de ORSA principes), die door De Nederlandsche Bank op basis van de Beleidsregel toepassing richtsnoeren ESA’s Wft2 worden toegepast.

Aan de rapportage over de ERB worden naar de aard van de ERB geen verdere vormvoorschriften verbonden. De ERB-staat voorziet niet in een vast format. Verwacht wordt dat de verzekeraar bij de indiening van de ERB-staat daarin een voor de toezichthouder bestemd exemplaar van het ERB rapport opneemt. Wel wordt verwacht dat de verzekeraar in zijn ERB rapportage tenminste de in de eerder aangehaalde richtsnoer 10 van Richtsnoeren van EIOPA voor de prospectieve beoordeling van de eigen risico's (op basis van de ORSA principes), tweede volzin, onderdelen a) en b) adresseert.

De ERB-staat wordt in Bijlage 7. bij artikel 2:5 van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft 2011 Overzicht van de staten die de accountant betrekt bij zijn onderzoek, onderdeel B Verzekeraars begrepen onder de rubriek Categorie IFRS BW 2.9/Andere financiële gegevens/Andere tabs, voor Leven, Schade en Natura-uitvaart, waarvoor geldt dat de accountant die niet betrekt in zijn onderzoek.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1, onderdeel A

Met dit onderdeel wordt geregeld dat de te introduceren ERB-staat wordt uitgezonderd van de jaarlijks met betrekking tot een bepaald boekjaar in te dienen staten

Artikel 1, onderdeel B

Met dit onderdeel wordt geregeld dat de ERB-staat tenminste een keer per kalenderjaar, doch uiterlijk op 31 december van enig kalenderjaar wordt ingediend.

Artikel 1, onderdeel C

Dit onderdeel regelt de toevoeging aan de ERB-staat aan de Jaarset Leven Natura Schade BW IFRS van bijlage 1, onderdeel Verzekeraars van deze regeling. De toelichting bij de het invullen van de Staat Eigen Risicobeoordeling geeft aan dat dat de verzekeraar bij de indiening van de ERB-staat en ERB-rapportage tenminste de onderdelen a) en b) van de tweede volzin van richtsnoer 10 van de Richtsnoeren van EIOPA voor de prospectieve beoordeling van de eigen risico's (op basis van de ORSA principes) adresseert.

De Nederlandsche Bank N.V., A.J. Kellermann directeur


X Noot
1

Besluit van 6 december 2013 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2014)

X Noot
2

Wijziging 2014-I van de Beleidsregel toepassing richtsnoeren ESA’s Wft (Stcrt 2014 702).

Naar boven