Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 mei 2014, 2014-0000058664, tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met de uitvoering van de premiekorting jongeren en enige andere wijzigingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 34, tweede lid, en 50c van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.18 wordt ‘of WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen’ vervangen door: en WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen.

B

Aan artikel 3.19 wordt een zin toegevoegd, luidende:

De premiekorting, bedoeld in artikel 47, eerste of tweede lid, en 49, eerste lid, van de Wfsv, wordt berekend en toegepast per aangiftetijdvak.

C

Aan artikel 3.24 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in het aangiftetijdvak waarin de maximale duur voor de toepassing van de premiekorting is bereikt, dan wel indien de betrokkene niet langer werknemer is als bedoeld in artikel 1 van de Wfsv.

D

In hoofdstuk 3 worden na afdeling 5 een afdeling met opschrift ingevoegd, luidende:

Afdeling 6 Premiekorting jongere werknemer

Artikel 3.26 Nieuwe dienstbetrekking bij dezelfde werkgever

Voor de toepassing van artikel 48a van de Wfsv wordt een dienstbetrekking die is aangevangen vóór 1 januari 2014 en wordt beëindigd vóór, op of na die datum maar binnen drie maanden wordt opgevolgd door een dienstbetrekking bij dezelfde werkgever geacht niet te zijn onderbroken.

Artikel 3.27 Nieuwe dienstbetrekking bij dezelfde werkgever na niet volledig genoten premiekortingsperiode
  • 1. Indien een werkgever niet gedurende een periode van in totaal twee jaar premiekorting als bedoeld in artikel 48a, tweede lid, van de Wfsv heeft toegepast:

    • a. worden dienstbetrekkingen bij dezelfde werkgever die elkaar met tussenpozen van minder dan drie maanden opvolgen, geacht niet te zijn onderbroken en worden de perioden waarin de premiekorting kan worden toegepast opgeteld totdat in totaal twee jaar premiekorting is toegepast, met inachtneming van artikel 48a, tweede lid, onderdeel c, van de Wfsv;

    • b. kan indien dienstbetrekkingen bij dezelfde werkgever elkaar met tussenpozen van drie maanden of meer doch ten hoogste zes maanden opvolgen, de premiekorting niet opnieuw worden toegepast en beslaat de premiekortingsperiode de periode vanaf het moment dat de eerdere premiekortingsperiode een aanvang nam totdat twee jaar zijn verstreken, zonder dat over de tussenliggende periode premiekorting is toegepast, met inachtneming van artikel 48a, tweede lid, onderdeel c, van de Wfsv.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de dienstbetrekking in de periode, bedoeld in de onderdelen a of b, van dat lid, niet is onderbroken maar in de genoemde periode geen premiekorting kon worden toegepast.

Artikel 3.28 Afwijkend aangiftetijdvak

Voor de toepassing van artikel 48b van de Wfsv wordt bij de vaststelling van de door een werkgever met een ander aangiftetijdvak dan een maand de premiekorting voor het jaar 2014 als volgt berekend: bij een aangiftetijdvak van vier aaneengesloten weken wordt van de over het zevende aangiftetijdvak toe te passen premiekorting 13/28 in aanmerking genomen.

Artikel 3.29 Overige Uitvoeringsbepalingen

Ten aanzien van de toepassing van de artikelen 48a en 48b van de Wfsv:

  • a. zijn de artikelen 3.19, 3.22 en 3.24, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing;

  • b. is artikel 3.24a van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor het kalenderjaar 2014 geldt dat de premiekorting, bedoeld in artikel 48a van de Wfsv, door de werkgever verrekend kan worden in de aangiftetijdvakken die betrekking hebben op de periode vanaf 1 juli 2014.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014, met uitzondering van Artikel I, onderdeel A, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en terug werkt tot en met 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 6 mei 2014

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

TOELICHTING

Algemeen

Met ingang van 1 juli 2014 wordt een premiekorting ingevoerd voor werkgevers die jongere uitkeringsgerechtigden in dienst nemen. Het betreft een tijdelijke regeling die gericht is op nieuwe banen in de periode 1 januari 2014 tot 1 januari 2016. De premiekorting is voor het eerst toe te passen vanaf 1 juli 2014. Werkgevers ontvangen voor elke nieuwe indiensttreding en zolang de betreffende jongere in dienst is twee jaar premiekorting (uiterlijk t/m 31 december 2017). Met deze regeling ontvangt een werkgever een korting op de door hem af te dragen premies werknemersverzekeringen als hij een werknemer in de leeftijd van 18 tot 27 jaar aanneemt vanuit de Werkloosheidswet of Wet werk en bijstand, waarbij het moet gaan om een baan van ten minste 32 uur per week en ten minste een halfjaarcontract.

In deze wijzigingsregeling worden wijzigingen opgenomen in verband met de toepassing van de premiekorting bij opeenvolgende dienstbetrekkingen van werknemers en bevat ook overige uitvoeringsbepalingen.

Tevens wordt een omissie hersteld in een bepaling over de mogelijkheid tot verhaal van de WGA-lasten op werknemers.

Onderdeelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 3.18)

Bij ministeriële regeling van 30 september 2013, tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met wijzigingen in de premievaststelling werknemersverzekeringen (Stcrt. 27771) is een nieuw artikel 3.18 in de Regeling Wfsv ingevoegd. Ter uitvoering van artikel 34, tweede lid, van de Wfsv is in artikel 3.18 geregeld dat verhaal op het netto loon van de werknemer mogelijk is tot ten hoogste de helft van de WGA-premie die betrekking heeft op de premiecomponent WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen of de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen, bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel g, onderscheidenlijk h, van het Besluit Wfsv. Bedoeld is echter dat een werkgever de mogelijkheid heeft om zowel de premiecomponent WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen en de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen tot ten hoogste de helft te kunnen verhalen op het netto loon van zijn werknemers. Deze omissie is bij deze wijziging hersteld en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Artikel I, onderdeel B (artikel 3.19)

De premiekortingen worden berekend en toegepast per aangiftetijdvak.

Teneinde misverstanden te voorkomen is dit expliciet bepaald.

Artikel I, onderdeel C (artikel 3.24)

In artikel 3.24, eerste lid, is een regeling gegeven over evenredige vermindering van de premiekorting wanneer de dienstbetrekking met de werknemer niet aanvangt respectievelijk eindigt op de eerste dag respectievelijk laatste dag van het aangiftetijdvak. In het nieuwe derde lid is geregeld dat deze regeling ook van toepassing is in het aangiftetijdvak waarin de maximale duur van de premiekorting is bereikt en voorts is deze regeling van toepassing indien een betrokkene niet langer als werknemer beschouwd kan worden. Voorbeeld is het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, hetgeen vaak niet samenvalt met de eerste of laatste dag van een aangiftetijdvak.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3.26)

Dit artikel geeft regels voor een nieuwe dienstbetrekking bij dezelfde werkgever. In de situatie dat er vóór 1 januari 2014 al eerder een dienstbetrekking bij dezelfde werkgever is geweest maar deze is of wordt beëindigd vóór, op of na 1 januari 2014 (tot de datum waarop de premiekorting niet meer kan worden toegepast; 1 januari 2018), vervolgens aan betrokkene een uitkering is toegekend op grond van de Werkloosheidswet of de Wet werk en bijstand, maar betrokkene binnen drie maanden na de beëindiging bij dezelfde werkgever opnieuw in dienst treedt, dan worden deze dienstbetrekkingen geacht niet te zijn onderbroken. Dit betekent dat ten aanzien van de tweede dienstbetrekking geen premiekorting kan worden toegepast omdat de eerdere dienstbetrekking is aangevangen vóór 1 januari 2014.Hiermee wordt voorkomen dat een bestaande dienstbetrekking wordt beëindigd en na een korte tijd uitkering wederom een dienstbetrekking wordt aangegaan met het kennelijke oogmerk om aan de voorwaarden voor premiekorting te kunnen voldoen.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3.27)

In artikel 3.27 is een regeling getroffen voor situaties waarin sprake is van een nieuwe dienstbetrekking bij dezelfde werkgever na een niet volledig genoten premiekortingsperiode. Deze regeling komt qua structuur en inhoud voor een belangrijk deel overeen met artikel 3.21 ten aanzien van de andere premiekortingsregelingen. Wanneer de dienstbetrekking niet wordt onderbroken maar de premiekorting niet meer kan worden toegepast is op grond van het tweede lid de regeling van overeenkomstige toepassing. Indien bijvoorbeeld de overeengekomen contractsduur van een half jaar of de arbeidsduur van 32 uur wordt gekort dan bestaat op grond van artikel 48a, derde lid, van de Wfsv geen recht meer op premiekorting. Wanneer daarna wordt overeengekomen dat de contractsduur en de arbeidsduur weer voldoen aan de minimale vereisten, dan brengt het tweede lid met zich mee dat de tussenliggende periode waarin niet werd voldaan aan de voorwaarden, wanneer die periode minder dan drie maanden bedraagt, de maximale duur van de premiekorting met de duur van de onderbreking wordt verlengd. En voorts dat wanneer de tussenliggende periode drie maanden maar niet meer dan zes maanden bedraagt waarin niet werd voldaan aan de voorwaarden, niet opnieuw een premiekortingsperiode van twee jaar aanvangt. De premiekortingsperiode beslaat dan de periode vanaf het moment dat de eerdere premiekortingsperiode een aanvang nam totdat twee jaar zijn verstreken. Uiteraard geldt hierbij dat op grond van artikel 48a, tweede lid, onderdeel c, van de Wfsv de korting niet langer wordt toegepast dan tot en met het aangiftetijdvak dat eindigt op 31 december 2017. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat wanneer de tussenliggende periode meer dan zes maanden bedraagt er een nieuwe periode van premiekorting kan starten voor zover aan de voorwaarden wordt voldaan. Er wordt niet voldaan aan de voorwaarden in de situatie dat de arbeidsduur van 32 uur wordt gekort en deze verkorting langer dan zes maanden duurt en daarna het aantal uren wordt uitgebreid naar 32 uur of meer. Immers, de werknemer komt dan niet uit een uitkeringssituatie en er is geen sprake van een nieuwe dienstbetrekking.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3.28)

In dit artikel is een regeling gegeven voor de toepassing van de premiekorting wanneer een werkgever een ander aangiftetijdvak dan een maand hanteert. Deze regeling geldt alleen voor het jaar 2014 omdat in dat jaar sprake is van een gebroken jaar: de premiekorting wordt per 1 juli 2014 ingevoerd, waardoor voor het zevende vierwekentijdvak de berekening van de premiekorting geregeld moet worden.

Artikel I, onderdeel D (artikel 3.29)

De premiekorting jongere werknemer treedt in werking met ingang van 1 juli 2014. In onderdeel b is geregeld dat de premiekorting vanaf dat moment door de werkgever verrekend kan worden in de aangiftetijdvakken die betrekking hebben op de periode vanaf 1 juli 2014 tot einde van het kalenderjaar 2014 en niet met de aangiftetijdvakken die betrekking hebben op de periode voor 1 juli 2014 in dat kalenderjaar.

Artikel II

De bepalingen ten behoeve van de uitvoering van de premiekorting jongere werknemer, alsmede de overige wijzigingen van de uitvoeringsbepalingen van de premiekortingen, treden in werking met ingang van 1 juli 2014. Onderdeel A, met betrekking tot de correctie van een omissie in artikel 3.18, werkt terug tot en met 1 januari 2014.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Naar boven