Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 25 april 2014, nr. IENM/BSK-2014/69145, houdende wijziging van de Waterregeling en de activiteitenregeling milieubeheer (wijziging van kaarten (2014.2) en regels brengen of onttrekken van water; reparatie)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 3.1, eerste en tweede lid, juncto artikel 3.3 en artikel 6.17 van het Waterbesluit en artikel 3.48 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Waterregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam;

    • b. handelingen die door of vanwege de beheerder worden verricht.

B

Aan artikel 6.17 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op:

    • a. baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam;

    • b. handelingen die door of vanwege de beheerder worden verricht.

C

In bijlage II. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert, en grenzen van drogere oevergebieden (bijlage bij de artikelen 3.2, eerste lid, en 3.3 van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage A, behorend bij deze regeling:

Kaart:

kaartnummer:

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

031

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

041

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

118

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

119

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

124

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

125

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

126

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

127

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

128

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

155

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

156

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

194

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

216

Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden

338

D

In bijlage III. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterkwantiteitsbeheer voert (bijlage bij artikel 3.2, tweede lid, van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage B, behorend bij deze regeling:

Kaart:

kaartnummer:

Beheer waterkwantiteit

031

Beheer waterkwantiteit

034

Beheer waterkwantiteit

036

Beheer waterkwantiteit

041

Beheer waterkwantiteit

118

Beheer waterkwantiteit

119

Beheer waterkwantiteit

126

Beheer waterkwantiteit

127

Beheer waterkwantiteit

128

Beheer waterkwantiteit

155

Beheer waterkwantiteit

156

Beheer waterkwantiteit

169

Beheer waterkwantiteit

170

Beheer waterkwantiteit

216

Beheer waterkwantiteit

338

E

In bijlage IV. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterstaatkundig beheer voert (bijlage bij artikel 3.2, derde lid, en artikel 6.7 van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage C, behorend bij deze regeling:

Kaart:

kaartnummer:

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

031

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

034

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

036

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

118

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

119

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

126

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

127

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

128

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

155

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

156

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

169

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

170

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

206

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

207

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

209

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

216

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

289

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

290

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

291

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

320

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

321

Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken

338

ARTIKEL II

Artikel 3.65 van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, eerste volzin, vervalt: in een afgesloten ruimte met voldoende ventilatie.

2. In het vijfde lid wordt ‘pluimveemest’ vervangen door: gedroogde pluimveemest.

3. Aan het achtste lid wordt toegevoegd: Artikel 2.3 is daarbij niet van toepassing.

ARTIKEL III

  • 1. Indien voor een op het tijdstip, onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C, D en E, bestaand werk of bestaande handeling, welk of welke op dat tijdstip niet strijdig was met de daarvoor bij en krachtens de Waterwet geldende regels of voorschriften, als gevolg van een wijziging krachtens deze regeling van een op een kaart in bijlage II, III of IV van de Waterregeling opgenomen beheergrens of beheergebied een watervergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet vereist zou worden, blijft ten aanzien van dat werk of die handeling de watervergunningplicht buiten toepassing.

  • 2. Het eerste lid blijft van toepassing totdat er een wijziging van dat werk of die handeling plaatsvindt die op zichzelf beschouwd grond vormt voor een watervergunningplicht.

  • 3. Indien als gevolg van een wijziging als bedoeld in het eerste lid een ander bestuursorgaan met betrekking tot een handeling of werk bevoegd gezag als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet of beheerder als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet wordt, gelden de met betrekking tot die handeling of dat werk onmiddellijk voor het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, van kracht zijnde:

    • a. watervergunningen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet en voorschriften als bedoeld in artikel 6.6, tweede of derde lid, van die wet, als watervergunningen respectievelijk voorschriften verleend, respectievelijk vastgesteld, door dat andere bestuursorgaan;

    • b. ontheffingen op grond van een verordening van een waterschap:

      • 1°. indien een bestuursorgaan van een ander waterschap bevoegd gezag of beheerder wordt: als ontheffing, verleend door dat bestuursorgaan,

      • 2°. indien de minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag of beheerder wordt: als watervergunning, verleend door de minister,

    tot het tijdstip waarop dat andere bestuursorgaan met betrekking tot die handeling of dat werk een vergunning of ontheffing als hiervoor bedoeld verleent of een voorschrift als hiervoor bedoeld vaststelt.

ARTIKEL IV

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

  • 2. Artikel II, aanhef en onderdelen 1 en 3, werkt terug tot en met 1 maart 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen A, B en C met de kaarten, die ter inzage worden gelegd op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, en tevens raadpleegbaar zijn op en te downloaden zijn van www.waterwet.nl .

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

BIJLAGE A, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL C, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DE WATERREGELING (KAARTEN 2014.2; REGELING BRENGEN OF ONTTREKKEN VAN WATER) EN DE ACTIVITEITENREGELING MILIEUBEHEER (REPARATIE)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en is tevens raadpleegbaar op en te downloaden van www.waterwet.nl .

BIJLAGE B, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL D, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DE WATERREGELING (KAARTEN 2014.2; REGELING BRENGEN OF ONTTREKKEN VAN WATER) EN DE ACTIVITEITENREGELING MILIEUBEHEER (REPARATIE)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en is tevens raadpleegbaar op en te downloaden van www.waterwet.nl .

BIJLAGE C, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL E, VAN DE REGELING TOT WIJZIGING VAN DE WATERREGELING (KAARTEN 2014.2; REGELING BRENGEN OF ONTTREKKEN VAN WATER) EN DE ACTIVITEITENREGELING MILIEUBEHEER (REPARATIE)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en is tevens raadpleegbaar op en te downloaden van www.waterwet.nl .

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt op een aantal punten de Waterregeling en bevat daarnaast een reparatie van de Activiteitenregeling milieubeheer.

De wijziging van de Waterregeling omvat:

  • wijziging van de artikelen 6.16 en 6.17 waardoor verduidelijkt wordt dat het onttrekken van water uit en brengen van water in oppervlaktewateren bij baggerwerkzaamheden, zandwinning en handelingen bij het beheer niet onder de meld- en vergunningplicht vallen;

  • de gebruikelijke (half)jaarlijkse bijwerking van kaarten met beheergrenzen in de bijlagen II, III en IV.

De wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer omvat een technische correctie. In de artikelsgewijze toelichting wordt verder op de wijzigingen ingegaan.

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers en bedrijven noch voor de bestuurlijke en uitvoeringslasten van de Waterregeling en Activiteitenregeling milieubeheer.

Voor zover niet volledig kon worden voldaan aan de termijnen van de systematiek van de vaste verandermomenten vindt de afwijking zijn grond in het reparatoire karakter en het voorkomen van publieke nadelen die bij te laten invoering zouden ontstaan.

Artikel I (wijziging Waterregeling)

Artikel I, onderdelen A en B (wijziging artikelen 6.16 en 6.17 Waterregeling)

In de praktijk blijkt onduidelijkheid te bestaan over de vraag of baggerwerkzaamheden (inclusief zandwinning) en toepassingen van baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam onder de vergunning- en meldplichten vallen van de artikelen 6.16 en 6.17 van de Waterregeling (gebaseerd op artikel 6.17 van het Waterbesluit en artikel 6.5, aanhef en onder a, van de Waterwet). Bij baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie wordt baggerspecie vaak in vloeibare vorm opgezogen of opgespoten. Dit betreft een mengsel van water en vaste stoffen. Bij een strikte lezing zou het opspuiten of opzuigen van baggerspecie daarom onder het brengen van water in of onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam kunnen worden geschaard. De regeling in de artikelen 6.16 en 6.17 van de Waterregeling is hier echter niet voor bedoeld. De vergunning- en meldplichten van deze artikelen hebben met name tot doel om schade aan de visstand op populatieniveau te voorkomen. Dit effect treedt op bij langdurige onttrekkingen (door met name de industrie) in de nabijheid van paaigebieden, opgroeigebieden voor juveniele vis of trekroutes. Bij baggerwerkzaamheden en toepassingen van baggerspecie zijn effecten op de visstand op populatieniveau niet voorstelbaar, vanwege de korte duur van die handelingen. Om de onbedoelde werking van de genoemde artikelen voortaan uit te sluiten, wordt in die artikelen expliciet bepaald dat de vergunning- en meldplichten niet van toepassing zijn op baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam.

Overigens zijn deze activiteiten zeker niet ongereguleerd. Voor lozingen bij baggerwerkzaamheden zijn regels gesteld in het Besluit lozen buiten inrichtingen. Het toepassen van baggerspecie is gereguleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Voor zover de werkzaamheden plaatsvinden in het kader van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk, stelt de beheerder hiervoor een projectplan vast. In dat projectplan wordt ook aandacht besteed aan de uitvoeringsaspecten van het werk met voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk (artikel 5.4, tweede lid, Waterwet). Ook is de zorgplicht van artikel 6.18, eerste lid, van het Waterbesluit van toepassing.

Naast de baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie, zijn ook handelingen door of vanwege de beheerder waarbij water wordt onttrokken aan of water wordt gebracht in een oppervlaktewaterlichaam vrijgesteld van de vergunningplicht. Dit is in lijn met de vrijstelling die reeds geldt voor andere handelingen in het kader van het beheer van oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende kunstwerken door of vanwege het Rijk, zoals onderhoud, aanleg en wijziging of overig gebruik. Voor oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende kunstwerken is deze al bestaande vrijstelling geregeld in artikel 6.12, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van het Waterbesluit en, voor de Noordzee, in artikel 6.13, tweede lid, van dat besluit. Sinds 1 juli 2012 geldt dat in geen enkel geval meer een ‘vergunning eigen dienst’ vereist is voor onderhoud, aanleg en wijziging of overig gebruik van oppervlaktewaterlichamen (inclusief de Noordzee) en bijbehorende kunstwerken, indien deze worden verricht door of vanwege de beheerder. Dergelijke vergunningen hebben vanuit waterstaatkundig oogpunt niet of nauwelijks toegevoegde waarde. Via het eerdergenoemde projectplan – in het kader van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk – wordt aandacht besteed aan de uitvoeringsaspecten van het werk met voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk (artikel 5.4, tweede lid, Waterwet). Ook is in deze gevallen de zorgplicht van artikel 6.15 van het Waterbesluit van toepassing.

Voor handelingen door of vanwege de beheerder waarbij water wordt onttrokken aan of water wordt gebracht in een oppervlaktewaterlichaam wordt met deze wijziging aangesloten bij de al bestaande vrijstellingregeling van het Waterbesluit. Ook hiervoor geldt dat in geval van aanleg of wijziging in het projectplan de betrokken aspecten aandacht moeten krijgen. Ook is de zorgplicht van artikel 6.18, eerste lid, van het Waterbesluit van toepassing. Met deze wijziging vervalt dus ook de (onbedoelde) ‘vergunning eigen dienst’ voor het brengen van water in en onttrekken van water aan oppervlaktewaterlichamen als onderdeel van het beheer.

Deze wijziging heeft onmiddellijke werking, voor overgangsrecht is geen noodzaak.

Artikel I, onderdelen C, D en E (vervanging kaarten in bijlagen II, III en IV van de Waterregeling)

Artikel I, onderdelen C, D en E van deze regeling vervangt een aantal kaarten met beheergrenzen in de bijlagen II, III en IV van de Waterregeling.

Bijlage II van de Waterregeling bevat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert, en grenzen van drogere oevergebieden (bijlage bij artikel 3.2, eerste lid, en 3.3 van de Waterregeling). Bijlage III van de Waterregeling bevat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterkwantiteitsbeheer voert (bijlage bij artikel 3.2, tweede lid, van de Waterregeling). Bijlage IV van de Waterregeling bevat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterstaatkundig beheer voert (bijlage bij artikel 3.2, derde lid, en artikel 6.7 van de Waterregeling). De nieuwe kaarten bevatten gewijzigde grenzen voor het beheer.

Een aanpassing van de kaarten in de bijlagen bij de Waterregeling kan nodig zijn in drie situaties:

  • bij de aanleg of een (fysieke) wijziging van een waterstaatswerk (zoals verlegging van de primaire waterkering, aanleg van een nevengeul),

  • bij overdracht van waterstaatswerken,

  • bij geconstateerde onvolkomenheden op de kaarten.

Bij deze wijziging gaat het om de volgende aanpassingen:

Fysieke wijziging:

  • Máximakanaal:

    Rijkswaterstaat maakt de Zuid-Willemsvaart bevaarbaar voor grotere schepen. Onderdeel van dit project is de aanleg van een nieuw stuk kanaal van negen kilometer, het Máximakanaal. Hiervoor is een tracébesluit vastgesteld. Het Máximakanaal loopt vanaf de Maas bij Empel tot aan Den Dungen en zal in december 2014 in gebruik worden genomen voor de scheepvaart. Het Máximakanaal maakt onderdeel uit van het hoofdvaarwegennet en komt daarmee in beheer van Rijkswaterstaat (RWS).

Overdracht:

  • Binnendijkse deel van het 6e pand van het Apeldoorns Kanaal:

    Op grond van het Bestuursakkoord Water is het binnendijkse deel van het 6e pand van het Apeldoorns Kanaal overgedragen aan Waterschap Vallei en Veluwe.

    Op 14 december 2012 heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu samen met de Unie van Waterschappen een intentieverklaring ondertekend om de overdracht te bekrachtigen. Deze intentieverklaring is voor het Apeldoorns Kanaal omgezet in het overdrachtsdocument van 25 februari 2013. Op 19 december 2013 is het beheer van het binnendijkse deel van het Apeldoorns Kanaal (1 km lengte) definitief overgedragen.

Correcties/optimalisaties:

  • Tweede Maasvlakte: de kaarten ten aanzien van de Tweede Maasvlakte moeten worden verduidelijkt.

  • In het kader van het vaststellen van de legger zijn een aantal kleine onvolkomenheden ten aanzien van de beheergrens van Rijkswaterstaat aan het licht gekomen. Deze worden nu gecorrigeerd.

  • De beheergrenzen voor het waterstaatkundig beheer en waterkwantiteitsbeheer voor de Vaartsche Rijn en Stadsbuitengracht dienen te worden aangepast. De grens moet op de oeverlijn liggen en dat is nu niet het geval.

  • Ook de beheergrenzen voor het waterstaatskundig beheer bij de Gelderse Hoek/Andijk, zodat het gebied vergunningvrij wordt, en de beheergrenzen van de waterkwaliteit bij Peneiland Amsterdam gecorrigeerd te worden naar de feitelijke situatie. Tot slot dient de haven van Bunschoten aangewezen te worden als vrijstellingsgebied.

Naast het aanpassen van de Waterregeling, is het ook nodig om het Waterbesluit aan te passen voor het nieuwe Máximakanaal en de daarbij behorende keringen.

In het Waterbesluit is het Máximakanaal nog niet opgenomen als oppervlaktewaterlichaam in rijksbeheer (bijlage II). De nieuwe keringen: sluis Empel en de kanaaldijken Máximakanaal zullen in bijlage III, Waterkeringen als zijn de in beheer bij het Rijk aangewezen worden.

De bij deze regeling gewijzigde kaarten liggen ter inzage op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en zijn digitaal te raadplegen op en te downloaden van www.waterwet.nl .

Artikel II (wijziging Activiteitenregeling milieubeheer)

Artikel II, onderdeel 1

Bij de Regeling van 21 januari 20141 die met ingang van 1 maart 2014 in werking is getreden, is abusievelijk in artikel 3.65, vierde lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer voorgeschreven dat de opslag van agrarische bedrijfsstoffen anders dan pluimveemest in een afgesloten ruimte met voldoende ventilatie moet plaatsvinden. Deze verplichting moet echter alleen gelden voor pluimveemest (achtste lid). Met de onderhavige wijziging van het vierde lid vervalt de verplichting om agrarische stoffen, anders dan pluimveemest, op te slaan in een afgesloten ruimte met voldoende ventilatie.

Artikel II, onderdeel 2

Artikel 3.65, vijfde lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer bepaalt dat agrarische bedrijfsstoffen zo worden opgeslagen dat vrijkomende vloeistoffen worden opgevangen. Pluimveemest is hiervan uitgezonderd. Pluimveemest wordt meestal in de stal op de mestbanden gedroogd of op andere wijze gedroogd na het verlaten van de stal maar voor het wordt opgeslagen. Gedroogde pluimveemest houdt geen risico in op het vrijkomen van vloeistoffen. De opvangvoorziening is hiervoor dus niet nodig. De uitzondering moet daarom alleen zien op gedroogde pluimveemest. Mocht het voorkomen dat iemand niet gedroogde pluimveemest opslaat dan kan wel vocht uittreden en is een opvangvoorziening wel nodig. Abusievelijk is bij de genoemde Regeling van 21 januari 2014 in het vijfde lid ‘gedroogde’ voor ‘pluimveemest’ niet opgenomen. Met de onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld en geldt de uitzondering alleen voor gedroogde pluimveemest.

Artikel II, onderdeel 3

Overeenkomstig artikel 3.65, vierde lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer moet voor de vloeistofkerende voorziening in het achtste lid van dat artikel gelden dat het incidentenmanagement van artikel 2.3 van de Activiteitenregeling milieubeheer niet is vereist. De toevoeging dat artikel 2.3 niet van toepassing is, is abusievelijk niet in het achtste lid opgenomen. Met de onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld.

Artikel III (overgangsrecht artikel I, onderdelen C, D en E)

Artikel III, eerste en tweede lid, omvat de gebruikelijke overgangsbepaling bij wijziging van beheergrenzen voor ten tijde van het van kracht worden van deze regeling bestaande werken en handelingen. Deze worden niet watervergunningplichtig enkel door de wijziging van de beheergrenzen. Voorwaarde is wel dat deze werken en handelingen voorafgaand aan het van kracht worden van de gewijzigde beheergrenzen aan bij en krachtens de Waterwet gestelde regels en voorschriften voldoen (zoals zorgplichten, algemene regels, maatwerkvoorschriften, meldings- en informatieplichten).

Het derde lid bevat overgangsrecht voor de situatie, dat door wijziging van de beheergrens of een beheergebied op een kaart in bijlage II, III of IV van de Waterregeling, een ander bestuursorgaan bevoegd gezag of beheerder wordt. De onmiddellijk voor de wijziging van kracht zijnde watervergunningen en maatwerkvoorschriften gaan in dat geval gelden als watervergunning dan wel maatwerkvoorschrift van dat andere bestuursorgaan (onderdeel a). Voor ontheffingen op grond van een keur is vergelijkbaar overgangsrecht opgenomen, met dien verstande dat indien bevoegdheid verschuift van een waterschap naar Rijkswaterstaat, een ontheffing op grond van een keur gaat gelden als watervergunning (onderdeel b). De gelijkstelling geldt tot het tijdstip waarop het andere bestuursorgaan met betrekking tot die handeling of dat werk een vergunning of ontheffing als bedoeld verleent of een voorschrift als bedoeld vaststelt.

Met dit overgangsrecht wordt de continuïteit van bestaande rechten en beschermingsniveaus gewaarborgd en worden onnodige extra administratieve lasten, die zouden ontstaan door het – enkel door de wijzigingsregeling – moeten aanvragen van nieuwe vergunningen of ontheffingen of door het opleggen van nieuwe maatwerkvoorschriften, voorkomen.

Artikel IV, tweede lid

Artikel II, aanhef en onderdelen 1 en 3, werkt terug tot en met 1 maart 2014 omdat met de eerdergenoemde Regeling tot wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer van 21 januari 2014 per 1 maart 2014 in artikel 3.65, vierde en achtste lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer abusievelijk een verzwaring was opgelegd. Vanwege het reparatoire karakter wordt hierbij tevens afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten.

De terugwerkende kracht wordt niet verleend aan de wijziging van artikel 3.65, vijfde lid, (artikel II, aanhef en onderdeel 2) omdat dit het ongedaan maken van een versoepeling zou inhouden. De uitzondering in artikel 3.65, vijfde lid, geldt vanaf 1 juli 2014 uitsluitend voor het opslaan van gedroogde pluimveemest.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 21 januari 2014, nr. IENM/BSK-2013/158949, tot wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer, de Regeling omgevingsrecht en de Waterregeling (nieuwe activiteiten en herstel van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard) Stcrt. 2014, 1588

Naar boven