ARTIKEL I
De Waterregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6.16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
Aan artikel 6.17 wordt een lid toegevoegd, luidende:
C
In bijlage II. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het
Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert, en grenzen van drogere oevergebieden (bijlage
bij de artikelen 3.2, eerste lid, en 3.3 van de Waterregeling) worden de kaarten met
onderstaande nummers vervangen door de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers,
opgenomen in bijlage A, behorend bij deze regeling:
Kaart:
|
kaartnummer:
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
031
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
041
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
118
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
119
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
124
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
125
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
126
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
127
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
128
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
155
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
156
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
194
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
216
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
338
|
D
In bijlage III. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar
het Rijk het waterkwantiteitsbeheer voert (bijlage bij artikel 3.2, tweede lid, van
de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de hieronder
genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage B, behorend bij deze regeling:
Kaart:
|
kaartnummer:
|
Beheer waterkwantiteit
|
031
|
Beheer waterkwantiteit
|
034
|
Beheer waterkwantiteit
|
036
|
Beheer waterkwantiteit
|
041
|
Beheer waterkwantiteit
|
118
|
Beheer waterkwantiteit
|
119
|
Beheer waterkwantiteit
|
126
|
Beheer waterkwantiteit
|
127
|
Beheer waterkwantiteit
|
128
|
Beheer waterkwantiteit
|
155
|
Beheer waterkwantiteit
|
156
|
Beheer waterkwantiteit
|
169
|
Beheer waterkwantiteit
|
170
|
Beheer waterkwantiteit
|
216
|
Beheer waterkwantiteit
|
338
|
E
In bijlage IV. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het
Rijk het waterstaatkundig beheer voert (bijlage bij artikel 3.2, derde lid, en artikel
6.7 van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door
de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage C, behorend
bij deze regeling:
Kaart:
|
kaartnummer:
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
031
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
034
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
036
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
118
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
119
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
126
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
127
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
128
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
155
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
156
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
169
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
170
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
206
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
207
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
209
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
216
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
289
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
290
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
291
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
320
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
321
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling vergunningplicht waterstaatswerken
|
338
|
ARTIKEL II
Artikel 3.65 van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, eerste volzin, vervalt: in een afgesloten ruimte met voldoende
ventilatie.
2. In het vijfde lid wordt ‘pluimveemest’ vervangen door: gedroogde pluimveemest.
3. Aan het achtste lid wordt toegevoegd: Artikel 2.3 is daarbij niet van toepassing.
ARTIKEL III
-
1. Indien voor een op het tijdstip, onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding
van artikel I, onderdelen C, D en E, bestaand werk of bestaande handeling, welk of
welke op dat tijdstip niet strijdig was met de daarvoor bij en krachtens de Waterwet
geldende regels of voorschriften, als gevolg van een wijziging krachtens deze regeling
van een op een kaart in bijlage II, III of IV van de Waterregeling opgenomen beheergrens
of beheergebied een watervergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de
Waterwet vereist zou worden, blijft ten aanzien van dat werk of die handeling de watervergunningplicht
buiten toepassing.
-
2. Het eerste lid blijft van toepassing totdat er een wijziging van dat werk of die
handeling plaatsvindt die op zichzelf beschouwd grond vormt voor een watervergunningplicht.
-
3. Indien als gevolg van een wijziging als bedoeld in het eerste lid een ander bestuursorgaan
met betrekking tot een handeling of werk bevoegd gezag als bedoeld in artikel 6.1
van de Waterwet of beheerder als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet wordt,
gelden de met betrekking tot die handeling of dat werk onmiddellijk voor het tijdstip,
bedoeld in het eerste lid, van kracht zijnde:
-
a. watervergunningen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet en voorschriften
als bedoeld in artikel 6.6, tweede of derde lid, van die wet, als watervergunningen
respectievelijk voorschriften verleend, respectievelijk vastgesteld, door dat andere
bestuursorgaan;
-
b. ontheffingen op grond van een verordening van een waterschap:
-
1°. indien een bestuursorgaan van een ander waterschap bevoegd gezag of beheerder wordt:
als ontheffing, verleend door dat bestuursorgaan,
-
2°. indien de minister van Infrastructuur en Milieu bevoegd gezag of beheerder wordt:
als watervergunning, verleend door de minister,
tot het tijdstip waarop dat andere bestuursorgaan met betrekking tot die handeling
of dat werk een vergunning of ontheffing als hiervoor bedoeld verleent of een voorschrift
als hiervoor bedoeld vaststelt.
ARTIKEL IV
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.
-
2. Artikel II, aanhef en onderdelen 1 en 3, werkt terug tot en met 1 maart 2014.
TOELICHTING
Deze regeling wijzigt op een aantal punten de Waterregeling en bevat daarnaast een
reparatie van de Activiteitenregeling milieubeheer.
De wijziging van de Waterregeling omvat:
-
– wijziging van de artikelen 6.16 en 6.17 waardoor verduidelijkt wordt dat het onttrekken
van water uit en brengen van water in oppervlaktewateren bij baggerwerkzaamheden,
zandwinning en handelingen bij het beheer niet onder de meld- en vergunningplicht
vallen;
-
– de gebruikelijke (half)jaarlijkse bijwerking van kaarten met beheergrenzen in de bijlagen
II, III en IV.
De wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer omvat een technische correctie.
In de artikelsgewijze toelichting wordt verder op de wijzigingen ingegaan.
De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers
en bedrijven noch voor de bestuurlijke en uitvoeringslasten van de Waterregeling en
Activiteitenregeling milieubeheer.
Voor zover niet volledig kon worden voldaan aan de termijnen van de systematiek van
de vaste verandermomenten vindt de afwijking zijn grond in het reparatoire karakter
en het voorkomen van publieke nadelen die bij te laten invoering zouden ontstaan.
Artikel I (wijziging Waterregeling)
Artikel I, onderdelen A en B (wijziging artikelen 6.16 en 6.17 Waterregeling)
In de praktijk blijkt onduidelijkheid te bestaan over de vraag of baggerwerkzaamheden
(inclusief zandwinning) en toepassingen van baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam
onder de vergunning- en meldplichten vallen van de artikelen 6.16 en 6.17 van de Waterregeling
(gebaseerd op artikel 6.17 van het Waterbesluit en artikel 6.5, aanhef en onder a,
van de Waterwet). Bij baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie wordt
baggerspecie vaak in vloeibare vorm opgezogen of opgespoten. Dit betreft een mengsel
van water en vaste stoffen. Bij een strikte lezing zou het opspuiten of opzuigen van
baggerspecie daarom onder het brengen van water in of onttrekken van water aan een
oppervlaktewaterlichaam kunnen worden geschaard. De regeling in de artikelen 6.16
en 6.17 van de Waterregeling is hier echter niet voor bedoeld. De vergunning- en meldplichten
van deze artikelen hebben met name tot doel om schade aan de visstand op populatieniveau
te voorkomen. Dit effect treedt op bij langdurige onttrekkingen (door met name de
industrie) in de nabijheid van paaigebieden, opgroeigebieden voor juveniele vis of
trekroutes. Bij baggerwerkzaamheden en toepassingen van baggerspecie zijn effecten
op de visstand op populatieniveau niet voorstelbaar, vanwege de korte duur van die
handelingen. Om de onbedoelde werking van de genoemde artikelen voortaan uit te sluiten,
wordt in die artikelen expliciet bepaald dat de vergunning- en meldplichten niet van
toepassing zijn op baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam.
Overigens zijn deze activiteiten zeker niet ongereguleerd. Voor lozingen bij baggerwerkzaamheden
zijn regels gesteld in het Besluit lozen buiten inrichtingen. Het toepassen van baggerspecie
is gereguleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Voor zover de werkzaamheden plaatsvinden
in het kader van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk, stelt de beheerder
hiervoor een projectplan vast. In dat projectplan wordt ook aandacht besteed aan de
uitvoeringsaspecten van het werk met voorzieningen gericht op het ongedaan maken of
beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk (artikel 5.4, tweede
lid, Waterwet). Ook is de zorgplicht van artikel 6.18, eerste lid, van het Waterbesluit
van toepassing.
Naast de baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie, zijn ook handelingen
door of vanwege de beheerder waarbij water wordt onttrokken aan of water wordt gebracht
in een oppervlaktewaterlichaam vrijgesteld van de vergunningplicht. Dit is in lijn
met de vrijstelling die reeds geldt voor andere handelingen in het kader van het beheer
van oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende kunstwerken door of vanwege het Rijk,
zoals onderhoud, aanleg en wijziging of overig gebruik. Voor oppervlaktewaterlichamen
en bijbehorende kunstwerken is deze al bestaande vrijstelling geregeld in artikel
6.12, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van het Waterbesluit en, voor de Noordzee,
in artikel 6.13, tweede lid, van dat besluit. Sinds 1 juli 2012 geldt dat in geen
enkel geval meer een ‘vergunning eigen dienst’ vereist is voor onderhoud, aanleg en
wijziging of overig gebruik van oppervlaktewaterlichamen (inclusief de Noordzee) en
bijbehorende kunstwerken, indien deze worden verricht door of vanwege de beheerder.
Dergelijke vergunningen hebben vanuit waterstaatkundig oogpunt niet of nauwelijks
toegevoegde waarde. Via het eerdergenoemde projectplan – in het kader van de aanleg
of wijziging van een waterstaatswerk – wordt aandacht besteed aan de uitvoeringsaspecten
van het werk met voorzieningen gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige
gevolgen van de uitvoering van het werk (artikel 5.4, tweede lid, Waterwet). Ook is
in deze gevallen de zorgplicht van artikel 6.15 van het Waterbesluit van toepassing.
Voor handelingen door of vanwege de beheerder waarbij water wordt onttrokken aan of
water wordt gebracht in een oppervlaktewaterlichaam wordt met deze wijziging aangesloten
bij de al bestaande vrijstellingregeling van het Waterbesluit. Ook hiervoor geldt
dat in geval van aanleg of wijziging in het projectplan de betrokken aspecten aandacht
moeten krijgen. Ook is de zorgplicht van artikel 6.18, eerste lid, van het Waterbesluit
van toepassing. Met deze wijziging vervalt dus ook de (onbedoelde) ‘vergunning eigen
dienst’ voor het brengen van water in en onttrekken van water aan oppervlaktewaterlichamen
als onderdeel van het beheer.
Deze wijziging heeft onmiddellijke werking, voor overgangsrecht is geen noodzaak.
Artikel I, onderdelen C, D en E (vervanging kaarten in bijlagen II, III en IV van
de Waterregeling)
Artikel I, onderdelen C, D en E van deze regeling vervangt een aantal kaarten met
beheergrenzen in de bijlagen II, III en IV van de Waterregeling.
Bijlage II van de Waterregeling bevat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen
en zijwateren waar het Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert, en grenzen van drogere
oevergebieden (bijlage bij artikel 3.2, eerste lid, en 3.3 van de Waterregeling).
Bijlage III van de Waterregeling bevat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen
en zijwateren waar het Rijk het waterkwantiteitsbeheer voert (bijlage bij artikel
3.2, tweede lid, van de Waterregeling). Bijlage IV van de Waterregeling bevat de kaarten
met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het waterstaatkundig
beheer voert (bijlage bij artikel 3.2, derde lid, en artikel 6.7 van de Waterregeling).
De nieuwe kaarten bevatten gewijzigde grenzen voor het beheer.
Een aanpassing van de kaarten in de bijlagen bij de Waterregeling kan nodig zijn in
drie situaties:
-
– bij de aanleg of een (fysieke) wijziging van een waterstaatswerk (zoals verlegging
van de primaire waterkering, aanleg van een nevengeul),
-
– bij overdracht van waterstaatswerken,
-
– bij geconstateerde onvolkomenheden op de kaarten.
Bij deze wijziging gaat het om de volgende aanpassingen:
Fysieke wijziging:
-
– Máximakanaal:
Rijkswaterstaat maakt de Zuid-Willemsvaart bevaarbaar voor grotere schepen. Onderdeel
van dit project is de aanleg van een nieuw stuk kanaal van negen kilometer, het Máximakanaal.
Hiervoor is een tracébesluit vastgesteld. Het Máximakanaal loopt vanaf de Maas bij
Empel tot aan Den Dungen en zal in december 2014 in gebruik worden genomen voor de
scheepvaart. Het Máximakanaal maakt onderdeel uit van het hoofdvaarwegennet en komt
daarmee in beheer van Rijkswaterstaat (RWS).
Overdracht:
-
– Binnendijkse deel van het 6e pand van het Apeldoorns Kanaal:
Op grond van het Bestuursakkoord Water is het binnendijkse deel van het 6e pand van
het Apeldoorns Kanaal overgedragen aan Waterschap Vallei en Veluwe.
Op 14 december 2012 heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu samen met de
Unie van Waterschappen een intentieverklaring ondertekend om de overdracht te bekrachtigen.
Deze intentieverklaring is voor het Apeldoorns Kanaal omgezet in het overdrachtsdocument
van 25 februari 2013. Op 19 december 2013 is het beheer van het binnendijkse deel
van het Apeldoorns Kanaal (1 km lengte) definitief overgedragen.
Correcties/optimalisaties:
-
– Tweede Maasvlakte: de kaarten ten aanzien van de Tweede Maasvlakte moeten worden verduidelijkt.
-
– In het kader van het vaststellen van de legger zijn een aantal kleine onvolkomenheden
ten aanzien van de beheergrens van Rijkswaterstaat aan het licht gekomen. Deze worden
nu gecorrigeerd.
-
– De beheergrenzen voor het waterstaatkundig beheer en waterkwantiteitsbeheer voor de
Vaartsche Rijn en Stadsbuitengracht dienen te worden aangepast. De grens moet op de
oeverlijn liggen en dat is nu niet het geval.
-
– Ook de beheergrenzen voor het waterstaatskundig beheer bij de Gelderse Hoek/Andijk,
zodat het gebied vergunningvrij wordt, en de beheergrenzen van de waterkwaliteit bij
Peneiland Amsterdam gecorrigeerd te worden naar de feitelijke situatie. Tot slot dient
de haven van Bunschoten aangewezen te worden als vrijstellingsgebied.
Naast het aanpassen van de Waterregeling, is het ook nodig om het Waterbesluit aan
te passen voor het nieuwe Máximakanaal en de daarbij behorende keringen.
In het Waterbesluit is het Máximakanaal nog niet opgenomen als oppervlaktewaterlichaam
in rijksbeheer (bijlage II). De nieuwe keringen: sluis Empel en de kanaaldijken Máximakanaal
zullen in bijlage III, Waterkeringen als zijn de in beheer bij het Rijk aangewezen
worden.
De bij deze regeling gewijzigde kaarten liggen ter inzage op het Ministerie van Infrastructuur
en Milieu en zijn digitaal te raadplegen op en te downloaden van www.waterwet.nl
.
Artikel II (wijziging Activiteitenregeling milieubeheer)
Artikel II, onderdeel 1
Bij de Regeling van 21 januari 20141 die met ingang van 1 maart 2014 in werking is getreden, is abusievelijk in artikel
3.65, vierde lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer voorgeschreven dat de opslag
van agrarische bedrijfsstoffen anders dan pluimveemest in een afgesloten ruimte met
voldoende ventilatie moet plaatsvinden. Deze verplichting moet echter alleen gelden
voor pluimveemest (achtste lid). Met de onderhavige wijziging van het vierde lid vervalt
de verplichting om agrarische stoffen, anders dan pluimveemest, op te slaan in een
afgesloten ruimte met voldoende ventilatie.
Artikel II, onderdeel 2
Artikel 3.65, vijfde lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer bepaalt dat agrarische
bedrijfsstoffen zo worden opgeslagen dat vrijkomende vloeistoffen worden opgevangen.
Pluimveemest is hiervan uitgezonderd. Pluimveemest wordt meestal in de stal op de
mestbanden gedroogd of op andere wijze gedroogd na het verlaten van de stal maar voor
het wordt opgeslagen. Gedroogde pluimveemest houdt geen risico in op het vrijkomen
van vloeistoffen. De opvangvoorziening is hiervoor dus niet nodig. De uitzondering
moet daarom alleen zien op gedroogde pluimveemest. Mocht het voorkomen dat iemand niet gedroogde pluimveemest opslaat
dan kan wel vocht uittreden en is een opvangvoorziening wel nodig. Abusievelijk is
bij de genoemde Regeling van 21 januari 2014 in het vijfde lid ‘gedroogde’ voor ‘pluimveemest’
niet opgenomen. Met de onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld en geldt
de uitzondering alleen voor gedroogde pluimveemest.
Artikel II, onderdeel 3
Overeenkomstig artikel 3.65, vierde lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer
moet voor de vloeistofkerende voorziening in het achtste lid van dat artikel gelden
dat het incidentenmanagement van artikel 2.3 van de Activiteitenregeling milieubeheer
niet is vereist. De toevoeging dat artikel 2.3 niet van toepassing is, is abusievelijk
niet in het achtste lid opgenomen. Met de onderhavige wijziging wordt deze omissie
hersteld.
Artikel III (overgangsrecht artikel I, onderdelen C, D en E)
Artikel III, eerste en tweede lid, omvat de gebruikelijke overgangsbepaling bij wijziging
van beheergrenzen voor ten tijde van het van kracht worden van deze regeling bestaande
werken en handelingen. Deze worden niet watervergunningplichtig enkel door de wijziging
van de beheergrenzen. Voorwaarde is wel dat deze werken en handelingen voorafgaand
aan het van kracht worden van de gewijzigde beheergrenzen aan bij en krachtens de
Waterwet gestelde regels en voorschriften voldoen (zoals zorgplichten, algemene regels,
maatwerkvoorschriften, meldings- en informatieplichten).
Het derde lid bevat overgangsrecht voor de situatie, dat door wijziging van de beheergrens
of een beheergebied op een kaart in bijlage II, III of IV van de Waterregeling, een
ander bestuursorgaan bevoegd gezag of beheerder wordt. De onmiddellijk voor de wijziging
van kracht zijnde watervergunningen en maatwerkvoorschriften gaan in dat geval gelden
als watervergunning dan wel maatwerkvoorschrift van dat andere bestuursorgaan (onderdeel
a). Voor ontheffingen op grond van een keur is vergelijkbaar overgangsrecht opgenomen,
met dien verstande dat indien bevoegdheid verschuift van een waterschap naar Rijkswaterstaat,
een ontheffing op grond van een keur gaat gelden als watervergunning (onderdeel b).
De gelijkstelling geldt tot het tijdstip waarop het andere bestuursorgaan met betrekking
tot die handeling of dat werk een vergunning of ontheffing als bedoeld verleent of
een voorschrift als bedoeld vaststelt.
Met dit overgangsrecht wordt de continuïteit van bestaande rechten en beschermingsniveaus
gewaarborgd en worden onnodige extra administratieve lasten, die zouden ontstaan door
het – enkel door de wijzigingsregeling – moeten aanvragen van nieuwe vergunningen
of ontheffingen of door het opleggen van nieuwe maatwerkvoorschriften, voorkomen.
Artikel IV, tweede lid
Artikel II, aanhef en onderdelen 1 en 3, werkt terug tot en met 1 maart 2014 omdat
met de eerdergenoemde Regeling tot wijziging van de Activiteitenregeling milieubeheer
van 21 januari 2014 per 1 maart 2014 in artikel 3.65, vierde en achtste lid, van de
Activiteitenregeling milieubeheer abusievelijk een verzwaring was opgelegd. Vanwege
het reparatoire karakter wordt hierbij tevens afgeweken van de systematiek van de
vaste verandermomenten.
De terugwerkende kracht wordt niet verleend aan de wijziging van artikel 3.65, vijfde
lid, (artikel II, aanhef en onderdeel 2) omdat dit het ongedaan maken van een versoepeling
zou inhouden. De uitzondering in artikel 3.65, vijfde lid, geldt vanaf 1 juli 2014
uitsluitend voor het opslaan van gedroogde pluimveemest.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus