Regeling van de Minister van Economische Zaken van 2 april 2013, nr. WJZ / 13040548, houdende wijziging van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 en de Regeling GLB-inkomenssteun 2006

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op:

  • Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU 2009 L 30);

  • Verordening (EG) nr. 1120/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij titel lll van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU 2009 L 316);

  • Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (PbEU 2007 L 316);

  • de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

  • artikel 68 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage 1 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 2.1 komt te luiden:

2.1

Grondwaterbescherming (Richtlijn 80/68/EEG)

Wet milieubeheer Activiteitenbesluit milieubeheer

Artikel 10.2 Wet milieubeheer en artikel 2.2, eerste lid, Activiteitenbesluit voor zover het het lozen van afvalwater en andere stoffen in of op de bodem betreft

Het verbod op het lozen van afvalwater of andere stoffen in of op de bodem zonder vrijstelling genoemd in het besluit of geldige ontheffing

milieu

2. Onderdeel 4.15 komt te luiden:

4.15

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Activiteitenbesluit milieubeheer

artikel 3:85 in samenhang met de artikelen 3:80 en 3:81

Het verbod op toepassing van meststoffen in de mestvrije zone of de mestvrije zone is niet gelijk aan de teeltvrije zone

milieu

3. Onderdeel 4.18 komt te luiden:

4.18

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG

Activiteitenbesluit milieubeheer

artikel 2.1 Wabo of/in samenhang met de artikelen 3.48 en/of 3.52 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in samenhang met de artikelen 3.65 en/of 3.68 Activiteitenregeling milieubeheer

De verplichting dat de mestopslag en de opslag van kuilvoeder wordt onderhouden zodat geen verontreiniging ontstaat door het weglekken van vloeistoffen met mest en opgeslagen plantaardige materialen

milieu

4. Aan onderdeel 8 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

8.4

I&R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

de artikelen 38d en 38e

De verplichting tot het melden van geboorte, aan- en afvoer van schapen en geiten en het vervangen van identificatiemiddelen bij schapen en geiten

gezondheid

5. In het onderdeel 10.3 wordt ‘Artikel 2.19, eerste lid, in samenhang met artikel 8A.9, tweede lid, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.18, tweede lid, van en bijlage I bij de Regeling Diergeneesmiddelen’ vervangen door: Artikel 2.19, eerste lid, in samenhang met artikel 2.8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet dieren, in samenhang met artikel 8A.9, tweede lid, van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 2.18, tweede lid, van en bijlage I bij de Regeling diergeneesmiddelen.

6. De onderdelen 10:4 en 10.5 komen te luiden:

10.4

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Wet dieren

Besluit diergeneesmiddelen

Regeling diergeneesmiddelen

Artikel 2.2, tiende lid, onderdelen a, onder 2°, e en r, 2.8, eerste lid, onderdelen b en c en 2.25 van de Wet dieren in samenhang met artikel 8A.8, eerste lid, en 8A.9, tweede lid, van het Besluit diergeneesmiddelen

De verplichting om alleen landbouwhuisdieren op het bedrijf te houden die zijn behandeld volgens de regels van de diergeneesmiddelenwetgeving

gezondheid

10.5

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Wet dieren

Besluit diergeneesmiddelen

Regeling diergeneesmiddelen

Artikel 2.2, tiende lid, onderdelen e en r, 2.8, eerste lid, onderdelen b en c, en 2.25 van de Wet dieren in samenhang met artikel 8.4 van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 8.8, eerste lid, onderdeel a en onderdeel c met betrekking tot substanties als bedoeld in onderdeel a, van de Regeling diergeneesmiddelen

Het verbod om landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees van dieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede beta-agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen

gezondheid

7. In de onderdelen 11.1 en 11a.1 tot en met 11a.5 wordt “Besluit diervoeders” telkens vervangen door: Besluit diervoeders 2012.

8. Onderdeel 11b.2 komt te luiden:

11b.2

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

Artikel 2, lid 1 in samenhang met artikel 4, lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4j en 5h, m.u.v. zinsnede ‘gewasbeschermingsmiddelen en’ van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met artikel 2.2, tiende lid, onderdelen e en r, alsmede artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 in samenhang met de artikelen 23 en 57, eerste lid, onderdeel e, van de Regeling diervoeders 2012 en de artikelen 8A.7, 8A.9 en 8A.10 van het Besluit diergeneesmiddelen

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven toevoegingsmiddelen voor diervoeders en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en biociden correct toe te passen

gezondheid

9. Onderdeel 11b.6 komt te luiden:

11b.6

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Wet dieren

Artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4°, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met artikel 8A.11 van het Besluit diergeneesmiddelen en in samenhang met artikel 9A.8 van de Regeling diergeneesmiddelen

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven een registratie bij te houden van de ontvangst, de toepassing of de vervoedering van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders, evenals andere behandelingen die de dieren hebben ondergaan, data van toediening of behandeling en wachttijden

gezondheid

10. In onderdeel 11d.1 wordt ‘artikel 2.2, tiende lid, onder r, 2.8, eerste lid, onder c en 2.25 in samenhang met artikel 8A.9 van het Besluit diergeneesmiddelen’ vervangen door: artikel 2.2, tiende lid, onderdelen e en r, 2.8, eerste lid, onderdelen b en c, en 2.25 van de Wet dieren in samenhang met artikel 8.5, 8A.9, eerste lid, en 8A.13 van het Besluit diergeneesmiddelen en artikel 8.8, eerste lid, onderdeel b en onderdeel c met betrekking tot substanties als bedoeld in onderdeel b, van de Regeling diergeneesmiddelen.

11. In onderdeel 12.1 wordt ‘Besluit diervoeders’ vervangen door: Besluit diervoeders 2012.

ARTIKEL II

Artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 komt te luiden:

  • 2. De in het eerste lid bedoelde randvoorwaarden betreffen:

    • a. artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;

    • b. artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;

    • c. artikelen 8, eerste lid, en 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren juncto artikel 4, eerste tot en met derde lid, van Verordening (EG) 1760/2000, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10% van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, en waarbij overigens het geheel van de regels van identificatie en registratie van runderen goed wordt nageleefd;

    • d. artikel 7, eerste lid, van Verordening (EG) 1760/2000, juncto artikel 19, eerste tot en met vijfde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10% van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, en waarbij overigens het geheel van de regels van identificatie en registratie van runderen goed wordt nageleefd;

    • e. artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van Verordening 1760/2000, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en waarbij overigens het geheel van de regels van identificatie en registratie van runderen goed wordt nageleefd;

    • f. artikel 2, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, juncto artikel 4 van de regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;

    • g. artikel 4, eerste lid, van Verordening (EG) 21/2004 juncto artikel 4 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10% van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen of geiten, en waarbij overigens het geheel van de regels van identificatie en registratie van schapen en geiten goed wordt nageleefd;

    • h. de artikelen 38d en 38e van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het maximaal 3 mutaties betreft of in het geval de houder geen veeteelt bedrijft;

    • i. artikel 20 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, voor zover het middel niet meer is of de middelen niet meer zijn toegelaten, en er geen vermoeden bestaat dat het middel of de middelen nog worden gebruikt of zijn bedoeld voor gebruik;

    • j. artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1. van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) 183/2005 voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;

    • k. artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;

    • l. artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;

    • m. Artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4°, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met artikel 8A.11 van het Besluit diergeneesmiddelen en in samenhang met artikel 9A.8 van de Regeling diergeneesmiddelen, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden;

    • n. artikel 7 van het Kalverenbesluit, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren en bij onmiddellijk herstel;

    • o. artikel 9, tweede en derde lid, van het Varkensbesluit, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt en dit onmiddellijk wordt hersteld;

    • p. artikel 10, eerste lid, van het Varkensbesluit, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht dat onmiddellijk wordt hersteld, en

    • q. artikel 6, eerste lid, van het Besluit welzijn productiedieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden en de niet-naleving onmiddellijk wordt hersteld.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, met uitzondering van onderdeel 4, werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 2 april 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

§ 1. Wijzigingen

Deze regeling wijzigt de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 en de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006.

§ 2. Beheerseisen

In bijlage 1 bij de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 staan de beheerseisen in het kader van de randvoorwaarden voor de inkomenssteun vermeld. Aan het normenkader van de randvoorwaarden is een nieuwe eis toegevoegd. Het betreft de verplichting voor houders van schapen of geiten om veranderingen in het dierenbestand te melden aan het I&R-systeem schapen en geiten. Naar aanleiding van een audit door de Europese Commissie van het Nederlandse systeem van cross compliance, heeft deze opgemerkt dat Nederland bij het ontbreken van deze eis een korting op de bijdrage uit het Europese landbouwfonds voor de uitvoering van het gemeenschappelijke landbouwbeleid riskeert. De toevoeging van de eis betekent dat landbouwers nu ook een korting op de te ontvangen inkomenssteun riskeren indien de meldingen inzake de identificatie en registratie van schapen en geiten niet, onjuist of te laat worden verricht.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om tevens enkele omissies in de bijlage 1 bij de Regeling GLB-inkomenssteun te herstellen. In verband met de invoering van de Wet dieren alsmede de aanvulling van het Activiteitenbesluit met regels voor agrarische activiteiten zijn de vindplaatsen van de beheerseisen gewijzigd. De daartoe noodzakelijke wijziging van de regeling van 19 december 2012 (Stc 2012, 27195) was evenwel onvolledig. Gelet op het feit dat dit een technische wijziging betreft waarbij wordt verwezen naar verplichtingen die landbouwers ook buiten de kaders van deze regeling dienen na te leven, bestaat er geen bezwaar om aan dit onderdeel van de regeling een terugwerkende kracht toe te kennen tot 1 januari 2013.

§ 3. Niet-nalevingen van gering belang

De Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun geven – voor wat betreft de regels die betrekking hebben op het randvoorwaardenbeleid – aan op welke wijze de minister van Economische Zaken invulling geeft aan de beoordelingsruimte inzake het opleggen van kortingen in verband met niet-nalevingen van de randvoorwaarden. De wijziging van de beleidsregels is noodzakelijk naar aanleiding van kritische opmerkingen van de Europese Commissie over het grote aantal niet-nalevingen van gering belang dat in Nederland in het kader van de cross compliance wordt geconstateerd. De Europese Comissie heeft aangegeven een groot belang te hechten aan de randvoorwaarden die betrekking hebben op gewasbeschermingsmiddelen.

Met het oog hierop zijn de in de beleidsregels genoemde niet-nalevingen die als van gering belang kunnen worden beschouwd en daarmee niet hoeven te leiden tot een korting op de inkomenssteun van landbouwers heroverwogen. Dit heeft ertoe geleidt dat een aantal niet-nalevingen niet meer als van gering belang worden genoemd en derhalve als een kortingswaardige niet-naleving worden gezien. Dit betreft onder meer de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen waarvan het gebruik sinds een korte periode niet meer is toegestaan en het ontbreken van een gewasbeschermingsplan.

Daarnaast is de omschrijving van een aantal niet-nalevingen van gering belang aangescherpt. Dit betreft met name de identificatie en registratie van dieren. Het oormerkverlies wordt enkel als niet-naleving van gering belang beschouwd bij het verlies van één oormerk bij maximaal 10% van de dieren, met een maximum van 20 dieren, en slechts in het geval als de identificatie- en registratieverplichtingen voor het overige goed worden nageleefd. De niet-nalevingen met betrekking tot hobbydieren worden in het vervolg alleen als van gering belang aangemerkt indien de houder geen veeteelt bedrijft. Hiermee wordt onduidelijkheid over interpretatie van het begrip hobbyhouder vermeden.

§ 4. Regeldrukeffecten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Enerzijds betreft de regeling de aanpassing van verwijzingen naar de vindplaats van randvoorwaarden. Anderzijds betreft de regeling het geven van maatstaven voor de beoordeling van niet-nalevingen van randvoorwaarden met het oog met de eventuele oplegging van sancties. Het geven van maatstaven voor de beoordeling van niet-nalevingen valt buiten de definitie van regeldruk.

§ 5. Vaste verandermoment

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant. Dit is niet op een van de vaste verandermomenten. De vaste verandermomenten zijn evenwel niet van toepassing op reparatieregelgeving en in het geval van uitvoering van Europese regelgeving. Beide uitzonderingen zijn van toepassing.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

Naar boven