Besluit van de Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat en de Minister van Infrastructuur en Milieu houdende de verlening van mandaat voor het uitvoeren van de nautische rijkstaken in het Noordzeekanaalgebied aan de directeur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied (Besluit mandaat nautische rijkstaken Noordzeekanaalgebied 2013)

De Minister van Infrastructuur en Milieu en de Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat,

Gelet op:

  • Afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement en de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (hierna: Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen), de Beschikking aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement;

  • De overeenkomst tussen Minister van Verkeer en Waterstaat en het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied inhoudende de regeling van het nautische beheer in het Noordzeekanaalgebied (Overeenkomst d.d. 21 april 1994);

Overwegende dat:

  • Voor vaarwegen in beheer bij het rijk de Minister van Infrastructuur en Milieu het bevoegde gezag is voor de Scheepvaartverkeerswet, het Scheepvaartreglement territoriale zee, het Binnenvaartpolitiereglement en de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen.

  • In de Beschikking aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat is aangewezen (geattribueerd) als bevoegde autoriteit voor de aldaar genoemde artikelen van het Binnenvaartpolitiereglement voor wat betreft het Noordzeekanaalgebied.

  • In de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat is aangewezen (geattribueerd) als bevoegde autoriteit voor de Noordzeesluizen en het Noordzeekanaal.

  • De Minister van Infrastructuur en Milieu verantwoordelijk is voor de verkeersbegeleiding van de scheepvaart (zeescheepvaart, binnenvaart en recreatievaart) die plaats vindt in het Noordzeekanaalgebied, te weten het aanloopgebied IJmuiden, de Noordzeesluizen te IJmuiden en het Noordzeekanaal en de vaarweg van het IJ tot de Oranjesluizen te Schellingwoude.

  • De Directeur-Generaal Rijkswaterstaat bevoegd is de Minister van Infrastructuur en Milieu te vertegenwoordigen op grond van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012.

  • Het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied al sinds 1994 de taken en bevoegdheden die in dit besluit zijn vermeld, in het Noordzeekanaal in mandaat uitoefent.

  • De directeur van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied tevens onbezoldigd rijksambtenaar van het directoraat-generaal Rijkswaterstaat is.

  • De directeur van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied tevens gemeentelijk Havenmeester Amsterdam is.

  • Aanleiding voor dit mandaatbesluit is de wens van de directeur-generaal Rijkswaterstaat om het mandaat van de bij hem belegde nautische taken en bevoegdheden in het Noordzeekanaalgebied op grond van diverse regelingen in één geïntegreerd besluit vast te leggen. Beoogd wordt een helder overzicht op de uitvoering van het mandaat en een duidelijke verantwoording te garanderen.

  • De raad van de gemeente Amsterdam op 29 november 2012 besloten heeft dat Haven Amsterdam in 2013 verzelfstandigd wordt. En in het verlengde daarvan besloten heeft dat de Havenmeester Amsterdam binnen het verzelfstandigd havenbedrijf zijn zelfstandige positie behoudt en hiërarchisch verantwoordelijk blijft voor het aansturen en functioneren van de betreffende nautische medewerkers.

  • Dit besluit aangeeft welke bevoegdheden en taken onderwerp zijn van het mandaat.

Besluit:

Artikel 1. Mandaatverlening

  • 1. De Directeur-Generaal Rijkswaterstaat verleent mandaat voor de nautische rijkstaken en bevoegdheden genoemd in artikel 3 aan de directeur van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, voor zover deze worden uitgeoefend in het Noordzeekanaalgebied zoals genoemd in artikel 2 van dit besluit.

  • 2. De mandatering laat onverlet dat de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat bevoegd blijft zelf te beslissen in de hieronder genoemde nautische aangelegenheden.

  • 3. Aan de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat blijft voorbehouden het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot de in artikel 3 genoemde bevoegdheden.

  • 4. Onder ‘directeur van het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied’ wordt tevens verstaan diens plaatsvervanger, voor zover deze als (onbezoldigd) rijksambtenaar van Rijkswaterstaat is aangesteld.

Artikel 2. Noordzeekanaalgebied

Onder Noordzeekanaalgebied, mandaatgebied voor de rijkstaken, wordt verstaan:

  • 1e het aanloopgebied IJmuiden gevormd door: het gedeelte van de territoriale zee dat ligt binnen het gebied, begrensd door een lijn die loopt van de positie 52°27´.9 N 004°32´.1 E (referentiepunt), naar positie 52°16´.3N 004°26´1E, vandaar in een zeewaarts gerichte boog met een straal van 12 zeemijlen gerekend vanuit het referentiepunt naar positie 52 °39´.3 N 004°36´.9 E, vanuit de koppen van de havenhoofden te IJmuiden, inclusief de verlengde IJgeul en de huidige en toekomstige aangewezen ankergebieden 6 (A, B en C), 7 en 8 (ankergebied deels gelegen binnen de 12 mijlszone);

  • 2e het Buitenhavencomplex van IJmuiden vanaf de koppen van de havenhoofden tot aan het sluizencomplex te IJmuiden, incl. Hoogovenbuitenhaven en Buitenspuikanaal, excl. Haven Seaport Marina, IJmondhaven, Haringhaven en Vissershaven;

  • 3e het Noordzeesluizencomplex te IJmuiden, excl. het Gemaal en de Spuisluizen;

  • 4e de Binnentoeleidingskanalen voor het Noordzeesluizencomplex te IJmuiden, met uitzondering van de loswallen 2 t/m 7;

  • 5e de 1e, 2e, 3e Rijksbinnenhaven, het Binnenkanaal tot aan het eerste kunstwerk, alsmede het Binnenspuikanaal tot aan de pijlers van de voormalige baileybrug te IJmuiden;

  • 6e de zijkanalen, vanaf het Noordzeekanaal tot de volgende begrenzing:

    Zijkanaal A de vaarwegbegrenzing

    Zijkanaal C de denkbeeldig doorgetrokken oeverlijn

    Zijkanaal D de denkbeeldig doorgetrokken oeverlijn

    Zijkanaal E de denkbeeldig doorgetrokken oeverlijn

    Zijkanaal G tot aan de grens waterstaatkundig beheer

    Zijkaneel H tot 100m achter de denkbeeldig doorgetrokken oeverlijn;

  • 7e het Noordzeekanaal en het Afgesloten IJ, overal tussen de vaarwegbegrenzing tenzij anders genoemd, incl. “Kruithaven”: van km 0 tot de denkbeeldige lijn door de boeien IJ10 – IJ11 aansluitend op de grens van het waterstaatkundig beheer (positie boei IJ10: 52°22´97 N 004°55´91 E of X: 123.916 Y: 488.431); Positie boei IJ11: 52°22´90 N 004°55´90 E of X:123.924 Y: 488.307).

Artikel 3. Bevoegdheden/taken

Scheepvaartverkeerswet (Svw)

Het namens het bevoegd gezag zorg dragen voor vlotte, veilige en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer.

Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS)

Het namens het bevoegd gezag uitoefenen van de bevoegdheden als bedoeld in het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer.

Binnenvaartpolitiereglement (BPR)

Het namens de bevoegde autoriteit BPR uitoefenen van de bevoegdheden.

Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ)

Het namens de bevoegde plaatselijke autoriteit RVGZ uitoefenen van de bevoegdheden zoals aangegeven in het RVGZ.

Algemene wet besuursrecht (Awb)

Het namens het bevoegde gezag in spoedeisende gevallen opleggen van een last onder bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 5:31 Awb.

Artikel 4. Voorschriften

  • 1. De directeur van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied neemt de instructies, aanwijzingen, en het beleid van de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat in acht;

  • 2. In de ondertekening van besluiten die onder dit mandaat vallen, wordt tot uitdrukking gebracht dat het besluit wordt genomen namens de Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat;

  • 3. Indien het uitoefenen van het mandaat concrete aangelegenheden of besluiten betreft die van politiek-bestuurlijke betekenis, of anderszins van bijzonder belang zijn, voert de directeur CNB vooraf met de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat overleg;

  • 4. Elke 5 jaar, en eenmalig voor het eerst na twee jaar na vaststelling van dit besluit, vindt een evaluatie van het besluit plaats. Dit besluit wordt vijfjaarlijks geëvalueerd.

Artikel 5. Aanwijzing toezichthouders

Aan te wijzen als toezichthouders in het kader van de uitoefening van de bevoegdheden zoals vermeld in artikel 3, de nautische medewerkers die onder de verantwoordelijkheid van Havenmeester Amsterdam vallen, met uitzondering van hen die alleen administratieve werkzaamheden uitoefenen.

Artikel 6. Bekendmaking

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en werkt terug tot 1 april 2013.

Den Haag, 19 maart 2013

De Minister van Infrastructuur en Milieu, Namens deze: De Directeur-Generaal Rijkswaterstaat, J.H. Dronkers.

Mededeling

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekend gemaakt een bezwaarschrift worden ingediend bij de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat. postbus 20906 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. datum en nummer of kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt, en

  • d. de opgave van de redenen waarom de indiener zich niet met het besluit kan verenigen.

TOELICHTING

1. Algemene toelichting

Het mandaatbesluit vindt zijn basis in artikel 3, tweede lid van de overeenkomst van 21 april 1994 tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer inhoudende de regeling van het nautische beheer in het Noordzeekanaalgebied (hierna: overeenkomst 1994)

Juridisch kader: Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 10:1 Awb: onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

Artikel 10:6 lid 1 Awb: de mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven terzake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.

Artikel 10:6 lid 2 Awb: de gemandateerde verschaft de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 10:7 Awb: de mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

Artikel 10:10 Awb: een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

Mandaat aan ondergeschikte

Zoals uit Algemene wet bestuursrecht blijkt is een mandaatverhouding per definitie een ongelijkwaardige verhouding. De gemandateerde is verantwoording schuldig aan de mandaatgever.

Op grond van de overeenkomst 1994 gaat het bij dit mandaatbesluit om mandaatverlening aan een ondergeschikte. De ondergeschiktheid van gemandateerde komt tot uitdrukking in de benoeming tot onbezoldigd rijksambtenaar bij Rijkswaterstaat. Dit mandaatbesluit geldt ook voor de plaatsvervanger van de directeur CNB die eveneens onbezoldigd rijksambtenaar is.

Centraal Nautisch Beheer

Voor het gezamenlijk uitvoeren van het gemeentelijke nautische beheer is in 1994 een Gemeenschappelijke Regeling Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied in het leven geroepen (CNB, 1994). Langs het Noordzeekanaal liggen vier gemeenten die in de havenbekkens van het Noordzeekanaalgebied gemeentelijk nautisch beheerder zijn. Het gaat om de gemeenten Velsen, Beverwijk, Zaanstad en Amsterdam. De verschillende gemeenten hebben hun gemeentelijke nautische taken en bevoegdheden overgedragen aan het CNB. Namens het CNB is de directeur CNB verantwoordelijk voor het uitvoeren van het nautische gemeentelijke beheer in het Noordzeekanaalgebied.

Op grond van de overeenkomst van 1994 tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en het openbaar lichaam Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied is het nautische beheer van gemeenten en rijk in het Noordzeekanaalgebied zoveel mogelijk in één hand gelegd. Voorkomen diende te worden dat het scheepvaartverkeer in het Noordzeekanaalgebied met te veel verschillende autoriteiten te maken zou krijgen (artikel 2 sub c overeenkomst d.d. 21 april 1994).

Havenmeester Amsterdam

De daadwerkelijke uitvoering van de nautische rijkstaken samen met de nautische gemeentelijke taken gebeurt door de nautische medewerkers van Havenbedrijf Amsterdam die ressorteren onder de Havenmeester Amsterdam, hoofd van de Divisie Havenmeester. De Havenmeester Amsterdam geeft leiding aan medewerkers van deze nautische divisie en heeft een eigenstandige en onafhankelijke positie binnen het Havenbedrijf Amsterdam. Momenteel is de Havenmeester Amsterdam tevens de directeur CNB.

Nautische rijksbevoegdheden in Noordzeekanaalgebied

De nautische rijksbevoegdheden in het Noordzeekanaalgebied bestaan uit drie onderdelen:

  • 1. Bevoegdheden Scheepvaartverkeerswet (SVW) en Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS). Deze bevoegdheden zijn door de Minister aan de DG RWS gemandateerd op grond van het algemene besluit mandaat van Rijkswaterstaat (huidige Besluit mandaat, volmacht en machtiging RWS 2011). De DG RWS is gemandateerd om namens de Minister van I&M, deze bevoegdheden uit te oefenen en vervolgens door te mandateren aan rijksambtenaren in bepaalde managementfuncties binnen RWS. Op grond van dit mandaatbesluit vindt mandatering aan de directeur CNB, tevens rijksambtenaar, plaats.

  • 2. Bevoegdheden Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ). Deze bevoegdheden zijn voor een aantal artikelen door de Minister geattribueerd aan de DG RWS. De Minister heeft de DG RWS aangewezen als bevoegde autoriteit voor deze bevoegdheden. De DG RWS kan deze bevoegdheden doormandateren aan rijksambtenaren in bepaalde managementfuncties binnen RWS. Op grond van dit mandaatbesluit vindt mandatering aan de directeur CNB, tevens rijksambtenaar, plaats.

  • 3. Voor een aantal artikelen in het Scheepvaartreglement territoriale zee (STZ) is de directeur CNB rechtstreeks aangewezen (geattribueerd) als bevoegde autoriteit. De Minister heeft daarnaast specifiek ten aanzien van het loodswezen het CNB (bestuur CNB, directeur CNB) rechtstreeks aangewezen als bevoegde autoriteit in de rijksvaarweg. Dit mandaatbesluit is op dit onderdeel niet van toepassing. In de praktijk hangt de uitoefening hiervan uiteraard wel nauw samen met het nautische beheer van het Noordzeekanaalgebied. Het gaat hierbij om het Loodsplichtbesluit 1995, de Regeling markttoezicht registerloodsen o.g.v. Loodsenwet, de Regeling communicatie rijksbinnenwateren, de Regeling meldingen en communicatie scheepvaart (RCMS) en het Besluit verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen scheepvaartverkeer (BVVS).

Beleidsregels

De directeur CNB kan binnen de mandaatbevoegdheden verkeersbesluiten nemen of beheersmaatregelen instellen. De directeur CNB is tevens bevoegd voor het initiatief tot het opstellen van beleidsregels. Ondertekening van beleidsregels geschiedt door de DG RWS. De directeur CNB dient het voorstel te begeleiden met een advies en eventueel een medeparaaf van de betreffende verantwoordelijke RWS dienst indien bredere RWS belangen moeten worden meegewogen.

Het mandaatgebied

De beschrijving van het mandaatgebied geeft aan waar het CNB rijkstaken in mandaat verricht. Het aanloopgebied is onlosmakelijk verbonden met het Noordzeekanaalgebied en werkgebied van het CNB. Het aanloopgebied wordt in dit mandaat genoemd, maar is formeel geregeld onder de Scheepvaartreglement territoriale zee (STZ, en SVW) en met een brief van HID Noordzee over het (tijdelijk) uitvoeren van het nautisch beheer op de kilometers 22 t/m 43 op de IJ-geul (dd 12 mei 2006).

2. Gemandateerde nautische rijkstaken en bevoegdheden in het Noordzeekanaalgebied

De bevoegdheden die in het mandaatbesluit zijn opgenomen, zijn algemeen omschreven om gedurende langere tijd actueel te kunnen zijn.

Ten tijde van de vaststelling van het mandaatbesluit vallen de volgende nautische bevoegdheden in ieder geval onder het onderhavige mandaatbesluit:

• Scheepvaartverkeerswet (SVW, artikelen)

Het namens het bevoegde gezag zorg dragen voor vlotte, veilige en milieuverantwoorde afwikkeling van het scheepvaartverkeer in rijksvaarwegen:

Uitvoeren verkeersbegeleiding scheepvaart

  • Artikel 5: het (tijdelijk) aanbrengen en verwijderen van verkeerstekens

  • Artikel 6: de bekendmaking van het aanbrengen en verwijderen van verkeerstekens

  • Artikel 7: het verlenen van vrijstelling en ontheffing van verkeertekens

  • Artikel 8: bevoegdheden op grond van artikel 5 en 7 met betrekking tot bekendmakingen met dezelfde strekking als verkeerstekens

  • Artikel 14: het vergoeden van kosten van verkeerstekens door derden

• Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS)

Het namens het bevoegde gezag volgens de in het besluit gegeven administratieve bepalingen op de juiste wijze aanbrengen van verkeerstekens en vaststellen van verkeersbesluiten voor het scheepvaartverkeer.

• Binnenvaartpolitiereglement (BPR)

Het namens de bevoegde autoriteit uitoefenen van de bevoegdheden Bpr in het Noordzeekanaalgebied. In artikel 1 sub b van het Beschikking aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement is de DG RWS aangewezen als bevoegde autoriteit in het Noordzeekanaal voor wat betreft de onderstaande lijst artikelen uit de BPR.

1.01, onderdeel A 14°: aanmerken schepen als veerpont;

1.09, tweede lid: ontheffing leeftijd voor varen in verenigingsverband;

1.23: toestemmen houden evenementen;

3.15, tweede lid: aanwijzen vaarwegen waar gele ruit niet verplicht is;

3.20, vijfde lid, onderdelen a en e: aanwijzing delen van vaarwegen en ligplaatsen waar het voeren van bepaalde tekens voor schepen niet verplicht is;

3.25, derde lid: ontheffing verplichting voeren tekens voor schepen;

3.27: toestemming bij reddingsoperaties;

3.28: toestemming gebruik flikkerlichten;

3.29, tweede lid, onderdeel b: toestemming gebruik bepaalde lichten;

4.05, zesde en zevende lid: ontheffing gebruik marifoon;

4.06, vijfde lid: ontheffing radarplicht veerpont;

6.08: instellen eenrichtingsverkeer;

6.21a, eerste en vierde lid: voorschrijven assistentie duwstel en ontheffing duwstel;

6.28b, eerste lid, onderdeel b: verlening recht op voorschutting;

6.31, eerste lid: bestemmen ligplaatsen waar geen meldingen/seinen behoeven te worden gegeven;

6.32, eerste lid: ontheffing op radar varen;

7.01, vierde en vijfde lid: toestemming waterbewegingen stilliggende schepen/aanwijzing ligplaatsen niet-vrijvarende veerponten

7.02, eerste lid, onderdeel b: aanwijzing (delen van) vaarwegen waar geen ligplaats mag worden ingenomen;

7.07, derde lid: toestemming innemen ligplaats op kortere afstanden;

7.08, eerste en tweede lid: vrijstelling verplichting toezicht stilliggend schip

8.08, tweede lid, onderdeel g, en derde lid: aanwijzing gebieden zwemverbod/vrijstelling of ontheffing zwemverboden;

9.02, derde lid: ontheffing maatvoering schepen/samenstel;

9.03, tweede, derde, vierde en zesde lid: ontheffing werkzaamheden/termijnen/ligplaatsverbod, en aanwijzing ligplaats

9.04, vijfde lid: ontheffing vereisten schip ten westen sluizen IJmuiden;

9.05, derde lid: aanwijzing gebied waar zeilplankverbod niet geldt;

9.06, zevende en achtste lid: toestemming samenstelling en ontkoppeling duwstellen en gekoppelde samenstellen/toelating duwstellen en gekoppelde samenstellen met afwijkende afmetingen;

9.07, eerste en tweede lid: aangeven categorieën grote schepen waar meldplicht voor geldt/aanwijzing marifoonkanaal;

9.08: toestemming varend bunkeren brandstof;

10.10, tweede lid: toestemming afwijking op bepaalde wijze ligplaats innemen.

Onder dit mandaatbesluit vallen ook het namens het bevoegde gezag (en bevoegde autoriteit) uitoefenen van bevoegdheden zoals verder bedoeld in artikel 1 sub c en d Besluit aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement.

Ten aanzien van artikel 1.21 lid 2 BPR geldt het Besluit mandaat vergunningverlening bijzondere transporten (Staatscourant nr. 10477, 15 juli 2009) waarin HID RWS NH en directeur CNB beiden door de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat zijn gemandateerd voor het afgeven van deze vergunningen. De vergunningverlening bijzondere transporten vindt plaats in afstemming met de directeur van het landelijke Scheepvaartverkeerscentrum (SVC) van Rijkswaterstaat.

• Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen (RVGZ)

Het namens de bevoegde autoriteit uitoefenen van onderstaande bevoegdheden. In de regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen is de DG RWS aangewezen als de bevoegde plaatselijke autoriteit (artikel 1 sub a Bijlage 1 bij RVGZ) in de Noordzeesluizen en het Noordzeekanaal.

  • Artikel 7: toestemming lossen gevaarlijke stoffen

  • Artikel 10 (onderdelen 4 en 5): toestemming werkzaamheden met brandgevaar en werkzaamheden aan de motor

  • Artikel 11, lid 4: voordracht hogere explosieve massa in schip op weg naar of afkomstig van haven

  • Artikel 12 leden 1 en 3: Toestemming ankeren en ligplaats nemen, melden verhalen en verrichten van werkzaamheden

  • Artikel 15, lid 3: toestemming vervoer stoffen IGC-code;

  • Artikel 17, lid 1: toestemming Schoonmaken, gasvrij maken en spoelen van tanks.

Scheepvaartreglement territoriale zee (STZ, en SVW)

Het Scheepvaartreglement territoriale zee (STZ) is niet opgenomen in dit mandaatbesluit. In het STZ is de gemandateerde voor een aantal bevoegdheden door de Minister rechtstreeks als bevoegde autoriteit aangewezen in het aanloopgebied IJmuiden.

Bij de Regeling aanwijzing bevoegde autoriteiten Scheepvaartreglement territoriale zee is de directeur CNB voor een aantal bevoegdheden door de Minister rechtstreeks als bevoegde autoriteit is aangewezen (STZ artikelen 5, eerste lid, 6, 7 eerste en derde lid, 12 tweede en vierde lid en 13). Het mandaat heeft daarom op die rechtstreeks aan de directeur CNB geattribueerde bevoegdheden geen betrekking. Het gaat bij deze artikelen om melden door schepen met gevaarlijke of schadelijke stoffen (art. 5, eerste lid), melden zinkende schepen (art. 6), nadere bepalingen bijzondere transporten (art. 7, eerste en derde lid), nadere bepalingen toestemming evenementen (art.12, tweede en vierde lid) en laden en lossen (art. 13).

Algemene wet bestuursrecht (AWB)

Het namens het bevoegde gezag in spoedeisende gevallen opleggen van bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 5:31 Awb.

3. Voorschriften, toezicht en overige

Voorschriften

Naar aanleiding van dit mandaatbesluit worden instructies opgesteld. Gemandateerde neemt de instructies van de DG RWS in acht.

De ondertekening van besluiten op grond van SVW of BABS door gemandateerde gebeurt namens de Minister van I&M. De ondertekening van besluiten op grond van BPR, RVGZ door gemandateerde gebeurt namens de DG RWS (als bevoegde autoriteit).

Elke vijf jaar, en eenmalig voor het eerst na twee jaar na vaststelling van dit besluit, vindt een evaluatie van het mandaatbesluit plaats. Wijzingingen in de gemeenschappelijke regeling, de organisatie of verantwoordelijkheden van het CNB (incl. de directeur CNB) kunnen aanleiding zijn tot het tussentijds aanpassen van het mandaat.

De directeur CNB kan in bijzondere gevallen geconfronteerd worden met politieke of bestuurlijke situaties. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een meer dan gemiddeld nautisch (gerelateerd) ongeval met letsel, grote (economische, milieu, technische of financiële) schade of doden tot gevolg. In dat geval voert de directeur CNB overleg met de betreffende HID van de RWS diensten of de DG RWS.

Toezicht

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving (AWB) van de nautische regelgeving in het Noordzeekanaalgebied. Dit betekent dat bijvoorbeeld het opleggen van bestuursdwang, last onder dwangsom en het opleggen van een bestuurlijke boete geen onderdeel uitmaken van het nautische mandaat. Ook bezwaar en beroep tegen vergunningen, ontheffingen en bestuursrechtelijke dwangmiddelen worden door Rijkswaterstaat afgehandeld. Onderdeel van het nautische mandaat is wel het verrichten van toezicht op de door gemandateerde uitgeoefenden taken en bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld op verleende vergunningen en ontheffingen.

In het mandaatbesluit wijst de DG RWS de nautische medewerkers die ressorteren onder de Havenmeester Amsterdam aan om toezicht te mogen houden op de uitgeoefende gemandateerden rijkstaken en bevoegdheden. Uitgezonderd van deze toezichthoudende bevoegdheid zijn de nautische medewerkers die uitsluitend administratieve taken verrichten.

Overige

De verkeersleiders voor het Noordzeekanaalgebied hebben op grond van artikel 9 SVW een eigenstandige bevoegdheid met betrekking tot het geven van verkeersinformatie en verkeersaanwijzingen voor het scheepvaartverkeer. De eigen bevoegdheid van de verkeersleiders vallen buiten dit mandaatbesluit.

Bij brief d.d. 22 april 2006 van de HID RWS Noordzee (NZ) en de HID RWS NH is aan het CNB tijdelijk mandaat verleend voor het uitvoeren van nautische rijkstaken op de zeemijlen 12 tot en met 23 in de IJgeul op de Noordzee. Deze regeling maakt geen deel uit van het onderhavige mandaatbesluit, maar blijft als zelfstandig besluit bestaan.

RWS West Nederland Noord is het bevoegde gezag RVGZ op de Rijksoverlaadplaats voor ontploffingsgevaarlijke stoffen te Buitenhuizen (Kruithaven).

Naar boven