Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 april 2013, nr. WJZ/13009953, houdende wijziging van de Subsidieregeling innoveren en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2013

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikelen 4, 5, 16, 19, eerste lid, en 25 van het Kaderbesluit EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling innoveren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.1 vervalt de omschrijving van het begrip ‘topsectoren’.

B

In artikel 4.3, eerste lid, vervalt telkens de zinsnede ‘binnen een of meer topsectoren’.

C

Artikel 4.20, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking: de kosten van het maken van een innovatieplan; de kosten van implementatie van de innovatie, waaronder begrepen marketing- en salesactiviteiten, herhalingstesten en het inrichten van de productie; de kosten van het opzetten van kwaliteitssystemen; de kosten van opleidingen; de kosten van deelname aan tentoonstellingen en symposia; de reiskosten en kosten die verband houden met penvoerdersactiviteiten.

D

Artikel 4.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel c.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de rangschikking telt het criterium a voor 60 procent en het criterium b voor 40 procent.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1 van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2013 komt onderdeel 2.5 te luiden:

2.5

Subsidieregeling innoveren (innovatieprestatiecontracten)

4.18

 

01/05 t/m 20/06

7.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 3 april 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1 Aanleiding

Ingevolge hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling innoveren worden subsidies verstrekt voor innovatie-prestatiecontracten (hierna: IPC-projecten). De onderhavige regeling strekt tot de wijziging van de Subsidieregeling innoveren voor wat betreft de subsidiabiliteitskaders van de subsidiemodule IPC-projecten en tot de openstelling voor aanvragen voor deze projecten (Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2013). Met de wijzigingen van de Subsidieregeling innoveren wordt het beoordelingscriterium aansluiting topsectoren geschrapt. Zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer d.d. 11 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012/13, 27 406, nr. 198) is voor aansluiting van het MKB bij topsectoren een aparte subsidieregeling opengesteld (MKB innovatiestimulering topsectoren). Bedrijven kunnen van beide subsidieregelingen gebruik maken. Daarnaast is de subsidiabiliteit van kosten aangepast ten behoeve van een meer eenduidige uitleg van deze kosten.

2 Regeldruk

De administratieve lasten voor de IPC-projecten blijven vrijwel op hetzelfde niveau als in 2012 en komen uit op 1,26% van het totale budget. De totale administratieve lasten van deze tender bedragen € 88.320,–.

3 Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en B

Zoals toegelicht in paragraaf 1, wordt in de Subsidieregeling innoveren door middel van deze wijziging de relatie tussen de regeling en topsectoren verwijderd.

Onderdeel C

Dit onderdeel strekt ertoe om de kosten die voor subsidie in aanmerking komen aan te scherpen. Kosten die geen direct verband hebben met de innovatie bij de deelnemer zijn niet subsidiabel.

Kosten van een verkennend voortraject worden expliciet uitgesloten. Bij de start van een IPC-project moet duidelijk zijn welke bedrijven aan het IPC-project deelnemen en welke activiteiten zij zullen gaan ontwikkelen. Daarom moet er een concreet innovatieplan (zie artikel 4.1 van de Subsidieregeling innoveren) zijn, waarin alleen uitvoeringsactiviteiten met betrekking tot de beoogde innovatie zijn opgenomen. Voorkomen dient te worden dat de subsidie wordt aangewend voor kosten die niet duidelijk te relateren zijn aan de het innovatieproject en het nemen van risico om tot innovatie te komen. De additionaliteit van de subsidie komt anders in gevaar.

Daarnaast zijn kosten van implementatie van de ontwikkelde innovatie uitgesloten. Te denken valt daarbij aan kosten die na ontwikkeling van een werkend prototype worden gemaakt en die naar hun aard geen innovatierisico kennen zoals verkoopgerichte kosten en kosten die betrekking hebben op de inrichting van de productie, zoals het maken van een productiemal of het doen van een productietest. Ook reiskosten en kosten voor opleidingen komen niet voor subsidie in aanmerking komen. De reiskosten zijn al verdisconteerd in het (hogere) uurtarief. Opleidingskosten worden geacht tot de normale bedrijfskosten te behoren. Kosten die verband houden met penvoerdersactiviteiten worden al vergoed via de penvoerdersvergoeding en zijn voor de deelnemers niet subsidiabel.

Onderdeel D

De tendercriteria zijn ten opzichte van de vorige tender (13 juni 2012) gewijzigd. Het criterium ‘aansluiting bij topsectoren’ is komen te vervallen. Zoals toegelicht in paragraaf 1, is voor aansluiting van het MKB bij topsectoren een aparte subsidieregeling opengesteld en daarom is deze aansluiting voor de IPC-regeling niet meer relevant. Aangezien er nu slechts twee criteria resteren is zowel de weging van de criteria ten opzichte van elkaar alsmede de toelichting op de criteria aangepast.

a. Mate van innovatie

Een IPC-project en de onderliggende activiteiten moeten gericht zijn op de ontwikkeling van producten, diensten of productieprocessen die nieuw zijn voor de bedrijven. Een IPC-project moet een duidelijk innovatief aspect bevatten.

Er wordt met name gekeken naar de volgende aspecten:

Naarmate het verschil tussen het met het IPC-project te bereiken innovatieniveau en het huidige innovatieniveau van de bedrijven groter is, zal de aanvraag hoger gerangschikt worden. De stap wordt bepaald aan de hand van de in de aanvraag geschetste uitgangssituatie en het te bereiken doel van de collectieven.

Daarnaast wordt er gekeken naar de impact van deze innovatie op het bedrijf en de sector. Hierbij wordt gekeken naar de creatie van economische waarde maar ook naar de realiseerbaarheid van de innovatie en het gegeven marktperspectief.

Hoe groter de impact per bedrijf en in de sector des te beter de aanvraag op dit onderdeel scoort in de ranking. Innovaties die alleen een kleine impact hebben op de in het collectief betrokken bedrijven scoren lager dan innovaties die een subsiantieel effect hebben op de gehele keten.

b. Mate van de samenwerking

Innovatie wordt gestimuleerd door over de eigen grenzen te kijken. Samenwerking met andere bedrijven, andere branches en andere instellingen kan tot nieuwe ideeën en producten leiden. Daarom is samenwerking een belangrijk aspect van een IPC-project.

Er wordt met name gekeken naar de volgende aspecten:

Naarmate er meer onderling wordt samengewerkt, uitgedrukt in het percentage kosten dat besteed wordt aan collectieve activiteiten, scoort de aanvraag hoger.

Aanvragen met deelnemers uit verschillende branches of uit de gehele kolom of keten scoren hoger dan IPC-verbanden die bestaan uit bedrijven uit dezelfde branche. Met branche wordt bedoeld een groep bedrijven die gelijksoortige activiteiten uitoefenen in een bepaalde categorie producten of diensten, bijvoorbeeld de schildersbranche of bedrijven in de logistieke dienstverlening.

Het is bovendien van belang dat de verschillende activiteiten in een IPC-project geen op zichzelf staande projecten vormen, maar dat er samenhang bestaat tussen de verschillende individuele en collectieve activiteiten. Hoe groter de samenhang binnen een IPC-project en tussen de verschillende activiteiten, hoe hoger de aanvraag kan scoren.

Samenwerking met publieke kennisinstellingen is ook van belang, omdat daar met publieke middelen veel kennis wordt ontwikkeld die het MKB kan gebruiken bij het ontwikkelen van nieuwe producten/diensten. Het valoriseren van deze kennis wordt dan ook door EL&I gestimuleerd door de samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven te bevorderen. Naarmate de samenwerking intensiever en concreter is (van louter kennisoverdracht tot volledig gezamenlijke ontwikkeling), scoort de aanvraag hoger.

De samenwerking wordt gecoördineerd en begeleid door de penvoerder. De aanvraag scoort hoger naarmate de kwaliteit van de begeleiding en de projectorganisatie, en daarmee de kwaliteit van de samenwerking, rond het IPC-project door de penvoerder beter zijn. Het komt de kwaliteit van de samenwerking ten goede als de penvoerder affiniteit heeft met de groep bedrijven in het IPC-project en expertise heeft opgedaan met het begeleiden van innovatieplannen. Ook de intensiteit van de begeleiding en de vorm die de begeleiding aanneemt is daarbij van belang.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het systeem van Vaste verandermomenten voor wat betreft het uitgangspunt dat de regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt gepubliceerd. De reden hiervoor is dat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van de onderhavige regeling.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven