27 406 Nota «De kenniseconomie in zicht»

Nr. 198 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2013

Nederland behoort sinds vorig jaar tot de top 5 van meest concurrerende kenniseconomieën in de wereld1. Ook heeft de Nederlandse wetenschap een leidende positie in de wereld (top 3)2. In het Regeerakkoord spreekt het kabinet de ambitie uit deze positie te versterken door duurzaam te groeien en te vernieuwen. We staan immers voor grote uitdagingen, economisch én maatschappelijk. Een groeiende wereldbevolking tot 9 miljard in 2050, klimaatverandering, grondstoffenschaarste, vergrijzing, etc. Dit vraagt om slimme en nieuwe antwoorden om ook in de toekomst welvaartsgroei te kunnen realiseren.

De antwoorden komen van excellente onderzoekers en ambitieuze ondernemers. Daarom zet het kabinet de samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, regio’s en overheid in het kader van het topsectorenbeleid met kracht voort. Het kabinet sluit daarmee aan bij de oproep die de kenniscoalitie op 3 september jl. in een gezamenlijk manifest heeft gedaan3. De kenniscoalitie constateert dat onderzoek en innovatie de motor zijn voor (toekomstige) welvaart en welzijn en pleit voor investeringen in de excellente kennisbasis, voortzetting van het topsectorenbeleid en aansluiting op het Europese programma Horizon 2020.

Nederland heeft een uitstekende traditie opgebouwd op het gebied van samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven. Uitgangspunt voor succesvolle samenwerking is een gezamenlijke agenda. Die samenwerking is sinds vorig jaar vastgelegd in de innovatiecontracten van de topsectoren. In deze innovatiecontracten worden strategische kennisthema’s benoemd en worden afspraken gemaakt over de bijdrage van elk van de partijen aan deze thema’s. De contracten beslaan het hele spectrum van fundamenteel, toegepast en praktijkgericht onderzoek, tot en met valorisatie. Maatschappelijke uitdagingen vormen een belangrijke inspiratiebron voor de strategische kennisthema’s van de agenda’s. Dit zal verder worden versterkt door het nieuwe Europese kaderprogramma Horizon 2020 en een goede aansluiting van de Nederlandse topsectoren daarop.

Voor de versterking van de kenniseconomie is continuïteit van beleid en onderling vertrouwen van de partners van groot belang. Het topsectorenbeleid begint zijn vruchten af te werpen. Nieuwe consortia zijn gevormd rondom thema's als energie, water en voedsel, waarbij sprake is van een toenemende private bijdrage en een groeiend aantal deelnemende bedrijven. In de meest intensieve vorm van privaat-publieke samenwerking zoals die vorm krijgt in de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) zijn al meer dan 1 500 bedrijven betrokken bij de programma’s en leveren deze bedrijven samen een private financiële bijdrage van € 320 mln.

In het Regeerakkoord is afgesproken dat via NWO € 275 mln beschikbaar blijft voor programmatisch onderzoek gerelateerd aan de topsectoren en € 150 mln extra beschikbaar komt voor versterking van fundamenteel onderzoek. Een substantieel deel hiervan zal worden ingezet om te kunnen meedoen in het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020. Voorts wordt € 110 mln extra uitgetrokken voor privaat-publieke samenwerking in de TKI’s en voor cofinanciering van Europese kennis- en innovatieprogramma’s.

Het kabinet hecht eraan deze beleidslijnen in samenspraak met de partners van het Kennismanifest en de topteams nader vorm te geven. Maandag 11 februari jl. hebben wij hiertoe overleg gevoerd met deze partijen. Om de bedrijven en kennisinstellingen in staat te stellen met een langjarig perspectief te programmeren, is het van belang dat het kabinet tijdig duidelijkheid schept over de uitwerking van de maatregelen. Daarbij speelt het kabinet onder andere in op aandachtspunten die vanuit diverse geledingen zijn geuit.

1. Een sterk fundament

Een excellente kennisbasis is cruciaal voor innovatie en vernieuwing. Excellent onderzoek is nodig om in te spelen op de maatschappelijke uitdagingen en marktkansen van de toekomst. Denk bijvoorbeeld aan onderzoek dat leidt tot betere benutting van duurzame energiebronnen of nieuwe medicijnen. Tegelijkertijd mag ongebonden onderzoek waarvan de toepassing niet op voorhand duidelijk is, niet onder druk komen te staan.

Het kabinet investeert daarom in fundamenteel en praktijkgericht onderzoek, waarbij nog nader overleg plaatsvindt over programma’s. Met onderstaande maatregelen kan het structurele budget van NWO grosso modo op peil blijven, zodat ook de afgesproken € 275 mln bijdrage van NWO aan topsectoren gerealiseerd kan worden. In dit verband merken we op dat voor de inzet van NWO-middelen excellentie leidend is en maatschappelijke impact als volwaardig criterium geldt.

Het kabinet zal van de aangekondigde intensivering in het regeerakkoord4 € 100 mln per jaar via NWO investeren in onderzoek; nog nader zal bezien worden via welke programma's. Deze intensivering start met € 25 mln in 2014, en loopt via € 75 mln in 2015, 2016 en 2017 op tot € 100 mln vanaf 2018.

Daarnaast is het kabinet voornemens eenmalig € 50 mln van de jaarlijkse extra middelen voor de Topconsortia voor Kennis en Innovatie5 in te zetten voor privaat-publieke samenwerking op het terrein van fundamenteel onderzoek via NWO. Het gaat hierbij om een reeks van € 25 mln in 2014, € 15 mln in 2015 en € 10 mln in 2016. Het kabinet verbindt als voorwaarde aan de inzet van deze middelen dat de partners in de kenniscoalitie, in overleg met de topteams, heldere spelregels voor samenwerking in zowel fundamenteel als toegepast onderzoek opstellen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de rol van het bedrijfsleven bij programmering van onderzoek, beoordeling van voorstellen en afspraken over intellectueel eigendom. Succesvolle privaat-publieke samenwerking zoals we die kennen van de instituten Holst en Wetsus en van partijen zoals STW en FOM kunnen hierbij als inspiratie dienen. Tegelijkertijd is met het topsectorenbeleid voor alle partijen een nieuwe werkelijkheid ingetreden, waardoor bestaande, op zich goed functionerende arrangementen in de nieuwe context aanpassing behoeven. Dat vraagt om een open, constructieve houding van alle betrokken partijen. Kwaliteit van onderzoek, bereidheid van de private sector om bij te dragen en toegankelijkheid voor nieuwkomers, blijven daarbij de leidende uitgangspunten. Wij hebben de kenniscoalitie gevraagd onder regie van onze beide ministeries en in overleg met de topteams hierover voor 1 april te rapporteren. Voor het toegepast onderzoek wordt nagegaan hoe de gezamenlijke programmering van de onderzoekscapaciteit van de instituten nog beter kan worden vormgegeven en welke randvoorwaarden hiervoor noodzakelijk zijn. Hierover zal de Kamer nader worden geïnformeerd met de visie op toegepast onderzoek die Economische Zaken in het voorjaar zal sturen.

2. Aansluiten bij Europa

Op 8 februari bereikte de Europese Raad een akkoord over het Meerjarig Financieel Kader van de EU en daarmee over het Europese Programma voor Onderzoek en Innovatie Horizon 2020. Hierin staan «grand challenges» centraal. Hoewel de exacte omvang van Horizon 2020 nog niet bekend is, zal wel sprake zijn van intensivering van de EU op onderzoek en innovatie.

Nederlandse partijen zijn zeer succesvol in hun deelname in dit type Europese programma’s. De «retour» voor Nederland vanuit het 7e Kaderprogramma, de voorloper van Horizon 2020, ligt boven de 6,5% – ruim meer dan de bijdrage van 5% van Nederland aan de EU begroting. Om de Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven in staat te stellen mee te doen in de Europese programma’s en netwerken, is nationale cofinanciering nodig. Daarom is het kabinet voornemens om van de genoemde extra middelen voor samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen structureel € 53 mln te bestemmen voor de Nederlandse bijdrage aan het vervolg geven aan de Joint Technology Initiatives ENIAC en ARTEMIS, de Eureka-clusters en het Eurostars-programma. Bij de Innovatiecontracten 2014 en 2015, die in juni zullen worden afgesloten, zal de aansluiting op de Europese agenda een centrale rol innemen.

3. MKB: ambitieus en innovatief

Het midden- en kleinbedrijf (MKB) is cruciaal voor innovatie en voor de versterking van de economie. Betrokkenheid van deze bedrijven bij de topsectoren is dan ook van groot belang. Dit gaat niet vanzelf; de weg naar nieuwe kennis is voor het MKB lastiger te vinden dan voor het grootbedrijf. Tegelijkertijd is juist ook voor het innovatieve MKB samenwerking met kennisinstellingen en andere bedrijven van levensbelang. Er liggen mooie eerste resultaten: meer dan 1000 MKB’s dragen financieel bij aan onderzoek van de Topconsortia voor Kennis en Innovatie. En in de eerste High-Tech call van STW zijn MKB-bedrijven goed vertegenwoordigd met een aandeel van 25% van het MKB in de totale private financiële bijdrage.

Maar de ambitie ligt hoger. Aansluiting van het MKB vergt zowel een aantal voor het MKB op maat gesneden instrumenten en activiteiten als een hiervoor geoormerkt budget. Het vorige kabinet had hiervoor een budget gereserveerd van € 15 mln. In overleg met de (MKB'ers in) topteams kan de «MKB Innovatiestimuleringsregeling Topsectoren» (MIT) voor de volgende activiteiten worden aangewend:

  • Technische haalbaarheidsstudies,

  • Kennisvouchers,

  • Inhuur hooggekwalificeerd personeel,

  • R&D samenwerkingsprojecten,

  • InnovatiePrestatieContracten (IPC),

  • Netwerk en valorisatieactiviteiten.

Om in 2013 de aansluiting van het MKB bij de topsectoren te versnellen, is het kabinet voornemens het budget voor 2013 van € 15 naar 22 mln. te verhogen. Maatwerk staat hierbij voorop, doordat elke topsector bepaalt voor welke van de hiervoor genoemde activiteiten het budget wordt ingezet en voor welke thema’s en onderwerpen, passend bij de plannen en ambities van de sector. De regeling wordt in het voorjaar opengesteld.

Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

World Economic Forum:The Global Competitiveness Report 2012–2013

X Noot
2

Bron: Thomson / Reuters?CWTS Web of Science

X Noot
3

Bestaand uit VNO-NCW, MKB-NL, TNO, NWO, KNAW, VSNU en de HBO-raad.

X Noot
4

RA regel 32 «intensivering onderwijs en onderzoek»

X Noot
5

RA regel 81 «subsidies bedrijven»

Naar boven