Wijziging Leidraad Invordering 2008

22 maart 2013

Nr. BLKB2013/553M

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd in verband met de invoering van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 voor zuivere vormen van aankoopfinanciering.

De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. 2008, nr. 122, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 december 2012, nr. BLKB 2012/1963, Stcrt. 2012, nr. 26840 wordt gewijzigd als volgt.

ARTIKEL I

A

Artikel 22.8.10 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. De volzin ‘Daarnaast zijn er vijf situaties waarin geen sprake is van een terughoudend beleid, hoewel sprake kan zijn van reële eigendom van de derde in bovenbedoelde zin.’ wordt vervangen door: Daarnaast zijn er zes situaties waarin geen sprake is van een terughoudend beleid, hoewel sprake kan zijn van reële eigendom van de derde in bovenbedoelde zin.

  • 2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende:

    • Zaken waarvan de lessor fiscaal als eigenaar wordt aangemerkt terwijl de fiscale eigendom van die zaken op een eerder tijdstip krachtens een toen bestaande lease-overeenkomst – waaronder mede begrepen aankoopfinancieringscontracten op basis van verpanding van de verworven zaak – bij de huidige lessee heeft berust.

B

Na artikel 22.8.12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt.

Artikel 22bis Mededeling

Artikel 22bis.1. Uitzondering verplichte mededeling ex artikel 22bis, tweede lid, van de wet
  • 1. De verplichting tot mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede lid, van de wet, geldt behoudens de in de wet genoemde gevallen bovendien niet indien de derde geen ander voornemen in de zin van artikel 22bis, tweede lid, van de wet heeft dan het afvoeren van een bodemzaak van de bodem van de belastingschuldige en:

    • A. de bodemzaak in reële eigendom toebehoort aan de derde en om die reden op grond van artikel 22.8.10 van deze leidraad van de toepassing van het bodemrecht is ontheven. Waar op grond van artikel 22.8.10, laatste alinea, van deze leidraad, het bodemrecht niettemin kan worden toegepast, geldt de mededelingsverplichting onverkort.

      Of;

    • B.

      • 1°. ter zake van de verwerving van die bodemzaak volledige of nagenoeg volledige financiering door de derde is overeengekomen (aankoopfinanciering) waarbij ten behoeve van die derde een pandrecht als bedoeld in artikel 3:237, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek op de betreffende bodemzaak is gevestigd, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

        • a. de verpanding een individuele bodemzaak betreft;

        • b. de initiële vordering ter zake waarvan het pandrecht geldt, de aankoopsom of nagenoeg de aankoopsom van de individuele bodemzaak betreft;

        • c. ter zake van de afbetaling van bedoelde vordering ten tijde van de verpanding een vast aantal termijnen is overeengekomen waarvan het beloop overeenkomt of nagenoeg overeenkomt met de economische levensduur van de bodemzaak; en

        • d. het pandrecht van de derde-aankoopfinancier ten tijde van de vestiging ervan aantoonbaar een eerste pandrecht betreft dat ook tegen andere zekerheidshouders kan worden geldend gemaakt.

          Of;

      • 2°. ter zake van de verwerving van die bodemzaak een financieringsvorm(aankoopfinanciering) is overeengekomen waardoor de juridische eigendom van die zaak ten tijde van het in het genoemde lid bedoelde handelen verblijft bij of is voorbehouden aan de derde. De onder 1° genoemde cumulatieve voorwaarden a tot en met c zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Voor ‘de individuele bodemzaak’, ‘een individuele bodemzaak’, ‘die zaak’, ‘de bodemzaak’ of ‘die bodemzaak’ zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel B, kan gelezen worden ‘het samenstel van bodemzaken die samen één zaak vormen’.

  • 3. Voor ‘individuele bodemzaak’, ‘zaak’ of ‘bodemzaak’ zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel B, kan gelezen worden ‘verschillende bodemzaken die gezamenlijk en gelijktijdig verworven en geleverd of verpand worden’.

Artikel 22bis.2. Onverkorte mededelingsverplichting

In afwijking van artikel 22bis.1., eerste lid, geldt de mededelingsplicht voor de onder onderdeel B genoemde gevallen onverkort indien:

  • a. ter zake van de financiering enige betalingsachterstand is ontstaan die ten tijde van het in artikel 22bis, tweede lid, van de wet bedoelde handelen meer dan vier maanden heeft voortgeduurd;

  • b. de derde mede zekerheids- of eigendomsrechten op bodemzaken van de belastingschuldige heeft verworven welke niet uitsluitend strekken ter verzekering van vorderingen die voortvloeien uit de financiering van de verwerving (aankoopfinanciering) van de betreffende zaken;

  • c. de aankoopfinanciering tot stand is gekomen na verloop van drie maanden na de initiële machtsverschaffing van de individuele bodemzaak aan de belastingschuldige; of

  • d. ter zake van de bodemzaak een wederzijdse zekerheden-regeling is overeengekomen waarbij een derde-financier betrokken is.

Artikel 22bis.3. Normale uitoefening van het bedrijf of beroep

Onder handelingen die worden verricht in de normale uitoefening van het bedrijf of beroep van de belastingschuldige worden verstaan vervangingsinvesteringen of andere handelingen die nadrukkelijk in het teken staan van de continuïteit van het bedrijf of beroep van de belastingschuldige zoals dat bedrijf ten tijde van die handeling wordt gevoerd respectievelijk het beroep wordt uitgeoefend. Handelingen die plaatsvinden met het oogmerk zekerheid uit te winnen of te versterken, vinden niet plaats in de normale uitoefening van het bedrijf of het beroep.

Artikel 22bis.4. Reactietermijn ontvanger na mededeling

In het geval de ontvanger na ontvangst van een mededeling besluit geen beslag te leggen, stelt hij de derde daarvan zo spoedig mogelijk in kennis.

Ten aanzien van de behandelingstermijn van de mededeling houdt de ontvanger zoveel als mogelijk rekening met de hem ter kennis gebrachte gerechtvaardigde belangen van de belastingschuldige en van derden.

Artikel 22bis.5. Overleg n.a.v. mededeling ex artikel 22bis, tweede lid, van de wet

De derde die voornemens is zijn rechten uit te oefenen, dan wel een andere handeling te verrichten of te laten verrichten in de zin van artikel 22bis, tweede lid, van de wet, kan in overleg treden met de ontvanger teneinde overeenstemming te bereiken over de afhandeling van de mededeling. Hierbij zijn de uitgangspunten als beschreven in de artikelen 22bis.5.1. tot en met 22bis.5.3. van deze leidraad van toepassing.

Artikel 22bis.5.1. Afkoop voorrecht of verhaalsrecht

Op verzoek van de derde die de mededeling heeft gedaan, kan de ontvanger afzien van het leggen van beslag c.q. de vervolging van een naar aanleiding van de mededeling gelegd beslag op de betreffende bodemzaken, tegen betaling van een geldsom. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de geldsom is niet direct of indirect afkomstig uit het vermogen van de belastingschuldige maar wordt gefinancierd door een derde;

  • b. het beloop van de aangeboden geldsom is ten minste gelijk aan de executiewaarde van de betreffende bodemzaken; en

  • c. de ontvanger behoudt zich het recht voor het restant van de belastingschuld in te vorderen met alle middelen rechtens.

Artikel 22bis.5.2. Reorganisatie en schuldsanering

Op verzoek van de belastingschuldige of de derde die de mededeling heeft gedaan, kan de ontvanger afzien van het leggen van beslag c.q. de vervolging van een naar aanleiding van de mededeling gelegd beslag op de betreffende bodemzaken indien dit noodzakelijk is voor de instandhouding van de onderneming of van een deel van de onderneming. Wanneer de bedoelde instandhouding niet kan slagen zonder schuldsanering, is daarbij het bepaalde in de artikelen 26.3 of 73.6 van deze leidraad van overeenkomstige toepassing. Waar op grond van deze artikelen zekerheidstelling wordt vereist, omvat die zekerheid tenminste de betreffende bodemzaken.

Artikel 22bis.5.3. Reorganisatie en uitstel van betaling

Op verzoek van de belastingschuldige of de derde die de mededeling heeft gedaan, kan de ontvanger afzien van het leggen van beslag c.q. de vervolging van een naar aanleiding van de mededeling gelegd beslag op de betreffende bodemzaken indien dit noodzakelijk is voor de instandhouding van de onderneming of van een deel van de onderneming. Wanneer de bedoelde instandhouding niet kan slagen zonder dat voor een bepaalde periode uitstel van betaling wordt verleend, is daarbij het bepaalde in de artikelen 25.6.1. tot en met 25.6.2B. van deze leidraad van overeenkomstige toepassing. In elk geval is voor het uitstel zekerheidstelling vereist, welke zekerheid tenminste de betreffende bodemzaken omvat.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 22 maart 2013.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

Naar boven