Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 18 maart 2013, nr. IENM/BSK-2013/44832, houdende wijziging van de Regeling identificatie en traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik (implementatie Richtlijn nr. 2012/4/EU en aanwijzing DCMR als bevoegde instantie)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op Richtlijn nr. 2012/4/EU van de Commissie van 22 februari 2012 tot wijziging van Richtlijn nr. 2008/43/EG ter invoering, overeenkomstig Richtlijn nr. 93/15/EEG van de Raad, van een systeem voor de identificatie en de traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik (PbEU 2012, L 050) en artikel 3, vierde en vijfde lid, van de Wet explosieven voor civiel gebruik;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling identificatie en traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 1 komt te luiden:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling ‘TNO’ vervalt.

2. In alfabetische rangorde worden voor de begripsbepaling ‘wet’ vier begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

DCMR:

DCMR Milieudienst Rijnmond;

lonten:

niet-exploderende ontstekingsvoorzieningen in de vorm van een snoer;

slaghoedjes:

metalen of kunststof doppen met een kleine hoeveelheid van een primair explosief mengsel dat gemakkelijk ontbrandt door wrijving en die dienen als ontstekingselement in kleine wapenpatronen of in ontstekingsmechanismen voor voortdrijvende ladingen;

veiligheidslonten:

lonten bestaande uit een kern van fijngemalen zwart kruit, omhuld door een flexibel weefsel met een of meer beschermende buitenlagen en die bij ontsteking branden in een vooraf bepaald tempo zonder extern explosie-effect;.

C

In paragraaf 1 wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder d, en derde lid, van de wet en deze regeling gelden niet voor lonten, slaghoedjes en veiligheidslonten.

D

In de artikelen 4 en 5 wordt ‘TNO’ vervangen door: DCMR.

E

In artikel 8 vervalt ‘en lonten’.

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt ‘en veiligheidslonten’.

2. In onderdeel b vervalt telkens ‘of de lont’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 5 april 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

De Regeling identificatie en traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik (hierna: Regeling explosieven) strekt samen met de wet van 18 juni 2009 tot wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik (Stb. 2009, 298) (hierna: Wecg) tot omzetting van Richtlijn nr. 2008/43/EG (PbEG L 127). Deze richtlijn is bij Richtlijn nr. 2012/4/EU van 22 februari 2012 (PbEU L 050) gewijzigd. Deze regeling voorziet in een aanpassing van de Regeling explosieven aan de laatstgenoemde richtlijn. De transponeringstabel behorende bij deze regeling bevindt zich in paragraaf 8 van deze toelichting. Daarnaast voorziet deze regeling in een wijziging van de instantie die belast is met de uitvoering van de Regeling explosieven.

§ 2. Beschrijving van de te implementeren regeling

Richtlijn nr. 93/15/EEG (PbEEG L 121) vereist dat explosieven binnen de lidstaten traceerbaar zijn. Hiervoor dient een CE-markering op het explosief te worden geplaatst. Richtlijn 2008/43/EG eist dat op dergelijke producten ook een unieke identificatie wordt geplaatst. Echter, Richtlijn 2012/4/EU bevat een uitzondering op deze laatste verplichting met betrekking tot lonten, slaghoedjes en veiligheidslonten. Deze uitzondering dient te worden opgenomen in de nationale regelgeving van de lidstaten.

§ 3. Hoofdlijnen van de regeling

In de onderhavige regeling is, ter omzetting van Richtlijn 2012/4/EU, de Regeling explosieven op de volgende punten gewijzigd. Allereerst zijn de begrippen lonten, slaghoedjes en veiligheidslonten opgenomen in artikel 1. Ten tweede is een nieuw artikel (artikel 1a) ingevoegd, waarmee lonten, slaghoedjes en veiligheidslonten buiten het toepassingsbereik van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder d, en derde lid, van de Wecg zijn geplaatst. In verband hiermee is tevens het opschrift van paragraaf 1 gewijzigd. Ten slotte zijn de verwijzingen naar deze producten geschrapt in de artikelen 8 en 11.

Naast omzetting van de hiervoor genoemde richtlijn is een wijziging in de instantie belast met de uitvoering van de Regeling explosieven doorgevoerd. De taak, vastgelegd in artikel 3, vierde en vijfde lid, van Richtlijn 2008/43/EG was voorheen opgedragen aan TNO. Sinds de intrekking van de Regeling aanwijzing keuringsinstelling explosieven voor civiel gebruik met ingang van 11 oktober 2010 is TNO echter geen ‘notified body’ meer met betrekking tot explosieven voor civiel gebruik. De onderhavige regeling voorziet er in dat ter uitvoering van deze taak DCMR Milieudienst Rijnmond is aangewezen als bevoegde nationale autoriteit. De artikelen 1, 4 en 5 van de Regeling explosieven zijn overeenkomstig aangepast. DCMR Milieudienst Rijnmond verleent als uitvoeringsdienst namens de Minister van Infrastructuur en Milieu ook de intracommunautaire overbrengingstoestemmingen, de verplichte goedkeuring vooraf van alle lidstaten waar een transport van explosieven doorheen gaat, bedoeld in artikel 9 van de Richtlijn 93/15/EEG.

§ 4. Verhouding tot de bestaande regelgeving

In de Wecg zijn verplichtingen met betrekking tot CE-markering en unieke identificatie voorvloeiend uit Richtlijnen 93/115/EEG en 2008/43/EG onder meer opgenomen in artikel 3, eerste lid, aanhef, onder b en d. Artikel 3, vijfde lid, Wecg bepaalt dat kan worden afgeweken van de verplichting om een unieke identificatie te plaatsen op explosieven, mits de explosieven traceerbaar blijven. Ter omzetting van Richtlijn 2012/4/EU is in de onderhavige regeling gebruik gemaakt van deze uitzonderingsmogelijkheid.

Het doel van de laatste zinsnede in artikel 3, vijfde lid, Wecg is het garanderen dat de herkomst van een product altijd kan worden getraceerd. Uit de overwegingen bij Richtlijn 2012/4/EU blijkt dat lonten, slaghoedjes en veiligheidslonten wat betreft de potentiële gevolgen van verkeerd gebruik kunnen worden vergeleken met pyrotechnische artikelen. Richtlijn 2007/23/EG betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen vereist dat dergelijke pyrotechnische producten een CE-markering hebben dat zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar is aangebracht op de artikelen zelf of, indien dit niet mogelijk is, op een hieraan bevestigd identificatieplaatje of op de verpakking. Een CE-markering is derhalve voldoende geschikt om lonten, slaghoedjes en veiligheidslonten te kunnen traceren, zodat wordt voldaan aan de traceerbaarheidsvereiste van artikel 3, vijfde lid, Wecg.

§ 5. Gevolgen voor het bedrijfsleven en burgers

Op de gevolgen voor de uitvoering en handhaving en voor burgers en bedrijfsleven van de invoering van de unieke codes voor het traceren van explosieven is ingegaan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik ten behoeve van de implementatie van Richtlijn nr. 2008/43/EG (Kamerstukken II 31 779, nr. 3). Zoals daar is toegelicht, worden explosieven voor civiel gebruik in de mijnbouwindustrie, bij de sloop van grote gebouwen en constructies en bij het vervormen van metalen gebruikt.

De verplichtingen van de Regeling explosieven vallen uiteen in een verplichting tot het plaatsen van de unieke identificatie op de producten bij fabricage of invoer van buiten de Europese Unie en het registeren van de identificatie bij het verhandelen van explosieven. Met de onderhavige wijziging van de Regeling explosieven wordt een uitzondering gemaakt op de plicht tot het plaatsen op en bijhouden van de unieke identificatie voor lonten, veiligheidslonten en slaghoedjes.

In Nederland is de commerciële markt die gebruik maakt van explosieven erg beperkt. Nederland kent geen fabrikanten van dit type stoffen meer en in 2012 zijn in totaal tien keer explosieven rechtstreeks in Nederland ingevoerd van buiten de Europese Unie. Door DCMR zijn in dat jaar vier productielocatiecodes afgegeven. De handelaar kan namelijk ook explosieven bestellen die door de producent van buiten de Europese Unie worden voorzien van het binnen de Europese Unie vereiste etiket met de unieke identificatie. Het aantal rechtspersonen dat een labellingsysteem moet instellen ten gevolge van de Wecg en de Regeling explosieven is dus zeer gering. Daarbij doet de onderhavige wijziging niets af aan de verplichting tot labelling. Het stelt slechts een aantal producten vrij van de plicht tot het labellen.

Voor zover zich in de toekomst een producent in Nederland vestigt, zal deze dezelfde bedrijfslasten hebben als concurrenten in andere lidstaten van de EU, omdat de Richtlijnen 2008/43/EG en 2012/4/EU ook daar geïmplementeerd moeten worden. Daarmee zal deze producent tevens van dezelfde uitzondering voor lonten, veiligheidslonten en slaghoedjes gebruik kunnen maken.

In Nederland zijn er circa 40 rechtspersonen die explosieven op commerciële basis verhandelen, vervoeren, verkopen of gebruiken. Voor hen geldt slechts de registratieverplichting. De kosten die door deze rechtspersonen worden gemaakt, vallen uiteen in eenmalige kosten voor het aanpassen van het administratieve systeem en terugkerende kosten voor het bijhouden van de administratie. In de memorie van toelichting bij het hiervoor genoemde wetsvoorstel tot wijziging van de Wecg is aangegeven dat de eenmalige kosten, met een afschrijving over 7 jaar, jaarlijks € 1.000,00 per bedrijf bedragen. Voor incidentele handelsactiviteiten en voor de eindgebruiker zijn deze investeringen niet per se nodig, omdat de administratie ook handmatig kan worden bijgehouden. Een handelaar kan daarnaast ook profijt hebben van een geautomatiseerd systeem. De gegevens moeten tot tien jaar na de levering van de explosieven worden bewaard, ook indien de onderneming de handel inmiddels heeft gestaakt.

De administratieve lasten voor de verhandelende rechtspersonen zullen door de onderhavige wijziging worden verminderd. Zij hoeven immers voor minder producten een unieke identificatie te registeren. De kosten die door deze uitzondering worden gemaakt, zijn door de omvang van het aantal producten dat onder de uitzondering valt, het aantal bedrijven waarop de Wecg en Regeling explosieven van toepassing zijn en de geringe eenmalige kosten die deze bedrijven maken ten gevolge van de registratieverplichting zeer gering.

In de memorie van toelichting bij het hiervoor genoemde wetsvoorstel tot wijziging van de Wecg is daarnaast aangegeven dat er in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van explosieven door sport-, culturele-, en historische gezelschappen en individuen. In de Wecg staat dat de bezitters en gebruikers van los kruit een erkenning en een administratie dienen te hebben. Daarnaast moeten zij het unieke identificatienummer, het type aangeschafte kruit en het gebruik noteren. De onderhavige wijziging zal ook voor hen een geringe invloed hebben, omdat zij de unieke identificatie voor lonten, veiligheidslonten en slaghoedjes niet meer hoeven te noteren.

In Nederland zullen daardoor naar schatting circa 20.000 personen verplicht zijn om de registratiehandeling uit te voeren en een administratie moeten bijhouden. De registratie, wat slechts het noteren van een nummer betreft, kost zeer weinig tijd. Het overgrote deel van de doelgroep, circa 17.000 sportschutters, zal niet meer dan 10 registraties per jaar verrichten. Ook voor hen geldt de uitzondering van de registratieverplichting voor lonten, veiligheidslonten en slaghoedjes. De vermindering van de administratieve lasten en eventuele kosten die de uitzondering van een unieke identificatie op deze producten met zich mee zal brengen, is daarmee vrijwel nihil.

§ 6. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De handhaafbaarheid is verbeterd door het uniformeren van de labelling en registratieverplichtingen voor explosieven voor civiel gebruik. Het uitsluiten van enkele producten van de verplichte unieke codering heeft tot gevolg dat bij controles van de Inspectie Leefomgeving en Transport, dat belast is met de handhaving van de Regeling explosieven, onderscheid gemaakt moet worden tussen enerzijds lonten, slaghoedjes en veiligheidslonten en anderzijds overige explosieven bestemd voor civiel gebruik. De onderhavige regeling heeft dus nadelige gevolgen voor de handhaafbaarheid. Echter, uit de omvang van het aantal producten dat onder de uitzondering valt en het aantal bedrijven waarop de Wecg en Regeling explosieven van toepassing zijn, vloeit voort dat deze nadelige gevolgen zeer gering zijn. Dit geldt eveneens voor de gevolgen van de onderhavige regeling voor de uitvoerbaarheid.

De wijziging van de aanwijzing van de uitvoeringsorganisatie voor het toekennen van de productielocatiecode heeft evenmin gevolgen voor het bedrijfsleven, omdat de kosten van de uitvoeringsorganisatie door het Rijk worden gedragen.

§ 7. Inwerkingtreding

De onderhavige wijziging treedt in werking met ingang van 5 april 2013. Deze datum wijkt af van de vaste verandermomenten vastgesteld voor ministeriële regelingen. De afwijking is het gevolg van artikel 2 van Richtlijn 2012/4/EU. Ingevolge dat artikel moeten lidstaten de bepalingen in de genoemde richtlijn vanaf 5 april 2013 toepassen. De datum is tevens vastgesteld voor de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik (Stb. 2009, 298) en de inwerkingtreding van de Regeling explosieven.

§ 8. Transponeringstabel

Transponeringstabel behorende bij de implementatie van Richtlijn 2012/4/EU van de Commissie van 22 februari 2012 tot wijziging van Richtlijn 2008/43/EG ter invoering, overeenkomstige Richtlijn 93/15/EEG van de Raad, van een systeem voor de identificatie en de traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik (PbEU 2012, L 050).

Artikel Richtlijn nr. 2012/4/EU

Artikel Regeling identificatie en traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik

Toelichting

Artikel 1, eerste lid

Artikelen 1 en 1a

De begripsbepaling in artikel 1 is uitgebreid met de definities overeenkomstig Richtlijn 2012/4/EU. In artikel 1a wordt de uitzondering voor lonten, veiligheidslonten en slaghoedjes opgenomen.

Artikel 1, tweede lid

Artikel 8

Doordat de Regeling explosieven niet van toepassing is op lonten, geldt de verplichting in artikel 8 niet voor dergelijke producten. De verwijzing naar lonten in deze bepaling vervalt.

Artikel 1, derde lid

Artikel 11

Doordat de Regeling explosieven niet van toepassing is op veiligheidslonten, geldt de verplichting in artikel 11 niet voor dergelijke producten. De verwijzing naar veiligheidslonten in deze bepaling vervalt.

Artikel 1, vierde lid

Dit artikel is op 21 maart 2012 omgezet met een wijziging van artikel 16 van de Regeling identificatie en traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik (Stcrt. 2012, 5428).

Artikel 1, vierde lid, verlengt de implementatieperiode van 5 april 2012 tot 5 april 2013. Bij de wijziging van de Regeling identificatie en traceerbaarheid van explosieven voor civiel gebruik van 21 maart 2012 (Stcrt. 2012, 5428) is de inwerkingtreding reeds verschoven naar de latere genoemde datum.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

Naar boven