TOELICHTING
Algemeen
In deze ministeriële regeling zijn nadere regels opgenomen met betrekking tot de tijdelijke
opslag van metallisch kwik met een kwikgehalte hoger dan 99,9 gewichtsprocent, gedurende
meer dan één jaar. De regeling strekt primair tot de implementatie van Richtlijn 2011/97/EU
van de Raad van 5 december 2011 tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG met betrekking
tot specifieke criteria voor opslag van metallisch kwik dat als afval wordt beschouwd
(PbEU 2011, L328/49) (hierna: de kwikrichtlijn). De uiterste implementatiedatum van
deze kwikrichtlijn is 15 maart 2013. Voor de transponeringstabel wordt verwezen naar
de bijlage bij deze toelichting.
Metallisch kwik valt onder de categorie vloeibare afvalstoffen. Op grond van artikel
5, derde lid, onder a, van de Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende
het storten van afvalstoffen (PbEG 1999, L 182/1) (hierna: Richtlijn storten) mogen
vloeibare afvalstoffen niet op een stortplaats worden aanvaard. Echter, op grond van
artikel 3, eerste lid, onder b, van de Verordening (EG) nr. 1102/2008 van het Europees
Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch
kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik
(PbEG 2008, L 204/75) (hierna: de kwikverordening) mag in afwijking van artikel 5,
derde lid, onder a, van de Richtlijn storten, metallisch kwik dat als afval wordt
beschouwd, in een adequate omhulling tijdelijk worden opgeslagen gedurende meer dan
een jaar in bovengrondse faciliteiten die bestemd zijn en uitgerust zijn voor de voorlopige
opslag van metallisch kwik. Dit artikel van de kwikverordening verwijst naar de Richtlijn
storten. Deze richtlijn heeft betrekking op het aanbieden van afvalstoffen op stortplaatsen.
De tijdelijke opslag van kwik, gedurende meer dan een jaar, dient op een stortplaats
te gebeuren. Gelet op het feit dat de bestaande EU-bepalingen niet volledig afgestemd
waren op de specifieke kenmerken van metallisch kwik, zijn in de onderhavige kwikrichtlijn
aanvullende eisen opgenomen met betrekking tot de tijdelijke opslag van metallisch
kwik. Deze specifieke voorschriften voor kwik worden toegevoegd aan de voorschriften
voor aanvaarding en opslag van te storten afval, die in de bijlagen van de Richtlijn
storten zijn opgenomen. De kwikrichtlijn wijzigt derhalve de bijlagen I, II en III
van de Richtlijn storten. In de aanvullende voorschriften opgenomen in de bijlage
van de kwikrichtlijn staat vermeld onder welke voorwaarden metallisch kwik tijdelijk
opgeslagen mag worden. De voorschriften hebben betrekking op de acceptatiecriteria,
de samenstelling van metallisch kwik, de omhulling van metallisch kwik, de certificering,
de wijze van opslag, de opslagvoorzieningen en de opslaglocatie van metallisch kwik,
de toezicht op de opslaglocatie van metallisch kwik, noodsituaties en de verplichte
documentatie. Deze aanvullende voorschriften zijn beperkt tot de tijdelijke opslag
van metallisch kwik; de voorschriften zijn in overeenstemming met de beste beschikbare
technieken voor de veilige opslag van metallisch kwik gedurende een periode tot vijf
jaar.
Artikel 11f, zevende lid, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen
(hierna: Bssa) biedt de Minister van Infrastructuur en Milieu de mogelijkheid om nadere
regels te stellen met betrekking tot de aanvaardingsprocedures voor en de wijze van
de tijdelijke opslag van metallisch kwik op stortplaatsen als bedoeld in artikel 11c,
eerste lid, onder a, onder 3° en 4° (gevaarlijke stortplaatsen en ondergrondse stortplaatsen),
van het Bssa. Artikel 11f, zevende lid, van het Bssa is derhalve de grondslag van
deze regeling. De artikelen ter implementatie van de kwikrichtlijn zijn middels deze
wijzigingsregeling in de vorm van nadere regels opgenomen in het nieuwe hoofdstuk
3a ‘Tijdelijke opslag van metallisch kwik dat als afval wordt beschouwd op stortplaatsen
gedurende meer dan één jaar’ van de Regeling acceptatie afvalstoffen op stortplaatsen
(Stcrt. 2009, nr. 10808) (hierna: Regeling acceptatie). Deze nadere regels werken rechtstreeks en hoeven
derhalve niet opgenomen te worden als voorschriften in de betreffende omgevingsvergunningen.
Bij de implementatie van de kwikrichtlijn in deze ministeriële regeling is getracht
zoveel mogelijk de (volgorde van de) tekst van de wijzigingen zoals opgenomen in de
bijlage bij de kwikrichtlijn aan te houden. Echter, gelet op het feit dat dit niet
altijd leidt tot duidelijkheid, is bij sommige onderdelen de volgorde van de tekst
van de bijlage van de kwikrichtlijn verlaten en zijn de betreffende onderdelen samengevoegd.
Verder is in een aantal artikelen van deze regeling gebruik gemaakt van andere begrippen
dan gebruikt in de kwikrichtlijn. In de bijlage bij deze regeling is in een schema
aangegeven welke nieuwe artikelen in de Regeling acceptatie betrekking hebben op de
te implementeren onderdelen van de kwikrichtlijn en waar gebruik is gemaakt van een
ander begrip.
Metallisch kwik en milieueffecten
Kwik en kwikverbindingen zijn zeer giftig voor de mens, voor ecosystemen en voor dieren
en planten in de natuur. Kwik is in elementaire vorm – dus als puur kwik en niet als
kwikverbinding – een metaal dat bij kamertemperatuur vloeibaar is en wordt aangeduid
als 'metallisch kwik'. Metallisch kwik heeft bij kamertemperatuur een relatief hoge
dampspanning, wat tot gevolg heeft dat door spontane verdamping een concentratie van
enkele malen de Maximaal Aanvaarde Concentratie (MAC-waarde) kan worden bereikt in
een afgesloten ruimte. Kwikdamp die bij inademing in de longen terecht komt, wordt
voor 80 procent geabsorbeerd en is erg giftig. Het kan ernstige schade aanrichten
in de hersenen en het zenuwstelsel, de lever en de nieren. Kwik is persistent en kan
in het milieu worden omgezet in methylkwik, de meest giftige vorm. De hoeveelheid
die door de mens in het milieu wordt gebracht, heeft tot een duidelijke stijging van
de concentraties in het milieu geleid. Het is van belang om verdere verspreiding van
kwik in het milieu te voorkomen. De gevaren van kwik betreffen een mondiaal probleem.
De kwikrichtlijn draagt bij aan een hoog niveau van bescherming van het milieu en
de menselijke gezondheid. De kwikrichtlijn moet worden gezien in samenhang met de
kwikverordening en maakt onderdeel uit van de bredere kwikstrategie van de Europese
Commissie. De Europese Commissie streeft naar een mondiaal kwikverdrag.
Tijdelijke opslag van metallisch kwik op stortplaatsen
Zoals hierboven vermeld, heeft de kwikrichtlijn betrekking op de tijdelijke opslag
van metallisch kwik gedurende een periode van meer dan een jaar. In overweging 10
van de kwikrichtlijn staat vermeld dat de tijdelijkheid van de opslag van metallisch
kwik een periode van maximaal vijf jaar behelst. Opslag van metallisch kwik conform
de in de kwikrichtlijn opgenomen randvoorwaarden wordt tot een periode van vijf jaar
als veilig aangemerkt.
Het feit dat de kwikrichtlijn van toepassing is op de opslag van kwik gedurende meer
dan één jaar en maximaal vijf jaar, betekent dat de kwikrichtlijn, en derhalve ook
deze regeling, niet van toepassing is op de opslag van metallisch kwik korter dan
één jaar. De opslag van metallisch kwik korter dan één jaar hoeft in beginsel niet
plaats te vinden op een stortplaats. Dit volgt uit artikel 3, eerste lid, onder b,
van de kwikverordening, in samenhang met de Richtlijn storten (die betrekking heeft
op stortplaatsen). De kwikverordening verwijst immers in artikel 3, eerste lid, onder
b naar de Richtlijn storten slechts bij de opslag van metallisch kwik gedurende meer
dan één jaar en spreekt niet over de opslag van metallisch kwik korter dan één jaar.
Bedrijven kunnen voor de opslag van metallisch kwik dat als afval wordt beschouwd
voor een periode korter dan één jaar een omgevingsvergunning krijgen voor een inrichting
als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) jo. artikel
2.1, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, nr. 143). In Nederland wordt metallisch kwik niet opgeslagen op stortplaatsen. Het metallisch
kwik in Nederland wordt voor de duur van maximaal één jaar opgeslagen in locaties
met een daarvoor passende omgevingsvergunning. Opgemerkt dient te worden dat de betreffende
omgevingsvergunningen na de inwerkingtreding van deze regeling de verplichting dienen
te bevatten dat partijen metallisch kwik na maximaal één jaar opslag afgevoerd moeten
worden naar een stortplaats voor tijdelijke opslag van metallisch kwik als bedoeld
in deze regeling, dan wel naar een tijdelijke of permanente opslag conform artikel
3, eerste lid, onder a, van de kwikverordening (permanente opslag in zoutmijnen of
in diepe, ondergrondse, harde rotsformaties die hetzelfde niveau van veiligheid en
insluiting bieden als de zoutmijnen). Het is namelijk niet de bedoeling dat metallisch
kwik dat thans tijdelijk voor maximaal één jaar opgeslagen wordt op een opslaglocatie,
niet zijnde een stortplaats, afgevoerd wordt naar een andere locatie, niet zijnde
een stortplaats, voor weer een maximale periode van één jaar. Deze aanpassing in de
omgevingsvergunning volgt uit de beperking van één jaar zoals opgenomen in de kwikverordening.
Verder dient opgemerkt te worden dat een tijdelijke onderbreking van de opslag van
maximaal een jaar niet in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van de periode
van een jaar. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) zal aan het bovenstaande op korte
termijn aandacht worden besteed.
Voor de opslag van metallisch kwik korter dan één jaar dienen tevens de eisen zoals
opgenomen in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 151 in acht te worden genomen.
Gelet op het feit dat het Nederlandse beleid uitgaat van een moratorium op de beschikbare
capaciteit voor het storten van afvalstoffen en er daarom geen nieuwe omgevingsvergunningen
voor stortplaatsen worden verleend, betekent dit concreet dat een faciliteit van de
tijdelijke opslag van metallisch kwik gedurende meer dan één jaar (en maximaal vijf
jaar) alleen kan worden gerealiseerd door aanpassing van een omgevingsvergunning van
een bestaande operationele stortplaats.
De tijdelijke opslag van metallisch kwik duurt volgens de kwikrichtlijn en deze regeling
maximaal vijf jaar. Zoals hierboven reeds vermeld, is permanente opslag van metallisch
kwik dat als afval wordt beschouwd op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, van
de kwikverordening uitsluitend mogelijk in zoutmijnen die voor de verwijdering van
metallisch kwik geschikt zijn gemaakt, of in diepe, ondergrondse, harde rotsformaties
die hetzelfde niveau van veiligheid en insluiting bieden als die zoutmijnen. Aangezien
er geen dergelijke opslaglocaties in Nederland zijn, betekent dit dat het metallisch
kwik na een periode van maximaal vijf jaar naar het buitenland moet worden afgevoerd
voor permanente opslag. Dit is tevens geregeld in artikel 32k, eerste lid (nieuw),
van de Regeling acceptatie.
Voor deze uitvoer dienen de verplichtingen van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van
het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van
afvalstoffen (PbEG 2006, L 90/1) in acht te worden genomen.
Zoals hierboven reeds vermeld, biedt artikel 11f, zevende lid, van het Bssa de grondslag
voor deze regeling. Ingevolge dit artikel kan de Minister van Infrastructuur en Milieu
nadere regels stellen met betrekking tot de tijdelijke opslag van metallisch kwik
op stortplaatsen als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder a, onder 3° (stortplaatsen
voor gevaarlijke afvalstoffen) en 4° (ondergrondse stortplaatsen). Opgemerkt dient
te worden dat de vermelding van deze twee categorieën stortplaatsen in artikel 11f,
zevende lid, van het Bssa niet betekent dat metallisch kwik uitsluitend aangeboden
kan worden aan stortplaatsen vallende onder deze twee categorieën. Metallisch kwik
kan in de praktijk ook aangeboden wordt op stortplaatsen voor inerte afvalstoffen
(artikel 11c, eerste lid, onder a, onder 1˚, Bssa) en op stortplaatsen voor niet-gevaarlijke
afvalstoffen (artikel 11c, eerste lid, onder a, onder 2˚, Bssa). Echter, acceptatie
van metallisch kwik op dergelijke stortplaatsen is pas mogelijk nadat de betreffende
omgevingsvergunning is aangepast. Alleen stortplaatsen met een omgevingsvergunning
voor het storten van gevaarlijke afvalstoffen en ondergrondse stortplaatsen mogen
metallisch kwik voor opslag accepteren. De betreffende stortplaats – of in ieder geval
het deel van de stortplaats waar de opslag van metallisch kwik plaats gaat vinden
– betreft dan een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen, zoals bedoeld in artikel
11c, eerste lid, onder a, onder 3°, Bssa. Op grond van artikel 11c, eerste lid, aanhef
en onder a, Bssa dient het bevoegd gezag in de voorschriften verbonden aan de vergunning
ten minste op te nemen tot welke categorie de stortplaats, dan wel de onderscheiden
delen van de stortplaats, behoort.
Financiële gevolgen voor burgers, bedrijven en andere overheden
De markt van kwikverwerkende bedrijven in Nederland is vrij overzichtelijk. Slechts
enkele bedrijven houden zich grootschalig bezig met de verwerking van kwikhoudend
afval waarbij metallisch kwik vrijkomt. Daarnaast is er nog een aantal inzamelaars
dat kwikhoudende afvalstoffen inzamelt. Echter, in het algemeen gaat het hier niet
om als afval vrijgekomen patijen metallisch kwik als zodanig, maar om kwikverbindingen
of metallisch kwik in apparaten/instrumenten die alleen kort worden opgeslagen en
vervolgens worden afgevoerd naar een gespecialiseerde verwerker. Kwikhoudende afvalstoffen
die bijvoorbeeld worden geleverd aan depots voor klein chemisch afval (kca-depots)
worden ook afgevoerd naar een gespecialiseerde verwerker.
Voor zover deze afvoer van metallisch kwik binnen een jaar plaatsvindt, heeft deze
regeling geen gevolgen voor de bedrijfsvoering van inzamelaars van gevaarlijk afval
van bedrijven en kca-depots. Immers, de opslag van metallisch kwik voor een periode
van minder dan een jaar valt niet onder de reikwijdte van deze regeling.
Zoals eerder vermeld, gaat het Nederlandse beleid uit van een moratorium op de beschikbare
capaciteit voor het storten van afvalstoffen en worden er daarom geen nieuwe omgevingsvergunningen
voor nieuwe stortplaatsen verleend. Een faciliteit van de tijdelijke opslag van metallisch
kwik gedurende meer dan één jaar (en maximaal vijf jaar) kan alleen worden gerealiseerd
door aanpassing van een omgevingsvergunning van een bestaande operationele stortplaats.
Gelet op het feit dat het metallisch kwik na een opslagperiode van maximaal vijf jaar
afgevoerd dient te worden naar een permanente opslaglocatie, er geen permanente opslaglocaties
in Nederland zijn en het metallisch kwik daarom afgevoerd zal moeten worden naar het
buitenland voor permanente opslag, zal er naar verwachting geen of een zeer beperkt
aantal locaties voor de opslag van metallisch kwik gedurende meer dan één jaar en
maximaal vijf jaar worden gerealiseerd. De financiële lasten als gevolg van deze regeling
zullen hierdoor beperkt zijn. Volledigheidshalve zal hieronder toch worden ingegaan
op de financiële gevolgen wanneer over zal worden gegaan tot de realisatie van een
opslaglocatie die voldoet aan alle eisen van deze regeling.
Indien degene die de stortplaats drijft (hierna: de stortplaatsexploitant) overgaat
tot de realisatie van een opslaglocatie die voldoet aan alle eisen van deze regeling,
dan kan de opslag van het metallisch kwik worden vergund tot maximaal vijf jaar. Omdat
een dergelijke locatie alleen kan worden gerealiseerd op een in exploitatie zijnde
(bestaande) stortplaats en niet bij de bedrijven waar het metallisch kwik vrijkomt,
zal het vrijkomende kwik moeten worden afgevoerd naar deze stortplaats met een nieuw
ingerichte opslaglocatie voor metallisch kwik. Gelet op het feit dat na vijf jaar
het metallisch kwik afgevoerd dient te worden naar een permanente opslag (artikel
32k van deze regeling), is de tijdelijke opslag van metallisch kwik conform deze regeling
(minimaal één jaar, maximaal vijf jaar) een extra schakel. Voor de transporten van
metallisch kwik dat maximaal één jaar opgeslagen is geweest naar een opslaglocatie
(stortplaats) waar het metallisch kwik maximaal vijf jaar opgeslagen kan worden, gelden
de verplichtingen zoals opgenomen in de artikelen 3 en 4 van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen
en gevaarlijke afvalstoffen (Stb. 2004, nr. 522) (hierna: Besluit melden). Verder volgt uit artikel 10.38, tweede lid, van de Wm
en artikel 32j, derde lid, van deze regeling dat de ontdoener/producent van de afvalstoffen
de schriftelijk of elektronisch vastgelegde gegevens omtrent aard, eigenschappen en
samenstelling van de afvalstoffen gedurende ten minste vijf jaar na de laatste afgifte
van de afvalstoffen dient te bewaren. Uitgaande van een omvang van enkele tientallen
tonnen metallisch kwik per jaar dient uit te worden gegaan van maximaal 200 transporten
per jaar. De administratieve lasten voortvloeiend uit deze regeling bedragen hierdoor
ongeveer € 1125,– op jaarbasis. Deze kosten bestaan uit het melden van de transporten
en het bijhouden van de registratie. Deze beperkte administratieve lasten volgen uit
het beperkt aantal transporten en het feit dat bij de melding steeds dezelfde gegevens
ingevoerd dienen te worden. De betreffende gegevens zijn reeds bij de eerste ontvangstmelding
(conform artikel 10,40, eerste lid, van de Wm) ingevoerd. De stortplaatsexploitanten
melden doorgaans één keer per maand op elektronische wijze. Iedere melding betreft
een groot aantal afvalstroomnummers. Bij de ontvangst van metallisch kwik hoeft iedere
ontdoener slechts één afvalstofnummer per maand toe te voegen.
Daarnaast volgen uit de regeling zelf nog enkele lasten zoals bijvoorbeeld het afgeven
van een certificaat en het voorzien van een (pons)plaatje met het certificaatnummer
op iedere vat. Uitgaande van een schatting zal dit maximaal een aantal tientallen
euro’s bedragen. Omdat het voor de Nederlandse markt gaat om maximaal 200 vaten, blijven
ook hiervoor de lasten beperkt.
Tot slot zal nog sprake zijn van kosten voor de realisatie van de opslaglocatie zelf
met daarin de voorgeschreven voorzieningen en beschermende maatregelen. De kosten
hiervoor zijn lastig in te schatten, mede omdat zij afhangen van de uiteindelijke
omvang van de opslag. Wel is in een recente studie in opdracht van de Europese Commissie
opgenomen dat de kosten van permanente verwijdering van zuiver of vrijwel zuiver kwik
in Europa die het milieu ontzien, ongeveer 0,90 tot 2 euro per kilogram zijn, afhankelijk
van de specifieke behandeling en omstandigheden. Deze prijzen zijn gebruikt als de
best beschikbare schatting.
Het is lastig in te schatten in hoeverre deze kosten ook bruikbaar zijn voor een tijdelijke
opslag tot een periode van vijf jaar, zoals bedoeld in deze regeling. Echter, een
betere inschatting is niet voorhanden.
Zoals hierboven reeds vermeld, heeft deze regeling geen betrekking op de opslag van
metallisch kwik korter dan één jaar. Deze regeling leidt derhalve niet tot de aanpassing
van de omgevingsvergunningen van de bedrijven die metallisch kwik korter dan één jaar
opslaan. Indien een stortplaatsexploitant overgaat tot de realisatie van een locatie
voor de opslag van metallisch kwik van minimaal één jaar en maximaal vijf jaar en
die voldoet aan alle eisen van deze regeling, dan dient de betreffende omgevingsvergunning
te worden aangepast. Een dergelijke aanpassing betreft niet het in de omgevingsvergunning
opnemen van de regels uit deze regeling. De nadere regels opgenomen in deze regeling
werken immers rechtstreeks. Wel dienen de acceptatievoorschriften van de betreffende
stortplaats aangepast te worden. Verder is er ook nog een bouwvergunning nodig voor
de realisatie van de opslaglocatie met alle voorgeschreven voorzieningen en milieubeschermende
maatregelen.
Gelet op de omvang van de markt van metallisch kwik in Nederland, op het feit dat
volgens het Nederlandse beleid geen nieuwe stortplaatsen vergund worden en gelet op
het feit dat het opgeslagen metallisch kwik na een periode van vijf jaar alsnog voor
permanente berging moet worden afgevoerd naar het buitenland, kan niet met zekerheid
gesteld worden dat er een locatie voor de tijdelijke opslag van metallisch kwik van
minimaal één jaar en maximaal vijf jaar gerealiseerd zal worden in Nederland. Indien
er wel een locatie voor deze tijdelijke opslag van metallisch kwik gerealiseerd wordt,
dan zullen de bestuurlijke lasten beperkt zijn tot het vergunningtechnisch mogelijke
maken van deze opslaglocatie.
Toezicht en handhaving
Zoals reeds hiervoor aangegeven, is de opslag van metallisch kwik langer dan één jaar
in de bestaande opslaglocaties in Nederland niet mogelijk. De beperking van de opslagtermijn
tot maximaal één jaar volgt uit de kwikverordening en vraagt mogelijk extra aandacht
van de handhavende instanties. Deze handhavingsinspanning om zeker te stellen dat
de korte opslag van metallisch kwik voldoet aan de voorschriften van de betreffende
omgevingsvergunning, volgt niet uit deze regeling.
Indien een stortplaatsexploitant overgaat tot de realisatie van een opslaglocatie
van metallisch kwik die voldoet aan alle eisen van deze regeling, ontstaat er wel
een extra te handhaven activiteit en dus een extra handhavinginspanning. Zoals hierboven
reeds aangegeven, zal naar verwachting geen of een zeer beperkt aantal locaties voor
de opslag van metallisch kwik gedurende meer dan één jaar en maximaal vijf jaar worden
gerealiseerd. Bovendien zal een dergelijke opslaglocatie worden ingepast binnen een
al bestaande operationele stortplaats. De benodigde handhavinginspanning blijft derhalve
beperkt.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
In dit onderdeel worden twee begrippen en de daarbij behorende begripsomschrijvingen
ingevoegd. Het gaat om de definities van ‘opslaglocatie voor metallisch kwik’ en ‘opslagvoorziening
voor metallisch kwik’. De opslag van metallisch kwik dient op basis van deze regeling
plaats te vinden op drie beschermingsniveaus. Het eerste niveau is de ‘omhulling’,
ofwel de vaten waarin het metallisch kwik wordt opgeslagen. De eisen die aan deze
vaten worden gesteld zijn te vinden in artikel 32c van deze regeling. Het tweede niveau
betreft de ‘opslagvoorziening voor metallisch kwik’ en het derde niveau betreft de
‘opslaglocatie voor metallisch kwik’.
Met de ‘opslaglocatie voor metallisch kwik’ wordt de complete faciliteit voor de opslag
van metallisch kwik bedoeld, die voldoet aan de regels zoals opgenomen in hoofdstuk
3a van deze regeling. Het gaat dan met name om de regels zoals opgenomen in de artikelen
32f, 32g, 32h en 32i (nieuw) van deze regeling. De opslaglocatie voor metallisch kwik
is voorzien van natuurlijke of kunstmatige barrières die de hele opslaglocatie afschermen
van de omgeving. Bij natuurlijke barrières kan worden gedacht aan een zoutcaverne
waarin opgeslagen kwik geheel afgesloten van de omgeving kan worden geborgen. In Nederland
is er geen sprake van dergelijke natuurlijke barrières en betreft het derhalve altijd
een kunstmatige barrière. In de praktijk zal het gaan om een verharde vloer die kwikbestendig
is en die voorzien is van opstaande randen waardoor eventueel vrijkomend kwik zich
niet buiten de opslaglocatie kan verspreiden. De capaciteit van deze barrière is toereikend
voor de totale opgeslagen hoeveelheid kwik erin. De uitvoering van de barrière moet
zodanig zijn dat de totale hoeveelheid kwik van alle opgeslagen vaten opvangen kan
worden. De vloer van de opslaglocatie voor metallisch kwik betreft een verharde vloer,
heeft een hellend oppervlak en is bedekt met een kwikbestendige coating. De opslaglocatie
is uitgerust met een brandbeveiligingssysteem en een permanent meetsysteem voor kwikdamp.
Het verplichte brandveiligheidssysteem dient vanzelfsprekend in goede staat te zijn
en voldoende bluscapaciteit te bevatten. Ook staan er op de opslaglocatie noodplannen
en passende beschermende uitrusting voor het hanteren van metallisch kwik ter beschikking.
Verder dient de opslaglocatie ten minste eenmaal per maand visueel onderzocht te worden
door of namens de stortplaatsexploitant.
De ‘opslagvoorziening voor metallisch kwik’ maakt onderdeel uit van de opslaglocatie
voor metallisch kwik. Dit kan een compartiment van de opslaglocatie zijn. In de opslagvoorziening
staan één of meerdere vaten metallisch kwik geplaatst. Ook de opslagvoorziening dient
te voldoen aan de regels zoals opgenomen in hoofdstuk 3a van deze regeling. Het gaat
dan met name om artikel 32e (nieuw) van deze regeling. Zo is de opslagvoorziening
ook voorzien van een coating en is ook de capaciteit van de opslagvoorziening toereikend
voor het opvangen van de totale hoeveelheid kwik die binnen de betreffende voorziening
is opgeslagen. Iedere opslagvoorziening voor metallisch kwik is zodanig ingericht
dat alle vaten gemakkelijk bereikbaar zijn. Opgemerkt dient te worden dat in deze
regeling het woord ‘opslagvoorziening’ is gebruikt in plaats van het woord ‘verzamelbekken’
uit de kwikrichtlijn. Gekozen is voor het woord ‘opslagvoorziening’ om onduidelijkheid
te voorkomen. Immers, uit de tekst van de richtlijn is niet altijd even duidelijk
op te maken hoe de diverse beschermingsniveaus zich verhouden. Gelet hierop, zijn
de eisen die betrekking hebben op de vaten, de opslagvoorziening en de opslaglocatie
opgenomen in aparte artikelen.
Een opslaglocatie kan bestaan uit meerdere opslagvoorzieningen, maar dit hoeft niet
het geval te zijn. Ook ingeval er sprake is van één opslagvoorziening in een opslaglocatie,
dient bij de opslag van het metallisch kwik altijd sprake te zijn van de drie bovengenoemde
beschermingniveaus, die voldoen aan de betreffende eisen. Zo dient er altijd sprake
te zijn van een opslaglocatie voor metallisch kwik, met daarin een opslagvoorziening
voor metallisch kwik, waarin de vaten metallisch kwik geplaatst kunnen worden. Zowel
de opslagvoorziening als de opslaglocatie is op passende wijze gecoat en de capaciteiten
van beide onderdelen (apart) dienen toereikend te zijn voor de totale opgeslagen hoeveelheid
kwik erin.
Artikel I, onderdeel B
Voor een toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar de toelichting zoals opgenomen
in het algemeen deel hierboven.
Artikel I, onderdeel C
Hieronder volgt een toelichting op de nieuwe artikelen die opgenomen zijn in het nieuwe
hoofdstuk 3a ‘Tijdelijke opslag van metallisch kwik dat als afval wordt beschouwd
op stortplaatsen gedurende meer dan één jaar’ van de Regeling acceptatie.
Artikel 32a (nieuw)
Dit artikel is ter implementatie van onderdeel 2, onder C, aanhef en de eerste twee
gedachtestreepjes (‘Aanvaardingsprocedures)’, van de bijlage bij de kwikrichtlijn.
De richtlijn maakt gebruik van het woord ‘aanvaarden’. Gelet op het feit dat in de
Nederlandse vergunningpraktijk de term acceptatieprocedure (of acceptatiecriteria)
wordt gebruikt, wordt in deze regeling voor de duidelijkheid gebruik gemaakt van het
begrip ‘accepteren’. In dit artikel staat vermeld dat slechts metallisch kwik dat
voldoet aan de eisen zoals opgenomen in de artikel 32b, eerste en tweede lid, wordt
geaccepteerd. Verder worden alleen vaten die voldoen aan de eisen zoals opgenomen
in artikel 32c geaccepteerd. Beschadigde, lekkende of gecorrodeerde vaten worden niet
geaccepteerd.
Artikel 32b (nieuw)
Artikel 32b, eerste en tweede lid, is ter implementatie van onderdeel 2, onder A,
van de bijlage bij de kwikrichtlijn. Het derde lid van artikel 32b heeft betrekking
op het eerste gedachtestreepje van onderdeel 1 van de bijlage bij de kwikrichtlijn.
Artikel 32b schrijft onder andere voor wat de samenstelling van het metallisch kwik
dient te zijn. Metallisch kwik heeft een kwikgehalte hoger dan 99,9 gewichtsprocent
en bevat geen onzuiverheden die koolstofstaal of roestvrij staal kunnen corroderen,
zoals salpeterzuuroplossing en chlorideoplossingen. Dit betekent dat iedere kilo opgeslagen
metallisch kwik voor meer dan 999 gram uit puur kwik bestaat en dat bovendien het
overige metallisch kwik niet mag bestaan uit stoffen die de vaten zouden kunnen aantasten.
Verder moet het metallisch kwik apart van andere afvalstoffen opgeslagen worden (artikel
32b, derde lid). Hiermee wordt een overzichtelijke opslag gerealiseerd en wordt bovendien
voorkomen dat bij eventuele lekkages andere afvalstromen met kwik verontreinigd raken.
De regels voor de opslag van metallisch kwik in deze regeling zijn in overeenstemming
met de beste beschikbare technieken voor de veilige opslag van metallisch kwik gedurende
een periode tot vijf jaar (overweging 10 van de kwikrichtlijn en artikel 32b, vierde
lid, van deze regeling). De opslag van metallisch kwik wordt conform de randvoorwaarden
opgenomen in de kwikrichtlijn en hoofdstuk 3a van deze regeling tot een periode van
vijf jaar als veilig aangemerkt. Een tussentijdse onderbreking van de opslagperiode
leidt niet tot onderbreking van deze maximum-periode. Uitgangspunt is de opslag van
metallisch kwik gedurende een onafgebroken periode van maximaal vijf jaar. Een tijdelijke
onderbreking van de opslag wordt niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van
de periode van vijf jaar.
Artikel 32c (nieuw)
Artikel 32c is ter implementatie van onderdeel 2, onder B (‘Omhulling’), en het derde
en vierde gedachtestreepje van onderdeel 2, onder C, van de bijlage bij de kwikrichtlijn.
Opgemerkt dient te worden dat onderdeel 2, onder B, van de bijlage bij de kwikrichtlijn
als opschrift heeft ‘omhulling’, maar verder spreekt over ‘het vat’. Voor de duidelijkheid
is in deze regeling het begrip ‘vat’ aangehouden.
In artikel 32c zijn eisen opgenomen met betrekking tot de vaten waarin het metallisch
kwik is opgeslagen. Zo moeten de vaten corrosie- en schokbestendig en gas- en vloeistofdicht
zijn. De vaten mogen geen lasverbindingen hebben. De vaten moeten zijn gemaakt van
koolstofstaal of roestvrij staal. De richtlijn geeft voor deze twee materialen nog
een andere aanduiding, namelijk ten minste ASTM A36 voor koolstofstaal en AISI 304,
316L voor roestvrij staal. In deze regeling is gekozen voor de formulering ‘dat geschikt
is voor de opslag van metallisch kwik’, wat de stortplaatsexploitant de vrijheid geeft
om in overleg met de fabrikanten van de vaten telkens de op dat moment best beschikbare
materialen te kiezen. Hetgeen hierover in de kwikrichtlijn is opgenomen blijft hierbij
vanzelfsprekend het referentiekader en die kwaliteit moet in ieder geval gehaald worden.
Verder moet de buitenkant van de vaten bestand zijn tegen de opslagomstandigheden
(tweede lid). De vaten moeten stevig genoeg zijn voor de handelingen die zij ondergaan,
voldoende corrosiebestendig zijn en geschikt zijn voor de opslag van metallisch kwik.
Volgens het derde lid moet het ontwerptype van de vaten met succes de valproef en
de dichtheidsproef doorstaan, zoals omschreven in deel 6, hoofdstukken 6.1.5.3 en
6.1.5.4, van de ‘Requirements for the Construction and testing of packagings, intermediatie
bulk containers (IBC’s), large packagings, tanks and bulk containers’2, als onderdeel van de ‘UN Recommendations on the Transport of Dangerous Goods, Manual
of Tests and Criteria (fifth revised edition)’3. Verder is als eis opgenomen dat de vaten niet meer dan 80 procent metallisch kwik
bevatten (vierde lid). Hierdoor is er voldoende vrije ruimte beschikbaar en kan er
geen lekkage of permanente vervorming van het vat optreden ten gevolge van expansie
van de vloeistof door hoge temperatuur.
Ingevolge artikel 32c, vijfde lid, moet op ieder vat een identificatiemiddel worden
aangebracht welke onlosmakelijk aan het vat is verbonden. Op dit duurzame merkteken
staat een aantal gegevens over het vat zelf, zoals het unieke identificatienummer
van het vat, gegevens over het materiaal waarvan het vat is gemaakt, het gewicht van
het lege vat, gegevens over de producent van het vat en de datum van productie. Deze
gegevens dienen vermeld te worden op het duurzame merkteken, dat door ponsing wordt
aangebracht. De gegevens mogen derhalve niet op het vat geprint staan of op een apart
plaatje vermeld staan. De stortplaatsexploitant zal de vaten in het algemeen niet
zelf vullen, maar is uiteindelijk wel verantwoordelijk voor het voldoen aan de eisen
zoals opgenomen in deze regeling. Vereist is dat de betrokken partijen – de stortplaatsexploitant,
het bedrijf dat de vaten vult en levert voor tijdelijke opslag en de producent van
de vaten waarin het metallisch kwik wordt opgeslagen – afspraken maken over te gebruiken
vaten en de informatie die in deze vaten moet worden geponst (vijfde lid) of er aan
moet worden gehecht (zesde lid).
Ieder vat is tevens voorzien van een certificaat. In artikel 32d staat vermeld welke
gegevens het certificaat dient te bevatten. Ingevolge artikel 32c, zesde lid, dient
ieder vat tevens een permanent op het vat bevestigd plaatje te dragen waarop het identificatienummer
van het betreffende certificaat van het vat vermeld staat. Omdat de gegevens die op
het certificaat staan geen betrekking hebben op het vat zelf, maar op de inhoud van
het vat, kunnen de gegevens op het plaatje vanzelfsprekend niet al op het moment van
productie van het vat in het vat worden geponst. Op het plaatje moet het nummer van
het certificaat vermeld staan. Voor een partij metallisch kwik (met eenzelfde samenstelling/dezelfde
eigenschappen) die in meerdere vaten wordt opgeslagen, kan eenzelfde certificaat met
één identificatienummer gebruikt worden. Dit identificatienummer dient wel op alle
vaten met daarin dezelfde partij metallisch kwik vermeld te staan. Tevens dient het
certificaat dat betrekking heeft op meerdere vaten de vereiste gegevens te bevatten
van alle vaten afzonderlijk, zoals de hoeveelheid kwik in liters per vat.
Artikel 32d (nieuw)
Dit artikel is ter implementatie van onderdeel 2, onder D, van de bijlage bij de kwikrichtlijn.
In dit artikel staat vermeld welke gegevens een certificaat van een vat moet bevatten.
Het certificaat is van belang voor de administratie rondom de opslag van het metallisch
kwik. Het bevat gegevens over de afvalproducent, de verantwoordelijke persoon die
de vaten heeft gevuld met metallisch kwik, plaats en datum van het vullen van de vaten,
de hoeveelheid kwik in liters, de samenstelling (zuiverheid) van het kwik, de vermelding
dat de vaten uitsluitend voor het vervoer of de opslag van kwik zijn gebruikt en de
identificatienummers van de vaten. Verder is er ruimte beschikbaar op het certificaat
voor eventuele opmerkingen. Het certificaat zorgt ervoor dat de nodige gegevens over
de opslag terug te vinden zijn.
De certificaten worden afgegeven door de producent van de afvalstof (artikel 32d,
derde lid) en dus niet noodzakelijkerwijs door de stortplaatsexploitant zelf. Omdat
de stortplaatsexploitant primair verantwoordelijk is voor de naleving van deze regeling,
is het van belang dat deze richting degenen die het metallisch kwik voor opslag aanbieden
(de producent/ontdoener) duidelijk communiceert dat ieder vat vergezeld moet gaan
met een certificaat. In de praktijk zullen de certificaten meestal worden afgegeven
door de bedrijven die zich bezig houden met het ontkwikken van kwikhoudend afval.
Dit zijn dus niet de primaire producenten van kwikhoudend afval, maar om de bedrijven
die dit kwikhoudende afval verwerken en waar het metallische kwik in vrijwel zuivere
vorm ontstaat.
In artikel 32d, eerste lid, onder b, staat vermeld dat het certificaat tevens ‘de
naam en het adres van de voor het vullen van de vaten verantwoordelijke persoon’ moet
bevatten. Hiermee wordt de natuurlijke persoon bedoeld die bij de afvalproducent (genoemd
in artikel 32d, eerste lid, onder a) de feitelijke leiding heeft gehad bij het vullen
van de vaten. Deze adresgegevens betreffen daarom doorgaans dezelfde adresgegevens
als genoemd onder artikel 32d, eerste lid, onder a.
Ingevolge artikel 32d, eerste lid, onder e, dient het certificaat gegevens te bevatten
over de zuiverheid van het kwik. Indien het kwik niet helemaal zuiver is, dient er
een beschrijving van de onzuiverheden (per vat) gegeven te worden en een analyserapport
bijgevoegd te worden. Opgemerkt dient te worden dat de kwikgehalte van het metallisch
kwik hoger dient te zijn dan 99,9 gewichtsprocent (artikel 32b, eerste lid). Dit betekent
dat het metallisch kwik minder dan 0,1 gewichtsprocent aan onzuiverheden mag bevatten.
Het metallisch kwik mag verder geen aantoonbare onzuiverheden bevatten die koolstofstaal
of roestvrij staal kunnen corroderen, zoals salpeterzuuroplossing en chlorideoplossingen
(artikel 32b, tweede lid). Het analyserapport dient hier duidelijkheid over te geven.
Artikel 32e (nieuw)
Dit artikel is ter implementatie van onderdeel 1, tweede en zesde gedachtestreepje,
van de bijlage bij de kwikrichtlijn en betreft de eisen die gesteld worden aan de
opslagvoorzieningen voor metallisch kwik. Voor een toelichting op artikel 32e, eerste,
tweede en derde lid, wordt verwezen naar de toelichting zoals opgenomen bij artikel
I, onderdeel A, van deze regeling.
Ingevolge artikel 32e, vierde lid, dient iedere opslagvoorziening zodanig ingericht
te zijn dat alle vaten gemakkelijk bereikbaar zijn. De inrichting moet zodanig zijn
dat alle vaten goed kunnen worden onderzocht op eventuele lekkage of andere onvolkomenheden
(sporen van corrosie). Hierdoor hoeven de vaten bij de maandelijkse inspectie (artikel
32h) niet verplaatst of gekeerd te worden. De inrichting van de opslag moet zo ruim
zijn dat de voorgeschreven visuele inspectie eenvoudig uitvoerbaar is en dat alle
vaten hierbij betrokken kunnen worden.
Artikel 32f (nieuw)
Dit artikel is ter implementatie van onderdeel 1, onder het derde, vierde en vijfde
gedachtestreepje, van de bijlage bij de kwikrichtlijn en betreft de eisen die gesteld
worden aan de opslaglocatie voor metallisch kwik. Voor een toelichting op dit artikel
wordt verwezen naar de toelichting zoals opgenomen bij artikel I, onderdeel A, van
deze regeling.
Artikel 32g (nieuw)
Dit artikel is ter implementatie van onderdeel 3, onder A, eerste alinea, van de bijlage
bij de kwikrichtlijn en betreft de aanwezigheid van een permanent meetsysteem voor
kwikdamp op de opslaglocatie. Het doel van dit meetsysteem is om eventuele lekkages
snel te detecteren en te voorkomen dat de medewerkers van de opslaglocatie gezondheidsrisico's
lopen door inademing van kwik. Omdat kwik bij kamertemperatuur een relatief hoge dampspanning
heeft, zal door spontane verdamping snel een aantoonbare concentratie van kwik in
de lucht ontstaan. Het continu meten van de kwikconcentratie is dus een goede manier
om eventuele lekkages snel te detecteren.
Artikel 32h (nieuw)
Dit artikel is ter implementatie van onderdeel 3, onder A, tweede alinea, van de bijlage
bij de kwikrichtlijn en betreft de visuele inspectie van de opslaglocatie voor metallisch
kwik en de vaten met daarin het metallisch kwik. Deze dienen ten minste eenmaal per
maand visueel onderzocht te worden door of namens de stortplaatsexploitant. De visuele
inspectie dient vanzelfsprekend te zijn gericht op eventuele lekkage van metallisch
kwik, maar ook op de kwaliteit van de vaten en andere onvolkomenheden die in de toekomst
lekken van metallisch kwik zouden kunnen veroorzaken, zoals mogelijke beschadigingen
aan vaten en eventuele sporen van corrosie. De inrichting van de opslag moet zo ruim
zijn dat de voorgeschreven visuele inspectie eenvoudig uitvoerbaar is en dat alle
vaten hierbij kunnen worden betrokken. Wanneer er sprake is van lekkage van metallisch
kwik, dan dient de stortplaatsexploitant onmiddellijk het nodige te ondernemen om
elke kwikemissie in het milieu, bijvoorbeeld middels emissie van kwikdamp naar de
omgeving, te voorkomen en de veiligheid van de opslag van het metallisch kwik te herstellen.
De stortplaatsexploitant stelt het bevoegd gezag onmiddellijk in kennis van de lekkage.
Artikel 32i (nieuw)
Dit artikel is ter implementatie van onderdeel 3, onder A, derde alinea, van de bijlage
bij de kwikrichtlijn. Op de opslaglocatie van metallisch kwik dienen noodplannen aanwezig
te zijn. Ook moet passende beschermende uitrusting voor het hanteren van het metallisch
kwik aanwezig te zijn op de opslaglocatie. Hierbij kan gedacht worden aan middelen
ter voorkoming van het inademen van kwikdamp en geschikte beschermende kleding voor
de medewerkers (van de stortplaats) die belast zijn met het opruimen van eventueel
vrijgekomen metallisch kwik.
Artikel 32j (nieuw)
Dit artikel is ter implementatie van onderdeel 3, onder B, van de bijlage bij de kwikrichtlijn.
Het eerste lid van artikel 32j schrijft voor dat alle gegevens die betrekking hebben
op de acceptatiecriteria (artikel 32a), de samenstelling van het metallisch kwik (artikel
32b, eerste en tweede lid), de eisen gesteld aan de vaten met daarin het metallisch
kwik (artikel 32c), de certificering van het vat (artikel 32d) en de veiligheid van
en de toezicht op de opslaglocatie van metallisch kwik (artikelen 32g, 32h en 32i)
door middel van het bijhouden en archiveren, al dan niet in elektronische vorm, van
daartoe geschikte documenten vastgelegd en ter beschikking gehouden moeten worden
van het bevoegd gezag. Deze documenten zijn ten behoeve van het toezicht op de naleving
van deze regeling. Het tweede lid van artikel 32j schrijft voor dat alle documenten
genoemd in het eerste lid gedurende ten minste drie jaar na het einde van de tijdelijke
opslag van metallisch kwik (van maximaal vijf jaar) bewaard dienen te worden door
de stortplaatsexploitant.
Ook de documenten betreffende de afvoer van metallisch kwik na de tijdelijke opslag
ervan en de documenten betreffende de bestemming en de voorgenomen behandeling van
het metallisch kwik dienen bewaard te worden door de stortplaatsexploitant. De richtlijn
schrijft hiervoor ook een periode van ten minste drie jaar voor. In artikel 10.38,
eerste lid, van de Wm staat reeds vermeld welke gegevens met betrekking tot de afgifte
van de afvalstoffen de ontdoener van de afvalstoffen (in dit geval de stortplaatsexploitant)
moet registreren. Artikel 10.38, eerste lid, Wm dient derhalve in acht te worden genomen.
Zo dienen de documenten betreffende de voorgenomen wijze van beheer van de afvalstoffen
(artikel 10.38, eerste lid onder e, van de Wm en artikel 32j, derde lid, van deze
regeling) en documenten betreffende de plaats waar (de bestemming van de afvalstoffen)
en de wijze waarop de afvalstoffen worden afgegeven (artikel 10.38, eerste lid onder
d, van de Wm en artikel 32j, derde lid, van deze regeling) ook geregistreerd te worden.
Gelet op het feit dat artikel 10.38, tweede lid, van de Wm voorschrijft dat deze gegevens
ten minste vijf jaar bewaard dienen te worden, en niet ten minste drie jaar zoals
de richtlijn voorschrijft, is in artikel 32j, derde lid, een periode van ten minste
vijf jaar aangehouden als bewaartermijn voor de in dat lid genoemde documenten. De
gegevens worden gedurende die periode door de afvalstoffenhouder (stortplaatsexploitant)
ter beschikking gehouden voor degenen die zijn belast met het toezicht op de naleving
van deze regeling.
Artikel 32k (nieuw)
Dit artikel heeft geen betrekking op een specifiek onderdeel van de bijlage bij de
kwikrichtlijn, maar strekt ter verduidelijking van de kwikrichtlijn. Zoals hiervoor
reeds aangegeven, wordt de tijdelijke opslag van metallisch kwik conform de deze regeling
gedurende een periode van maximaal vijf jaar veilig geacht, waarbij een tussentijdse
onderbreking van de opslagperiode niet leidt niet tot een onderbreking van deze maximum-periode.
(Uitgangspunt is de opslag van metallisch kwik gedurende een onafgebroken periode
van maximaal vijf jaar.)
Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat metallisch kwik na de tijdelijke
opslag van een periode van maximaal vijf jaar afgevoerd dient te worden naar een locatie
voor permanente opslag van metallisch kwik. Het is niet de bedoeling om een tijdelijke
opslag van maximaal vijf jaar te koppelen aan een andere tijdelijke opslag van maximaal
vijf jaar, om zo de termijn van vijf jaar te omzeilen of onbedoeld te verlengen. Zoals
reeds in de algemene toelichting vermeld, is permanente opslag van metallisch kwik
dat als afval wordt beschouwd op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, van de
kwikverordening uitsluitend mogelijk in zoutmijnen die voor de verwijdering van metallisch
kwik geschikt zijn gemaakt, of in diepe, ondergrondse, harde rotsformaties die hetzelfde
niveau van veiligheid en insluiting bieden als die zoutmijnen. Dit betekent dat permanente
opslag van metallisch kwik binnen Nederland niet mogelijk is en het kwik na een periode
van maximaal vijf jaar naar het buitenland moet worden afgevoerd voor permanente opslag.
Voor deze uitvoer dienen de verplichtingen van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van
het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van
afvalstoffen (PbEG 2006, L 90/1) in acht te worden genomen.
Ingevolge artikel 32k, tweede lid, wordt metallisch kwik dat in het buitenland gedurende
minimaal één jaar en maximaal vijf jaar opgeslagen is geweest op een tijdelijke opslaglocatie
voor metallisch kwik, niet voor opslag gedurende minimaal één jaar en maximaal vijf
jaar geaccepteerd op een locatie in Nederland. Ook metallisch kwik dat in het buitenland
permanent opgeslagen is geweest conform artikel 3, eerste lid, onder a, van de kwikverordening
wordt niet geaccepteerd voor tijdelijke opslag van metallisch kwik in Nederland. Voor
de tijdelijke opslag van metallisch kwik uitsluitend binnen Nederland volstaat het
eerste lid van dit artikel. Het tweede lid is opgenomen om te voorkomen dat metallisch
kwik dat eerder voor minimaal één jaar en maximaal vijf jaar opgeslagen is geweest
in een buitenlandse tijdelijke opslaglocatie, en waarvoor het eerste lid dus niet
van toepassing is, niet opnieuw voor een periode van maximaal vijf jaar mag worden
opgeslagen in Nederland.
Artikel I, onderdeel D
Het nieuwe artikel 34 maakt duidelijk dat de Regeling acceptatie tevens berust op
de kwikrichtlijn en artikel 11f, zevende lid, van het Bssa. Artikel 11f, zesde en
zevende lid, van het Bssa dienen om de omzetting van de kwikrichtlijn mogelijk te
maken. Ten gevolge van de kwikrichtlijn is in artikel 11f, zesde lid, van het Bssa
bepaald dat het verbod zoals opgenomen in het eerste lid van dat artikel om afvalstoffen
op een stortplaats te accepteren op bepaalde stortplaatsen niet geldt voor metallisch
kwik met een kwikgehalte hoger dan 99,9 gewichtsprocent. In het zevende lid van artikel
11f van het Bssa is bepaald dat ter omzetting van de kwikrichtlijn nadere regels worden
gesteld over de acceptatieprocedures en de wijze van opslag van metallisch kwik. Artikel
11f, zevende lid, van het Bssa is derhalve de grondslag voor deze regeling.
Artikel II
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 15 maart 2013. In verband
met deze in de kwikrichtlijn bepaalde datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van
de systematiek van de vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 181 en 2008/09, 29 515 nr. 270). Deze afwijking berust op de vierde afwijkingsgrond die betrekking heeft op Europese
of internationale regelgeving.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld