Aanwijzing voorwaardelijke vrijheidsstraffen en schorsing van voorlopige hechtenis onder voorwaarden

Categorie: Opsporing, vervolging, executie

Rechtskarakter: Aanwijzing in de zin van artikel 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van Procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de OM-onderdelen

Registratienummer: 2013A004

Datum vaststelling: 28-01-2013

Datum inwerkingtreding: 01-03-2013

Geldigheidsduur: 28-02-2017

Publicatie in Stcrt: PM

Vervallen: Aanwijzing Advies, toezicht en naleving van voorwaardelijke sancties (2010A013)

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing inverzekeringstelling (2009A012);

Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, Europese geldelijke sancties en toepassingen voorwaardelijke invrijheidsstelling (2010A014);

Aanwijzing OM-afdoening (2011A011);

Aanwijzing Slachtofferzorg (2010A029)

Wetsbepalingen: Artikelen 14a tot en met 14j Wetboek van Strafrecht;

Artikelen 5962 en 80 tot en met 84 Wetboek van Strafvordering

Jurisprudentie: –

Evaluatie: –

Bijlage(n): –

Samenvatting

Deze aanwijzing geeft regels voor de taken en verantwoordelijkheden van het openbaar ministerie (OM) bij:

  • 1. de uitvoering van de wettelijke regeling van de voorwaardelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf bij meerderjarigen1;

  • 2. de toepassing van de bijzondere voorwaarden in de fase van de voorlopige hechtenis en de vordering van de bijzondere voorwaarden;

  • 3. de executie van de bijzondere voorwaarden en de procedurele regels voor het toezicht op de naleving.

Deze aanwijzing beoogt te bevorderen dat bijzondere voorwaarden adequaat worden toegepast met het oog op het terugdringen van recidive en het beschermen van de samenleving en het slachtoffer. Daarnaast beoogt de aanwijzing een goede aansluiting van de verschillende schakels binnen de executieketen te bewerkstelligen.

Het vorderen van bijzondere voorwaarden is aan de orde indien:

  • 1. herstel van geleden schade geboden is;

  • 2. beperking van de bewegingsvrijheid van verdachte geboden is;

  • 3. zorg en/of gedragsinterventie geboden is.

In de vordering worden de bijzondere voorwaarden specifiek benoemd. De in de wet genoemde bijzondere voorwaarden kunnen onderdeel zijn van zowel de schorsingsbeschikking (voorlopige hechtenis) als het vonnis.

De aanwijzing treedt in de plaats van de Aanwijzing Advies, toezicht en naleving van voorwaardelijke sancties. De aanwijzing is herzien naar aanleiding van de op 1 april 2012 in werking getreden wetswijziging met betrekking tot de regeling van de voorwaardelijke veroordeling2. Deze

wetswijziging introduceert twee instrumenten die het stelsel van voorwaardelijke straffen versterken: de dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden en de voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De aanwijzing geeft regels voor de toepassing van deze instrumenten.

Achtergrond

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat (deels) voorwaardelijk veroordeelden minder recidiveren dan onvoorwaardelijk veroordeelden. Enerzijds bieden bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling of een schorsing van de voorlopige hechtenis ruimte voor een op de persoon toegesneden interventie met als doel gedragsverandering bij de veroordeelde of verdachte en bescherming van de maatschappij en het slachtoffer in het bijzonder. Anderzijds vormt de dreiging van het voorwaardelijke strafdeel of herleving van de voorlopige hechtenis een stevige stok achter de deur. Het beleid van het OM is daarom al enige jaren gericht op het vaker opleggen van bijzondere voorwaarden met als doel het terugdringen van recidive en het beschermen van het slachtoffer.

Het OM heeft als partij in het primaire proces, maar ook als regisseur van de strafrechtsketen een belangrijke rol in de tenuitvoerlegging van de straffen en maatregelen die zijn opgelegd door de rechter of de officier van justitie.3 Het OM is eindverantwoordelijk voor de executie van straffen en belast met het toezicht op de naleving van de algemene en bijzondere voorwaarden. Het OM bevordert de kwaliteit en snelheid binnen en tussen de verschillende schakels in de strafrechtsketen. Het beoogde resultaat is dat de executie van strafrechtelijke beslissingen naadloos en vlot aansluiten op de fase van beoordelen en afdoen.

InhoudsopgaveAchtereenvolgens komen in deze aanwijzing aan de orde:

1.

Algemene en bijzondere voorwaarden

2

 

1.1.

Toepassingsbereik

2

 

1.2.

Algemene voorwaarden

3

 

1.3.

Bijzondere voorwaarden

3

2.

Het vorderen van bijzondere voorwaarden

3

 

2.1.

‘Niemand weg zonder overleg’

3

 

2.2.

Het voorbereiden van de vordering van bijzondere voorwaarden

3

 

2.3.

Herstellende voorwaarden

4

 

2.4.

Vrijheidsbeperkende voorwaarden en elektronische controle

4

 

2.5.

Gedragsbeïnvloedende voorwaarden

5

 

2.6

Op zorg gerichte voorwaarden

5

 

2.7.

Overige voorwaarden

5

 

2.8.

Reclasseringstoezicht

5

 

2.9.

Dadelijke uitvoerbaarheid

6

   

2.9.1.

Start proeftijd bij dadelijke uitvoerbaarheid

6

   

2.9.2.

Consequenties uitspraak in hoger beroep voor proeftijd

6

3.

Executie van bijzondere voorwaarden

7

 

3.1.

Eindverantwoordelijkheid toezicht bij OM

7

 

3.2.

Duur proeftijd

7

 

3.3.

Verlenging proeftijd

7

 

3.4.

Opdracht toezicht aan de reclassering

7

 

3.5.

Opdracht toezicht aan de politie

7

 

3.6.

Niet naleven van de algemene voorwaarde

8

   

3.6.1.

Bij schorsing van de voorlopige hechtenis

8

   

3.6.2.

Na veroordeling

8

 

3.7

Niet naleven van de bijzondere voorwaarde(n)

8

   

3.7.1.

Bij schorsing van de voorlopige hechtenis

8

   

3.7.2.

Na veroordeling

8

 

3.8.

Bevel onmiddellijke aanhouding door hulpofficier

8

 

3.9.

Indienen vordering voorlopige tenuitvoerlegging

9

 

3.10.

Vorderen voorlopige tenuitvoerlegging bij niet naleven van de dadelijk uitvoerbare voorwaarde(n)

9

 

3.11.

Toepassen supersnelrecht

10

 

3.12.

Gevolgen voor het toezicht tot aan zitting

10

 

3.13.

Oproepen toezichthouders bij behandeling vordering (voorlopige) tenuitvoerlegging

10

 

3.14.

Opschorten lopend toezicht als gevolg van rechterlijke beslissing

10

 

3.15.

Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf direct onherroepelijk

10

4.

Overgangsregeling

10

1. Algemene en bijzondere voorwaarden

1.1. Toepassingsbereik

De aanwijzing richt zich op het toepassen van algemene en bijzondere voorwaarden bij de schorsing van de voorlopige hechtenis (art. 80, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv)) en de voorwaardelijke vrijheidsstraf. Alle in de wet genoemde bijzondere voorwaarden kunnen onderdeel zijn van zowel de schorsingsbeschikking als het vonnis.

1.2 Algemene voorwaarden

Bij de voorwaardelijke straf gelden de volgende algemene voorwaarden:

  • 1. De veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;

    en wanneer de rechter bijzondere voorwaarden oplegt en opdracht geeft tot reclasseringstoezicht:

  • 2. Ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit verleent de veroordeelde medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht ter inzage aan; en

  • 3. De veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht (artikel 14d lid 2), de medewerking aan huisbezoeken daaronder inbegrepen.

De laatstgenoemde voorwaarde is niet als algemene voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis in de wet opgenomen, maar kan als bijzondere voorwaarde opgelegd worden.

1.3 Bijzondere voorwaarden

De wet onderscheidt veertien verschillende bijzondere voorwaarden, ingedeeld in vijf

categorieën:

  • 1. Herstellende voorwaarden (schadevergoeding, waarborgsom);

  • 2. Vrijheidsbeperkende voorwaarden (locatie-/contactverbod, locatiegebod, meldplicht);

  • 3. Gedragsbeïnvloedende voorwaarden (verbod gebruik drugs en/of alcohol, gedragsinterventies);

  • 4. Op zorg gerichte voorwaarden (klinische zorg, ambulante zorg, maatschappelijke opvang);

  • 5. Overige voorwaarden (andere gedragsaanwijzingen).

Aan een bijzondere voorwaarde kan elektronische controle worden verbonden (art. 14 c lid 3 Sr).

In combinatie met een bijzondere voorwaarde kan de rechter de reclassering opdracht geven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. In het geval van vrijheidsbeperkende voorwaarden heeft de politie een handhavende taak.

2. Het vorderen van bijzondere voorwaarden

2.1 ‘Niemand weg zonder overleg’

Een aangehouden verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, wordt alleen met toestemming van de officier van justitie in vrijheid gesteld. Indien de (hulp)officier van justitie geen gronden ziet om een verdachte in verzekering te stellen, gaat het OM in alle gevallen na of er gronden zijn voor het vorderen van voorlopige hechtenis, zoals een veroordeling voor een soortgelijk strafbaar feit of voor het vorderen van de tenuitvoerlegging in het geval van lopende bijzondere voorwaarden.

Lokaal maken OM, politie en reclassering afspraken in het kader van de vroeghulp en de mogelijkheid van vroeghulpbezoek (ook in het weekend). Zoveel mogelijk vindt dit plaats in het kader van de ZSM-werkwijze, waarbij de betrokken ketenorganisaties zo snel mogelijk na aanhouding hun informatie over de verdachte(n) delen, zodat een vlotte beoordeling van het strafrechtelijke vervolg en interventies ‘op maat’ kunnen plaatsvinden.

In het Arrondissementaal Justitie Beraad kunnen lokale afspraken worden gemaakt op basis van overeengekomen prioritaire thema’s of doelgroepen.

2.2. Het voorbereiden van de vordering van bijzondere voorwaarden

De officier van justitie die overweegt bijzondere voorwaarden te vorderen op zitting, vraagt in een vroegtijdig stadium aan de reclassering advies daarover, ook indien sprake is van een lopend reclasseringstoezicht. Indien sprake is van een lopend reclasseringstoezicht verwerkt de reclassering de informatie over het verloop hiervan in het reclasseringsadvies.

In geval van een mogelijke stoornis vraagt de officier van justitie advies van het NIFP en gaat hij bij het Veiligheidshuis na of er relevante informatie beschikbaar is bij ketenpartners die betrokken zijn bij de verdachte en/of zijn maatschappelijk netwerk (bijvoorbeeld gezin, school). Termijnen voor het aanleveren van reclasseringsrapporten zijn opgenomen in het landelijk strafprocesreglement.4

Het OM maakt de zittingsdatum zo spoedig mogelijk aan de reclassering bekend om tijdige levering van het reclasseringsadvies mogelijk te maken. Het OM is terughoudend met het eisen van bijzondere voorwaarden die niet door de reclassering zijn geadviseerd, omdat de uitvoerbaarheid daarvan niet door de reclassering is onderzocht.

Een contra-indicatie voor het vorderen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden is aanwezig als:

  • 1. verdachten het onderzoek van de politie of de reclassering tegenwerken,

  • 2. verdachten interventies volledig afwijzen,

  • 3. verdachten geen enkele binding met Europa hebben.

2.3. Herstellende voorwaarden

Deze voorwaarden worden gevorderd ten behoeve van financiële of materiële tegemoetkoming aan de slachtoffers van misdrijven.

Storting van een door de rechter vast te stellen geldbedrag in het schadefonds geweldsmisdrijven kan worden gevorderd met name indien het slachtoffer zelf geen prijs stelt op schadevergoeding.

Geheel of gedeeltelijk herstel van de door het strafbare feit veroorzaakte schade kan aan de orde zijn in het geval dat de veroordeelde bereid is de schade te herstellen. Het noodzakelijke contact met de dader stellen niet alle slachtoffers op prijs. Hiermee moet bij de vordering rekening worden gehouden.

Storting van een door de rechter vast te stellen waarborgsom kan worden gevorderd wanneer er gegronde vrees voor herhaling bestaat.

2.4. Vrijheidsbeperkende voorwaarden en elektronische controle

Een vrijheidsbeperkende bijzondere voorwaarde wordt als bijzondere voorwaarde5 gevorderd ter bescherming van de slachtoffers of de wijk waar het misdrijf is gepleegd. Een locatieverbod of locatiegebod, waarbij de veroordeelde bijvoorbeeld wordt verplicht om ’s nachts thuis te zijn, en een meldplicht, waarbij de veroordeelde zich op bepaalde momenten op een bepaalde plaats moet melden, dienen dit doel indirect.

Een vrijheidsbeperkende bijzondere voorwaarde kan in combinatie met elektronische controle (EC) worden gevorderd. De reclassering is verantwoordelijk voor de uitvoering van het toezicht (met of zonder EC) en dient vooraf advies uit te brengen over de haalbaarheid van de uitvoering van EC. EC kan vergaand ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde. Bij het vorderen van deze combinatie van voorwaarden dient de officier van justitie dan ook steeds een proportionaliteitsafweging te maken.

Een (combinatie van) vrijheidsbeperkende voorwaarde(n) kan passend zijn bij een veroordeling voor openbare geweldpleging (uitgaansgeweld, geweld bij voetbalwedstrijden) of een zedenmisdrijf.

De handhaving van een contactverbod kan versterkt worden door tevens een locatieverbod te vorderen voor bijvoorbeeld de omgeving van het slachtoffer. Vanuit het oogpunt van bescherming van het slachtoffer, is het van belang om rondom (de woon- of verblijfplaats van) degene met wie het contact verboden is, een gebied aan te wijzen dat niet betreden mag worden door degene die het contactverbod opgelegd heeft gekregen.

Bij een locatiegebod of -verbod, moet duidelijk worden gespecificeerd om welke locatie of soort locatie(s) het gaat en wat wordt bedoeld met de ‘directe omgeving’ daarvan. Als de vordering ziet op een gebiedsverbod is het raadzaam bij de vordering een kaartje van het verboden gebied te overhandigen. Het verbod kan tevens beperkt worden tot bepaalde tijdstippen

Het handhaven van een contactverbod, locatieverbod of locatiegebod is een gezamenlijke taak van de politie en de reclassering. Indien het OM één van deze vrijheidsbeperkende voorwaarden dan wel een meldplicht op het politiebureau overweegt, overlegt de officier of de AG vooraf over de handhaafbaarheid met de politie.

2.5. Gedragsbeïnvloedende voorwaarden

Deze bijzondere voorwaarden zien op het deelnemen van veroordeelde aan bepaalde cursussen, opleidingen of andere gedragsinterventies.6

De Reclassering biedt op dit moment de volgende gedragsinterventies aan:

  • Agressieregulatietraining

  • Training cognitieve vaardigheden

  • Training cognitieve vaardigheden voor minderbegaafden

  • Arbeidsvaardighedentraining

  • Module huisvesting en wonen (in aanvulling op de training cognitieve vaardigheden)

  • Module budgetteren (in aanvulling op de training cognitieve vaardigheden)

  • Leefstijltraining

  • Korte leefstijltraining.

In de gevallen waarin voorheen een leerstraf passend zou zijn geweest7, kan de officier van justitie vanaf 1 april 2012 de corresponderende gedragsinterventie als gedragsbeïnvloedende voorwaarde vorderen.

2.6 Op zorg gerichte voorwaarden

Aan het vorderen van de op zorg gerichte voorwaarden ligt een indicatiestelling forensische zorg ten grondslag, waarin de aard en te verwachten duur van de behandeling en het beveiligingsniveau worden aangegeven. Voor de klinische (24-uurs) zorg geeft het NIFP een indicatiestelling af, voor de ambulante zorg de Reclassering.

Het opnemen van deze indicatiestelling in de vordering volstaat. Indien de rechter een specifieke instelling of behandelaar wil noemen, dient aan de vordering tot zorg in een bepaalde instelling toegevoegd te worden ‘of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering’. Indien de beoogde instelling bijvoorbeeld een lange wachttijd kent, kan dan de behandeling in een soortgelijke instelling plaatsvinden zonder tussenkomst van de rechter.

Bij een klinische opname geldt dat elke beslissing over de aard en duur exclusief aan de rechter is voorbehouden.8 De officier kan in een vordering tot ambulante behandeling meenemen dat de rechter in het vonnis opneemt dat de verdachte een korte klinische opname kan ondergaan zonder nadere tussenkomst van de rechter. Dit kan de orde zijn bij bijvoorbeeld een ernstige verslaving of persoonlijkheidsstoornis. Deze korte opname kan uitsluitend onder bepaalde voorwaarden worden geëffectueerd, bijvoorbeeld bij terugval in verslaving.

Een behandeling kan ook het innemen van medicatie met zich brengen. De weigering medicijnen in te nemen, die de behandelaar nodig acht, kan leiden tot het terugmelden van de zaak.

2.7. Overige voorwaarden

Deze ‘restcategorie’ is opgenomen om maatwerk te kunnen leveren ten aanzien van de invulling van de bijzondere voorwaarden in geval de standaardvoorwaarden niet toereikend zijn.

Wanneer bijvoorbeeld het strafbaar feit is gepleegd bij de uitoefening van een beroep of ambt, kan de officier de ontzetting uit ambt of beroep als bijzondere voorwaarde vorderen of een verbod op het uitvoeren van activiteiten binnen een gehele sector als de gezondheidszorg.9 De rechter kan de reclassering opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de ontzetting uit ambt of beroep (art. 32 Sr).

2.8. Reclasseringstoezicht

Het reclasseringstoezicht houdt in dat de reclassering de naleving van de aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden controleert en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.

Bij de vordering dient de officier nadrukkelijk de toevoeging ‘toezicht te houden zolang de reclassering dat nodig acht’ te overwegen. Indien dit niet in het vonnis wordt opgenomen, kan het toezicht slechts voortijdig worden gestaakt door de rechter, op vordering van het OM of op verzoek van de veroordeelde (art. 14 f Sr) door de opheffing van de opdracht aan de reclassering (lid 2).

2.9. Dadelijke uitvoerbaarheid

Bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf en het daarbij horende reclasseringstoezicht kunnen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard (analoog aan de TBS met voorwaarden) in het geval ‘er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’. Nu ditzelfde criterium geldt bij het vaststellen van een proeftijd van tien jaren, ligt het in de rede om dan ook een langere proeftijd te overwegen.

Dadelijk uitvoerbare voorwaarden worden gestart direct na de einduitspraak in eerste aanleg, ook als hoger beroep wordt ingesteld en het vonnis dus nog niet onherroepelijk is. Dit is een wettelijke uitzondering op de schorsende werking van rechtsmiddelen (art. 557 Sv). De bescherming van de samenleving en slachtoffer(s) en de lichamelijke integriteit van personen prevaleert in dat geval boven het uitgangspunt dat de tenuitvoerlegging van een straf pas plaatsvindt nadat een uitspraak onherroepelijk is geworden.

In het geval van bijvoorbeeld een geweldsmisdrijf met slachtoffer(s) kan een locatie- of contactverbod mogelijk in combinatie met reclasseringstoezicht en EC urgent zijn en moet de dadelijke uitvoerbaarheid worden gevorderd. Gezien de ernst van dit soort zaken kan het ook passend zijn een langere proeftijd dan twee jaar te vorderen.

Indien de officier overweegt de dadelijke uitvoerbaarheid van reclasseringsinterventies te vorderen, moet dit ondersteund worden door een reclasseringsadvies, waarin de dadelijke uitvoerbaarheid wordt gemotiveerd. De officier dient dan tevens de meldplicht (volgende dag melden bij reclassering) op te nemen in de vordering.

Het OM ontvangt, in die zaken waarin de rechter de dadelijke uitvoerbaarheid beveelt (art. 14e Sr), direct na de uitspraak de uitgesproken voorwaarden op schrift in een ‘proces- verbaal van dadelijke uitvoerbaarheid’.

Indien de verdachte niet bekend was met de zitting, laat het OM deze kennisgeving zo spoedig mogelijk na de zitting in persoon aan de verdachte betekenen (art. 366a lid 3 Sv). Bij overtreding van de voorwaarden kan de verdachte, die niet bekend was met de zitting, alleen worden aangehouden als betekening heeft plaatsgevonden.

Ook in hoger beroep kunnen dadelijk uitvoerbare voorwaarden worden gevorderd en opgelegd.

2.9.1. Start proeftijd bij dadelijke uitvoerbaarheid (art.14b, derde lid, sub c Sr)

De rechter kan ambtshalve of op vordering van het OM bepalen dat opgelegde voorwaarde(n) en het op de naleving van die voorwaarde(n) uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. De proeftijd gaat dan direct in op de dag van de einduitspraak of, bij afwezigheid van de verdachte ter zitting, op het moment van betekening van de kennisgeving.

2.9.2. Consequenties uitspraak in hoger beroep voor proeftijd

De uitspraak in hoger beroep kan verschillende consequenties hebben voor de opgelegde dadelijk uitvoerbare voorwaarde(n):

  • In het geval de dadelijk uitvoerbare voorwaarden worden overgenomen, lopen de dadelijk uitvoerbare voorwaarden en de proeftijd door.

  • Worden andere dan in eerste aanleg opgelegde dadelijk uitvoerbare voorwaarden opgelegd, start de proeftijd op de datum van einduitspraak in hoger beroep;

  • Worden andere (niet dadelijk uitvoerbare) voorwaarden opgelegd, start de proeftijd vijftien dagen na het arrest of, als er betekend moet worden, vijftien dagen na de betekening, tenzij cassatie wordt ingesteld;

  • Worden geen voorwaarden opgelegd, dan worden de uitvoering van de dadelijk uitvoerbare voorwaarden en de proeftijd beëindigd.

3. Executie bijzondere voorwaarden

3.1. Eindverantwoordelijkheid toezicht bij OM

Het OM is eindverantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de algemene en bijzondere voorwaarden (art. 14d lid 1 Sr). Het OM is daarbij afhankelijk van vele uitvoeringsinstanties. De reclassering en de politie zijn twee van de belangrijkste partners. De reclassering is uitvoerder van het reclasseringstoezicht en verschillende gedragstrainingen en is toezichthouder op de naleving van de bijzondere voorwaarden. De politie levert een belangrijke bijdrage in de handhaving van de vrijheidsbeperkende voorwaarden (locatie- en contactverboden, locatiegeboden, meldplicht politie).

3.2. Duur proeftijd (art 14b, tweede lid en art. 14f, eerste lid, Sr)

De proeftijd bij een voorwaardelijke veroordeling bedraagt ten hoogste drie jaar. In gevallen waarin er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam en/of de noodzaak aanwezig is van een langdurige gedwongen behandeling of begeleiding, kan een proeftijd worden opgelegd van maximaal tien jaar.

De rechter, die de bijzondere voorwaarden oplegt, bepaalt op vordering van de officier (eventueel onderbouwd met een reclasseringsadvies) of ambtshalve de duur van de proeftijd.

3.3. Verlenging proeftijd

Met ingang van 1 april 2012 geldt dat de proeftijd verlengd kan worden met maximaal twee jaren. De totale duur van de proeftijd kan derhalve oplopen tot vijf jaren in de gevallen waarin een proeftijd van drie jaren bepaald is en twaalf jaren in de gevallen waarin een proeftijd van tien jaren bepaald is.

3.4. Opdracht toezicht aan de reclassering

Om voortvarendheid in de keten te bevorderen, geeft het OM de vrijgave voor executie van voorwaardelijke veroordelingen met bijzondere voorwaarden, zoals het reclasseringstoezicht, voorrang.

Het OM geeft via het CJIB opdracht aan de reclassering voor uitvoering van reclasseringstoezicht, EC en/of andere bijzondere voorwaarden, waaraan reclasseringstoezicht is verbonden.

Indien de rechter bepaalt dat de reclassering toezicht houdt ‘zolang de reclassering dat nodig acht’ en de reclassering gedurende de proeftijd van oordeel is dat het toezicht positief is verlopen en niet langer nodig is, kan het toezicht met instemming van de officier van justitie worden beëindigd. De officier van justitie informeert de reclassering schriftelijk over zijn/haar besluit (via het CJIB).

3.5. Opdracht toezicht aan de politie

De handhaving van de vrijheidsbeperkende voorwaarden valt onder de algemene signalerende taak van de politie. Toezicht door een buurtregisseur, doelgroepagent en/of basisteam, kan de handhavingsdruk en de pakkans bij overtredingen aanmerkelijk doen toenemen. Het OM meldt deze vrijheidsbeperkende bijzondere voorwaarden via het CJIB aan de politie.10 Het OM geeft hierbij aan welke actie van de politie wordt verlangd.

Wanneer de rechter een contactverbod of locatieverbod/-gebod (al dan niet met ET) en het daarbij behorende politietoezicht dadelijk uitvoerbaar verklaart, stelt het OM de politie zo spoedig mogelijk daarvan in kennis.

In geval van handhaving van vrijheidsbeperkende voorwaarden door de politie, moet het OM de politie zorgvuldig informeren bij beëindiging van de voorlopige hechtenis (en daarmee het vervallen van de schorsingsvoorwaarde) of het einde van de proeftijd in geval van veroordeling. Daarmee worden onrechtmatige aanhoudingen voorkomen.

3.6. Niet naleven van de algemene voorwaarde

3.6.1. Bij schorsing van de voorlopige hechtenis

Pleegt de verdachte tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis een nieuw strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, dan kan, afhankelijk van de ernst van het nieuwe feit en de aard van de bijzondere voorwaarde(n), de verdachte ter zake van het nieuwe feit worden voorgeleid of de opheffing van de schorsing worden gevorderd bij de RC of de raadkamer. Ook een combinatie van beide opties is mogelijk.

3.6.2. Na veroordeling

Pleegt een (deels) voorwaardelijke veroordeelde tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit, waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten, dan kan de officier van justitie een vordering voorlopige tenuitvoerlegging bij de RC aanbrengen (binnen drie maal vierentwintig uur na insluiting).

Vervolgens brengt de officier van justitie de hoofdzaak tegelijk met een vordering tot definitieve tenuitvoerlegging aan bij de rechter. Bij een nieuw feit waarvoor wel een voorlopige hechtenis is toegelaten, dient de afweging te worden gemaakt tussen een vordering bewaring of een vordering voorlopige tenuitvoerlegging. Overigens kunnen ook beide vorderingen tegelijkertijd worden ingediend.

Indien geen voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen, spant het OM zich in om de vordering tenuitvoerlegging uiterlijk vijfenveertig dagen na de beslissing van de officier van justitie te laten behandelen door de rechter.

3.7. Niet naleven van de bijzondere voorwaarde(n)

3.7.1. Bij schorsing van de voorlopige hechtenis

Indien de niet nageleefde voorwaarde in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis was opgelegd, dan kan de officier de aanhouding van de verdachte bevelen en onverwijld de vordering tot opheffing van de schorsing indienen bij de rechter (art. 84 Sv). De rechter kan de schorsingsbeslissing wijzigen (art. 81, eerste lid Sv) of de opheffing van de schorsing bevelen (art. 82, eerste lid Sv).

Indien na ommekomst van deze termijn de verdachte nog niet is aangehouden, geeft de officier van justitie aan of de verdachte actief moet worden opgespoord.

De officier van justitie dient zijn vordering onverwijld na de aanhouding in bij de rechtbank, die de schorsing heeft bevolen (art. 84, tweede lid Sv).

3.7.2. Na veroordeling

De niet-naleving van een voorwaarde zal worden geconstateerd door de toezichthouder bij de reclassering of door de politie.

De reclassering informeert het OM wanneer sprake is van een overtreding van een bijzondere voorwaarde en legt dit schriftelijk vast. In het geval dat de politie een overtreding constateert, zal dit veelal betrekking hebben op een algemene voorwaarde of een vrijheidsbeperkende bijzondere voorwaarde. De politie meldt deze overtreding aan het OM en legt dit vast in een proces-verbaal van bevindingen. Indien ook reclasseringstoezicht is opgelegd, stelt het OM de toezichthouder van de reclassering in kennis van de overtreding.

De officier kan besluiten:

  • 1. een schriftelijke waarschuwing te sturen of een waarschuwingsgesprek ten parkette te voeren;

  • 2. te vorderen dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog voorlopig ten uitvoer wordt gelegd;

  • 3. te vorderen dat de gehele of gedeeltelijke voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd al of niet onder instandhouding dan wel wijziging van de voorwaarden (art. 14g lid 1 Sr);

  • 4. een vordering in te dienen tot verlenging van de proeftijd met ten hoogste twee jaar (art. 14f Sr, lid 1) of tot wijziging van de voorwaarden (art.14, lid 2f Sr), zonder de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

3.8. Bevel onmiddellijke aanhouding door hulpofficier

De officier kan, wanneer aan veroordeelde een voorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd, de aanhouding van de veroordeelde bevelen, indien er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat enige gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd. Indien de veiligheid van het slachtoffer of de samenleving gevaar loopt, kan ook de hulpofficier de aanhouding van de veroordeelde bevelen. De hulpofficier geeft van de aanhouding onverwijld schriftelijk of mondeling kennis aan de officier van justitie (art. 14fa, lid 1 Sr). Deze toetst de aanhouding en dient, wanneer het voortduren van de aanhouding noodzakelijk is, onverwijld een vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging in bij de RC en een vordering tot tenuitvoerlegging bij de rechter.

Het verdient aanbeveling in de vordering voorlopige tenuitvoerlegging op te nemen dat het voortduren van de aanhouding noodzakelijk is. Dit geldt ook bij aanhouding op bevel van de officier of de AG.

3.9. Indienen vordering voorlopige tenuitvoerlegging

Bij een ernstig vermoeden of constateren van het niet naleven van een opgelegde bijzondere voorwaarde en/of algemene voorwaarde, kan de officier bij de RC een vordering indienen tot voorlopige tenuitvoerlegging van de gehele of gedeeltelijke voorwaardelijke straf. In geval van een voorwaardelijke straf opgelegd door het Hof, kan de AG een dergelijke vordering terugleggen bij de officier in de eerste lijn met het verzoek deze in te dienen bij de RC.

De RC toetst of er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de algemene en/of bijzondere voorwaarde niet is nageleefd. De RC dient binnen driemaal vierentwintig uur na aanhouding de veroordeelde te horen en te beslissen op de vordering tenuitvoerlegging (art. 14fa Sr).

Het OM vordert de voorlopige tenuitvoerlegging

tenzij:

  • kan worden volstaan met een waarschuwing of

  • een vordering wijziging voorwaarden of

  • een vordering verlengen proeftijd wordt ingediend;

en mits:

  • sprake is van een voorwaardelijke gevangenisstraf;

  • de schending van de voorwaarde(n) zodanig is, dat de insluiting van de veroordeelde noodzakelijk en proportioneel is.

  • Een voorlopige tenuitvoerlegging kan derhalve niet worden gevorderd bij een voorwaardelijke taakstraf en/of de maatregel van een voorwaardelijke ISD.

De vordering tenuitvoerlegging dient binnen dertig dagen nadat de voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen, op zitting behandeld te zijn (art. 14h lid 2 Sr). Deze termijn geldt niet als de vordering voorlopige tenuitvoerlegging is afgewezen of als de vordering tenuitvoerlegging betrekking heeft op de overtreding van de algemene voorwaarde en de veroordeelde voor het nieuwe strafbare feit wordt vervolgd.

Indien de RC de vordering van het OM toewijst, beveelt hij de voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf. Indien hij de vordering afwijst, beveelt hij de invrijheidstelling van de veroordeelde. De administratie stelt de veroordeelde onverwijld schriftelijk in kennis van de beslissing van de RC.

De termijn van de voorlopige tenuitvoerlegging eindigt van rechtswege op het tijdstip waarop de duur van de vrijheidsbeneming gelijk wordt aan de duur van de ten uitvoer te leggen straf.

De veroordeelde kan een verzoek indienen tot opheffing van de voorlopige tenuitvoerlegging. De rechter die bevoegd is te oordelen over de vordering tot tenuitvoerlegging, behandelt het verzoek. Deze rechter kan ook ambtshalve (of op vordering van het OM) de voorlopige tenuitvoerlegging opheffen.

Bij het vorderen van de tenuitvoerlegging moet de officier rekening houden met de vrijheidsbeneming op grond van de voorlopige tenuitvoerlegging (art 14 g lid 6 Sr).

3.10 Vorderen voorlopige tenuitvoerlegging bij niet naleven van de dadelijk uitvoerbare voorwaarde(n)

De officier kan hangende het hoger beroep in de hoofdzaak een vordering voorlopige tenuitvoerlegging indienen, indien hij/zij van oordeel is dat de veroordeelde de dadelijk uitvoerbare voorwaarde(n) heeft overtreden (overeenkomstig TBS met voorwaarden). Deze bevoegdheid van de officier vloeit voort uit de mogelijkheid om voorwaarden in eerste aanleg dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Het kan daarbij wenselijk zijn om de behandeling in hoger beroep te versnellen.

3.11. Toepassen supersnelrecht

In gevallen waarin spoed geboden is bij het vorderen van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke vrijheidsstraf of sprake is van een korte voorwaardelijke vrijheidsstraf, kan ook het toepassen van supersnelrecht (inhoudelijke behandeling in de termijn van de inverzekeringstelling) geschikt zijn.

De vordering van voorlopige tenuitvoerlegging wordt dan feitelijk ‘overgeslagen’.

In overleg met de ketenpartners kan een dergelijke voorziening worden georganiseerd. Bij het toepassen van supersnelrecht kan de RC optreden als politierechter. Het proces-verbaal van de politie en/of de aflooprapportage van de reclassering dienen volledig te zijn om te kunnen dienen als onderbouwing van de vordering tot tenuitvoerlegging.

3.12. Gevolgen voor het toezicht tot aan zitting

Het toezicht van de politie en/of de reclassering loopt door tot aan de behandeling door de rechter van de vordering opheffing schorsing of de vordering tot (voorlopige) tenuitvoerlegging.

Het toezicht wordt alleen beëindigd naar aanleiding van een bevel van de rechter tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis of naar aanleiding van een (voorlopig) bevel tot volledige tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.

3.13. Oproepen toezichthouders bij behandeling vordering (voorlopige) tenuitvoerlegging

Het OM roept zowel de veroordeelde als de toezichthouder van de reclassering en, indien noodzakelijk, ook de toezichthouder van de politie op tot het bijwonen van de zitting waarop over de vordering (voorlopige) tenuitvoerlegging wordt beslist (art. 14h lid 3 Sr).

De beslissing van de rechter over de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt door het OM onverwijld meegedeeld aan zowel de veroordeelde als de toezichthouder (art. 14j lid 2 Sr).

Indien de rechter de schorsing van de voorlopige hechtenis opheft, de (voorlopige) tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf beveelt of de bijzondere voorwaarden wijzigt in een zaak, waarin de reclassering toezicht houdt, dan stelt het OM de reclassering van de rechterlijke beslissing in kennis

De politie wordt geïnformeerd, indien de politie een handhavende taak heeft.

3.14. Opschorten lopend toezicht als gevolg van rechterlijke beslissing

Indien de RC besluit de voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten of ter zake van het nieuwe strafbare feit de bewaring van de verdachte te bevelen, schort dit besluit de uitvoering van het reeds lopende toezicht op.

Indien de rechter ter zake van eerdere of nieuwe strafbare feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf oplegt of heeft opgelegd, dan schort de tenuitvoerlegging hiervan de proeftijd en de uitvoering van het toezicht op. De nieuwe eindtermijn van de proeftijd wordt bekend gemaakt via het CJIB.

Het toezicht wordt weer voortgezet zodra de vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd.

Legt de rechter ter zake van het nieuwe strafbare feit een (deels) voorwaardelijke straf op met bijzondere voorwaarden met toezicht door de reclassering, dan wordt, na de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke strafdeel, het eerder opgelegde toezicht voortgezet, mits de proeftijd dan nog van kracht is. Zolang de proeftijd van de eerdere veroordeling nog van kracht is, wordt het toezicht gelijktijdig uitgevoerd.

3.15. Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf direct onherroepelijk

Tegen de beslissing van de rechter om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen staat geen rechtsmiddel open (art. 14j lid 1 Sr) (tenzij een deel van de uitspraak betrekking heeft op andere strafbare feiten). De uitspraak is daarmee direct executeerbaar.

De officier van justitie kan ook besluiten om ‘lik op stuk’ toe te passen, waarbij de veroordeelde aansluitend aan de zitting de voorwaardelijke straf uitzit (‘parate executie’).

4. Overgangsregeling

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben onmiddellijke gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

Met ingang van 1 april 2012 kan ook de voorlopige tenuitvoerlegging gevraagd worden voor onherroepelijke voorwaardelijke vrijheidsstraffen van voor die datum.


X Noot
1

Bijzondere voorwaarden kunnen ook worden opgelegd bij een sepot, een strafbeschikking, een TBS-maatregel, de beëindiging van een TBS-maatregel, de invrijheidstelling, een ISD-maatregel en gratieverlening. Deze vallen buiten het toepassingsbereik van deze aanwijzing. Voor het beleid ten aanzien van jeugdigen geldt een separate aanwijzing.

X Noot
2

Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (Stb. 2011, 545).

X Noot
3

Waar in de aanwijzing wordt gesproken over ‘officier van justitie’, ‘rechter’, ‘rechtbank’ en ‘vonnis’, wordt daarmee tevens ‘advocaat-generaal’, ‘raadsheer’, ‘gerechtshof’ respectievelijk ‘arrest’ bedoeld.

X Noot
4

Het landelijke strafprocesreglement is opgesteld door de Raad voor de Rechtspraak in overleg met het OM en is vastgesteld op 17 september 2010 door het landelijk overleg van voorzitters strafsectoren (LOVS). Het reglement uniformeert de wijze van behandeling van strafzaken door ZM en OM.

X Noot
5

De officier van justitie (art. 509hh Sv), de rechter (art. 38v Sr) en de burgemeester (art. 172a Gemeentewet) hebben tevens een eigenstandige bevoegdheid om een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.

X Noot
6

De Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie beoordeelt op basis van evidence-based criteria of gedragsinterventies leiden tot vermindering van recidive. Op termijn zullen alleen nog erkende gedragsinterventies worden uitgevoerd. Voor een overzicht van erkende interventies kan de site geraadpleegd worden: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/recidive/erkenningscommissie-gedragsinterventies .

X Noot
7

Bij de wetswijziging van 1 april 2012 (zie noot 2) is de leerstraf vervallen.

X Noot
8

HR 6 november 1990, NJ 1991, 274; HR 30 januari 2007, LJN AZ0262.

X Noot
9

Zie de beleidsbrief van het College van procureurs-generaal d.d. 18 oktober 2012 met kenmerk PaG/B&S/16523.

X Noot
10

Alle parketten melden een contactverbod, locatieverbod of locatiegebod aan het CJIB, dat deze informatie aan de politie doorgeeft.

Naar boven