Besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank van 18 februari 2013, houdende de bekendmaking van de Beleidsregels Wet werk en bijstand 2012 (Besluit SVB Beleidsregels WWB 2012)

De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,

Gelet op artikel 34, eerste lid, onderdeel d Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 47a, eerste lid Wet werk en bijstand;

Besluit:

Artikel 1

Bij de uitvoering van artikel 47a Wet werk en bijstand past de Sociale verzekeringsbank het beleid toe dat is neergelegd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het Besluit SVB Beleidsregels WWB 2010 (Stcrt. 2009, nr. 19411) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit SVB Beleidsregels WWB 2012.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlage wordt ter inzage gelegd bij de vestigingskantoren en het hoofdkantoor van de Sociale verzekeringsbank en kan worden ingezien via het internet op www.svb.nl.

Amstelveen, 18 februari 2013

De voorzitter van de Raad van bestuur SVB, N.A. Vermeulen, MBA.

TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 2010 is in artikel 47a van de Wet werk en bijstand (WWB) bepaald dat de SVB tot taak heeft het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en hun gezinsleden. De SVB heeft voor deze personen dezelfde bevoegdheden als die de gemeenten tot 1 januari 2010 uitoefenden bij de uitvoering van de WWB voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Het gaat hierbij onder meer om de bevoegdheid tot terugvordering, tot afstemming van de bijstand op de omstandigheden, mogelijkheden en de middelen van de belanghebbende, tot afstemming van de bijstand door middel van verlagingen bij het niet nakomen van verplichtingen, tot het verlenen van een geldlening bij een zelfbewoonde eigen woning en tot het opleggen van verplichtingen die strekken tot het verminderen of beëindigen van de bijstand.

Om invulling te geven aan deze bevoegdheden heeft de SVB op 9 december 2009 het Besluit SVB Beleidsregels WWB 2010 genomen (Strcrt. 2009, 19411). De bij dat besluit behorende beleidsregels besloegen slechts een beperkt aantal onderwerpen. De SVB heeft sindsdien nieuw beleid ontwikkeld over onder meer herziening ten voordele van de belanghebbende, de mededelingsverplichting, verblijf in het buitenland en inkomen en vermogen. De Raad van bestuur van de SVB heeft daarom het Besluit SVB Beleidsregels WWB 2012 genomen, inhoudende dat de Raad van bestuur van de SVB de beleidsregels WWB opnieuw heeft vastgesteld. De bijlage waarnaar het besluit verwijst, betreft de SVB Beleidsregels WWB die voor eenieder ter inzage ligt bij de vestigingskantoren en het hoofdkantoor van de SVB. De inhoud van de publicatie kan tevens worden ingezien via het internet op www.svb.nl.

Bij de totstandkoming van de beleidsregels heeft de SVB enerzijds acht geslagen op het beleid dat door de gemeenten wordt toegepast, anderzijds is rekening gehouden met het feit dat de gerechtigde op een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen voor wat betreft zijn rechten en plichten in veel opzichten in dezelfde positie verkeert als een AOW-gerechtigde. In de meeste gevallen zal de persoon die recht heeft op een inkomensvoorziening tevens recht hebben op een ouderdomspensioen ingevolge de AOW.

De afstemming met het gemeentelijke beleid vindt plaats in de ‘Themagroep Juridisch Beleid WWB 65+’, waarin een aantal gemeenten vertegenwoordigd is. Hierdoor kunnen de gemeenten het beleid van de SVB beïnvloeden, waardoor verschillen in de uitvoering tussen de gemeenten en de SVB zo beperkt mogelijk kunnen blijven.

Voor wat betreft de verhouding tussen de thans gepubliceerde SVB Beleidsregels WWB en de beleidsregels die de SVB toepast bij de uitvoering van de AOW, laatstelijk vastgelegd in het Besluit Beleidsregels SVB 2011 (Stcrt. 2011, nr. 15239), geldt dat de beleidsregels met betrekking tot de AOW formeel niet van toepassing zijn op de uitvoering van de WWB, behoudens in zoverre de beleidsregels inzake de AOW ingevolge het huidige Besluit SVB Beleidsregels WWB 2012 van toepassing worden verklaard. In de praktijk zal de SVB bij de uitvoering van de WWB op punten die niet door het onderhavige besluit worden bestreken, zoveel mogelijk handelen volgens het beleid zoals dat geldt voor de toepassing van de AOW. Op die wijze wordt vermeden dat een verschil in behandeling optreedt al naar gelang de SVB besluit over het ouderdomspensioen dan wel over de aanvullende inkomensvoorziening ouderen van een belanghebbende.

De beleidsregels WWB zijn afgesloten naar de stand van de wetgeving op 1 december 2012. Dit betekent onder meer dat de leeftijdsverhoging AOW en de aangescherpte sanctiewetgeving die vanaf 1 januari 2013 geldt niet zijn verwerkt.

De beleidsregels WWB zijn op de volgende punten gewijzigd:

  • Onderdeel 1.1.1. (Ingangsdatum bij aanvraag) is aangepast aan de gewijzigde ingangsdatum van het ouderdomspensioen ingevolge de AOW per 1 april 2012. Omdat het ouderdomspensioen voortaan ingaat op de dag dat de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, wijzigt ook de dag waarop recht op inkomensvoorziening ontstaat. Aan dit onderdeel is tevens toegevoegd welke terugwerkende kracht de SVB hanteert indien sprake is van bijzondere omstandigheden die een te late aanvraag verschoonbaar maken.

  • In onderdeel 1.2. (Intrekking en herziening) is verduidelijkt dat de SVB ook bevoegd is om een inkomensvoorziening te herzien of in te trekken indien de inkomensvoorziening op grond van artikel 54, eerste lid WWB is opgeschort en de belanghebbende de geboden hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken.

  • Het beleid betreffende de herziening ten voordele van de belanghebbende in onderdeel 1.2.1. (Herziening ten voordele van de belanghebbende) is nieuw en beschrijft hoe de SVB handelt indien zij de inkomensvoorziening verhoogt wegens wijziging van de omstandigheden dan wel indien zij terugkomt van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de belanghebbende. Op de hoofdregel dat de SVB de inkomensvoorziening verhoogt vanaf het moment van melding door de belanghebbende, is in onderdeel 1.2.1.1. (Verhoging wegens wijziging van de omstandigheden) een aantal uitzonderingen geformuleerd. Onderdeel 1.2.1.2. (Terugkomen van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de belanghebbende) beschrijft in welke gevallen de SVB terugwerkende kracht geeft aan een nieuw besluit.

  • Aan onderdeel 1.2.2.1. (Verlaging of intrekking ex nunc wegens wijziging van de omstandigheden) is toegevoegd met ingang van welke moment de SVB de inkomensvoorziening herziet of intrekt wegens een wijziging van het inkomen.

  • In onderdeel 1.2.2.2. (Verlaging of intrekking met terugwerkende kracht) is verduidelijkt dat de SVB bij een herziening of intrekking ten nadele van de belanghebbende het beleid toepast dat geldt bij de uitvoering van de AOW (SB1078 en SB1079), tenzij de toepassing van de zes-maanden-jurisprudentie gunstiger is voor de belanghebbende.

  • De beleidsregel over het tijdstip van betaling is nieuw (zie onderdeel 2.1. Tijdstip van betaling) en beschrijft op welk moment de SVB de inkomensvoorziening betaalt indien (tevens) recht bestaat op een ouderdomspensioen ingevolge de AOW.

  • In navolging van de beleidsregels die gelden bij de uitvoering van de AOW zijn beleidsregels toegevoegd over de beëindiging van de inkomensvoorziening na overlijden (zie onderdeel 2.3.1. Beëindiging inkomensvoorziening na overlijden) en de overlijdensuitkering (zie onderdeel 2.3.2. Overlijdensuitkering).

  • In onderdeel 2.4. (Schorsen van de betaling) staat in welke gevallen de SVB overgaat tot schorsing van de betaling van de inkomensvoorziening.

  • Aan onderdeel 3.1.2. (De mededelingsverplichting) is toegevoegd welke feiten en omstandigheden uit hoofde van de mededelingsverplichting in ieder geval aan de SVB moeten worden gemeld.

  • De gevolgen van het niet nakomen van de mededelingsverplichting zijn nader uitgewerkt in de onderdelen 3.2.1.1. (Niet of niet correct voldoen aan een verzoek van de SVB) en 3.2.1.2. (Niet spontaan melden van relevante feiten en omstandigheden). Het eerstgenoemde onderdeel beschrijft de bevoegdheid van de SVB tot opschorting en intrekking van het recht op inkomensvoorziening indien een belanghebbende na herhaald verzoek de voor de inkomensvoorziening van belang zijnde gegevens of gevorderde bewijsstukken niet of niet tijdig verstrekt. In het laatstgenoemde onderdeel staat hoe de SVB handelt indien een belanghebbende feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat die van invloed kunnen zijn op de inkomensvoorziening, niet onverwijld spontaan aan de SVB meldt.

  • In onderdeel 3.3.1.1. (Ernst van de gedraging) zijn de definities van de begrippen ‘benadelingsbedrag’ en ‘uitkeringsbedrag’ aangepast. Bij de vaststelling van het benadelingsbedrag of het uitkeringsbedrag houdt de SVB niet langer rekening met de verschuldigde belastingen en premies en de Zvw-vergoeding.

  • In onderdeel 3.3.2. (Hoogte en duur van de maatregel) zijn de hoogte en duur van de maatregel wegens het tonen van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid aangescherpt. Dit om de ernst van de overtreding meer in overeenstemming te brengen met de hoogte en duur van de maatregel.

  • Aan onderdeel 4.1.2.1. (Zes-maanden-jurisprudentie) is toegevoegd dat de SVB de zes-maanden-jurisprudentie niet toepast als toepassing van het beleid inzake matiging van de herziening of intrekking wegens kennelijk onredelijk resultaat voor de belanghebbende gunstiger is.

  • In onderdeel 5. (Verblijf buiten Nederland) is de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep inzake de dag van vertrek uit Nederland en de dag van terugkomst in Nederland verwerkt. Voorts is in dit onderdeel verwerkt dat de SVB bij het overschrijden van de toegestane verblijfsduur in het buitenland voortaan direct – dus zonder voorafgaande stopzetting van de betaling – overgaat tot intrekking van de inkomensvoorziening.

  • Aan onderdeel 6. (Inkomen en vermogen) zijn beleidsregels toegevoegd over inkomen van zelfstandigen (zie onderdeel 6.2. Inkomen van zelfstandigen van 65 jaar of ouder) en het vaststellen van vermogen (zie onderdeel 6.3. Vaststellen van vermogen).

  • Onderdeel 6.1. (Inkomen niet-rechthebbende echtgenoot in het buitenland) is aangepast aan de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Op basis van deze jurisprudentie rekent de SVB een toeslag op het ouderdomspensioen van een rechthebbende op inkomensvoorziening toe aan het inkomen van zijn echtgenoot als die in het buitenland verblijft.

De voorzitter van de Raad van bestuur SVB, N.A. Vermeulen, MBA.

Naar boven