Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 5 december 2013, nummer WBV 2013/26, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf B8/10 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:

10 Verwesterde schoolgaande minderjarige vrouwen

10.1 Beleidsregels voor de hoofdpersoon

De IND verleent een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid onder b, Vb, aan een verwesterde minderjarige vrouw als de minderjarige vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat bij terugkeer naar Afghanistan sprake is van een onevenredig zware psychosociale druk.

De IND beoordeelt of sprake is een onevenredige psychosociale druk aan de hand van in ieder geval de volgende omstandigheden:

  • a. de mate van verwestering van de minderjarige vrouw;

  • b. de medische omstandigheden (bij de minderjarige vrouw of bij een gezinslid); en

  • c. de samenstelling van het gezin.

ad a

De IND beoordeelt de mate van verwestering aan de hand van de volgende omstandigheden:

  • de minderjarige vrouw is tenminste tien jaar oud;

  • de verblijfsduur in Nederland bedraagt tenminste acht jaar, gerekend vanaf de datum van de eerste aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot aan de aanvraag tot een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, zoals in deze paragraaf is omschreven; en

  • het volgen van onderwijs in Nederland.

De IND verleent in ieder geval geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid onder b, Vb, als:

  • de minderjarige vrouw in Afghanistan kan worden beschermd door machtige actoren (stamoudsten, krijgsheren);

  • de minderjarige vrouw of een van haar gezinsleden de terugkeer naar Afghanistan frustreert (waaronder het voeren van procedures die enkel zijn gericht op het bemoeilijken van de terugkeer);

  • de minderjarige vrouw tussentijds is teruggekeerd naar Afghanistan; of

  • het gestelde in paragraaf C2/6.2.7 Vc of paragraaf C2/6.2.8 Vc van toepassing is (openbare orde beleid).

De IND merkt de groep vreemdelingen die in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor verwesterde minderjarige vrouwen aan als bijzondere groep aan wie in het kader van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 3.71, derde lid, Vb vrijstelling van het vereiste te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf kan worden verleend.

De IND wijst de aanvraag niet af wegens het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding.

Het uitgangspunt dat verwesterde vrouwen zich kunnen aanpassen (zie C7/3.2.2) blijft voor minderjarige vrouwen bestaan.

10.2 Beleidsregels voor de gezinsleden van de hoofdpersoon

De IND verleent een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid onder b, Vb, aan de ouders van een verwesterde minderjarige vrouw die aannemelijk heeft gemaakt dat bij terugkeer naar Afghanistan sprake is van een onevenredig zware psychosociale druk.

De IND merkt de ouders van een verwesterde minderjarige vrouw die aannemelijk heeft gemaakt dat bij terugkeer naar Afghanistan sprake is van een onevenredig zware psychosociale druk aan als bijzondere groep aan wie in het kader van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 3.71, derde lid, Vb vrijstelling van het vereiste te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf kan worden verleend.

De IND wijst de aanvraag niet af wegens het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding.

De IND verleent de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid onder b, Vb niet als ten aanzien van de ouders het gestelde in paragraaf C2/6.2.7 Vc of paragraaf C2/6.2.8 Vc van toepassing is (openbare orde beleid).

De IND verleent een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.13, tweede lid, Vb, aan de volgende gezinsleden van een verwesterde minderjarige vrouw die aannemelijk heeft gemaakt dat bij terugkeer naar Afghanistan sprake is van een onevenredig zware psychosociale druk:

  • minderjarige broer(s) en/of zus(sen); en

  • meerderjarige broer(s) en/of zus(sen) die nog deel uitmaken van het gezin.

De IND neemt aan dat meerderjarige broer(s) en/of zus(sen) niet langer deel uitmaken van het gezin als:

  • de meerderjarige broer of zus zelfstandig woont en in eigen onderhoud voorziet; of

  • de meerderjarige broer of zus een zelfstandig gezin vormt door het aangaan van een huwelijk of een relatie.

Als de meerderjarige broer of zus zelf de zorg heeft voor buitenhuwelijkse kinderen, is dit uitsluitend een reden om aan te nemen dat hij/zij niet langer feitelijk behoort tot het gezin van de hoofdpersoon, als daarnaast sprake is van een van de twee hiervóór genoemde omstandigheden.

De IND verleent de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.13, tweede lid, Vb niet als ten aanzien van de broer(s) en/of zus(sen) het gestelde in paragraaf C2/6.2.7 Vc of paragraaf C2/6.2.8 Vc van toepassing is (openbare orde beleid).

De IND wijst de aanvraag van de broer(s) en/of zus(sen) van de verwesterde minderjarige vrouw niet af wegens het ontbreken van een referentverklaring als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder k, Vw.

10.3 Verlenging en intrekking

De IND wijst de aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd alleen af, of trekt deze alleen in, als door een wijziging in de situatie in het land van herkomst de grond onder de vergunning komt te vervallen.

10.4 Beperking, arbeidsmarktaantekening en geldigheidsduur

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder p, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning aan de hoofdpersoon en haar ouders onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’.

Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder a, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning aan de broer(s) en/of zus(sen) onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ (bij de hoofdpersoon).

Op grond van artikel 3.58, zesde lid, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning aan de hoofdpersoon en haar ouders met een geldigheidsduur van één jaar. Op grond van artikel 3.58, negende lid, aanhef en onder a, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning aan de broer(s) en/of zus(sen) voor de duur van één jaar.

Op grond van artikel 3.1, derde lid, onder a, VV, luidt de arbeidsmarktaantekening van de hoofdpersoon, haar ouders en de broer(s) en/of zus(sen) ‘arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 5 december 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 22 februari 2011 heeft de toenmalige Minister voor Immigratie en Asiel in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 19 637, nr. 1400) maatregelen aangekondigd om de toelatingsprocedures te stroomlijnen. Deze maatregelen zijn nader uitwerkt in de brief aan de Tweede Kamer van 22 mei 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 19 637, nr. 1532). Eén van de maatregelen betreft de herschikking van de asielgronden.

Met de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening zijn de nationale gronden voor asielverlening, voorheen neergelegd in de onderdelen c en d van artikel 29, eerste lid, geschrapt. Onderdeel c voorzag in het verstrekken van de verblijfsvergunning asiel vanwege klemmende redenen van humanitaire aard, die verband houden met het redenen van het vertrek uit het land van herkomst. In de Vreemdelingencirculaire was het beleid aangaande bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard neergelegd in het C-deel. In de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging is opgenomen dat voor zover het gewenst is om voor een specifieke categorie vreemdelingen een toegesneden toelatingsbeleid te hanteren, zoals ten aanzien van verwesterde schoolgaande minderjarige meisjes uit Afghanistan, dit beleid kan worden ondergebracht bij een regulier humanitair verblijfsdoel.

Met dit WBV is de overgang van het beleidskader voor verwesterde schoolgaande minderjarige meisjes uit Afghanistan geregeld. Het beleidskader is verplaatst van hoofdstuk C7/2.6.2 naar het hoofdstuk waarin de tijdelijke humanitaire gronden zijn beschreven, hoofdstuk B8, paragraaf 10.

ARTIKELSGEWIJS

A

In de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging is opgenomen dat geborgd zal worden dat door het onderbrengen van de verwesterde meisjes bij een regulier verblijfsdoel geen materiële wijziging zal plaatsvinden en dat geen verslechtering van de rechtspositie van deze meisjes mag plaatsvinden.

De ouders van verwesterde minderjarige vrouwen kregen voorheen – net als de verwesterde minderjarige vrouw zelf – verblijf op grond van artikel 29, eerste lid, onder c Vw. Omdat geen materiële wijziging is beoogd, krijgen de ouders van de verwesterde minderjarige vrouw ook binnen het reguliere kader verblijf op dezelfde grond als hun dochter: humanitair tijdelijk. De verblijfsvergunning van de broer(s) en/of zus(sen) wordt verleend op grond van 3.13, tweede lid Vb. Deze wordt afhankelijk gesteld van de hoofdpersoon (de verwesterde minderjarige vrouw), daar waar de broer(s) en/of zus(sen) voorheen een van hun ouders afgeleide asielvergunning kregen.

De verwesterde minderjarige vrouw en haar gezinsleden worden vrijgesteld van het vereiste te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf als zij in aanmerking komen voor verblijf op grond van dit kader. Het ontbreken van een geldig document van grensoverschrijding wordt niet tegengeworpen en het meisje kan niet worden verplicht zich referent te stellen voor haar broer(s) en/of zus(sen).

In dit WBV is uiteengezet dat zowel de minder- als de meerderjarige broers en zussen in aanmerking komen voor verblijf bij de hoofdpersoon. Ten aanzien van de meerderjarige broers en zussen is evenwel opgenomen dat zij onderdeel moeten uitmaken van het gezin van de hoofdpersoon.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

Naar boven