Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 35686 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2013, 35686 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Economische Zaken handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;
Gelet op de artikelen 1, eerste lid, onderdeel dd, onder 1°, 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2° en 3°, onderdeel c en onderdeel e, en zevende lid, 33b, derde lid, onderdeel c, en 33c, eerste en derde lid van de Meststoffenwet en de artikelen 58 en 60 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
Besluit:
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel y, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
gebouw of afgescheiden gedeelte daarvan als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de wet, dat onderdeel uitmaakt van een bedrijf.
B
Artikel 35a, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt ‘verwerkt’ vervangen door ‘behandeld’ en wordt ‘bewerkte of verwerkte’ vervangen door ‘behandelde’.
2. In onderdeel e wordt ‘verwerkingscapaciteit’ vervangen door: behandelingscapaciteit.
C
In artikel 35c wordt ‘verwerken mestsoort’ vervangen door: behandelen mestsoort.
D
Na artikel 37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
E
In artikel 45, zevende lid, 46, zesde lid, aanhef en onderdeel b, en zevende lid, aanhef, 48, tweede lid, 50, vierde lid, en 52, tweede lid, wordt ‘bewerkt of verwerkt’ telkens vervangen door: behandeld.
F
Na artikel 45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
G
In artikel 46, zevende lid, onderdeel a, en 51, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘bewerkte of verwerkte’ vervangen door: behandelde.
H
In artikel 50, tweede lid, wordt ‘verwerkt’ vervangen door: behandeld.
I
In artikel 51, tweede lid, aanhef, wordt ‘bewerkt of verwerkt’ vervangen door: behandelt.
J
Na artikel 50 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
K
In artikel 59, onderdeel f, wordt ‘verwerkte’ vervangen door: behandelde.
L
Na hoofdstuk 8 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Als eindproduct als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel dd, onder 1°, van de wet, voldoet as waarin maximaal 10% organische stof aanwezig is.
1. Het verwerkingspercentage, bedoeld in artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, van de wet, bedraagt voor:
a. het in bijlage I bij de wet als gebied II omschreven gebied: 30 procent;
b. het in bijlage I bij de wet als gebied I omschreven gebied: 15 procent;
c. het deel van Nederland dat niet behoort tot de gebieden, bedoeld in de onderdelen a en b: 5 procent.
2. Indien een bedrijf bestaat uit verschillende productielocaties die zijn gelegen in verschillende gebieden als bedoeld in het eerste lid, geldt in een kalenderjaar voor het bedrijf het hoogste verwerkingspercentage.
De hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, bedoeld in artikel 33a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, bedraagt 100 kilogram.
1. Als categorieën landbouwers als bedoel in artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet worden aangewezen:
a. landbouwers die een biologisch veehouderijbedrijf als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007, L 189) hebben en de dierlijke meststoffen overdragen of laten overdragen aan een afnemer die behoort tot de categorie afnemers, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, waarbij de afvoer als bedoeld in artikel 89, eerste lid, tevens wordt beschouwd als het overdragen of laten overdragen aan een afnemer die behoort tot de categorie afnemers, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a;
b. landbouwers die op hun bedrijf dierlijke meststoffen afkomstig van paarden, pony’s of pluimvee produceren, en deze dierlijke meststoffen overdragen of laten overdragen aan een afnemer die behoort tot de categorie afnemers, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.
2. Als categorieën afnemers als bedoel in artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, worden aangewezen:
a. landbouwers die een bedrijf hebben waar biologisch plantaardige productie, als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU 2007, L 189) plaatsvindt;
b. ondernemers die champignonsubstraat bereiden.
3. Een afnemer als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, die in een kalenderjaar ingevolge artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, een hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, ontvangt, gebruikt in het desbetreffende kalenderjaar die hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, voor de bereiding van champignonsubstraat.
1. De afstand, bedoeld in artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 3°, van de wet, tussen:
a. het in België gelegen perceel en de Nederlandse grens bedraagt ten hoogste 25 kilometer;
b. het in Duitsland gelegen perceel en de Nederlandse grens bedraagt ten hoogste 20 kilometer.
2. De voorwaarden, bedoeld in artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 3°, van de wet, zijn de voorwaarden, genoemd in artikel 87, eerste lid, onderdelen a en d tot en met f.
Als voorwaarde, bedoeld in artikel 33a, tweede lid, onderdeel e, van de wet geldt dat het bedrijfsoverschot van de landbouwer in het desbetreffende kalenderjaar maximaal 25% van de totale mestproductie van zijn bedrijf in dat jaar bedraagt.
Het buiten Nederland brengen van champost telt niet mee voor het voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 33d, eerste lid, van de wet.
De periode, bedoeld in artikel 57 van het besluit, bedraagt het kalenderjaar waarvoor de mestverwerkingsovereenkomsten zijn gesloten.
1. In een mestverwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ee, onder 2°, van de wet, en in de overeenkomst, bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet, zijn opgenomen de door de Dienst Regelingen ter identificatie van de partijen bij de overeenkomst verstrekte relatienummers.
2. De gegevens die in het kader van artikel 33b, vijfde lid, worden gemeld zijn:
a. het kalenderjaar waarop de overeenkomst ziet;
b. de hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, waarvoor de overeenkomst is gesloten;
c. de door de Dienst Regelingen ter identificatie van de partijen bij de overeenkomst verstrekte relatienummers, waarbij per relatienummer is aangegeven het soort partij, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ee, onder 2°, van de wet dan wel de soort landbouwer, bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet.
M
Artikel 104, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a, b, c en f wordt ‘mestverwerking’ telkens vervangen door: mestbehandeling.
2. In de onderdelen c en e, wordt ‘verwerkt’ telkens vervangen door: behandeld.
3. In onderdeel d wordt ‘mestverwerkingsproces’ vervangen door: mestbehandelingproces.
4. In onderdeel h wordt ‘verwerkingsinstallatie’ vervangen door: behandelingsinstallatie.
N
Artikel 111a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a, c, e, f, g en h wordt ‘mestverwerking’ telkens vervangen door: mestbehandeling.
2. In onderdeel d wordt ‘verwerkt’ vervangen door’behandeld’ en wordt ‘te verwerken’ vervangen door: te behandelen.
3. In onderdeel e wordt ‘verwerkt’ vervangen door: behandelt.
4. In onderdeel f wordt ‘verwerkingsinstallatie’ vervangen door ‘behandelingsinstallatie’.
O
In artikel 122, derde lid, wordt ‘De in de artikelen 55, vierde lid’ vervangen door: De in artikel 33b, vijfde lid, van de wet bedoelde elektronische verstrekking van gegevens, de in de artikelen 55, vierde lid.
P
Bijlage F, onderdeel B, komt te luiden:
Omschrijving op VDM |
Code |
---|---|
Grensoverschrijdend Export België Export Duitsland Verklaring eigen gebruik Export Frankrijk Export overige landen Import België Import Duitsland Erkenning als grensoverschrijdend veeteeltbedrijf Import Frankrijk Import Overige landen |
11 12 13 14 19 21 22 23 24 29 |
Hoeveelheidbepaling Levering aan particulier Boer-boer Afvoer naar uitgebruik gegeven grond Afvoer naar natuurterrein Afvoer kleine bedrijven (< 350 kg N < 3ha) Konijnengier (drogestof < 2,5%) Keten paardenmest – substraat – champost Vervoer spoor 2 Vervoer per schip of per trein Gesplitst vervoer van vaste mest Afvoer naar tuincentrum of hovenier Afvoer uit covergistingsinstallatie Vervoer van mestkorrels Export van behandelde vaste mest |
31 32 33 34 35 36 37 38 45 46 47 93 94 95 |
Verwerking VDM geldt als mestverwerkingsovereenkomst: afvoer direct naar verwerker of export, in het kader van de verwerkingsplicht |
61 |
Uitzonderingen verwerkingsplicht – Regionale afzet – Afvoer naar champignonsubstraatbereider |
71 72 |
Bemonstering Mestmonster verloren gegaan Analyse van het monster mislukt Heranalyse |
50 52 53 |
Storingen apparatuur Apparatuur defect |
55 |
Bijzonderheden transport Geen wegtransport (bijv. pijpleiding KGBI) Wegtransport KGBI |
42 44 |
Q
Bijlage M wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tabel onder ‘Administratieve verplichtingen landbouwers’:
a. wordt voor de rij inzake de artikelen 34 en 35 van de Meststoffenwet, ingevoegd:
Art. 33b lid 5 |
Art. 34 |
Art. 72f |
Niet tijdig melden van gegevens inzake de mestverwerkings-overeenkomst of de overeenkomst als bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet |
M096 |
€ 100 |
Niet volledig melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst of de overeenkomst als bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet |
M097 |
€ 200 |
|||
Niet naar waarheid melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst of de overeenkomst als bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet |
M098 |
€ 300 |
|||
Niet melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst of de overeenkomst als bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet |
M099 |
€ 300 |
b. komt de rij inzake art. 32 lid 1 en 2, art. 33, art. 34, art. 36 onderdeel b en c, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet te luiden:
Art. 32 lid 1 en 2, art. 33, art. 34, art. 36 onderdeel b en c |
Art. 37a, 38, 39 |
Niet bijhouden van een inzichtelijke administratie per bedrijf door de landbouwer (incl. wijzigingen in de administratie) of niet in Nederland ter controle beschikbaar stellen |
M116 |
€ 300 |
2. In de tabel onder ‘Administratieve verplichtingen intermediairs’:
a. wordt voor de rij inzake de artikelen 34 en 35 van de Meststoffenwet, ingevoegd:
Art. 33b lid 5 |
Art. 34 |
Art. 72f |
Niet tijdig melden van gegevens inzake de mestverwerkings-overeenkomst |
M146 |
€ 100 |
Niet volledig melden van gegevens inzake de mestverwerkings-overeenkomst |
M147 |
€ 200 |
|||
Niet naar waarheid melden van gegevens inzake de mestverwerkings-overeenkomst |
M148 |
€ 300 |
|||
Niet melden van gegevens inzake de mestverwerkings-overeenkomst |
M149 |
€ 300 |
b. komt de rij inzake art. 39, art. 41 onderdeel b en c, art. 34 lid 1, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet te luiden:
Art. 39, art. 41 onderdeel b en c, art. 34 lid 1 |
Art. 2, art. 45a, 46, art. 47. art. 94 lid 3, art. 95 lid 3, art. 124 lid 1 |
Niet bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders door de intermediair, waaronder een administratie (H1-staat, formulier Dienst Regelingen) voor de hoeveelheden meststoffen die in iedere afzonderlijke opslagruimte zijn aangevoerd en uit die opslagruimte zijn afgevoerd (incl. wijzigingen in de administratie) of niet in Nederland ter controle beschikbaar stellen |
M162 |
€ 300 |
3. In de tabel onder ‘Administratieve verplichtingen overige leveranciers en afnemers bedrijven’ komt de rij inzake art. 44 lid 1, 2, 6, 7, art. 46 onderdeel b en c, art. 34, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet te luiden:
Art. 44 lid 1, 2, 6, 7, art. 46 onderdeel b en c, art. 34, |
Art. 50a, 51, art. 124 lid 1 |
Niet bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren of in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt (incl. wijzigingen in de administratie) of niet in Nederland ter controle beschikbaar stellen |
M208 |
€ 300 |
4. In de tabel onder ‘Vervoer van dierlijke meststoffen’:
a. wordt in de rij inzake artikel 15 en 34 van de Meststoffenwet en artikel 48 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in de vierde kolom ‘een niet geregistreerde intermediair’ vervangen door: een niet-geregistreerde of geschorste intermediair;
b. Na de rij inzake artikel 15 en 34 van de Meststoffenwet en artikel 48 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wordt een rij ingevoegd, luidende:
art. 48a |
Laten aanvoeren van dierlijke meststoffen bij een intermediaire onderneming zonder dat deze is geregistreerd of het laten aanvoeren van dierlijke meststoffen bij een intermediaire onderneming terwijl deze is geschorst |
M249 |
€ 300 |
5. In de tabel onder ‘Overige bepalingen’:
a. wordt in de rij inzake artikel 122 lid 2 en 3, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in de kolom Uitvoeringsbesluit (UB) ingevoegd: artikel 60, onderdeel b;
b. wordt in de rij inzake artikel 122 lid 4, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in de kolom Uitvoeringsbesluit (UB) ingevoegd: artikel 60, onderdeel b;
Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 19 december 2013
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
De onderhavige regeling strekt tot nadere invulling van de bepalingen die met de wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht) (Stb. 2013, 576) in de Meststoffenwet en de bepalingen die met het besluit van 18 december 2013 houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht) (Stb. 2013, 577) zijn ingevoegd.
In deze regeling wordt in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (verder: regeling) een aantal zaken nader uitgewerkt.
– De definitie van verwerken van dierlijke meststoffen wordt nader ingekleed (artikel 70).
– Het verwerkingspercentage voor de verschillende regio’s wordt vastgesteld (artikel 71).
– De verwerkingsdrempel wordt vastgesteld (artikel 72).
– Een aantal uitzonderingen op de verwerkingsplicht worden ingekaderd:
○ de biologische keten (artikel 72a, eerste lid, onderdeel a en tweede lid, onderdeel a);
○ de champostketen (artikel 72a, eerste lid, onderdeel b en tweede lid, onderdeel b, en artikel 72d);
○ de grensboeren (artikel 72b);
○ de regionale afzet (artikel 72c).
– De in de wet neergelegde administratieve verplichtingen worden uitgewerkt (artikel 72f).
Verder wordt een aantal opmerkingscodes aan het vervoersdocument dierlijke meststoffen toegevoegd en wordt de lijst met de hoogte van de bestuurlijke boetes en de bijbehorende feitcodes aangevuld met de artikelen die in het kader van de mestverwerkingsplicht zijn toegevoegd aan de mestregelgeving. In deze toelichting zullen deze wijzigingen achtereenvolgens worden toegelicht.
Tot slot is het begrip ‘verwerking’ voor zover dat in verband staat met dierlijke meststoffen vervangen door behandeling. Dit omdat in de Meststoffenwet verwerking van dierlijke meststoffen in het kader van de verwerkingsplicht een specifieke definitie heeft gekregen die afwijkt van het begrip zoals dit in de regeling werd gehanteerd (artikel I, de onderdelen C, E, G, H, I, K, M, N).
In artikel 70 wordt nadere invulling gegeven aan de definitie van verwerking van dierlijke meststoffen. In artikel 1, eerste lid, onderdeel dd, van de Meststoffenwet is bepaald dat het verwerken van dierlijke meststoffen onder andere bestaat uit het behandelen van dierlijke meststoffen tot een eindproduct dat voldoet aan de bij regeling van Onze Minister vast te stellen specificaties. Deze nadere specificaties zijn neergelegd in het genoemde artikel. Bepaald is dat de behandeling tot resultaat moet hebben dat de mest is omgezet in as waarin ten hoogste 10% organische stof (koolstofketens) aanwezig is. Dit impliceert dat de dierlijke meststoffen zijn verbrand of vergast en dat de verbranding of vergassing bij voldoende hoge temperatuur en/of voldoende lange duur heeft plaatsgevonden zodat het eindresultaat is dat het organisch materiaal dat in de dierlijke meststoffen aanwezig is, grotendeels is vergaan. De as kan nog kleine hoeveelheden verontreinigingen van organische stof bevatten (ongeveer 5%). Daarom is gekozen voor een tolerantiegrens van 10% organische stof op basis van droge stof.
Op basis van artikel 33c, eerste lid, van de Meststoffenwet stelt de minister mestverwerkingspercentages vast. Daarbij moet, krachtens het tweede lid, van genoemd artikel, rekening worden gehouden met in elk geval de verwachte mestproductie en de in Nederland beschikbare landbouwgrond. Het ligt voor de hand dat jaarlijks zal worden bezien of de percentages moeten worden aangepast. Zo kan rekening worden gehouden met de meest actuele gegevens over onder andere productieomvang, plaatsingsruimte, dieraantallen, gebruikt voer en aanwending van dierlijke meststoffen in Nederland.
De mestverwerkingspercentages zijn gedifferentieerd naar regio. Voor de regio-indeling is aangesloten bij de thans onder het stelsel van dierrechten geldende compartimentering van Nederland in de regio’s Zuid, Oost en Overig. De regio’s Zuid en Oost vertegenwoordigen die gebieden waar de productie aan dierlijke meststoffen groter is dan de afzetruimte binnen dat gebied, gebaseerd op de geldende gebruiksnormen, waarbij in regio Zuid de druk groter is dan in de regio Oost. De regio Overig daarentegen kent een productie die kleiner is dan de afzetruimte binnen dat gebied.
De volgende mestverwerkingspercentages worden vastgesteld: 30% voor de regio Zuid, 15% voor de regio Oost en 5% voor de regio Overig. Deze percentages zijn in samenspraak met het bedrijfsleven tot stand gekomen (Kamerstukken II 2012/13, 33 037, nr. 23, p. 4). Het is de verwachting dat dit percentage resulteert in een verplichte verwerking van ongeveer 15 miljoen kilogram fosfaat.
Het is in Nederland niet ongebruikelijk dat veehouderijbedrijven uit verschillende productielocaties bestaan. Als de productielocaties in verschillende regio’s liggen, doet zich de vraag voor welk verwerkingspercentage geldt. Het tweede lid van artikel 71, in combinatie met de in artikel 1 (artikel I, onderdeel A) ingevoegde definitie van productielocatie, voorziet hierin. Voor veehouderijbedrijven met productielocaties in verschillende regio’s, geldt voor alle productielocaties het hoogste percentage. Bijvoorbeeld: enkele productielocaties liggen in regio Oost en enkele productielocaties liggen in regio Overig. Voor alle deze locaties van dit veehouderijbedrijf geldt een verwerkingspercentage van 15%. Dit uit het oogpunt van uitvoerbaarheid, het beperken van administratieve verplichtingen, de controle en de handhaving. Het toepassen van verschillende verwerkingspercentages binnen één bedrijf zou, op basis van de voorgeschreven enkele mestboekhouding, problematisch zijn.
Veehouders die in een kalenderjaar een verwerkingsplicht van minder dan 100 kilogram fosfaat hebben, hoeven in dat jaar geen dierlijke meststoffen te verwerken. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 33 322 2012/13, nr. 6, p. 39) is aangegeven dat met het bedrijfsleven een ondergrens van 100 kilogram fosfaat is overeengekomen. Met deze drempel kan worden voorkomen dat een veehouder die een klein overschot produceert, een beperkte hoeveelheid dierlijke meststoffen bij een verwerker moet aanleveren. Dat zou leiden tot inefficiëntie.
Op basis van artikel 72a worden ter uitvoering van artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet, landbouwers en afnemers aangewezen. Het betreft een uitzondering op de verwerkingsplicht. De aangewezen landbouwers mogen het verwerkingsdeel van hun bedrijfsoverschot afvoeren naar de bijbehorende aangewezen afnemers. De volgende categorieën landbouwers en afnemers zijn aangewezen.
In de eerste plaats worden biologische veehouders en biologische akker- en tuinbouwers aangewezen. Ingevolge Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU 2008, L 250) bestaat voor een biologische veehouder de verplichting de op zijn bedrijf geproduceerde mest die hij niet op grond in eigen gebruik kan gebruiken, aan andere biologische landbouwers (met name akker- en tuinbouwers) over te dragen. Door deze verplichting bestaat voor biologische veehouders geen mogelijkheid een deel van het bedrijfsoverschot te laten verwerken, zoals het wetsvoorstel vereist. In verband hiermee wordt deze categorie landbouwers uitgezonderd van de verwerkingsplicht.
In de tweede plaats worden landbouwers die op hun bedrijf dierlijke meststoffen afkomstig van paarden, pony’s en pluimvee produceren en champignonsubstraatbereiders aangewezen. Bij deze uitzondering is aangesloten bij de begripsbepaling van ‘champost’: een product van paardenmest, ponymest, pluimveemest of een mengsel daarvan waarop champignons zijn geteeld (artikel 1 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet). De genoemde dierlijke meststoffen worden daartoe eerst aan een ondernemer geleverd die de meststoffen zodanig bewerkt dat deze geschikt zijn voor de teelt van champignons. Deze ondernemers worden champignonsubstraatbereiders genoemd. Een champignonsubstraatbereider levert de bewerkte dierlijke meststoffen vervolgens aan een champignonteler. De champignonteler voert de champost die ontstaan is na de productie van champignons, vervolgens af. Er bestaat dus een keten van vier partijen: paarden-/pony-/pluimveehouder – champignonsubstraatbereider – champignonteler – exporteur. Omdat ongeveer 90% van de champost wordt geëxporteerd en dus verwerkt en deze keten niet met een driepartijenovereenkomst kan worden bediend, wordt deze keten aangewezen en is de veehouder die de genoemde mest afvoert naar een champignonsubstraatbereider voor dat deel vrijgesteld van de verwerkingsplicht.
Om te voorkomen dat de champost die wordt geëxporteerd voor verwerkers ook nog eens meetelt voor het voldoen aan de verwerkingsplicht, waardoor alsnog te veel dierlijke meststoffen binnen de Nederlandse landbouw zouden blijven, is in artikel 72d bepaald dat de export van champost niet als verwerking van dierlijke mest wordt beschouwd.
Voorts is voor grensboeren een uitzondering op de verwerkingsplicht gemaakt. Het gaat hier om landbouwers die in Nederland zijn gevestigd, maar in Duitsland of België ook landbouwgrond hebben. Voor het berekenen van het bedrijfsoverschot telt de in het buitenland gelegen grond niet mee, terwijl de landbouwers feitelijk wel de grond in gebruik hebben. Daarom wordt deze landbouwers de gelegenheid geboden de mest die ze zouden moeten verwerken, op in Duitsland of België gelegen landbouwgrond die tot hun bedrijf behoort, aan te wenden. Dit is redelijk aangezien de mest feitelijk wordt geëxporteerd, zij het binnen de grenzen van het bedrijf.
In artikel 72b wordt een aantal voorwaarden gegeven waaraan moet zijn voldaan. Deze voorwaarden komen overeen met de voorwaarden die thans al gelden voor het ingevolge artikel 87 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zonder wegen en bemonsteren vervoeren naar de desbetreffende grenspercelen.
In het eerste lid van artikel 72b wordt de afstand van de grens tot het desbetreffende perceel gegeven. In het tweede lid worden de overige voorwaarden die in artikel 87 zijn gesteld, van overeenkomstige toepassing verklaard.
In artikel 72c worden nadere eisen gesteld aan de in artikel 33a, tweede lid, onderdeel e, van de wet opgenomen uitzondering op de verwerkingsplicht: de regionale afzet. In de toelichting bij het amendement waarmee dit onderdeel is geïntroduceerd, is bepaald dat nadere voorwaarden kunnen worden gesteld aan de regionale afzet om te voorkomen dat de verwerkingsplicht wordt ondergraven.
Artikel 72c bepaalt dat de landbouwer die gebruik maakt van deze uitzondering voor 75% grondgebonden moet zijn, oftewel maximaal een bedrijfsoverschot van 25% mag hebben. Met het stellen van deze eis wordt bewerkstelligd dat bedrijven met relatief beperkte bedrijfsoverschotten regionaal kunnen afzetten, en bedrijven met relatief grote overschotten onder de verwerkingsplicht vallen. Op deze wijze wordt het aantal bedrijven dat onder deze uitzonderingsbepaling valt beperkt. Daarmee wordt het effect beperkt dat als gevolg van het uitzonderen van bepaalde bedrijven, aan de overige bedrijven een hogere verwerkingsplicht moet worden opgelegd om toch evenwicht op de mestmarkt te kunnen bereiken.
Bij het stellen van deze eis is aansluiting gezocht bij een van de voorwaarden die van toepassing zijn op boer-boer- transport, op basis waarvan zonder wegen en bemonsteren dierlijke meststoffen in de regio kunnen worden afgezet.
In artikel 57 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet is bepaald dat een verwerker de hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, waarvoor hij met betrekking tot een kalenderjaar mestverwerkingsovereenkomsten heeft gesloten, verwerkt binnen een bij ministeriële regeling te stellen periode. Deze termijn wordt in artikel 72e gesteld op het kalenderjaar waarop de mestverwerkingsovereenkomst ziet. Dit betekent dat de verwerker in een kalenderjaar zoveel mest moet verwerken als waarvoor hij mestverwerkingsovereenkomsten heeft gesloten. Of de overeenkomst in januari of december is gesloten, maakt geen verschil. Het feit dat een overeenkomst ziet op een bepaald kalenderjaar is bepalend.
Bij de controle van verwerkende ondernemingen zal, net als bij landbouwers, de kalenderjaarsystematiek dus leidend zijn. Dit maakt de verwerkingsplicht controleerbaar en handhaafbaar. Dit vraagt van een verwerker dat hij in zijn bedrijfsvoering rekening houdt met wat hij in een bepaald jaar kan verwerken en kan aanvoeren of contracteren in het kader van de verwerkingsplicht. Dit betekent dat hij zijn verwerkingsacitviteiten deugdelijk plant en zo nodig afstemt met derde partijen die de dierlijke meststoffen behandelen ter uitvoering van driepartijenovereenkomsten. Benadrukt zij dat de verwerkende onderneming niet specifiek de in een kalenderjaar daadwerkelijk aangevoerde mest in datzelfde kalenderjaar hoeft te verwerken. Het stelsel stuurt namelijk op hoeveelheden dierlijke mest, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar verwerkt moeten worden, ongeacht wanneer deze aangevoerd zijn. Zo kan de verwerkende onderneming de in januari verwerkte mest mee laten tellen voor de uitvoering van zijn verplichting in het desbetreffende kalenderjaar, ook al is deze mest daadwerkelijk aangevoerd in december van het voorgaande kalenderjaar. Zo wordt tevens bereikt dat de gewenste mate waarin de druk op de mestmarkt in enig jaar wordt verminderd, ook daadwerkelijk in dat jaar wordt gerealiseerd.
In artikel 33b van de Meststoffenwet is bepaald welke gegevens in de driepartijenovereenkomst en de zogenoemde vervangende mestverwerkingsovereenkomst moeten zijn opgenomen. Het artikel biedt voorts een basis om nadere regels te stellen. In het eerste lid van artikel 72f is hieraan nadere invulling gegeven. Er is bepaald dat in de beide overeenkomsten het relatienummer moet zijn opgenomen. Dit om de controleerbaarheid te vergroten en aan te sluiten bij de wijze waarop het vervoerbewijs dierlijke meststoffen, dat tevens kan dienen als mestverwerkingsovereenkomst, is opgesteld.
In het tweede lid is bepaald welke gegevens uit de driepartijenovereenkomst en de vervangende verwerkingsovereenkomst in het kader van artikel 33b, vijfde lid, moeten worden gemeld aan de Dienst Regelingen (DR).
Landbouwers, intermediaire ondernemingen en overige ondernemingen als bedoeld in hoofdstuk VIII van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, moeten een administratie bijhouden. Uit de handhavingspraktijk is gebleken dat landbouwers en ondernemingen soms de administratie buiten Nederland hebben liggen. Dit kan de controle en handhaving van de meststoffenregelgeving bemoeilijken. Daarom is ten aanzien van de drie genoemde groepen in de artikelen 37a, 45a en 50a bepaald dat de administratie in Nederland beschikbaar moet worden gesteld voor controle.
In artikel 33b, vijfde lid, van de wet, is bepaald dat de gegevens van driepartijenovereenkomsten en vervangende verwerkingsovereenkomsten langs elektronische weg moeten worden gemeld. In artikel 122 is thans bepaald dat daartoe het elektronische portaal van DR moet worden gebruikt.
In de regeling worden enkele nieuwe opmerkingscodes geïntroduceerd.
In de eerste plaats is er een opmerkingscode relevant voor de vraag of een vervoerbewijs dierlijke meststoffen (VDM) moet worden beschouwd als mestverwerkingsovereenkomst. Opmerkingscode 61 is van belang voor de gevallen waarin het VDM geldt als mestverwerkingsovereenkomst. Dit kan het geval zijn als dierlijke meststoffen worden vervoerd naar een verwerkende onderneming met het oog op verwerking en dierlijke meststoffen direct worden geëxporteerd. In het eerste geval (afvoer naar verwerker) wordt de mest naar de verwerkende onderneming vervoerd en in de boekhouding van de verwerkende onderneming als aangevoerde mest opgenomen. In het tweede geval (directe export) wordt de dierlijke mest direct van de veehouder door de verwerkende onderneming geëxporteerd. In dat geval komt de mest dus niet in de opslag van de verwerkende onderneming terecht. De mest wordt in de administratie ook niet opgenomen als aangevoerde mest. In dit geval zal tevens een mestcode ‘grensoverschrijdend’ worden ingevuld.
In beide gevallen geldt het VDM als mestverwerkingsovereenkomst. Voor de veehouders zijn deze VDM’s van belang om te kunnen bewijzen dat ze invulling hebben gegeven aan hun verwerkingsplicht. Voor de verwerkende ondernemingen zijn deze VDM’s relevant om de omvang van hun verwerkingsplicht te bepalen. Immers, verwerkende ondernemingen moeten in een kalenderjaar de mest verwerken waarvoor ze mestverwerkingsovereenkomsten hebben gesloten.
De overige opmerkingscodes zijn relevant in verband met de controle op de verwerkingsplicht en de uitzonderingen daarop zoals die zijn opgenomen in de artikelen 72a, eerste lid, onderdeel b, en 72c.
Voor de controle op de overige uitzonderingen zijn geen nieuwe opmerkingscodes nodig omdat de huidige opmerkingscodes volstaan (grenspercelen) of omdat op de controle andere wijze kan plaatsvinden (biologische landbouwers).
Tot slot is opmerkingscode 95 (export van verhandelde mest) aangepast aan de definitie van verwerken, die in artikel 1, eerste lid, onderdeel dd, van de wet is opgenomen. Omdat het begrip ‘verwerken’ een beperkte definitie heeft gekregen, wordt ‘verwerkte vaste mest’ vervangen door ‘behandelde vaste mest’.
Voorts is bijlage M conform de systematiek die artikel 73 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet biedt, aangevuld met de artikelen die in het kader van de mestverwerkingsplicht zijn toegevoegd aan de mestregelgeving.
Het gaat daarbij om het geïntroduceerde artikel 33a, vijfde lid, het elektronisch melden van de gegevens uit de mestverwerkingsovereenkomst en de vervangende verwerkingsovereenkomst, het in Nederland beschikbaar hebben van de mestadministratie en het niet mogen laten aanvoeren van dierlijke meststoffen zonder te zijn geregistreerd.
De administratieve lasten en nalevingskosten zijn in het kader van de nota van wijziging van de Meststoffenwet en van de wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet ingeschat. Ten opzichte van die berekening leidt de wijziging van de regeling niet tot extra administratieve lasten en nalevingskosten.
De uitvoerings- en handhavingslasten zijn in het kader van de wijziging van het Uitvoeringsbestuit Meststoffenwet ingeschat. Ten opzichte van die berekening leidt de wijziging van de URM niet tot extra lasten.
De mestverwerkingsplicht versterkt ten algemene de naleving en werking van het stelsel van gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften en daarmee van de positieve milieueffecten van dat stelsel. De onderhavige regeling heeft ten opzichte van de wet van […] tot wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht) geen zelfstandige milieueffecten.
De beoogde datum van inwerkingtreding van deze wijzigingen is 1 januari 2014. Deze datum sluit aan bij de vaste verandermomenten voor regelgeving, zoals opgenomen in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Er wordt afgeweken van het uitgangspunt van het systeem van vaste verandermomenten dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding wordt bekendgemaakt in het Staatsblad. De reden hiervoor is dat de inwerkingtreding gekoppeld is aan de inwerkingtreding van het meergenoemde wetsvoorstel nadat dit tot wet is verheven. Die wet treedt eveneens in werking met ingang van 1 januari 2014, maar de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel was niet tijdig afgerond om deze wet minimaal twee maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding in het Staatsblad te publiceren. Het stelsel is gekoppeld aan kalenderjaren en aan de al bestaande verplichtingen in het kader van het stelsel van gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften. Er zou anders een onwerkbare situatie ontstaan voor zowel de ondernemers als de uitvoering. Indien wel aan de minimale invoeringstermijn van twee maanden zou zijn vastgehouden, zou inwerkingtreding daardoor eerst per 1 januari 2015 hebben kunnen plaatsvinden. Over de onwenselijkheid hiervan zij verwezen naar de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken aan de Tweede Kamer van 3 juli 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 33 322, nr. 13).
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-35686.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.