Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 13 december 2013, houdende de regeling van het toezicht op de terugkeer van vreemdelingen (Regeling toezicht terugkeer vreemdelingen)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

inspectie:

de Inspectie Veiligheid en Justitie;

instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend:

de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de Koninklijke marechaussee, de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het landelijke politiekorps of de Dienst Terugkeer en Vertrek;

inspecteurs:

ambtenaren of andere personen werkzaam bij of voor de inspectie;

minister:

de Minister van Veiligheid en Justitie;

terugkeerproces:

de handelingen, anders dan rechtshandelingen, gericht op de terugkeer van de vreemdeling naar het land van herkomst of een veilig derde land, in verband met het onrechtmatig verblijf in Nederland, de verwachting van het verlies van het verblijfsrecht op korte termijn, of de weigering van de toegang tot Nederland.

Artikel 2

  • 1. De inspectie houdt toezicht op het terugkeerproces.

  • 2. Bij de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak, ontvangt de inspectie geen aanwijzingen van de Minister of anderen over de te hanteren methodiek, haar oordeelsvorming en de rapportage daarover.

  • 3. De inspectie rapporteert periodiek omtrent de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde taak aan de Minister en aan andere betrokken bewindspersonen. Een afschrift van deze rapportage wordt verzonden aan de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend.

  • 4. Indien een rapportage niet binnen zes weken na het uitbrengen ervan aan de Minister door de Minister of een andere bewindspersoon openbaar is gemaakt, wordt deze openbaar gemaakt door plaatsing op de website van de inspectie.

  • 5. De inspectie brengt over de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde taak jaarlijks schriftelijk verslag uit aan de Minister en andere betrokken bewindspersonen.

Artikel 3

  • 1. De inspecteurs belast met de uitvoering van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde taak hebben te allen tijde toegang tot de ruimten die worden beheerd door de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend, voor zover daar het terugkeerproces wordt uitgevoerd, en de in die ruimten verblijvende vreemdelingen, tenzij er, naar het oordeel van de leidinggevende ambtenaar van betreffende instantie ter plaatse, gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de orde daardoor zal worden verstoord.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde inspecteurs worden door de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend geïnformeerd over de ter plaatse geldende veiligheidsvoorschriften en dienen de op grond daarvan gegeven aanwijzingen van die instanties terstond op te volgen.

  • 3. De instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend verlenen de in het eerste lid bedoelde inspecteurs terstond alle medewerking die zij redelijkerwijs voor hun taak behoeven en voorzien deze inspecteurs desgevraagd van inlichtingen, middelen en mogelijkheden om het toezicht uit te oefenen.

  • 4. Toezichthandelingen met betrekking tot de feitelijke uitzetting van vreemdelingen worden vooraf door de inspectie gemeld aan de Commandant Koninklijke marechaussee en de algemeen directeur van de Dienst Terugkeer en Vertrek, tenzij het met het oog op de onafhankelijke en effectieve uitvoering van het toezicht op het terugkeerproces naar het oordeel van de inspectie noodzakelijk is om deze melding achterwege te laten. Indien de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend van oordeel zijn dat een voorgenomen toezichthandeling in een specifiek geval niet mogelijk is, wordt dit met redenen omkleed aan de inspectie bericht.

  • 5. Artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde inspecteurs.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toezicht terugkeer vreemdelingen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 december 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

TOELICHTING

Algemeen

Mede met het oog op een humane en zorgvuldige uitvoering van het terugkeerproces, is het van belang dat onafhankelijk toezicht wordt uitgeoefend op dat proces. Met de onderhavige regeling wordt het integrale toezicht op het terugkeerproces aan de Inspectie Veiligheid en Justitie (hierna: de inspectie) opgedragen. Het toezicht wordt uitgeoefend bij de instanties die betrokken zijn bij het terugkeerproces, te weten de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de Koninklijke marechaussee, de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het landelijke politiekorps en de Dienst Terugkeer en Vertrek. De meeste van deze instanties zijn werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie, die ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 belast is met de feitelijke uitvoering van de terugkeer van vreemdelingen. De Minister van Defensie is korpsbeheerder van de Koninklijke marechaussee. Gezien de rol van de Koninklijke marechaussee binnen het terugkeerproces is deze regeling ook in overeenstemming met de Minister van Defensie vastgesteld.

Ten behoeve van de uitoefening van haar toezichtstaak ingevolge deze regeling, worden aan de inspectie enige bevoegdheden toegekend, die met name zien op het verkrijgen van toegang tot de ruimten waar het terugkeerproces wordt uitgevoerd en de in die ruimten verblijvende vreemdelingen. In deze regeling zijn voorts bijzondere bepalingen opgenomen om de onafhankelijkheid van het toezicht te waarborgen.

Uit artikel 8, zesde lid, van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348) (hierna: de Terugkeerrichtlijn), volgt dat er een effectief mechanisme voor het houden van toezicht op het terugkeerproces in de lidstaten dient te zijn. Het terugkeerproces vangt aan met een terugkeerbesluit en eindigt op het moment dat de vreemdeling daadwerkelijk arriveert in en toegang krijgt tot het land waarnaar hij uitreist of wordt verwijderd. Het begrip ‘terugkeer’ heeft in de Nederlandse regelgeving, met name de Vreemdelingenwet 2000, thans de betekenis die daaraan in de Terugkeerrichtlijn wordt gehecht. Het terugkeerproces zoals in deze regeling gedefinieerd omvat evenwel geen rechtshandelingen. Het toezicht richt zich op het correct en efficiënt functioneren van de bij het terugkeerproces betrokken instanties. Met deze regeling wordt het toezicht belegd bij een organisatie die onafhankelijk opereert van de diensten die met de uitvoering van het terugkeerproces zijn belast.

De hiervoor omschreven toezichtstaak is tot de inwerkingtreding van deze regeling uitgevoerd door de op 22 juli 2007 in het leven geroepen Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (hierna: CITT). Bij brief van 17 april 2013 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen de taken van de CITT per 1 januari 2014 onder te brengen bij de inspectie (Kamerstukken II, 2012/13, 19 637, nr. 1655). Met deze regeling wordt aan dit voornemen uitvoering gegeven.

De met deze regeling aan de inspectie opgedragen toezichtstaak ten aanzien van het terugkeerproces omvat niet de behandeling van individuele klachten over het terugkeerproces. Door de inspectie ontvangen klachten over de bij het terugkeerproces betrokken diensten worden dan ook conform artikel 2:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht onverwijld doorgezonden naar de tot behandeling van die klachten bevoegde bestuursorganen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In deze bepaling worden inspecteurs gedefinieerd als ambtenaren of andere personen werkzaam bij of voor de inspectie. Bij die andere personen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan externe deskundigen, door de inspectie aangetrokken omwille van hun bijzondere expertise op het onderhavige toezichtsterrein. Onder het terugkeerproces wordt ook de weigering van vreemdelingen aan de grens begrepen, nu bij deze categorie vreemdelingen ook sprake kan zijn van escortering door de Koninklijke marechaussee en de mogelijke toepassing van dwangmiddelen.

Artikel 2, tweede lid

Deze bepaling beoogt te waarborgen dat de inspectie bij de uitoefening van het toezicht op het terugkeerproces onafhankelijk te werk gaat. Deze onafhankelijkheid geldt niet alleen ten opzichte van de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend, maar ook ten opzichte van de bewindspersonen die de verantwoordelijkheid dragen voor die instanties c.q. voor de uitvoering van het terugkeerproces. Nadere invulling van de werkwijze van de inspectie geschiedt in een door de inspectie zelf op te stellen protocol.

Artikel 2, derde lid

Deze bepaling regelt de wijze van rapportage door de inspectie over de uitoefening van haar taken ingevolge artikel 2, eerste lid. Gerapporteerd wordt aan de Minister van Veiligheid en Justitie alsmede andere bewindspersonen die bij het terugkeerproces betrokken zijn. In dat verband kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de Minister van Defensie, verantwoordelijk voor de Koninklijke marechaussee, of de Minister van Buitenlandse Zaken, die betrokken is bij het afsluiten van terug- en overnameovereenkomsten met de landen van herkomst.

Artikel 2, vierde lid

Doorgaans zullen rapportages van de inspectie openbaar worden gemaakt door de voor het terugkeerproces verantwoordelijke bewindspersoon of bewindspersonen. Met het oog op het op zorgvuldige wijze afleggen van verantwoording over het onafhankelijk toezicht op het terugkeerproces is het van belang dat hierover in het openbaar wordt gerapporteerd. Het vierde lid voorziet er daarom in dat rapportages na uiterlijk zes weken na het uitbrengen ervan openbaar worden gemaakt. Ter voorkoming van enig misverstand zij opgemerkt dat de gronden, genoemd in de artikelen 10 en 11 van de Wet openbaarheid van bestuur, zich kunnen verzetten tegen openbaarmaking van rapportages of gedeelten daarvan.

Artikel 2, vijfde lid

Met het oog op het op zorgvuldige wijze afleggen van verantwoording over het onafhankelijk toezicht op het terugkeerproces is het voorts van belang dat jaarlijkse openbaar verslag wordt gedaan door de inspectie over het uitgevoerde toezicht. Dit verslag kan een onderdeel zijn van het Jaarverslag Inspectie Veiligheid en Justitie, waarin de verslaglegging ten aanzien van het toezicht op het terugkeerproces dan een afgebakend onderdeel vormt.

Artikel 3, eerste lid

Deze bepaling beoogt te waarborgen dat inspecteurs van de inspectie, belast met de uitoefening van het toezicht op het terugkeerproces toegang hebben tot de ruimtes die bij de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend in beheer zijn, voor zover daar het terugkeerproces wordt uitgevoerd. Deze waarborg voor toegang is noodzakelijk om het onafhankelijk toezicht daadwerkelijk vorm te kunnen geven. In zeer uitzonderlijke gevallen kan er evenwel grond bestaan om de toegang van inspecteurs toch te weigeren. Met het weren van inspecteurs dient terughoudend, en alleen in gevallen van gegronde vrees voor ordeverstoring om te worden gegaan.

Artikel 3, derde lid

De instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend, zijn op grond van deze bepaling verplicht terstond alle medewerking te verlenen die de inspectie redelijkerwijs voor de uitoefening van haar taak behoeft, bijvoorbeeld door het bieden van inzage in documenten. Dit laat onverlet dat de inspectie zich ook buiten de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend kan wenden tot organisaties en bedrijven die faciliteiten leveren in het kader van het terugkeerproces, zoals de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de KLM. De verplichtingen die op grond van dit artikel gelden voor de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend, gelden evenwel niet voor deze overige bedrijven en organisaties.

Artikel 3, vierde lid

Deze bepaling geeft als hoofdregel dat voorgenomen toezichtshandelingen met betrekking tot de feitelijke uitzetting in het kader van het terugkeerproces door de inspectie vooraf worden gemeld aan de betrokken instanties. Naar aanleiding van die melding kunnen deze instanties aangeven dat in een specifiek geval een voorgenomen toezichtshandeling onmogelijk is. De gronden hiertoe dienen te worden gemotiveerd aan de inspectie. Daarnaast maakt deze bepaling het mogelijk dat de inspectie ook onaangekondigd toezichtshandelingen in het terugkeerproces kan uitvoeren. Over de wijze waarop de inspectie aan deze mogelijkheid invulling geeft, treedt de inspectie in overleg met de instanties waar het toezicht wordt uitgeoefend.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven