19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1655 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2013

Het toezicht op het correct en efficiënt functioneren van ambtenaren en diensten, betrokken bij de terugkeer van vreemdelingen naar het land van herkomst of een derde land wordt sinds 2007 uitgevoerd door de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT) onder voorzitterschap van de heer H. Gualthérie van Weezel. In de afgelopen jaren heeft de CITT de voor dit onderwerp verantwoordelijke bewindspersonen met raad en daad bijgestaan en geadviseerd op dit weerbarstige terrein.

Ieder jaar publiceert de CITT haar jaarverslag met bevindingen en advies en ieder jaar wordt dit jaarverslag met uw Kamer besproken. De CITT heeft in de afgelopen jaren, zoals zij het zelf uitdrukken, «vrij en onverveerd» toezicht gehouden op de terugkeer van vreemdelingen.

De blik van de CITT was daarbij de afgelopen jaren gericht op zowel de wijze waarop betrokken functionarissen in de praktijk omgaan met vreemdelingen bij het daadwerkelijke uitzettingsproces, als op de effectiviteit en efficiency van de terugkeerketen. Uit dit toezicht en de jaarverslagen van de CITT zijn veel aanbevelingen voortgekomen die geholpen hebben het terugkeerproces zo humaan mogelijk uit te voeren, maar die ook geholpen hebben de werkprocessen te verbeteren. Voor deze jaren van positief-kritisch toezicht verdient de CITT welverdiende lof.

In 2007 is de CITT bij Ministerieel Besluit ingesteld. De drie leden zijn benoemd voor de duur van 6 jaar. De termijn van dit mandaat loopt per 1 juli aanstaande af. Voor mij is dit een natuurlijk moment om te kijken naar de wijze waarop dit toezicht in de toekomst ingericht dient te worden. Hierbij spelen Rijksbrede ontwikkelingen mede een rol. Voor het toezicht betreft dat een groeiende aandacht voor de kwaliteit van ketenprocessen en het bezien van werkprocessen in bredere samenhang dan alleen op één onderdeel van de uitvoering van overheidsbeleid.

In december van 2012 is aan de heer J. de Leeuw van ABDTOPConsult gevraagd een toekomstverkenning uit te voeren naar de wijze waarop in de toekomst het toezicht op de terugkeer van vreemdelingen vormgegeven dient te worden. Zijn rapport treft u in de bijlage aan1.

De heer De Leeuw adviseert de taken van de CITT binnen afzienbare tijd onder te brengen bij de Inspectie voor Veiligheid en Justitie (hierna: de Inspectie). Dit biedt volgens het advies betere waarborgen voor de professionaliteit waarmee de toezichtstaak in de toekomst uitgevoerd moet worden. Wel adviseert de heer De Leeuw om de werkwijze die de CITT nu hanteert om toezicht te houden op met name het uitzetproces, te borgen in de werkwijze van de Inspectie. Hierover dienen goede afspraken te worden gemaakt, zodat ook geborgd wordt dat in het toezicht de benodigde tijd en aandacht besteed blijft worden aan het terugkeerproces.

Op deze manier is het volgens het advies mogelijk om het beste van twee werelden (de professionaliteit van de Inspectie en de know-how van zeer specifiek toezicht op het precaire proces van terugkeer door de CITT) te verenigen en zo te komen tot verdere kwaliteitsverbeteringen in de terugkeerketen.

Ik heb, in onderlinge afstemming met de voorzitter van de CITT, besloten het advies op te volgen.

Dit houdt in dat de Inspectie vanaf 1 januari 2014 het toezicht zal gaan houden op het Terugkeerproces in al zijn geledingen, dus zowel op de humane bejegening van vreemdelingen als op de effectiviteit en efficiency van de werkprocessen. Het komende jaar wordt benut voor een goede overdracht van taken en de borging van de werkwijze van het toezicht op het uitzettingsproces van de CITT bij de Inspectie. In de overgangsfase zullen de werkwijze en expertise van de CITT benut blijven worden. In het voorjaar van 2014 zal de CITT haar laatste jaarverslag publiceren.

Om de goede overdracht te borgen zullen de drie commissieleden, tevens voorzitters van de kamers, van de CITT herbenoemd worden tot 1 juli 2014. De leden van de kamers worden herbenoemd tot 1 januari 2014.

Ten aanzien van het borgen van de onafhankelijkheid van het toezicht bij overdracht van taken naar de Inspectie voor Veiligheid en Justitie merkt de heer De Leeuw op dat de Inspectie al is erkend als nationaal preventiemechanisme in het kader van het protocol bij het VN-verdrag tegen foltering, OPCAT (Optional Protocol to the Convention against Torture). Ook op grond van de Terugkeerrichtlijn heeft de Inspectie de bevoegdheid om toezicht te houden. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Inspectie toegang tot alle plaatsen die relevant kunnen zijn voor het toezicht en voert zij al inspecties uit op de plaatsen waar het vreemdelingenbeleid daadwerkelijk uitgevoerd wordt. En in haar oordeelsvorming is de Inspectie onafhankelijk. De bevoegd bewindspersoon kan in zijn beleidsreactie opvattingen formuleren over de conclusies van de inspectie, maar hij kan niet tornen aan de conclusies als zodanig. Dit biedt naar mijn mening voldoende zekerheid dat de Inspectie het toezicht op de terugkeer van vreemdelingen in volledige onafhankelijkheid en met voldoende waarborgen omkleed zal uitvoeren.

De overdracht van bevoegdheden zal naar verwachting gepaard gaan met een (kleine) efficiencywinst, doordat de ondersteunende taken van de CITT kunnen worden geïntegreerd in de staf van de Inspectie. De intensiteit van het toezicht zal op zijn minst gelijk blijven.

Door de overdracht van de taken van de CITT naar de Inspectie blijft onafhankelijk en professioneel toezicht op het terugkeerproces gewaarborgd, terwijl er in dit toezicht gebruik gemaakt wordt van de know-how en expertise die de CITT in de afgelopen jaren heeft opgebouwd. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat op deze wijze het beste van twee werelden (CITT en Inspectie) verbonden wordt, zodat het toezicht op de terugkeer van vreemdelingen op vertrouwenwekkende wijze voortgezet wordt.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven