Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 december 2013, kenmerk 178367-114497-Z, houdende wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van bedragen en percentages die van belang zijn voor de inkomensafhankelijke bijdrage over het jaar 2014

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 42, tweede en derde lid, 43, derde lid, 45, derde en vierde lid, van de Zorgverzekeringswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling zorgverzekering wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘2013’ vervangen door ‘2014’ en ‘€ 50.853,00’ vervangen door: € 51.414,00.

2. Het tweede, derde en vierde lid komen te luiden:

  • 2. Het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage per loontijdvak ten hoogste in aanmerking wordt genomen, wordt voor het jaar 2014 vastgesteld op:

    Loontijdvak

    Maximum bijdrage-inkomen

    Dag

    € 197,74

    Week

    € 988,73

    Vier weken

    € 3.954,92

    Maand

    € 4.284,50

    Kwartaal

    € 12.853,50

    Jaar

    € 51.414,00

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage per loontijdvak ten hoogste in aanmerking wordt genomen, voor werknemers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 vastgesteld op:

    Loontijdvak

    Maximum bijdrage-inkomen

    Dag

    € 224,51

    Week

    € 1.122,57

    Vier weken

    € 4.490,30

    Maand

    € 4.864,60

    Kwartaal

    € 14.593,81

  • 4. In afwijking van het tweede lid wordt het bedrag, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de Zorgverzekeringswet, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage per loontijdvak ten hoogste in aanmerking wordt genomen, voor werknemers als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 vastgesteld op:

    Loontijdvak

    Maximum bijdrage-inkomen

    Dag

    € 209,85

    Week

    € 1.049,26

    Vier weken

    € 4.197,06

    Maand

    € 4.547,09

    Kwartaal

    € 13.641,28

B

In artikel 5.3 wordt ‘2013’ vervangen door: 2014.

C

Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vierde lid wordt ‘7,75’ telkens vervangen door: 7,50.

2. In het tweede en vijfde lid wordt ‘5,65’ telkens vervangen door: 5,40.

3. Het derde lid, onderdeel a, wordt vervangen door:

  • a. over bijdrage-inkomen voortvloeiende uit werkzaamheden van een verzekeringsplichtige aan boord van een zeeschip, die werkzaam is op basis van een zee-arbeidsovereenkomst, de uitzendovereenkomst daaronder begrepen, mits de werkgever of scheepseigenaar het risico als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Zorgverzekeringswet, zolang deze verzekeringsplichtige niet is teruggekeerd of heeft kunnen terugkeren naar het land waar hij hoort, op grond van een verdragsrechtelijke bepaling of een bepaling die daar op stoelt in belangrijke mate voor zijn rekening neemt;.

D

In artikel 5.5 wordt ‘2013’ vervangen door: 2014.

E

In artikel 5.7, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 15, eerste lid, onderdelen a, b en c, sub 1°,’ vervangen door ‘artikel 15, eerste lid, onderdeel c, sub 1°,’ en wordt ‘in verband met het verrichten van de in die artikelen bedoelde andere werkzaamheden:’ vervangen door: omdat zij de in die artikelen bedoelde andere werkzaamheden verrichten:.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, derde subonderdeel, werkt terug tot en met 1 januari 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Met de onderhavige wijzigingsregeling worden de volgende wijzigingen met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor 2014 doorgevoerd:

  • aanpassing van het maximum bijdrage-inkomen (op jaarbasis en voor de diverse loontijdvakken);

  • aanpassing van de percentages inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw overeenkomstig de begroting (Financieel Beeld Zorg) 2014 en

  • het repareren van een omissie door ook voor uitzendkrachten die werkzaam zijn aan boord van een zeeschip en voor wie de scheepseigenaar het risico van de kosten van Zvw-zorg in belangrijke mate voor zijn rekening neemt, het nihil-percentage van toepassing te laten zijn.

Onderstaand wordt nader op deze wijzigingen ingegaan.

Artikel I, onderdelen A, B en C sub 1 en 2

Het bijdrage-inkomen, bedoeld in artikel 42 van de Zvw, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage ten hoogste in aanmerking wordt genomen, bedraagt voor het jaar 2014 € 51.414,00 (artikel I, onderdeel A, eerste subonderdeel). Dit bedrag is gelijk aan het bij en krachtens artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) voor het jaar 2014 geregelde maximum-premieloon voor de werknemersverzekeringen. Het tweede subonderdeel van dit artikel regelt het maximaal in aanmerking te nemen loon per loontijdvak.

Het percentage aan inkomensafhankelijke bijdrage dat inhoudingsplichtigen ingevolge artikel 45, eerste lid, Zvw over het loon van hun werknemers verschuldigd zijn (verder het hoge percentage genoemd), daalt van 7,75 in 2013 naar 7,5 in 2014. Het percentage aan inkomensafhankelijke bijdrage dat verzekeringsplichtigen ingevolge artikel 45, tweede lid Zvw over hun bijdrage-inkomen verschuldigd zijn (verder het lage percentage genoemd) daalt van 5,65 naar 5,40.

In het hiernavolgende wordt aangegeven waarom het percentage van de inkomensafhankelijke bijdrage is gedaald.

De belangrijkste oorzaak van de ontwikkeling van de inkomensafhankelijke bijdrage is het wegvallen van het beoogde exploitatiesaldo in het Zorgverzekeringsfonds van € 2 miljard uit de begroting 2013. In de begroting 2013 was een overschot in het Zorgverzekeringsfonds nodig om tekorten in eerdere jaren weg te werken. Dat is gelukt. Het fonds heeft naar huidige inschatting een vermogenssaldo van circa nul per ultimo 2013. Het overschot werd in 2013 bewerkstelligd door de nominale rekenpremie en inkomensafhankelijke bijdrage hoger vast te stellen dan lastendekkend. Dat hoeft dus in 2014 niet meer, waardoor de premies kunnen dalen. Dit leidt tot een daling van de inkomensafhankelijke bijdrage met circa 0,35 procentpunt.

De groei van de zorguitgaven van zorgverzekeraars van 2013 op 2014 (€ 1,2 miljard) is hoger dan de groei van het premieplichtig inkomen. De uitgavenstijging leidt daarom tot een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage met circa 0,05 procentpunt.

De groei van de rechtstreekse uitgaven van het Zorgverzekeringsfonds met € 0,4 miljard (dit betreft vooral de beschikbaarheidsbijdragen) leidt tot een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage met circa 0,05 procentpunt.

De beperking van de reserveopbouw door zorgverzekeraars met € 0,2 miljard leidt tot een daling van de inkomensafhankelijke bijdrage van circa 0,05 procentpunt.

De daling van de overige baten van het Zorgverzekeringsfonds met € 0,2 miljard leidt tot een daling van de inkomensafhankelijke bijdrage van circa 0,05 procentpunt.

De neerwaartse bijstelling van het bijdrageplichtig inkomen in verband met de lagere economische groei vergt dat het percentage voor de inkomensafhankelijke bijdrage in 2014 hoger wordt vastgesteld om een gegeven bedrag te innen. Dit leidt tot een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage van circa 0,05 procentpunt.

Een laatste verklaring is gelegen in de regels ten aanzien van de 50/50-verdeling. Per saldo brengt het nominale deel in de jaren 2006 tot en met 2013 naar huidige inschatting € 0,7 miljard meer op dan de inkomensafhankelijke bijdrage. Daarom dient de inkomensafhankelijke bijdrage in 2014 € 0,2 miljard meer op te leveren dan het nominale deel. In 2013 levert het inkomensafhankelijke deel € 0,6 miljard meer op. Daarom daalt het aandeel van de inkomensafhankelijke bijdrage in de totale premielast van 2013 naar 2014. Dit heeft een opwaarts effect op de nominale rekenpremie van circa € 30 en een neerwaarts effect op de inkomensafhankelijke bijdrage van circa 0,05%.1

Artikel I, onderdeel C, sub 3

In artikel 5.4, derde lid, onderdeel a, van de Regeling zorgverzekering is geregeld dat voor verzekeringsplichtigen die werkzaam zijn op een zeeschip geen inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd is (nihiltarief) indien de zeewerkgever of scheepseigenaar op grond van een verdragsverplichting of een bepaling die op zo'n verdragsverplichting stoelt de kosten van geneeskundige zorg betaalt waaraan zijn medewerkers buitengaats (en in landen waarin zij niet thuishoren) behoefte hebben. Tot voor kort gold deze vrijstelling op grond van het Verdrag van Seattle zoals geïmplementeerd in het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts voor degenen die op een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. Sinds de inwerkingtreding, op 20 augustus 2013, van het Maritiem arbeidsverdrag (welk verdrag met ingang van die datum in het BW is geïmplementeerd) dienen de werkgevers of scheepseigenaren ook de buitengaats gemaakte kosten voor uitzendkrachten op zeeschepen voor hun rekening te nemen. Dientengevolge wordt in het nieuwe artikel 5.4, derde lid, onderdeel a, ook ten aanzien van hen een nihiltarief voor de inkomensafhankelijke bijdrage geregeld.

Aangezien in de praktijk de zeewerkgevers en scheepseigenaren de buitengaats gemaakte zorgkosten voor hun uitzendkrachten al voor de inwerkingtreding van het Maritiem arbeidsverdrag voor hun rekening namen, krijgt deze bepaling terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 5.7, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling zorgverzekering heeft kort gezegd tot doel om van diegenen die op grond van de in dat onderdeel genoemde artikelen van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (BUBKVV 1999) van de dekking van de volksverzekeringen zouden zijn uitgesloten indien zij naast hun niet-verzekeringsplichtige arbeid geen wel-verzekeringsplichtige arbeid zouden hebben verricht, slechts het loon uit de wel-verzekeringsplichtige arbeid voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage in aanmerking te nemen. De gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao, en Sint Maarten, alsmede hun ambtenaren, zijn echter op grond van artikel 15, eerste lid, onderdelen a en b, van het BUBKVV 1999 sowieso uitgezonderd van de kring van verzekerden voor de volksverzekeringen. Derhalve dient in artikel 5.7, tweede lid, onderdeel c, niet naar die artikelonderdelen van het BUBKVV 1999 verwezen te worden. De tweede wijziging betreft slechts een verduidelijking van wat artikel 5.7, tweede lid, onderdeel c, beoogt te regelen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 33 750 XVI, nr. 2 200 (p. 200 e.v. Financieel Beeld zorg Begroting 2014.

Naar boven