Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 10 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/265935, tot wijziging van de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen in verband met het invoeren van het verplicht schatkistbankieren

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 4.22, 4.25, eerste lid, 4.35 en 4.74, tweede lid, van het Waterschapsbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8, vijfde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de mutaties in het begrotingsjaar, te onderscheiden in:

    • 1°. overname;

    • 2°. nieuwbouw door derden;

    • 3°. geactiveerde lasten;

    • 4°. waardecorrectie leidend tot vermeerdering;

    • 5°. overboeking onderhanden werk;

    • 6°. verkoop;

    • 7°. ontvangen bijdragen van de Europese Unie;

    • 8°. ontvangen bijdragen van het Rijk;

    • 9°. ontvangen bijdragen van provincies;

    • 10°. ontvangen bijdragen van overige openbare lichamen;

    • 11°. ontvangen bijdragen van overigen;

    • 12°. afschrijvingen; en

    • 13°. waardecorrectie leidend tot vermindering;.

B

Bijlage 1 wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.

C

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A komt onderdeel 4 te luiden:

4 Bijdragen aan derden

4.1 Bijdragen aan bedrijven

4.2 Bijdragen aan het Rijk

4.3 Bijdragen aan openbare lichamen

4.4 Bijdragen aan overigen

2. In onderdeel B komt onderdeel 4 te luiden:

4 Bijdragen van derden

4.1 Bijdragen van de Europese Unie

4.2 Bijdragen van het Rijk

4.3 Bijdragen van provincies

4.4 Bijdragen van overige openbare lichamen

4.5 Bijdragen van overigen

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

BIJLAGE BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, VAN 00 DECEMBER 2013, NR. IENM/BSK-2013/265935, TOT WIJZIGING VAN DE REGELING BELEIDSVOORBEREIDING EN VERANTWOORDING WATERSCHAPPEN INZAKE HET REGISTREREN EN AAN DERDEN VERSTREKKEN VAN FINANCIËLE INFORMATIE MET BETREKKING TOT DE WET HOUDBARE OVERHEIDSFINANCIËN

Bijlage 1 bij artikel 2 van de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen

OPBOUW EMU-SALDO

(bedragen x € 1000,–)

1 Exploitatiesaldo voor bestemming van reserves:

...............

     

2 Invloed investeringen (zie staat van vaste activa):

 

-/-

bruto-investeringsuitgaven

-/- ...............

+

investeringsbijdragen

+ ...............

+

verkoop van materiële en immateriële vaste activa

+ ...............

+

afschrijvingen

+ ...............

     

3 Invloed voorzieningen (zie staat van voorzieningen)

 

+

toevoegingen aan voorzieningen t.l.v. exploitatie

+ ...............

-/-

onttrekkingen aan voorzieningen t.b.v. exploitatie

-/- ...............

-/-

onttrekkingen rechtstreeks uit voorzieningen

-/- ...............

     

4 Deelnemingen en aandelen:

 

-/-

boekwinst

-/- ...............

+

boekverlies

+ ...............

     
     

EMU-SALDO

..................

TOELICHTING

Deze regeling heeft tot doel het Besluit van 7 november 2013 tot wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met het invoeren van het verplicht schatkistbankieren (Stb, 2013, 456) uit te werken in de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen. De wijzigingen in het genoemde besluit vloeien voort uit de Wet financiering decentrale overheden en de Wet houdbare overheidsfinanciën.

De genoemde wijziging van het Waterschapsbesluit en deze regeling treden op dezelfde datum in werking, te weten 1 januari 2014.

In het kader van de Wet houdbare overheidsfinanciën is het van belang dat het EMU-saldo van de verschillende overheden op de juiste wijze wordt bepaald en dat wordt voorkomen dat dit saldo onnodig wordt belast. Hiervoor is het noodzakelijk dat de waterschappen in hun administraties, verantwoordingsdocumenten en informatieverstrekking aan het CBS specifieker inzicht geven in de organisaties waarvan zij subsidies en andere bijdragen ontvangen. Daarbij is het tevens van belang dat de waterschappen de bijdrage die zij aan het Deltafonds betalen en de subsidieontvangsten die zij vanuit dit fonds ontvangen in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (hierna: HWBP) uniform verantwoorden.

Gelet op deze achtergrond wordt met de onderhavige regeling de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen op vier onderdelen aangepast.

Ten eerste worden nieuwe mutatiesoorten geïntroduceerd ten aanzien van de materiële vaste activa (artikel 8, vijfde lid, onderdeel b, onder 7° tot en met 11° van de regeling). De mutaties betreffen de bijdragen die het waterschap van derden ten behoeve van investeringen ontvangt. Het gaat hier zowel om subsidies als andere financiële bijdragen. De bijdragen die de waterschappen ontvangen van de zogenoemde ‘dijkrekening’ van het Deltafonds ten behoeve van projecten die zijn opgenomen in het HWBP moeten tot mutatiesoort ‘Ontvangen bijdragen van het Rijk’ worden gerekend (artikel 8, vijfde lid, onderdeel b, onder 8°).

Ten tweede worden twee aanpassingen doorgevoerd in de berekening van het EMU-saldo. De eerste aanpassing betreft het begin van de berekening van het EMU-saldo, namelijk het exploitatiesaldo van waterschappen. Door het aanpassen van de naam wordt aangegeven dat alleen de onttrekkingen en toevoegingen aan de reserves buiten het exploitatiesaldo gehouden moeten worden. Voor het overige hoeft op deze plaats in de berekening geen enkele correctie op het exploitatiesaldo te worden toegepast; dat gebeurt later in de berekening ten aanzien van bijvoorbeeld onttrekkingen en toevoegingen aan voorzieningen. Dit betekent ook dat het exploitatiesaldo niet moet worden geschoond van de opbrengstsoort geactiveerde lasten. Geactiveerde lasten zijn kosten die in de exploitatiebegroting van een waterschap zijn opgenomen, maar verband houden met investeringen en worden geactiveerd. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat er geen betalingen rechtstreeks ten laste van reserves en geen externe vermeerderingen van reserves zijn toegestaan. De verslaggevingvoorschriften staan het waterschappen immers niet toe transacties met derden rechtstreeks uit de reserves te financieren en ontvangen bedragen rechtstreeks aan reserves toe te voegen. Alle mutaties van reserves moeten via het resultaat van de exploitatiebegroting of -rekening lopen en deze mutaties behoren dan ook tot het hier op te nemen exploitatiesaldo.

De tweede aanpassing in de berekening van het EMU-saldo betreft het vervangen van het begrip ‘investeringssubsidies’ door het begrip ‘investeringsbijdragen’. Met deze wijziging wordt tot uitdrukking gebracht dat niet alleen ontvangen subsidies ten gunste van het EMU-saldo komen, maar ook andere bijdragen van derden ten behoeve van investeringen van de waterschappen.

Ten derde wordt in bijlage 2, onderdeel A, bij de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen de kostensoortgroep ‘Bijdragen aan derden’ gewijzigd. De kostensoortgroep ‘Bijdragen aan derden’ wordt zodanig nader gespecificeerd dat voldoende inzicht ontstaat in de organisaties waaraan het waterschap subsidies verstrekt. Tot de kostensoort ‘Bijdragen aan het Rijk’ wordt gerekend de betalingen van het waterschap aan het Rijk waartegenover geen direct aanwijsbare prestatie staat. Het gaat voornamelijk om bijdragen in de exploitatiekosten in de vorm van subsidies. Waterschappen kennen diverse subsidieregelingen waar het Rijk aanspraak op kan maken. Voorbeelden zijn: subsidieregeling voor sanering van lozingen en de subsidieregeling voor afkoppeling verhard oppervlak. Aan de kostensoort moeten ook de zogenoemde solidariteitsbijdragen aan het Deltafonds worden gerekend die de waterschappen betalen in verband met hun deelname aan het HWBP. Uiteraard geldt dit alleen indien deze bijdragen door een waterschap niet worden geactiveerd. Ook uitkeringen aan het Rijk voor schades die het gevolg zijn van tekortkomingen in de taakuitoefening of van de uitvoering van werkzaamheden door het waterschap (planschaden) die niet als onderdeel van de projectkosten worden geactiveerd behoren tot deze kostensoort.

Tot de kostensoort ‘Bijdragen aan openbare lichamen’ worden gerekend de betalingen van het waterschap aan andere openbare lichamen waartegenover geen direct aanwijsbare prestatie staat. Het gaat voornamelijk om bijdragen in de exploitatiekosten in de vorm van subsidies. Waterschappen kennen diverse subsidieregelingen waar andere overheden aanspraak op kunnen maken. Voorbeelden van zulke regelingen zijn een subsidieregeling voor de sanering van lozingen en de ‘Subsidie afkoppelen bestaand verhard oppervlak’.

Ook uitkeringen aan openbare lichamen voor schades die het gevolg zijn van tekortkomingen in de taakuitoefening of van de uitvoering van werkzaamheden door het waterschap (planschaden) die niet als onderdeel van de projectkosten worden geactiveerd behoren tot deze kostensoort.

Tot de openbare lichamen behoren provincies, gemeenten, (andere) waterschappen, gemeenschappelijke regelingen en andere lichamen of organen die op grond van artikel 1, de onderdelen a en k, van de Wet financiering decentrale overheden zijn aangewezen (zie artikel 4.1 van het Waterschapsbesluit).

Ten slotte wordt in bijlage 2, onderdeel B, bij de Regeling beleidsvoorbereiding en verantwoording waterschappen de opbrengstsoortgroep ‘Bijdragen van derden’ gewijzigd. De bijdragen van de Europese Unie, het Rijk, provincies, overige openbare lichamen en overigen worden afzonderlijk opgenomen onder de opbrengstsoorten die onderdeel uitmaken van de opbrengstsoortengroep ‘Bijdragen van derden’. Al deze opbrengstsoorten omvatten bijdragen van andere organisaties aan het waterschap waarbij geen rechtstreeks verband is tussen de bijdrage en een door het waterschap verrichte dienst of uitgevoerd werk. Het gaat alleen om bijdragen ter dekking van exploitatiekosten en niet van investeringsuitgaven.

De opbrengstsoort ‘Bijdragen van de Europese Unie’ zal voornamelijk betrekking hebben op ontvangsten van het waterschap vanuit Europese subsidieprogramma’s.

Bepalend voor de indeling van een bijdrage in deze of de volgende opbrengstsoort is de organisatie die het bedrag uitbetaalt. Indien bijvoorbeeld de provincie als uitvoerings- en betalingsloket voor een subsidieregeling van de Europese Unie fungeert, wordt het bedrag niet tot deze opbrengstsoort gerekend, maar tot de opbrengstsoort ‘Bijdragen van provincies’.

De opbrengstsoort ‘Bijdragen van het Rijk’ omvat met name bijdragen die in het kader van wettelijke regelingen aan het waterschap worden verleend.

Tot de opbrengstsoort ‘Bijdragen van provincies’ wordt gerekend de bijdragen ter dekking van exploitatiekosten van het waterschap.

Tot de opbrengstsoort ‘Bijdragen van overige openbare lichamen’ worden bijdragen van openbare lichamen in de zin van de Wet financiering decentrale overheden gerekend die geen provincies zijn.

De administratie van het waterschap en de rapportages aan het CBS dienen eenmalig te worden aangepast ten behoeve van de nieuwe indeling van de verantwoordingsdocumenten. De uitvoering van de aanpassingen leidt niet tot significante financiële consequenties voor de waterschappen en passen binnen de normale bedrijfsvoering. Er zijn geen administratieve lasten voor burgers en bedrijven verbonden aan deze ministeriële regeling.

Volledigheidshalve kan aangaande de inwerkingtreding nog worden verwezen naar de nota van toelichting bij het Besluit van 7 november 2013 tot wijziging van het Waterschapsbesluit in verband met het invoeren van het verplicht schatkistbankieren (Stb, 2013, 456).

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven