B
Bijlage 1.1 van de Binnenvaartregeling (Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995)
wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de puntkomma aan het einde van onderdeel 93 door een punt, vervalt
in artikel 1.01 vervalt onderdeel 94.
2. In artikel 7.06, derde lid, wordt na ‘(besluit 2007-I-15)’ ingevoegd: , editie 2.0.
3. Artikel 8.01, tweede lid, komt te luiden:
-
2. Drukvaten voor de bedrijfsvoering van het schip moeten
-
a. vóór de eerste ingebruikstelling,
-
b. vóór een hernieuwde ingebruikstelling na een verandering of reparatie, en
-
c. met regelmaat en ten minste elke vijf jaar,
door een erkende deskundige op de bedrijfszekerheid worden gekeurd. Deze keuring bestaat
uit een interne en externe controle. Voor persluchthouders die intern niet onberispelijk
gecontroleerd kunnen worden, of waarvan de onberispelijke staat bij de interne controle
niet afdoend kon worden vastgesteld, moet bijkomend een andere niet-destructieve keuringsprocedure
of een waterdrukcontrole worden toegepast.
Inzake de keuring moet een door de erkende deskundige ondertekende verklaring worden
opgesteld waaruit de datum van de keuring blijkt. Andere installaties die controle
vereisen zoals stoomketels, andere drukvaten, alsmede hun toebehoren en liften moeten
voldoen aan de voorschriften van één der Rijnoeverstaten of van België.
4. Artikel 10.02, eerste lid, komt te luiden:
5. Artikel 10.03, vijfde lid, komt te luiden:
-
5. Draagbare blustoestellen moeten ten minste iedere twee jaar door een deskundige worden
gekeurd. Hiervan moet een kenmerking op het blustoestel worden aangebracht, ondertekend
door de deskundige die de keuring heeft verricht, en waarop de datum van de keuring
is aangegeven.
6. Artikel 10.03a, zesde lid, komt te luiden:
-
6. De installaties moeten:
-
a. vóór de eerste ingebruikstelling,
-
b. voor hernieuwde ingebruikstelling na in werking te zijn geweest,
-
c. vóór een hernieuwde ingebruikstelling na een wezenlijke verandering of reparatie,
en
-
d. met regelmaat en ten minste elke twee jaar,
door een erkende deskundige worden gekeurd. Keuringen overeenkomstig onderdeel d kunnen
ook door een deskundige van een bedrijf dat deskundig is op het gebied van brandblusinstallaties
worden uitgevoerd.
7. Artikel 10.03b, negende lid, onderdeel b, komt te luiden:
8. In artikel 11.02 wordt, onder vernummering van het vijfde tot zevende lid, het vierde
lid vervangen door drie leden, luidende:
-
4. De buitenkanten van de dekken, de gangboorden en de werkplekken, waarbij de valhoogte
meer dan 1 m kan bedragen, moeten zijn voorzien van een verschansing of dennenboom
van elk ten minste 0,90 m hoogte of van doorlopende relingen die voldoen aan de Europese
norm EN 711 : 1995. Indien het gangboord een neerklapbare reling bezit, dan moeten
-
a. aan de dennenboom tevens doorlopende handrelingen met een diameter van 0,02 tot 0,04 m
op een hoogte tussen 0,7 en 1,1 m en
-
b. op goed zichtbare plaatsen aan het begin van het gangboord tekens overeenkomstig Bijlage
I, schets 10, met een diameter van ten minste 15 cm zijn aangebracht.
-
5. In afwijking van het vierde lid hoeven bij duwbakken en sleepschepen zonder verblijven
geen verschansingen of relingen aanwezig te zijn, indien
-
a. aan de buitenkanten van de dekken en gangboorden voetlijsten,
-
b. aan de dennenbomen handrelingen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, en
-
c. op goed zichtbare plaatsen op het dek tekens overeenkomstig Bijlage I, schets 10,
met een diameter van ten minste 15 cm zijn aangebracht.
-
6. In afwijking van het vierde lid hoeven bij schepen met een glad- of trunkdek de relingen
niet onmiddellijk aan de buitenkanten van dat dek of in de gangboorden te zijn aangebracht,
indien
-
a. de verkeerswegen over deze dekken lopen,
-
b. de verkeerswegen en werkgebieden op deze dekken door vaste relingen overeenkomstig
de Europese norm EN 711 : 1995 zijn omgeven en
-
c. op goed zichtbare plaatsen op de passages naar de niet door relingen beschermde gebieden
tekens overeenkomstig Bijlage I, schets 10, met een diameter van ten minste 15 cm
zijn aangebracht.
9. Artikel 11.04, tweede lid, komt te luiden:
-
2. De vrije breedte van het gangboord kan tot een hoogte van 0,90 m daarboven tot 0,50
m beperkt blijven wanneer de vrije breedte in het gedeelte daarboven tussen de buitenkant
van de scheepshuid en de binnenkant van de opening van het laadruim ten minste 0,65
m bedraagt.
10. Artikel 11.12 wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het zesde en zevende lid komen te luiden:
-
6. Kranen moeten:
-
a. vóór de eerste ingebruikstelling,
-
b. vóór een hernieuwde ingebruikstelling na een wezenlijke verandering of reparatie,
en
-
c. met regelmaat en ten minste elke tien jaar,
door een erkende deskundige worden gekeurd. Daarbij dient de aanwezigheid van voldoende
stevigheid en stabiliteit rekenkundig en door een belastingsproef aan boord te worden
aangetoond.
Voor kranen waarvan de bedrijfslast niet meer bedraagt dan 2000 kg kan de erkende
deskundige beslissen het rekenkundige bewijs geheel of gedeeltelijk te vervangen door
een proef met het 1,25-voudige van de bedrijfslast die over het hele werkgebied wordt
uitgevoerd. Inzake de keuring moet een door de erkende deskundige ondertekende verklaring
worden opgesteld waaruit de datum van de keuring blijkt.
-
7. Kranen dienen regelmatig, echter ten minste één keer per jaar, door een deskundige
te worden gekeurd. Hierbij dient door visuele controle en controle van het functioneren
te worden vastgesteld dat de kraan veilig is.
Hiervan moet een verklaring worden afgegeven, ondertekend door de deskundige die de
keuring heeft verricht, en waarin de datum van de keuring is aangegeven.
2°. Het achtste lid vervalt onder vernummering van het negende en tiende tot achtste
en negende lid.
3°. Het negende lid (nieuw) komt te luiden:
11. Artikel 14.13 komt te luiden:
Artikel 14.13 Keuring
Vloeibaargasinstallaties moeten
-
a. vóór de eerste ingebruikstelling,
-
b. vóór een hernieuwde ingebruikstelling na een wezenlijke verandering of reparatie,
en
-
c. bij iedere vernieuwing van de in artikel 14.15 bedoelde aantekening,
door een erkende deskundige worden gekeurd. De erkende deskundige moet controleren
of de installatie aan de eisen van dit hoofdstuk voldoet.
Met betrekking tot de keuring moet een door de erkende deskundige ondertekende verklaring
worden opgesteld waaruit de datum van de keuring blijkt. Hiervan moet een kopie aan
de Commissie van Deskundigen worden overgelegd.
12. In artikel 14a.02, eerste lid, vervalt ‘Nederlandse’.
13. Artikel 15.03 wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het vijfde lid vervalt de laatste volzin.
2°. In het negende lid, onderdeel a, wordt ‘Met betrekking tot Nederlandse vaartuigen
wordt een sprong of een nis in een dwarsschot, waarvan de lengte groter is dan 2,50
m als een langsschot beschouwd.’ vervangen door: Een sprong of een nis in een dwarsschot,
waarvan de lengte groter is dan 2,50 m, wordt als een langsschot beschouwd.
14. Artikel 15.06 wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het eerste lid, komt de laatste volzin te luiden: Dekzones, die door dekzeilen
of dergelijke mobiele inrichtingen niet alleen naar boven, maar ook zijdelings gedeeltelijk
of geheel zijn overdekt, moeten aan dezelfde eisen als aan gesloten passagiersverblijven
voldoen.
2°. Het vijftiende lid komt te luiden:
-
15. Opbouwen die volledig of waarvan de daken uit panoramaruiten bestaan, of overdekkingen
door dekzeilen of dergelijke mobiele inrichtingen evenals de constructies daaronder
mogen slechts van dergelijk materiaal zijn vervaardigd en dusdanig zijn gerealiseerd
dat in geval van schade de kans op verwonding van personen aan boord zo klein mogelijk
is.
15. Artikel 15.11 wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
2°. In het vierde lid vervalt ‘Nederlandse’.
3°. Lid 7a komt te luiden:
16. Artikel 22a.04 komt te luiden:
Artikel 22a.04 Drijfvermogen en stabiliteit
-
1. Op vaartuigen met een lengte L van meer dan 110 m, met uitzondering van passagiers-schepen,
zijn de leden 2 tot en met 10 van toepassing.
-
2. De basisgegevens voor de stabiliteitsberekening – ledig scheepsgewicht en ligging
gewichtszwaartepunt – moeten worden bepaald door een hellingproef overeenkomstig bijlage
I van de IMO-Resolutie MSC 267 (85).
-
3. De aanvrager moet met een berekening die berust op de procedure van het wegvallen
van het opdrijvend vermogen, aantonen dat het drijfvermogen en de lekstabiliteit van
het schip voldoende zijn. Alle berekeningen moeten zodanig worden uitgevoerd dat daarbij
aan trim en inzinking geen vaste waarden zijn toegekend. Het bewijs van voldoende
drijfvermogen en stabiliteit van het schip in lekke toestand moet worden aangetoond
bij een belading, die met de grootste inzinking van het schip overeenkomt en gelijkmatig
over alle laadruimten is verdeeld, en bij maximale voorraden en een volle tank van
het schip. Bij een ongelijksoortige lading, moet de stabiliteitsberekening worden
gebaseerd op de meest ongunstige beladingstoestand. Deze stabiliteitsberekening moet
aan boord worden bewaard. Hierbij moet voor tussenstadia van het volstromen (25%,
50% en 75% van de eindtoestand van het volgestroomd zijn en, indien van toepassing,
vlak vóór het volstromen uit dwarsrichting) en vóór de eindtoestand van het volgelopen
zijn, onder de bovenstaande beladingcondities aan het rekenkundig bewijs van voldoende
stabiliteit zijn voldaan.
-
4. Voor de lekke toestand moeten de volgende uitgangspunten in acht worden genomen:
-
a. Omvang van de schade aan een scheepszijde:
langsscheeps: ten minste 0,10 L,
dwarsscheeps: 0,59 m,
verticaal: vanaf de basis naar boven onbegrensd.
-
b. Omvang van de schade aan de scheepsbodem:
langsscheeps: ten minste 0,10 L,
dwarsscheeps: 3,00 m,
verticaal: vanaf de basis naar boven 0,39 m, lensput uitgezonderd.
-
c. Alle in de beschadigde zone aanwezige schotten zijn als lek te beschouwen, dat wil
zeggen dat de schotindeling zo gekozen moet zijn dat het vaartuig ook bij het vollopen
van twee of meer direct achter elkaar liggende afdelingen blijft drijven. Voor de
hoofdmachinekamer behoeft slechts het drijfvermogen aangetoond te worden voor de ééncompartimentsstandaard,
dat wil zeggen machinekamereindschotten worden als niet beschadigd beschouwd. Bij
een bodembeschadiging moeten ook dwarsscheeps naast elkaar liggende afdelingen als
volgelopen worden beschouwd.
-
d. Er moet met een permeabiliteit van 95% worden gerekend. Wordt door een berekening
aangetoond dat de gemiddelde permeabiliteit van een compartiment kleiner is dan 95%,
dan kan de berekende waarde worden aangehouden.
De volgende waarden moeten ten minste worden bereikt:
-
– Machinekamers en bedrijfsruimten: 85%
-
– Laadruimen: 70%
-
– Dubbele bodems, brandstoftanks, ballasttanks enz. en al naar gelang deze tanks uit
hoofde van hun bestemming bij het in het vlak van de grootste inzinking liggende vaartuig
als vol of als ledig moeten worden aangenomen: 0 of 95%.
-
e. Voor de berekening van het effect van de vrije oppervlakken bij alle tussenstadia
van het volstromen wordt uitgegaan van het bruto grondvlak van de beschadigde ruimten.
-
5. Bij alle tussenstadia van het vollopen als bedoeld in het derde lid moet aan de volgende
criteria worden voldaan:
-
a. De hoek van de slagzij φ van de evenwichtssituatie van het betreffende tussenstadium
mag niet meer bedragen dan 15° (5° bij niet vastgezette containers).
-
b. Afgezien van de slagzij vanuit de evenwichtssituatie van het betreffende tussenstadium
moet het positieve bereik van de kromme van de armen van statische stabiliteit een
oprichtende arm van statische stabiliteit aangeven van GZ ≥ 0,02 m (0,03 m bij niet
vastgezette containers), voordat de eerste onbeschermde opening onder water komt dan
wel een hoek van de slagzij φ van 27° (15° bij niet vastgezette containers) bereikt
wordt.
-
c. Niet waterdichte openingen mogen niet onder water komen voordat de hoek van de slagzij
van de evenwichtssituatie van het betreffende tussenstadium is bereikt.
-
6. Bij de eindtoestand van het volgestroomd zijn moet aan de volgende criteria worden
voldaan:
-
a. De onderzijde van niet waterdicht afsluitbare openingen (bijv. van deuren, ramen,
toegangsluiken) moet in de eindtoestand van het volgelopen zijn ten minste 0,10 m
boven het vlak van inzinking liggen.
-
b. De hoek van de slagzij van de evenwichtssituatie mag niet meer bedragen dan 12° (5°
bij niet vastgezette containers).
-
c. Afgezien van de slagzij vanuit de evenwichtssituatie moet het positieve bereik van
de kromme van de armen van statische stabiliteit een oprichtende arm van statische
stabiliteit aangeven van GZR ≥ 0,05 m en het vlak onder de kromme moet ten minste
0,0065 m rad bereiken, voordat de eerste onbeschermde opening onder water komt dan
wel een hoek van de slagzij van φ 27° (10° bij niet vastgezette containers) bereikt
wordt.
-
d. Indien niet waterdichte openingen onder water komen voordat de evenwichtssituatie
is bereikt, wordt het vollopen van de ruimten die daarmee in verbinding staan in de
berekening van de lekstabiliteit meegenomen.
-
7. Wanneer doorstroomopeningen in de langsschotten worden voorzien ten behoeve van vermindering
van asymmetrisch volstromen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
-
a. Voor de berekening van het uit dwarsrichting volstromen moet de IMO-Resolutie A.266
(VIII) worden toegepast;
-
b. ze moeten automatisch functioneren;
-
c. ze mogen niet van afsluitmechanismen zijn voorzien;
-
d. de tijd die nodig is voor een volledige vereffening mag niet meer bedragen dan 15
minuten.
-
8. Indien openingen, waardoor onbeschadigde afdelingen alsnog vol kunnen lopen, waterdicht
kunnen worden afgesloten, dan moeten deze afsluitinrichtingen aan beide zijden goed
leesbaar van het volgende opschrift zijn voorzien: ‘Opening na doorgang direct sluiten’.
-
9. Het rekenkundig bewijs als bedoeld in het derde tot en met zevende lid wordt geacht
te zijn geleverd wanneer lekstabiliteitsberekeningen overeenkomstig Deel 9 van het
ADN, met een positief resultaat worden overlegd.
-
10. Indien het noodzakelijk is om aan de voorwaarden van het derde lid te voldoen moet
het vlak van de grootste inzinking opnieuw worden vastgesteld.
17. In artikel 24.02, tweede lid, wordt de tabel als volgt gewijzigd:
1°. De rij met vermelding ‘7.06, lid 3’ komt te luiden:
7.06, lid 3
|
Inland AIS-apparatuur
|
Een Inland AIS-apparaat, waarvan de typegoedkeuring op editie 1.0 en 1.01 van de teststandaard
is gebaseerd, mag uiterlijk tot en met 30.11.2015 worden ingebouwd en na deze datum
nog worden gebruikt.
|
2°. In de rij met de vermelding ‘10.02, lid 1, onderdeel a, onder bb’ wordt deze vermelding
vervangen door: 10.02, lid 1, onderdeel d, onder 2°.
3°. In de rij met de vermelding ‘11.02, lid 4, onderdeel a’ wordt deze vermelding vervangen
door: 11.02, lid 4.
4°. In de rij met de vermelding ‘11.04, lid 2, onderdeel a’ wordt deze vermelding vervangen
door: 11.04, lid 2.
5°. In de rij met de vermelding ‘11.12, lid 2, 4, 5 en 10, onderdeel a’ wordt deze vermelding
vervangen door: 11.12, lid 2,4, 5 en 9.
18. In artikel 24.06, vijfde lid, wordt de tabel als volgt gewijzigd:
1°. De rij met vermelding ‘7.06, lid 3’ komt te luiden:
7.06, lid 3
|
Inland AIS-apparatuur
|
Een Inland AIS-apparaat, waarvan de typegoedkeuring op editie 1.0 en 1.01 van de teststandaard
is gebaseerd, mag uiterlijk tot en met 30.11.2015 worden ingebouwd en na deze datum
nog worden gebruikt.
|
2°. In de rij met de vermelding ‘10.02, lid 1, onderdeel a, onder bb’ wordt deze vermelding
vervangen door: 10.02, lid 1, onderdeel d, onder 2°.
3°. De rij met de vermelding ‘11.02, lid 4, onderdeel a’ vervalt.
4°. In de rij met de vermelding ‘11.04, lid 2, onderdeel a’ wordt deze vermelding vervangen
door: 11.04, lid 2.
5°. In de rij met de vermelding ‘11.12, lid 2, 4, 5 en 10, onderdeel a’ wordt deze vermelding
vervangen door: 11.12, lid 2, 4, 5 en 9.
19. In bijlage N, deel I, onderdeel A wordt ‘in deel protocol 2007-I-15 vermelde vereisten
van de teststandaard’ vervangen door: in besluit 2007-I-15 vermelde eisen van de teststandaard,
editie 2.0.
20. Bijlage N, deel III, onderdelen 2 en 3 komen te luiden:
-
2. Lijst van de volgens het Reglement onderzoek schepen op de Rijn toegelaten Inland
AIS-apparatuur
Lijst van de vanaf 1 april 2008 tot en met 18 oktober 2012 op grond van typegoedkeuringen
overeenkomstig de teststandaard, editie 1.0 en 1.01, toegelaten Inland AIS-apparatuur.
Een Inland AIS-apparaat, waarvan de typegoedkeuring op editie 1.0 en 1.01 van de teststandaard
is gebaseerd, mag uiterlijk tot en met 30.11.2015 worden ingebouwd en na deze datum
nog worden gebruikt.
Volgnr.
|
Type
|
Fabrikant
|
Houder van de typegoedkeuring
|
Datum van de goedkeuring
|
Bevoegde autoriteit
|
Goedkeuringsnummer
|
|
|
|
|
|
|
|
Lijst van de vanaf 19 oktober 2012 op grond van typegoedkeuringen overeenkomstig de
teststandaard, editie 2.0, toegelaten Inland AIS-apparatuur.
Volgnr.
|
Type
|
Fabrikant
|
Houder van de typegoedkeuring
|
Datum van de goedkeuring
|
Bevoegde autoriteit
|
Goedkeuringsnummer
|
|
|
|
|
|
|
|
-
3. Lijst van de volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn op grond van gelijkwaardige
typegoedkeuringen toegelaten Inland AIS-apparatuur
Lijst van de vanaf 1 april 2008 tot en met 18 oktober 2012 op grond van type-goedkeuringen
overeenkomstig de teststandaard, editie 1.0 en 1.01, toegelaten Inland AIS-apparatuur.
Een Inland AIS-apparaat, waarvan de typegoedkeuring op editie 1.0 en 1.01 van de teststandaard
is gebaseerd, mag uiterlijk tot en met 30.11.2015 worden ingebouwd en na deze datum
nog worden gebruikt.
Volgnr.
|
Type
|
Fabrikant
|
Houder van de typegoedkeuring
|
Datum van de goedkeuring
|
Bevoegde autoriteit
|
Goedkeuringsnummer
|
|
|
|
|
|
|
|
Lijst van de vanaf 19 oktober 2012 op grond van typegoedkeuringen overeenkomstig de
teststandaard editie 2.0, toegelaten Inland AIS-apparatuur
Volgnr.
|
Type
|
Fabrikant
|
Houder van de typegoedkeuring
|
Datum van de goedkeuring
|
Bevoegde autoriteit
|
Goedkeuringsnummer
|
|
|
|
|
|
|
|