Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 21 november 2013, nr. IENM/BSK-2013/268260 houdende wijziging van de Regeling aanpassing voertuigen in verband met de afschaffing van de erkenning snelheidsbegrenzers en diverse andere wijzigingen

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 70n, 99, tweede lid, 100, derde lid, 101, eerste en tweede lid, en 102, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling aanpassing voertuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepalingen van ‘controleapparaat’, ‘erkenning snelheidsbegrenzers’, ‘installateur’ en ‘mobiele installatie-eenheid’ vervallen.

2. De begripsbepaling ‘erkenning LPG’ wordt vervangen door:

erkenning gasinstallaties:

erkenning om de installatie van LPG-gasinstallaties in motorrijtuigen te keuren;.

3. De begripsbepaling van ‘erkenning wijziging constructie’ komt te luiden:

erkenning wijziging constructie:

een erkenning als bedoeld in artikel 100 van de wet die kan bestaan uit een erkenning GWC of een erkenning gasinstallaties;.

4. In de begripsbepaling van ‘inrichting’ vervalt ‘een mobiele keuringseenheid gerechtigd is keuringen uit te voeren, een mobiele installatie-eenheid gerechtigd is handelingen te verrichten in het kader van het installeren van snelheidsbegrenzers, of’.

5. In de alfabetische opsomming wordt ingevoegd:

opnamekaart gasinstallatie:

bewijs volgens een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model dat de gasinstallatie overeenkomstig deze regeling is gekeurd;.

B

Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In deze regeling wordt verstaan onder:

    richtlijn 93/34/EEG:

    richtlijn nr. 93/34/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1993 betreffende de voorgeschreven opschriften op twee-of driewielige motorvoertuigen (PbEG 1993, L 311);

    richtlijn 2007/46/EG:

    richtlijn nr. 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PbEU 2007, L 263);

    VN/ECE-reglement 115:

    VN/ECE-reglement 115 als bedoeld in bijlage VA van de Regeling voertuigen.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een erkenning wijziging constructie kan worden verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor een of meer in Nederland gevestigde werkplaatsen, ter zake van de in hoofdstuk 2 met betrekking tot een erkenning gasinstallaties of in hoofdstuk 4 met betrekking tot een erkenning GWC aangegeven werkzaamheden.

2. In het tweede lid vervalt ‘, 3’.

D

Artikel 4 vervalt.

E

Hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. ERKENNING GASINSTALLATIES

AFDELING 1. ERKENNINGSEISEN
§ 1. Gebouw en uitrusting
Artikel 6
  • 1. De werkplaats bestemd voor het keuren van gasinstallaties is overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van verwarming.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ruimte heeft zodanige afmetingen en is zodanig ingericht dat de motorvoertuigen die behoren tot de groep waarvoor de erkenning voor de betrokken werkplaats wordt aangevraagd in deze werkplaats zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn.

  • 3. In de in het eerste lid bedoelde ruimte is een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen en andere gassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd.

  • 4. In de in het eerste lid bedoelde ruimte kan de administratie van de keuringen behoorlijk worden uitgevoerd.

  • 5. In de werkplaats is een voorziening aanwezig die geschikt is voor het gebruik van datacommunicatie. Deze voorziening bestaat uit een computer of terminal met een modem, geschikt voor de toegangsstructuur van door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde netwerken. Tevens is een voorziening aanwezig, geschikt voor aansluiting op de datacommunicatie, ten behoeve van het afdrukken van opnamekaarten gasinstallatie.

Artikel 7
  • 1. In de werkplaats bestemd voor het keuren van gasinstallaties is een doelmatige inspectieput of hefinrichting aanwezig die geschikt is voor de groep motorvoertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken werkplaats wordt aangevraagd en die is voorzien van een doelmatige verlichting. Wanneer niet duidelijk blijkt wat het draagvermogen van een hefinrichting is, wordt hiervoor door de fabrikant of een onafhankelijk instituut een verklaring overgelegd. Het draagvermogen wordt zichtbaar op de hefinrichting aangebracht.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde inspectieput of hefinrichting is zodanig uitgevoerd dat de LPG-technicus in staat is de onderkant van een voertuig nagenoeg over de hele lengte rechtopstaand te inspecteren, hetgeen betekent dat wanneer de erkenning wordt aangevraagd voor:

    • a. voertuigen waarvan de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3.500 kg, de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,35 m en de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,35 m;

    • b. voertuigen waarvan de toegestane maximummassa niet meer bedraagt dan 3.500 kg, de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,65 m en de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,55 m.

  • 3. In geval van een aanvraag van een erkenning gasinstallaties is ten behoeve van de controle van de afstelling van de koplampen met behulp van een koplamptestapparaat een voorziening aanwezig die bestaat uit:

    • a. een vlakke vloer van voldoende afmetingen of een hefinrichting waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, of

    • b. een vlakke vloer of rails, gelegen voor de hefinrichting waarop het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, waarbij deze vloer of rails in een vlak moet zijn gelegen gelijk of evenwijdig aan de rijplaten van de hefinrichting.

  • 4. De hefinrichting moet deugdelijk zijn en in een goede staat van onderhoud verkeren.

§ 2. Apparatuur
Artikel 8

In de werkplaats is de volgende apparatuur aanwezig:

  • a. een uitlaatgastester met lambdabepaling;

  • b. een koplamptestapparaat welke voldoet aan hoofdstuk 8, afdeling 4, paragraaf 12, van de Regeling voertuigen;

  • c. een apparaat waarmee een gasconcentratie overeenkomende met 800 ppm koolwaterstoffen gedetecteerd kan worden, en

  • d. een toerenteller die voldoet aan de artikelen 8.4.15 en 8.4.16 van de Regeling voertuigen en is voorzien van:

    • 1°. een CE-markering met een aanvullende metrologische markering, en

    • 2°. een handleiding in de Nederlandse taal, waarin tenminste vermeld is een procedure voor het gebruik van de toerenteller;

  • e. een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn, al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;

  • f. een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van voldoende lengte;

  • g. basisgereedschap voor de keuring van de inbouw van een gasinstallatie, en

  • h. een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp.

Artikel 9

Ten aanzien van de uitlaatgastester met lambdabepaling moet de aanvrager beschikken over:

  • a. de documenten als bedoeld in artikel 8.1.4, onder b, van de Regeling voertuigen, of

  • b. een geldig certificaat van herkeuring als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Regeling voertuigen indien de documenten als bedoeld in artikel 8.1.4, onder b, van de Regeling voertuigen langer dan twaalf maanden geleden zijn afgegeven.

Artikel 10

De apparatuur, bedoeld in artikel 8, is deugdelijk en verkeert in een goede staat van onderhoud.

§ 3. Personeel
Artikel 11
  • 1. In de werkplaats moet ten minste één persoon werkzaam zijn die in het bezit is van een geldig diploma LPG-technicus.

  • 2. De LPG-technicus beschikt over een pas met een pincode verstrekt door de Dienst Wegverkeer ten behoeve van de afmelding, bedoeld in artikel 21, derde lid.

AFDELING 2. SCHOLING LPG-TECHNICUS
Artikel 12
  • 1. Het exameninstituut IBKI van de Stichting VAM is belast met het afnemen van het examen voor het diploma LPG-technicus.

  • 2. Het diploma LPG-technicus wordt afgegeven overeenkomstig een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.

  • 3. De Dienst Wegverkeer bepaalt aan welke voorwaarden voldaan moet worden voordat deelgenomen kan worden aan het examen LPG-technicus. Deze voorwaarden worden in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 13
  • 1. De pas, bedoeld in artikel 11, tweede lid, wordt op aanvraag verstrekt aan personen die een afschrift overleggen van het diploma LPG-technicus.

  • 2. De pas is vier jaar geldig. De geldigheid wordt met vier jaar verlengd als de LPG-technicus met goed gevolg een toets heeft afgelegd bij het IBKI.

  • 3. De toets wordt afgenomen overeenkomstig een door de Stichting VAM vastgesteld en een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.

AFDELING 3. ERKENNING BEHOUDSBEPALINGEN
Artikel 14
  • 1. Indien zich een wijziging voordoet van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm, zijn zowel de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de erkenning oorspronkelijk was verleend, als degene die de bedrijfsvoering voortzet, verplicht de Dienst Wegverkeer hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis te stellen.

  • 2. Indien als gevolg van een wijziging als bedoeld in het eerste lid de bedrijfsvoering van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm waaraan een erkenning gasinstallaties is verleend, wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de toegekende bonus- en strafpunten van het systeem als bedoeld in artikel 67 en de opgelegde sancties beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon.

AFDELING 4. ERKENNINGSVOORSCHRIFTEN
§ 1. Algemene voorschriften
Artikel 15
  • 1. De erkenninghouder verricht de keuring van gasinstallaties met inachtneming van de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen en maakt gebruik van de in artikel 6 vermelde apparatuur.

  • 2. De keuring van gasinstallaties vindt slechts plaats in de werkplaats waarvoor de erkenning is verleend.

  • 3. In de werkplaats worden slechts keuringen verricht van gasinstallaties in motorrijtuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken werkplaats geldt.

  • 4. Het boekwerk ‘Regelgeving keuring gasinstallatie’ wordt door de erkenninghouder beschikbaar gesteld aan de LPG-technicus. De erkenninghouder draagt er tevens zorg voor dat de voorgeschreven boekwerken tot en met de laatste wijziging zijn bijgewerkt.

Artikel 16
  • 1. Vanaf de buitenkant van elke werkplaats waarvoor de erkenning geldt, is op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde en in de Staatscourant bekendgemaakte wijze zichtbaar dat de erkenning is verleend.

  • 2. In elke werkplaats waarvoor de erkenning geldt, is de door de Dienst Wegverkeer afgegeven beschikking, waaruit blijkt dat voor de werkplaats een erkenning is verleend, aanwezig.

  • 3. Op verzoek van de aanvrager van een keuring van een gasinstallatie wordt de in het tweede lid bedoelde beschikking ter inzage gegeven.

Artikel 17

De werkplaats waarvoor de erkenning geldt, moet voortdurend blijven voldoen aan de in de artikelen 4 tot en met 8 gestelde eisen.

Artikel 18

In elke werkplaats waarvoor de erkenning geldt, is steeds ten minste één persoon werkzaam, die voldoet aan het vermelde in artikel 9.

Artikel 19

Aan een op grond van artikel 23k van het Besluit voertuigen bestaande verplichting wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer door middel van de voorziening bedoeld in artikel 6, vijfde lid.

§ 2. Voorschriften met betrekking tot de keuring
Artikel 20
  • 1. De LPG-technicus controleert of hij beschikking heeft over het boekwerk ‘Regelgeving keuring gasinstallatie’.

  • 2. Bij keuring van:

    • a. een G3-installatie is de zogenaamde G3 fabrikantenverklaring aanwezig;

    • b. een installatie volgens VN/ECE-reglement 115 is de inbouwhandleiding en een afschrift van de VN/ECE-goedkeuring aanwezig.

Artikel 21
  • 1. Indien bij de erkenninghouder een keuring van een gasinstallatie wordt aangevraagd, stelt deze, na overleg met de aanvrager, onverwijld het tijdstip voor de keuring vast. De keuring vindt zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats.

  • 2. Er wordt geen keuring verricht dan nadat het kentekenregister is geraadpleegd ten aanzien van:

    • a. het voor het voertuig opgegeven kenteken;

    • b. het voertuigidentificatienummer van het ter keuring van de gasinstallatie aangeboden voertuig.

  • 3. Er wordt geen keuring verricht en de aanvrager van een keuring van een gasinstallatie wordt naar de Dienst Wegverkeer doorverwezen indien:

    • a. het raadplegen van het kentekenregister niet mogelijk is door een onjuiste combinatie van het kenteken en de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer of indien de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer niet bekend zijn;

    • b. het voertuigidentificatienummer van het voertuig niet in overeenstemming is met het kentekenregister;

    • c. in geval van een tenaamstelling met een beperkte geldigheidsduur als bedoeld in artikel 40a van het Kentekenreglement, de tenaamstelling is vervallen;

    • d. het aantal cilinders van de motor in het voertuig niet overeenkomt met het aantal cilinders vermeld in het kentekenregister.

  • 4. Indien het raadplegen van de voertuiggegevens als gevolg van een storing in een door de Dienst Wegverkeer geaccepteerd netwerk als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, niet mogelijk is, wordt niet tot keuring van de gasinstallatie overgegaan.

  • 5. Indien het voertuig is voorzien van kentekenplaten dient het kentekennummer vermeld op de kentekenplaten overeen te komen met het kentekennummer zoals vermeld in het kentekenregister. Is dit niet het geval, dan wordt de aanvrager doorverwezen naar de Dienst Wegverkeer.

  • 6. Het voertuigidentificatienummer dient zonder demontage van onderdelen van de gasinstallatie leesbaar te zijn. Is dit niet mogelijk, dan wordt de aanvrager doorverwezen naar de Dienst Wegverkeer.

Artikel 22
  • 1. Het voertuig wordt onmiddellijk na binnenkomst in de werkplaats op lekkage gecontroleerd.

  • 2. Ten einde het inademen van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk te beperken is tijdens het draaien van de motor een afvoerslang aan de uitlaat zijn bevestigd.

Artikel 23
  • 1. Tijdens de keuring van de gasinstallatie wordt met gebruikmaking van de apparatuur als bedoeld in artikel 8 vastgesteld of het voertuig, inclusief de gasinstallatie, voldoet aan de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen.

  • 2. Indien in het kentekenregister het veld van de datum eerste toelating niet is gevuld dan geldt de dag van keuring als datum eerste toelating voor de toepassing van de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen.

Artikel 24
  • 1. Na afloop van elke keuring als bedoeld in artikel 21 wordt het bepaalde in het tweede tot en met zevende lid in acht genomen, alvorens de opnamekaart gasinstallatie af te geven aan de aanvrager.

  • 2. Voordat tot het afmelden als bedoeld in het derde lid wordt overgegaan, gaat de LPG-technicus die het voertuig afmeldt aan de hand van het kentekenregister na of de gasinstallatie van dat voertuig is goedgekeurd.

  • 3. Het voertuig wordt door middel van datacommunicatie bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van de volgende gegevens:

    • a. het pasnummer en de pincode van de LPG-technicus;

    • b. het kenteken van het voertuig;

    • c. de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer, letters en leestekens buiten beschouwing gelaten;

    • d. indien het een voertuig betreft dat is voorzien van een kilometerteller, de afgelezen tellerstand;

    • e. indien de keuring van de gasinstallatie de inbouw van een LPG-installatie betreft:

      • 1°. merk en typegoedkeuringsnummer van de LPG-installatie;

      • 2°. de totale inhoud van de aanwezige LPG-tanks.

  • 4. Op de opnamekaart gasinstallatie moet schriftelijk worden vermeld:

    • a. het bepaalde in het derde lid, onderdeel a tot en met e;

    • b. indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen, het einde van de wachttijd van de steekproef;

    • c. de naam, adresgegevens en het keuringsinstantienummer van de erkenninghouder;

    • d. de transactiecode.

  • 5. Voordat de opnamekaart gasinstallatie wordt ondertekend, wordt door de LPG-technicus nagegaan of de opnamekaart gasinstallatie volledig is ingevuld.

  • 6. De opnamekaart gasinstallatie wordt onverwijld aan de aanvrager afgegeven indien de gasinstallatie niet aan een steekproef wordt onderworpen.

  • 7. Voor de opnamekaart gasinstallatie wordt gebruikt gemaakt van het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model opnamekaart gasinstallatie, zoals bekend gemaakt in de Staatscourant.

F

Hoofdstuk 3 vervalt.

G

In artikel 50 vervalt ’en hoofdstuk 3’.

H

In artikel 52, onder b, wordt ‘erkenningshouder’ vervangen door ‘erkenninghouder’.

I

Artikel 62 komt te luiden:

Artikel 62

  • 1. Indien zich een wijziging voordoet van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm, zijn zowel de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de erkenning oorspronkelijk was verleend, als degene die de bedrijfsvoering voortzet, verplicht de Dienst Wegverkeer hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis te stellen.

  • 2. Indien als gevolg van een wijziging als bedoeld in het eerste lid de bedrijfsvoering van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm waaraan een erkenning GWC is verleend, wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de toegekende bonus- en strafpunten van het systeem als bedoeld in artikel 67 en de opgelegde sancties beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon.

J

In artikel 66 vervalt ‘samen met deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs’.

K

Na artikel 66bb wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 66bb1

Aan een op grond van artikel 23k van het Besluit voertuigen bestaande verplichting wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer door middel van de voorziening bedoeld in artikel 66p, vierde lid.

L

In artikel 67, derde lid, onder a, vervalt ‘en de in hoofdstuk 3, afdeling 3, paragraaf 2,’.

M

In artikel 69 wordt ‘de hoofdstukken 2, 3, 4, 4a en 4b’ vervangen door: de hoofdstukken 2, 4, 4a en 4b.

N

In artikel 70, eerste lid, wordt ‘hoofdstuk 2 en 3’ vervangen door: hoofdstuk 2.

O

In artikel 71, tweede lid, en artikel 75, tweede lid, wordt ‘de hoofdstuk 2, 3 of 4’ vervangen door: hoofdstukken 2 of 4.

P

In het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk 5 wordt ‘LPG, snelheidsbegrenzer’ vervangen door: keuring gasinstallatie.

Q

Het opschrift van paragraaf 1 van afdeling 2 van hoofdstuk 5 komt te luiden:

§ 1. Algemeen

R

In artikel 72 vervalt: mobiele installatie-eenheden of.

S

In artikel 73, eerste lid, wordt ‘ten minste één maal per twee jaar’ vervangen door: in beginsel eenmaal per twee jaar.

T

In het opschrift van paragraaf 2 van afdeling 2 van hoofdstuk 5 wordt ‘installatie LPG, snelheidsbegrenzer’ vervangen door: keuring gasinstallatie.

U

Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de LPG-installatie, de snelheidsbegrenzer’ vervangen door: de gasinstallatie.

2. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. worden voorafgaande aan de steekproef, door de erkenninghouder of diens medewerkers, respectievelijk een in artikel 66r bedoelde persoon, de bescheiden als bedoeld in 19, tweede lid, en artikel 23, eerste lid, dan wel de bescheiden ten aanzien van het alcoholslot overhandigd;.

3. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. wijst de erkenninghouder de eigenaar of houder van het voertuig er op dat deze verplicht is het voertuig voor de uitvoering van de steekproef beschikbaar te houden.

4. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 69 wordt aan een steekproef alle medewerking verleend door de erkenninghouder. Onder het verlenen van medewerking wordt in ieder geval verstaan:

    • a. de aanwezigheid van de LPG-technicus die de keuring van de gasinstallatie van het voertuig heeft uitgevoerd vanaf de mededeling steekproef;

    • b. de aanwezigheid gedurende de gehele steekproef van de persoon of de mobiele installatie-eenheid alcoholslot die ingevolge hoofdstuk 4b bevoegd is tot het verrichten van de in artikel 132k, eerste lid, genoemde werkzaamheid of werkzaamheden die in de steekproef wordt of worden onderzocht en die overeenkomstige artikelen 66ff, 66mm of 66pp de vereiste gegevens heeft gemeld;

    • c. het verlenen van feitelijke assistentie bij het uitvoeren van de steekproef;

    • d. het beschikbaar houden van het voertuig in de werkplaats, ongeacht het tijdstip van de aanvang van de steekproef, gedurende de steekproef;

    • e. het beschikbaar stellen van de werkplaats en de apparatuur gedurende de steekproef.

5. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien bij de steekproef wordt vastgesteld dat:

    • a. de keuring van de gasinstallatie niet overeenkomstig de voorschriften van artikel 18 is uitgevoerd, dan wel onterecht is afgemeld;

    • b. de opnamekaart gasinstallatie onjuist of onvolledig is ingevuld;

    • c. de voorschriften met betrekking tot de steekproef niet in acht zijn genomen, of

    • d. de in artikel 132k bedoelde werkzaamheid of werkzaamheden met betrekking tot het alcoholslot niet overeenkomstig de voorschriften in hoofdstuk 4b is of zijn uitgevoerd,

    wordt door de functionaris van de Dienst Wegverkeer een steekproefcontrolerapport opgemaakt en door hem ondertekend, alsmede door respectievelijk de erkenninghouder of de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde persoon of mobiele installatie-eenheid alcoholslot.

6. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor een steekproef wordt vereist mag in de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde periode van 90 minuten geen wijzigingen aanbrengen of laten aanbrengen in de staat van het voertuig of geen werkzaamheid of werkzaamheden als bedoeld in artikel 132k, eerste lid, van de wet verrichten of laten verrichten.

7. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De erkenninghouder gasinstallaties bewaart goed geordend voor de duur van twee jaar van elk voertuig waarvan een gasinstallatie is gekeurd het steekproefcontrolerapport, voor zover van toepassing. Op het steekproefcontrolerapport worden geen wijzigingen aangebracht.

V

In artikel 78, onderdeel a, wordt ‘artikel 24’ vervangen door ‘artikel 18’ en wordt ‘inbouw van LPG’ vervangen door: het keuren van een gasinstallatie.

W

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘ten minste één maal’ vervangen door: in beginsel eenmaal.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

X

Aan artikel 82b wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt ten minste eenmaal per jaar nagegaan of de in artikel 66c bedoelde overeenkomst opgenomen afspraken ter beveiliging van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemer en de betrouwbaarheid en beveiliging van de te registreren gegevens worden nageleefd.

Y

Na hoofdstuk V wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VA. OVERGANGSRECHT

Artikel 82f

In afwijking van artikel 11, eerste lid, overleggen personen die in het bezit zijn van een diploma LPG-technicus afgegeven voor 1 januari 2014 bij de aanvraag voor de pas, een afschrift van dat diploma en een afschrift van het bewijs dat de toets met goed gevolg is afgelegd.

Z

De bijlagen bij de regeling vervallen.

ARTIKEL II

Artikel 6.5 van de Regeling voertuigen komt te luiden:

Artikel 6.5

Indien een snelheidsbegrenzer wordt aangebracht, afgesteld of verzegeld in een motorvoertuig uit een van de voertuigclassificaties, vermeld in artikel 5.3.15, tweede lid, respectievelijk artikel 5.3a.15, tweede lid, moet het motorvoertuig voldoen aan de in bijlage IV opgenomen eisen voor zover die eisen verband houden met de aangebrachte wijziging.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014, met uitzondering van onderdeel E, de artikelen 11, tweede lid, artikel 13 en 24, derde lid, onderdeel a, die in werking treden met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Hoofdstuk 1. Algemeen

Inleiding

Deze regeling tot wijziging van de Regeling aanpassing voertuigen dient ter modernisering van de erkenning inzake gasinstallaties en het toezicht daarop. Daarnaast wordt de erkenning om snelheidsbegrenzers te installeren in motorrijtuigen geschrapt. Ten slotte zijn enkele wijzigingen als gevolg van de modernisering van de wijze van tenaamstellen van kentekenplichtige voertuigen1 in de regeling verwerkt en zijn regels gesteld over de wijze waarop erkenninghouders tellerstanden aan de RDW verstrekken ter bestrijding van kilometertellerfraude2.

In de eerste plaats wordt voorzien in de mogelijkheid de reikwijdte van de erkenning inzake LPG-installaties uit te breiden naar andere gasinstallaties. Vooralsnog is alleen voorzien in een erkenning voor het installeren van de gasinstallatie voor LPG. Voorts wordt de overstap gemaakt van een procescontrole naar een productcontrole met betrekking tot het toezicht op de erkenning voor gasinstallaties. De productcontrole vindt plaats door middel van een keuring. Door over te gaan op een productcontrole wordt het aantal administratieve handelingen die de erkenninghouder moet verrichten aanzienlijk verminderd. Slechts de eindcontrole, de uitkomst van de keuring van de gasinstallatie, brengt nog de noodzakelijke administratieve handelingen met zich mee. De gegevens die hieruit voortvloeien zijn enerzijds noodzakelijk voor de registratie in het kentekenregister en aanpassing van het kentekenbewijs van de voertuigeigenaar en anderzijds voor het toezicht op de kwaliteit van de keuringen van de gasinstallatie LPG. Ten slotte zijn de erkenningseisen tevens gemoderniseerd. Daarbij is aangesloten bij de wijzigingen naar aanleiding van de modernisering van de APK per 1 april 2012.

De vernieuwde eisen met betrekking tot de erkenning gasinstallaties zijn tot stand gekomen in nauw overleg met de RDW, IBKI en brancheorganisaties, en komt tegemoet aan de reeds lang gekoesterde wens van de erkenninghouders om tot een eenvoudigere en beter beheersbare procedure te komen.

In de tweede plaats vervalt de erkenning om snelheidsbegrenzers te installeren in motorrijtuigen. Reden hiervoor is dat deze erkenning nauwelijks nog wordt gebruikt door garages. Landelijk waren er in 2012 294 actuele erkenningen voor de installatie van snelheidsbegrenzers. In 2011 vonden 58 afmeldingen plaats, in 2012 nog slechts 36. Met deze aantallen is een erkenning snelheidsbegrenzer voor garagebedrijven niet rendabel en wordt er feitelijk geen gebruik meer van gemaakt. Kwaliteit en kennis van de erkenning snelheidsbegrenzers is daardoor tanende. Voor de RDW is het toezicht uitoefenen en het beheer en onderhoud van de nodige documenten en systemen voor de erkenning snelheidsbegrenzer kosteninefficiënt.

Het inbouwen van een snelheidsbegrenzer blijft een wijziging van de constructie van het voertuig in de zin van artikel 98 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de wet) waarvoor goedkeuring noodzakelijk is. De keuring kan worden uitgevoerd bij een keuringslocatie van de RDW. Snelheidsbegrenzers worden echter al sinds geruime tijd direct bij de fabricage van de voertuigen ingebouwd. Het geringe aantal voertuigen dat nog van een snelheidsbegrenzer moet worden voorzien betreft veelal geïmporteerde voertuigen die reeds bij een RDW keuringslocatie moeten worden aangeboden ten behoeve van de identificatie en registratie in Nederland. De burger of het bedrijf ondervindt hierdoor geen extra tijdsinspanning of kosten.

Een ontwerp van deze regeling wordt gemeld aan de Europese Commissie overeenkomstig Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376) (de Dienstenrichtlijn).

Administratieve lasten, inhoudelijke nalevingskosten en bedrijfseffecten

Deze regeling heeft geen substantiële effecten voor de autobranche, de sociaal-economische ontwikkeling of de marktwerking. Wel heeft de regeling gevolgen voor de lasten van bedrijven die erkend zijn of willen worden voor het uitvoeren van twee typen wijzigingen in de constructie van voertuigen; de installatie van snelheidsbegrenzers en van LPG-installaties. Bedrijven hoeven niet langer erkend te zijn voor de inbouw van snelheidsbegrenzers. De kosten voor de aanvraag van de erkenning bedroegen in 2013 € 270,– en de instandhoudingskosten € 108,–. Dit betekent dat 294 bestaande erkenninghouders in totaal een bedrag besparen van 294 x € 108,– = € 31.757,–.

Voor het inbouwen van een snelheidsbegrenzer gaat de burger in het vervolg naar een RDW locatie. Dit is in beginsel kostenneutraal. Tijdwinst voor de burger is aannemelijk, omdat op die locatie tevens de identificatie en registratie kan plaatsvinden.

De overstap van proces- naar productcontrole bij LPG-erkenningen betekent een vermindering van administratieve lasten voor de huidige 250 erkenninghouders gasinstallaties. De erkenninghouder boekt tijdwinst, omdat de ingangscontrole en voortgangscontrole van in totaal ongeveer 30 minuten vervallen. De eindcontrole behoeft slechts in enkele gevallen uitgevoerd te worden en wordt daarom niet meegenomen in de berekening van de tijdbesteding. Het invullen van de opnamekaart kost ongeveer 5 minuten.

In het geval van procescontrole bedraagt de totale tijdsbesteding derhalve 35 minuten. Bij de productcontrole in de vorm van een keuring bedraagt de tijdsbesteding ongeveer 20 minuten. Dit betekent voor het bedrijfsleven een tijdwinst van 15 minuten. Uitgaande van een uurtarief van € 70,– en 10.000 keuringen leidt dit tot een besparing van € 70 x 0,25 uur x 10.000 meldingen = € 175.000. In de praktijk zal de keuringstijd minder dan 20 minuten bedragen. Reden hiervoor is dat de erkenninghouder veelal ook de inbouw verricht, waardoor de keuring sneller, in ongeveer 5 minuten, kan plaatsvinden. Uitgaande van dat scenario zal een lastenverlichting worden bereikt van € 70 x 0,5 uur x 10.000 meldingen = € 350.000.

In overleg met de branche wordt er meer apparatuur, zoals bijvoorbeeld een printer en wat basisgereedschap, voorgeschreven. De branche heeft bevestigd dat deze apparatuur nu reeds aanwezig is voor andere werkzaamheden, waardoor dit geen feitelijke lastenverzwaring tot gevolg zal hebben. Uitgaande van het scenario waarin geen van de erkenninghouders reeds over deze apparatuur beschikt, bedragen de inhoudelijke nalevingskosten (INK) € 50 x 250 = € 12.500.

Erkenninghouders zijn niet langer verplicht toerentellers te ijken. Dit levert een bedrag op van € 100,– per erkenninghouder. Er zijn 250 erkenninghouders gasinstallaties. In totaal levert dit een vermindering op van de inhoudelijke nalevingskosten van 250 x € 100,– = € 25.000,– per jaar.

Voorts hoeven bedrijven niet langer LPG-dossiers te verzenden naar de RDW bij elke inbouw van een gasinstallatie. Jaarlijks is sprake van 10.000 inbouwen à € 1,– verzendkosten per inbouw. In totaal bedraagt de besparing dus 10.000 x € 1,– = € 10.000,–.

Tevens wordt naar aanleiding van een verzoek van de branche ingevoerd dat de LPG-technicus elke vier jaar een toets aflegt. De toets zal eenmalig plaatsvinden bij invoering van de nieuwe regelgeving inzake gasinstallaties. Vervolgens vindt eens per vier jaar een toets plaats.

Het exacte aantal actieve LPG-technici is op dit moment niet bekend. Aangenomen is dat er 500 actieve LPG-technici in Nederland zijn (ongeveer twee per erkenninghouder).

De kosten van een toets zijn per persoon € 150,–. De totale kosten zullen hiervoor in 2014 € 75.000 bedragen en daarna gemiddeld op jaarbasis € 17.500.

Samengevat betekent dit het volgende (afgeronde bedragen):

 

Vermindering AL

Verzwaring AL

Vermindering INK

Verzwaring INK

Afschaffing erkenning snelheidsbegrenzer

€ 32.000

     

Afschaffing verzending LPG-dossiers

€ 10.000

     

Wijzigingen toezicht erkenning gasinstallaties

€ 175.000 – € 350.000

     

Afschaffing verplichting keuring toerentellers

   

€ 25.000

 

Afschaffing verzending dossiers

   

€ 10.000

 

Verplichting printer en gereedschap

     

€ 12.500

Toets LPG-technicus

     

€ 87.500

Totaal

€ 217.000 à € 392.000

 

€ 35.000

€ 100.000

Hoofdstuk 2. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De reikwijdte van de erkenning met betrekking tot LPG-installaties is verbreed. De erkenning om LPG-installaties te installeren in motorrijtuigen is omgezet naar een erkenning voor de goedkeuring van gasinstallaties. Indien in de toekomst besloten zou worden om werkzaamheden met betrekking tot andere gassen dan LPG erkenningsplichtig te maken, hoeft enkel de definitie in artikel 1 aangepast te worden.

Onderdelen B, C, J, M tot en met S, W

De artikelen 1, 2, 50, 67, 69 tot en met 72, 78 en enkele opschriften worden aangepast in verband met de afschaffing van de erkenning voor de inbouw van snelheidsbegrenzers.

Onderdelen D, I, L

Artikel 4 en hoofdstuk 3 worden geschrapt in verband met de afschaffing van de erkenning voor de inbouw van snelheidsbegrenzers.

Artikel 62 wordt opnieuw vastgesteld omdat het eerste lid is geschrapt. Dit voorschrift over het melden van wijzigingen in de samenstelling van de economische eenheid hangt samen met artikel 4 dat eveneens is komen te vervallen. Overigens is het artikel ongewijzigd.

Onderdelen E (met uitzondering van artikel 19) en W

Hoofdstuk 2 inzake de erkenning gasinstallaties wordt opnieuw vastgesteld vanwege de wijzigingen als gevolg van de overstap van proces- naar productcontrole en de modernisering van de eisen. Veel bepalingen zijn inhoudelijk ongewijzigd. Enkel de wijzigingen zijn toegelicht.

De erkenningseisen met betrekking tot het gebouw en de uitrusting zijn gemoderniseerd. Verplichtingen tot het hebben van een afsluitbare kast of lade voor waardepapieren en een aansluiting op het telefoonnet zijn minder relevant in het elektronische tijdperk. In plaats daarvan moeten de voorzieningen voor datacommunicatie bij de erkenninghouder op orde zijn (artikel 6).

De verplicht aanwezige apparatuur in de werkplaats van de erkenninghouder gasinstallaties is uitgebreid met een veiligheidslooplamp of zaklantaarn, een meetband, basisgereedschap voor de keuring van de inbouw van een gasinstallatie, een bandenspanningsmeter en een bandenpomp (artikel 8).

In het hoofdstuk is een nieuwe afdeling (afdeling 2) opgenomen met nadere voorschriften over de scholing van de LPG-technicus. Deze voorschriften waren voorheen opgenomen onder de erkenningeisen, maar zijn een nadere uitwerking daarvan. Artikel 12 komt inhoudelijk overeen met oud artikel 11. Evenals voorheen is IBKI, sinds 1 januari 2013 een zelfstandig bestuursorgaan, aangewezen als exameninstantie op het terrein van de LPG.

In de regeling (artikel 13) wordt geïntroduceerd dat de kennis van de LPG-technicus elke vier jaar wordt getoetst. De LPG-technicus legt deze herhalingstoets af bij IBKI. Dit is een noodzakelijke investering in de kwaliteit van de LPG-technici die tevens van groot belang is voor de milieu- en verkeersveiligheid van voertuigen die zijn uitgerust met LPG-installaties. Er is gekozen voor de minst belastende maatregel om de kwaliteit te waarborgen; LPG-technici zijn immers niet verplicht een (nascholings)cursus of opleiding te volgen, maar hoeven slechts aan te tonen dat hun kennis nog voldoende en actueel is. De maatregel is om die reden evenredig van aard. In de Regeling voorwaarden deelname LPG technicus (Stcrt. 2009, 105) van de RDW is geborgd dat bij de toegang tot de examens geen onderscheid wordt gemaakt naar nationaliteit van de deelnemer. Nederlandse en buitenlandse, gelijkwaardige diploma’s bieden toegang tot het examen en het beroep van LPG-technicus. De eisen met betrekking tot (na)scholing van LPG-technici zijn aldus non-discriminatoir en in overeestemming met de Dienstenrichtlijn.

Met ingang van 1 januari 2015 dienen LPG-technici te beschikken over een pas ten behoeve van de afmelding na afloop van de keuring. Deze ‘pas LPG-technicus’ wordt op aanvraag verstrekt door de RDW. IBKI en de RDW zullen gedurende 2014 een soepele invoering van de verplichte toets en het gebruik van de pas en pincode bewerkstelligen. De aanvragers krijgen in 2014 een pas met bijbehorende pincode op basis van een diploma dat afgegeven is na 31 december 2013 of op basis van het oude diploma LPG-technicus en een positief toetsresultaat. De ingangsdatum van de pas zal in alle gevallen 1 januari 2015 zijn. De geldigheid van de pas is in overleg met de branche op vier jaar gesteld, omdat de eisen en technieken bij de LPG minder aan verandering onderhevig zijn dan bij de APK. Een langere periode dan vier jaar doet afbreuk aan het gewenste kwaliteitsniveau van de LPG-technicus.

In afdeling 3 zijn de voorschriften opgenomen met betrekking tot wijzigingen van de erkenning (artikel 14). Het eerste lid is geschrapt in verband met de samenhang met het oude artikel 4, dat eveneens is komen te vervallen.

Afdeling 4 bevat de erkenningsvoorschriften. Er zijn algemene voorschriften en voorschriften met betrekking tot de keuring van de gasinstallatie. Deze laatste categorie bevat de nieuwe procedure voor productcontrole, die in de plaats komt van de meer procesmatige controle op de erkenninghouder.

Onderdeel H

Met deze wijziging wordt een spelfout hersteld.

Onderdelen E, artikel 19, en K

Om fraude met kilometertellers te voorkomen is in artikel 70n van de wet voorzien in een publiekrechtelijke registratie van tellerstanden bij de RDW. In artikel 23k van het Besluit voertuigen zijn de gevallen genoemd waarin erkende bedrijven verplicht zijn om de tellerstand aan de RDW door te geven. Op grond van genoemd artikel 70n van de wet kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de wijze waarop tellerstanden aan de RDW worden verstrekt. Hieraan wordt thans invulling te geven door te bepalen dat hiervoor de bestaande (digitale) communicatiekanalen worden gebruikt (‘voorziening geschikt voor het gebruik van datacommunicatie’). Zo wordt voorkomen dat erkende bedrijven aan de RDW tellerstanden gaan doorgeven op een manier die verdere verwerking bemoeilijkt.

Onderdeel Q

De frequentie van het toezicht door de RDW op de erkenninghouders vindt in beginsel eenmaal per twee jaar plaats. Onder omstandigheden kan het voorkomen dat minder frequent een herschouwing of steekproef plaatsvindt. De verplichte controle van minstens eenmaal per twee jaar wordt losgelaten.

Onderdeel S

Artikel 76 bevat de bepalingen over de uitvoering van de steekproef in het kader van het toezicht op de erkenning gasinstallaties en werkzaamheden die verband houden met het alcoholslot. Naast tekstuele aanpassingen is het artikel aangepast in verband met de afschaffing van de erkenning snelheidsbegrenzers en aan de wijzigingen in het hoofdstuk over de erkenning gasinstallaties. Het kentekenbewijs hoeft niet langer overhandigd te worden voorafgaand aan de steekproef, nu de ambtenaar van de RDW rechtstreeks het kentekenregister kan raadplegen.

Nieuw is dat de erkenninghouder de eigenaar of houder van het voertuig er op wijst dat deze verplicht is het voertuig voor de uitvoering van de steekproef beschikbaar te houden. Een aantal voorschriften waren dubbel opgenomen in de regeling. Om die reden is de inhoud van de oude artikelen 25 en 26 inzake de steekproef en het steekproefcontrolerapport samengevoegd met artikel 76.

Onderdelen U en V

In het tweede lid van artikel 80 stond abusievelijk een voorschrift met betrekking tot het toezicht op de in artikel 66c bedoelde overeenkomst opgenomen afspraken ter beveiliging van de persoonlijke levenssfeer van de deelnemer en de betrouwbaarheid en beveiliging van de te registreren gegevens worden nageleefd. Deze bepaling is verplaatst van de paragraaf over het toezicht GWC (afdeling 3) naar artikel 82b in de paragraaf over toezicht erkenning producent alcoholslot (afdeling 4).

Onderdeel X

Alle vier de bijlagen bij deze regeling worden geschrapt. Bijlage I inzake het controlerapport LPG inbouw wordt niet langer gebruikt en het model opnamekaart in bijlage II wordt overeenkomstig het nieuwe artikel 19, achtste lid, vastgesteld door de RDW. De bijlagen die betrekking hebben op de snelheidsbegrenzer (bijlage III inzake het model registerkaart en IV inzake het goedkeuringsmerk van een snelheidsbegrenzer) kunnen met het vervallen van die erkenning eveneens worden geschrapt.

Artikel II

Artikel 6.5 van de Regeling voertuigen wordt gewijzigd in verband met de afschaffing van de erkenning voor de inbouw van snelheidsbegrenzers.

Indien een snelheidsbegrenzer wordt aangebracht, afgesteld of verzegeld in een motorvoertuig dat moet zijn uitgerust met een snelheidsbegrenzer, moet het motorvoertuig op een RDW keuringslocatie worden goedgekeurd. Daarbij wordt gecontroleerd of de snelheidsbegrenzer aan alle eisen voldoet.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Wet van 19 juni 2013 houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard (Stb. 2003, 333).

X Noot
2

Wet van 3 juli 2013 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het wijzigen van de tellerstand van motorrijtuigen (Stb. 2013, 312).

Naar boven