TOELICHTING
1. Algemeen
Met de onderhavige regeling zijn de bedragen, genoemd in artikel 4.1, eerste lid,
van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, de bedragen, genoemd in de artikelen
4, tweede lid, 14 en 16d van het Bijdragebesluit zorg en de bedragen en andere getallen,
genoemd in de artikelen 2 tot en met 5 van de Bijdrageregeling zorg AWBZ, voor het
jaar 2014 vastgesteld. Het gaat om bedragen ten behoeve van de vaststelling van de
eigen bijdragen voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
en voor maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning.
De bedragen, genoemd in artikel 4.1, eerste en tweede lid, van het Besluit maatschappelijke
ondersteuning en de bedragen, genoemd in de artikelen 4, tweede lid, 14 en 16d van
het Bijdragebesluit zorg zijn geïndexeerd met toepassing van artikel 4.5 van het Besluit
maatschappelijke ondersteuning en artikel 19 van het Bijdragebesluit zorg.
De bedragen en andere getallen, genoemd in de artikelen 2 tot en met 5 van de Bijdrageregeling
zorg AWBZ, zijn gewijzigd op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°.
Het gaat om bedragen die jaarlijks aangepast worden omdat voor elk nieuw kalenderjaar
ook het peiljaar opschuift. De bedragen moeten op het juiste peiljaar geënt zijn.
De bepaling die de aftrek voor de premie zorgverzekering (gecorrigeerd met de zorgtoeslag)
regelt, bevat, naast bedragen, tevens percentages en andere cijfers. Ook deze getallen
moeten op het juiste peiljaar geënt zijn en zijn daarom eveneens aangepast.
Per 1 januari 2014 houden de wijzingen tevens verband met maatregelen die het gevolg
zijn van het Besluit van 17 oktober 2013, houdende wijziging van het Bijdragebesluit
zorg in verband met uitvoering van de verhoging intramurale eigen bijdrage en wijziging
van dat besluit en het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met indexering
van een bedrag (Stb. 423). Met dit besluit zijn de aftrekposten voor de fiscale ouderentoeslag en de Wajongtoeslag
komen te vervallen. Tevens is met dit besluit in het Bijdragebesluit zorg een bevoegdheid
opgenomen om een aftrekpost te regelen die verschillend kan zijn voor een verzekerde
die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene
Ouderdomswet heeft bereikt en een verzekerde die die leeftijd nog niet heeft bereikt.
Deze nieuwe aftrekposten zijn met deze regeling in het nieuwe artikel 4 van de Bijdrageregeling
zorg geregeld.
Daarnaast is in de nota van toelichting op genoemd besluit aangegeven dat de extra
vrijlating van € 381 per 1 januari 2014 komt te vervallen. Ook dat is met deze regeling
in het nieuwe artikel 4 van de Bijdrageregeling zorg geregeld.
2. Artikelsgewijs
Artikel 1
Met deze bepaling zijn de bedragen geïndexeerd die betrekking hebben op de bedragen
die maximaal per vier weken gevraagd mogen worden aan personen van 18 jaar en ouder
aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend.
Artikel 2
Met het eerste lid is het maximum bedrag geïndexeerd dat verschuldigd is bij verblijf
in een AWBZ-instelling voor een verzekerde die de zogenoemde hoge intramurale eigen
bijdrage verschuldigd is.
Het tweede lid regelt de geïndexeerde bedragen voor de zogenoemde lage intramurale
eigen bijdrage.
Met het derde lid is de uurbijdrage die verschuldigd is voor de extramurale zorg geïndexeerd.
Het vierde tot en met het zevende lid betreft de bedragen voor de berekening van het
maximum. Het gaat hier om dezelfde bedragen die ook geregeld zijn in artikel 4.1 van
het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 3
Met deze bepaling is de Bijdrageregeling zorg gewijzigd.
Onderdeel B
Met deze bepaling zijn de bedragen voor de aftrekpost in verband met zak- en kleedgeld
geïndexeerd.
Onderdeel C
Deze bedragen hebben betrekking op de aftrekpost voor de premie zorgverzekering, gecorrigeerd
voor de zorgtoeslag.
Onderdeel D
Het oude artikel 4 van de Bijdrageregeling zorg regelde de aftrekpost voor de Wajongtoeslag.
Deze is per 1 januari 2014 komen te vervalen. In het nieuwe artikel 4 is een aftrekpost
van € 1.700 per jaar geregeld voor de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt
en een aftrekpost van € 950 voor de verzekerde die die leeftijd wel heeft bereikt
Onderdeel A, E en F
Het oude artikel 5 van de Bijdrageregeling zorg geregelde de aftrekpost voor de ouderentoeslag.
Deze is per 1 januari 2014 komen te vervallen.
In het nieuwe artikel 5 is met de onderhavige regeling de extra vrijlating geregeld
die voorheen in artikel 6 was geregeld. Artikel 6 is dan ook met deze regeling vervallen.
De definitie van het bijdrageplichtig inkomen was destijds in artikel 1 getroffen
vanwege de regeling in artikel 6 (oud). Deze definitie leidde tot vragen met betrekking
tot hetgeen in artikel 6 was geregeld en is met het nieuwe artikel 5 overbodig geworden.
Daarom is deze definitie met de onderhavige maatregel geschrapt.
Ten opzichte van de oude bepaling regelt artikel 5 niet meer de extra vrijlating van
€ 381 per jaar omdat deze eveneens per 1 januari 2014 is vervallen.
De regeling van het nieuwe artikel 5 houdt het volgende in:
Ingevolge artikel 6, onderdeel a, van het Bijdragebesluit zorg wordt het inkomen van
de ongehuwde verzekerde of van de gehuwde verzekerden tezamen verminderd met de door
die verzekerden of verzekerden verschuldigde of ingehouden belasting. Vervolgens wordt
op die uitkomst de in de artikelen 2 tot en met 4 van de Bijdrageregeling zorg geregelde
aftrekposten, voor zover relevant, in mindering gebracht. Dan wordt artikel 5 van
de Bijdrageregeling zorg toegepast. Tot slot wordt de uitkomst, na toepassing van
dat artikel 5 vermeerderd met de vermogensinkomensbijtelling als geregeld in artikel
6, eerste lid, onderdeel c, van het Bijdragebesluit zorg. Het aldus berekende bijdrageplichtig
inkomen wordt vervolgens gedeeld door twaalf om de bijdrage per maand vast te stellen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn.