Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 november 2013, Kenmerk 167664-112867-Z, houdende vaststelling per 1 januari 2014 van bedragen krachtens het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Bijdragebesluit zorg

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4.5 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de artikelen 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, en 19 van het Bijdragebesluit zorg;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De in artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 19, € 23.295, € 19 en € 23.295.

  • 2. De in artikel 4.1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 19, € 16.456, € 19 en € 16.456.

  • 3. De in artikel 4.1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 27,20, € 29.174, € 27,20 en € 29.174.

  • 4. De in artikel 4.1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 27,20, € 22.957, € 27,20 en € 22.957.

Artikel 2

  • 1. Het in artikel 4, tweede lid, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedrag wordt vastgesteld op: € 2.248,60.

  • 2. De in artikel 14, eerste lid, aanhef, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 156 en € 819,40.

  • 3. Het in artikel 16d, eerste lid, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedrag wordt vastgesteld op: € 14.

  • 4. De in artikel 16d, tweede lid, onderdeel a, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 19, € 2.3295, € 19 en € 23.295.

  • 5. De in artikel 16d, tweede lid, onderdeel b, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 19, € 16.456, € 19 en € 16.456.

  • 6. De in artikel 16d, tweede lid, onderdeel c, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 27,20, € 29.174, € 27,20 en € 29.174.

  • 7. De in artikel 16d, tweede lid, onderdeel d, van het Bijdragebesluit zorg genoemde bedragen worden achtereenvolgens vastgesteld op: € 27,20, € 22.957, € 27,20 en € 22.957.

Artikel 3

De Bijdrageregeling zorg AWBZ wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder Bijdragebesluit: Bijdragebesluit zorg

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 3.519’ vervangen door: € 3.556.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 5.473’ vervangen door: € 5.530.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 1.659,50’ vervangen door ‘€ 1.713,98’, wordt ‘5,65%’ vervangen door ‘5%’, wordt ‘€ 2.424,93’ vervangen door ‘€ 2.399,66’ en wordt ‘€ 3.548,13’ vervangen door: € 4.217,18.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 1.375’ vervangen door ‘€ 1.426’, wordt ‘7,75%’ vervangen door ‘7,10%’, wordt ‘1,0775’ vervangen door ‘1,0710’ en wordt ‘€ 3.965,59’ vervangen door: € 4.980,54.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 1.573,41’ vervangen door ‘€ 1.626,87’, wordt ‘5,65%’ vervangen door ‘5%’, wordt ‘€ 2.107,24’ vervangen door ‘€ 2.105,14’ en wordt ‘€ 3.462,04’ vervangen door: € 4.130,07.

4. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 835’ vervangen door ‘€ 838’, wordt ‘5,03%’ vervangen door ‘5,435%’ en wordt ‘€ 19.890’ telkens vervangen door: € 20.079.

5. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘€ 1.753’ vervangen door ‘€ 1.742’ wordt ‘5,03%’ vervangen door ‘5,435%’ en wordt ‘€ 19.890’ telkens vervangen door: € 20.079.

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, wordt in mindering gebracht:

  • a. voor de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt: € 1.700;

  • b. voor de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt: € 950.

E

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. Voor de ongehuwde verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, wordt, indien het op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Bijdragebesluit zorg, na toepassing van de artikelen 2 tot en met 4, berekende bedrag, meer bedraagt dan € 7.646, als extra vrijlating in mindering gebracht 25% van het verschil tussen het berekende bedrag en laatstbedoeld bedrag.

  • 2. Voor de gehuwde verzekerden die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt, wordt, indien het op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Bijdragebesluit zorg, na toepassing van de artikelen 2 tot en met 4, berekende bedrag voor hen tezamen, meer bedraagt dan € 9.233, als extra vrijlating in mindering gebracht 25% van het verschil tussen het berekende bedrag en laatstbedoeld bedrag.

  • 3. Voor de ongehuwde verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt, wordt, indien het op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Bijdragebesluit zorg, na toepassing van de artikelen 2 tot en met 4, berekende bedrag, meer bedraagt dan € 6.093, als extra vrijlating in mindering gebracht 25% van het verschil tussen het berekende bedrag en laatstbedoeld bedrag.

  • 4. Voor de gehuwde verzekerden die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet hebben bereikt, wordt, indien het op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Bijdragebesluit zorg, na toepassing van de artikelen 2 tot en met 4, berekende bedrag voor hen tezamen, meer bedraagt dan € 13.125, als extra vrijlating in mindering gebracht 25% van het verschil tussen het berekende bedrag en laatstbedoeld bedrag.

  • 5. Het tweede lid is van toepassing indien een van beide gehuwde verzekerden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt.

F

Artikel 6 vervalt.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

TOELICHTING

1. Algemeen

Met de onderhavige regeling zijn de bedragen, genoemd in artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, de bedragen, genoemd in de artikelen 4, tweede lid, 14 en 16d van het Bijdragebesluit zorg en de bedragen en andere getallen, genoemd in de artikelen 2 tot en met 5 van de Bijdrageregeling zorg AWBZ, voor het jaar 2014 vastgesteld. Het gaat om bedragen ten behoeve van de vaststelling van de eigen bijdragen voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en voor maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning.

De bedragen, genoemd in artikel 4.1, eerste en tweede lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de bedragen, genoemd in de artikelen 4, tweede lid, 14 en 16d van het Bijdragebesluit zorg zijn geïndexeerd met toepassing van artikel 4.5 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en artikel 19 van het Bijdragebesluit zorg.

De bedragen en andere getallen, genoemd in de artikelen 2 tot en met 5 van de Bijdrageregeling zorg AWBZ, zijn gewijzigd op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°. Het gaat om bedragen die jaarlijks aangepast worden omdat voor elk nieuw kalenderjaar ook het peiljaar opschuift. De bedragen moeten op het juiste peiljaar geënt zijn. De bepaling die de aftrek voor de premie zorgverzekering (gecorrigeerd met de zorgtoeslag) regelt, bevat, naast bedragen, tevens percentages en andere cijfers. Ook deze getallen moeten op het juiste peiljaar geënt zijn en zijn daarom eveneens aangepast.

Per 1 januari 2014 houden de wijzingen tevens verband met maatregelen die het gevolg zijn van het Besluit van 17 oktober 2013, houdende wijziging van het Bijdragebesluit zorg in verband met uitvoering van de verhoging intramurale eigen bijdrage en wijziging van dat besluit en het Besluit maatschappelijke ondersteuning in verband met indexering van een bedrag (Stb. 423). Met dit besluit zijn de aftrekposten voor de fiscale ouderentoeslag en de Wajongtoeslag komen te vervallen. Tevens is met dit besluit in het Bijdragebesluit zorg een bevoegdheid opgenomen om een aftrekpost te regelen die verschillend kan zijn voor een verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt en een verzekerde die die leeftijd nog niet heeft bereikt. Deze nieuwe aftrekposten zijn met deze regeling in het nieuwe artikel 4 van de Bijdrageregeling zorg geregeld.

Daarnaast is in de nota van toelichting op genoemd besluit aangegeven dat de extra vrijlating van € 381 per 1 januari 2014 komt te vervallen. Ook dat is met deze regeling in het nieuwe artikel 4 van de Bijdrageregeling zorg geregeld.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1

Met deze bepaling zijn de bedragen geïndexeerd die betrekking hebben op de bedragen die maximaal per vier weken gevraagd mogen worden aan personen van 18 jaar en ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend.

Artikel 2

Met het eerste lid is het maximum bedrag geïndexeerd dat verschuldigd is bij verblijf in een AWBZ-instelling voor een verzekerde die de zogenoemde hoge intramurale eigen bijdrage verschuldigd is.

Het tweede lid regelt de geïndexeerde bedragen voor de zogenoemde lage intramurale eigen bijdrage.

Met het derde lid is de uurbijdrage die verschuldigd is voor de extramurale zorg geïndexeerd.

Het vierde tot en met het zevende lid betreft de bedragen voor de berekening van het maximum. Het gaat hier om dezelfde bedragen die ook geregeld zijn in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 3

Met deze bepaling is de Bijdrageregeling zorg gewijzigd.

Onderdeel B

Met deze bepaling zijn de bedragen voor de aftrekpost in verband met zak- en kleedgeld geïndexeerd.

Onderdeel C

Deze bedragen hebben betrekking op de aftrekpost voor de premie zorgverzekering, gecorrigeerd voor de zorgtoeslag.

Onderdeel D

Het oude artikel 4 van de Bijdrageregeling zorg regelde de aftrekpost voor de Wajongtoeslag. Deze is per 1 januari 2014 komen te vervalen. In het nieuwe artikel 4 is een aftrekpost van € 1.700 per jaar geregeld voor de verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet nog niet heeft bereikt en een aftrekpost van € 950 voor de verzekerde die die leeftijd wel heeft bereikt

Onderdeel A, E en F

Het oude artikel 5 van de Bijdrageregeling zorg geregelde de aftrekpost voor de ouderentoeslag. Deze is per 1 januari 2014 komen te vervallen.

In het nieuwe artikel 5 is met de onderhavige regeling de extra vrijlating geregeld die voorheen in artikel 6 was geregeld. Artikel 6 is dan ook met deze regeling vervallen.

De definitie van het bijdrageplichtig inkomen was destijds in artikel 1 getroffen vanwege de regeling in artikel 6 (oud). Deze definitie leidde tot vragen met betrekking tot hetgeen in artikel 6 was geregeld en is met het nieuwe artikel 5 overbodig geworden. Daarom is deze definitie met de onderhavige maatregel geschrapt.

Ten opzichte van de oude bepaling regelt artikel 5 niet meer de extra vrijlating van € 381 per jaar omdat deze eveneens per 1 januari 2014 is vervallen.

De regeling van het nieuwe artikel 5 houdt het volgende in:

Ingevolge artikel 6, onderdeel a, van het Bijdragebesluit zorg wordt het inkomen van de ongehuwde verzekerde of van de gehuwde verzekerden tezamen verminderd met de door die verzekerden of verzekerden verschuldigde of ingehouden belasting. Vervolgens wordt op die uitkomst de in de artikelen 2 tot en met 4 van de Bijdrageregeling zorg geregelde aftrekposten, voor zover relevant, in mindering gebracht. Dan wordt artikel 5 van de Bijdrageregeling zorg toegepast. Tot slot wordt de uitkomst, na toepassing van dat artikel 5 vermeerderd met de vermogensinkomensbijtelling als geregeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van het Bijdragebesluit zorg. Het aldus berekende bijdrageplichtig inkomen wordt vervolgens gedeeld door twaalf om de bijdrage per maand vast te stellen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn.

Naar boven