TOELICHTING
Uitgangspunt van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is dat de algemene
welvaartsontwikkeling zo mogelijk ook tot uitdrukking moet komen in de inkomens van
werknemers met een minimumloon en uitkeringsgerechtigden. Dit uitgangspunt is vervat
in de hoofdregel van artikel 14 van de WML, dat uitgaat van een koppeling van het
minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde contractloonontwikkeling.
Afwijking van de hoofdregel is mogelijk indien sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling
dan wel volumeontwikkeling in de sociale zekerheidsregelingen (artikel 14, vijfde
lid, WML). De toelichting bij dit artikel geeft aan dat de afwijkingsgronden actueel
zijn indien de verhouding tussen inactieven en actieven, de zogenaamde i/a-ratio,
de daarvoor geldende norm overschrijdt. Op grond van de Macro-Economische Verkenning
(MEV) 2014 lijkt dit voor 2014 niet het geval te zijn.
In artikel 14, eerste tot en met derde lid, van de WML, wordt de aanpassing van het
minimumloon geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de procentuele
ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, gepremieerde en gesubsidieerde
sector, en bij de overheid, zoals dat door het CPB wordt berekend.
Het aanpassingspercentage is, conform hetgeen wettelijk is geregeld, als volgt vastgesteld.
Uitgangspunt is de helft van de CPB-raming voor de contractloonstijging in 2014 zoals
deze is gepubliceerd in de MEV 2014. Dit is 0,5 x 1,339 = 0,669. Dit bedrag wordt
aangepast aan het zogenaamde na-ijleffect uit 2013 (cf. artikel 14, zevende lid).
Dat is het verschil tussen de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het
voorgaande jaar, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan in dat jaar,
was geraamd en de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor het voorafgaande
jaar blijkens bekendmaking in de Macro-Economische Verkenning in dat jaar, nader is
geraamd. Dit verschil bedraagt 0,156. Het onafgeronde aanpassingspercentage komt daarmee
op 0,5133. Dit wordt vermenigvuldigd met het (onafgeronde) wettelijk minimumloon zoals
berekend voor de aanpassing per 1 juli 2013. Na wettelijke afronding bedraagt het
wettelijk minimumloon per 1 januari 2014 € 1.485,65 per maand, € 342,85 per week en
€ 68,57 per dag. Het aanpassingspercentage na afronding is 0,53.
Wettelijk minimumjeugdlonen per 1 januari 2014
Leeftijd
|
Staffelingspercentage
|
Per maand
|
Per week
|
Per dag
|
22 jaar
|
85%
|
€ 1.262,75
|
€ 291,40
|
€ 58,28
|
21 jaar
|
72,5%
|
€ 1.077,05
|
€ 248,55
|
€ 49,71
|
20 jaar
|
61,5%
|
€ 913,65
|
€ 210,85
|
€ 42,17
|
19 jaar
|
52,5%
|
€ 779,95
|
€ 180,00
|
€ 36,00
|
18 jaar
|
45,5%
|
€ 675,95
|
€ 156,00
|
€ 31,20
|
17 jaar
|
39,5%
|
€ 586,80
|
€ 135,45
|
€ 27,09
|
16 jaar
|
34,5%
|
€ 512,55
|
€ 118,30
|
€ 23,66
|
15 jaar
|
30%
|
€ 445,70
|
€ 102,85
|
€ 20,57
|
Volgens artikel 12 van de WML is bij een kortere arbeidstijd dan de gebruikelijke
het minimum(jeugd)loon naar evenredigheid lager. Dit is bijvoorbeeld van toepassing als werknemers in
het kader van de partiële leerplicht een aantal dagen per week onderwijs volgen.
De minimumloonbedragen worden uitgedrukt per maand, per week en per (werk)dag. Een
landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen,
afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur
wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector is afgesproken als volledige
dienstbetrekking. In de meeste CAO’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband
gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.
Onderstaand schema geeft de afgeronde brutobedragen per uur aan, berekend op basis
van het wettelijk minimumweekloon bij een arbeidsduur van resp. 36, 38 en 40 uur per
week.
Bruto minimumloon per uur per 1-1-2014 bij een gebruikelijke arbeidsduur van:
Leeftijd
|
36 uur per week
|
38 uur per week
|
40 uur per week
|
23 jaar en ouder
|
€ 9,52
|
€ 9,02
|
€ 8,57
|
22 jaar
|
€ 8,09
|
€ 7,67
|
€ 7,29
|
21 jaar
|
€ 6,90
|
€ 6,54
|
€ 6,21
|
20 jaar
|
€ 5,86
|
€ 5,55
|
€ 5,27
|
19 jaar
|
€ 5,00
|
€ 4,74
|
€ 4,50
|
18 jaar
|
€ 4,33
|
€ 4,11
|
€ 3,90
|
17 jaar
|
€ 3,76
|
€ 3,56
|
€ 3,39
|
16 jaar
|
€ 3,29
|
€ 3,11
|
€ 2,96
|
15 jaar
|
€ 2,86
|
€ 2,71
|
€ 2,57
|
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher.