Aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 oktober 2013, kenmerk 132010-106827-MC, op grond van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, inzake beschikbaarheidbijdrage medische vervolgopleidingen 2014-2016

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

Na op 5 juli 2013 schriftelijk mededeling te hebben gedaan aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal als bedoeld in artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Kamerstukken II 2012/13, 29 282, nr. 178);

Besluit:

1. Werkingssfeer

Deze aanwijzing is van toepassing op activiteiten ten behoeve van het beschikbaar hebben van zorg als bedoeld in artikel 2 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, en onderdeel B, onder 1, sub a en b, van de bijlage bij dat besluit.

2. Opdracht

De Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: zorgautoriteit) stelt ter uitvoering van deze aanwijzing tijdig vóór 1 januari 2014 regels of beleidsregels vast.

3. Verstrekken beschikbaarheidbijdrage

De zorgautoriteit verstrekt op basis van de verdeelplannen 2014, 2015 en 2016 en van de opleidingsoverzichten 2014, 2015 en 2016, jaarlijks beschikbaarheidbijdragen voor die jaren voor activiteiten als bedoeld in punt 1 door daartoe erkende zorgaanbieders, op vergelijkbare wijze als omschreven in de Aanwijzing beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2013 (Stcrt. 2012, 20041). Zij berekent de beschikbaarheidbijdragen aan de hand van de vergoedingsbedragen genoemd in punt 4.

4. Hoogte vergoedingsbedragen per fte in 2014, 2015 en 2016

4.1. Vervolgopleidingen in academische ziekenhuizen en algemene ziekenhuizen

  • 4.1.1. Voor de vervolgopleidingen anesthesiologie, cardiologie, cardiothoracale chirurgie, dermatologie en venerologie, heelkunde, interne geneeskunde, kaakchirurgie, keel-neus-oorheelkunde, kindergeneeskunde, klinische chemie, klinische fysica, klinische genetica, klinische geriatrie in ziekenhuiszorg, longziekten en tuberculose, maag-darm-leverziekten, medische microbiologie, neurochirurgie, neurologie, nucleaire geneeskunde, obstetrie en gynaecologie, oogheelkunde, orthodontie, orthopedie, pathologie, plastische chirurgie, psychiatrie in ziekenhuiszorg, radiologie, radiotherapie, reumatologie, revalidatiegeneeskunde, spoedeisende geneeskunde, urologie, ziekenhuisfarmacie die gegeven worden in:

    • a. academische ziekenhuizen is voor elk van die opleidingen het vergoedingsbedrag € 123.800 per fte voor zowel 2014, 2015 als 2016 (prijspeil 2012);

    • b. algemene ziekenhuizen is voor elk van die opleidingen, met uitzondering van de vervolgopleidingen psychiatrie in ziekenhuiszorg, revalidatiegeneeskunde, spoedeisende geneeskunde, klinische chemie, klinische fysica en ziekenhuisfarmacie, het vergoedingsbedrag per fte voor de jaren 2014, 2015 en 2016 volgens onderstaande tabel (prijspeil 2012).

      aios per instelling in fte

      2014

      2015

      2016

      0 t/m 49

      157.900

      151.700

      145.600

      50 t/m 149

      147.000

      141.000

      135.500

      vanaf 150

      122.100

      122.100

      122.100

  • 4.1.2. Voor de vervolgopleidingen psychiatrie in ziekenhuiszorg en spoedeisende geneeskunde die gegeven worden in algemene ziekenhuizen is het vergoedingsbedrag € 122.800 per fte voor zowel 2014, 2015 als 2016 (prijspeil 2012);

  • 4.1.3. Voor de vervolgopleidingen revalidatiegeneeskunde, klinische chemie, klinische fysica en ziekenhuisfarmacie die gegeven worden in algemene ziekenhuizen is het vergoedingsbedrag € 122.100 per fte voor zowel 2014, 2015 als 2016 (prijspeil 2012).

4.2. Vervolgopleidingen in revalidatiecentra, categorale instellingen en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg

  • 4.2.1. Voor de navolgende vervolgopleidingen die gegeven worden in revalidatiecentra, categorale instellingen en ggz-instellingen zijn de vergoedingsbedragen per fte voor zowel 2014, 2015 als 2016 als volgt (prijspeil 2012):

    • a. klinische fysica in een categorale instelling: € 123.800;

    • b. klinische geriatrie in ggz in een ggz-instelling: € 59.100;

    • c. neurologie in een categorale instelling: € 123.800;

    • d. psychiatrie in ggz in een ggz-instelling: € 46.200;

    • e. radiotherapie in een categorale instelling: € 123.800;

    • f. revalidatiegeneeskunde in een revalidatiecentrum: € 122.800;

    • g. arts verstandelijk gehandicapten in een categorale instelling: € 57.100.

  • 4.2.2. Voor de vervolgopleidingen medische microbiologie in een categorale instelling en pathologie in een categorale instelling zijn de vergoedingsbedragen per fte in de onderscheiden jaren als volgt (prijspeil 2012):

    • a. 2014: € 157.900;

    • b. 2015: € 151.700;

    • c. 2016: € 145.600.

4.3. Overige vervolgopleidingen geestelijke gezondheidszorg

Voor de vervolgopleidingen gezondheidszorgpsycholoog, klinisch psycholoog, psychotherapeut en verpleegkundig specialist zijn de vergoedingsbedragen per fte voor zowel 2014, 2015 als 2016 volgens onderstaande tabel (prijspeil 2012).

Vervolgopleiding

Academisch ziekenhuis

Overige instellingen

Gezondheidszorgpsycholoog

28.200

28.000

Klinisch psycholoog

34.400

34.100

Psychotherapeut

46.600

46.200

Verpleegkundig specialist ggz

32.800

4.4. Vervolgopleidingen tot huisarts en specialist ouderengeneeskunde

Voor de vervolgopleidingen tot huisarts en tot specialist ouderengeneeskunde via SBOH zijn de vergoedingsbedragen per fte voor zowel 2014, 2015 als 2016 als volgt (prijspeil 2012):

  • a. huisarts: € 84.100,

  • b. specialist ouderengeneeskunde: € 75.600.

5. Citeertitel

Deze aanwijzing wordt aangehaald als: Aanwijzing beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2014-2016.

Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing met de toelichting in de Staatscourant.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.

TOELICHTING

Deze aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: zorgautoriteit) betreft de beschikbaarheidbijdrage voor de jaren 2014-2016 voor (medische) vervolgopleidingen die genoemd staan in de bijlage bij het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG, onderdeel B, punt 1, sub a en b. Het betreft dezelfde opleidingen als in 2013. De zorgautoriteit verstrekt de beschikbaarheidbijdragen op vergelijkbare wijze als omschreven in de Aanwijzing beschikbaarheidbijdrage (medische) vervolgopleidingen 2013 (Stcrt. 2012, 20041). Dit betekent onder meer dat dezelfde definities gelden. Ook de staffelsystematiek zoals die in 2013 gold voor algemene ziekenhuizen blijft hetzelfde.

De kern van de aanwijzing betreft de vergoedingsbedragen die de zorgautoriteit dient te hanteren bij de berekening van de beschikbaarheidbijdrage.

Om aan de taakstelling van het Begrotingsakkoord 2013 te voldoen is in 2013 begonnen met het doorvoeren van een generieke structurele korting van 2% op de vergoedingsbedragen voor een groot deel van de (medische) vervolgopleidingen (dit zijn de opleidingen genoemd in punt 4.1. van de aanwijzing). Voor de verdere invulling van de taakstelling zijn met de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) afspraken gemaakt over de hoogte van de vergoedingsbedragen voor de periode 2014 tot 2016.

Met de NFU is in het Zorgakkoord1 afgesproken dat de hoogte van het vergoedingsbedrag voor (medische) vervolgopleidingen in academische ziekenhuizen ongewijzigd blijft.

Met de NVZ is afgesproken dat bij instellingen die van de specialismen genoemd onder 4.1.1, aanhef, met uitzondering van de specialismen genoemd onder 4.1.1, punt b, minder dan 150 artsen in opleiding tot specialist (aios) opleiden, de vergoedingsbedragen vanaf 2014 in gelijke stappen worden verlaagd totdat in 2016 een structurele korting van 11,25% op deze bedragen is bereikt. Deze korting geldt ook voor de vervolgopleidingen medische microbiologie en pathologie in categorale instellingen (punt 4.2.2). Voor de overige opleidingen blijven de vergoedingsbedragen ongewijzigd.

Het verstrekken van de beschikbaarheidbijdrage vindt plaats volgens het proces van aanvraag, verlening, bevoorschotting, vaststelling en betaling. De zorgautoriteit toetst de aanvragen van de opleidende zorgaanbieders onder andere op basis van het verdeelplan dat ik haar jaarlijks toezend. Hoewel het verdeelplan in beginsel dient te worden gevolgd door de zorgautoriteit, kunnen er situaties zijn waarin dat niet gewenst is. Een aantal voorbeelden heb ik reeds met betrekking tot de beschikbaarheidbijdragen 2013 aan de zorgautoriteit toegezonden (brief van 27 juni 2013, 129005-106231-MEVA). De zorgautoriteit legt haar gedragslijn in dezen neer in haar beleidsregels.

De zorgautoriteit indexeert op de gebruikelijke wijze. Dat wil zeggen dat zij voor de loonbijstelling de OVA gebruikt en voor de prijsbijstelling de prijsindex particuliere consumptie (gebruikelijke prijsindex voor de zorg). Bij de indexering geldt de normale verhouding loon en prijs (70 procent loon en 30 procent prijs), behalve voor de opleiding tot huisarts, waarvoor een verhouding geldt van 97 procent loon en 3 procent prijs.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers.


X Noot
1

Kamerstukken II 2012/13, 33 566, nr. 29

Naar boven